Verslag van een notaoverleg : Verslag van een notaoverleg, gehouden op 9 juni 2020, over Nationaal Bomenplan
35 309 Initiatiefnota van de leden Bromet en Futselaar over Nationaal Bomenplan
Nr. 16 VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Vastgesteld 30 juni 2020
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft op 9 juni 2020
overleg gevoerd met mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
over:
– de initiatiefnota van de leden Bromet en Futselaar d.d. 9 oktober 2019 over Nationaal
Bomenplan (Kamerstuk 35 309, nr. 2);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 3 februari
2020 inzake ambities en doelen voor de Bossenstrategie (Kamerstuk 33 576, nr. 186);
– de brief van de voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
d.d. 28 mei 2020 inzake verslag van een schriftelijk overleg over de initiatiefnota
van de leden Bromet en Futselaar over Nationaal Bomenplan (Kamerstuk
35 309
) (Kamerstuk 35 309, nr. 3).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De griffier van de commissie, Haveman-Schüssel
Voorzitter: De Groot
Griffier: Goorden
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Beckerman, Bromet, Futselaar, De Groot,
Von Martels, Moorlag, Smeulders, Wassenberg en Weverling,
en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Aanvang 16.30 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag allemaal. Ik heet de Minister welkom, evenals de andere aanwezigen, zeker
de initiatiefnemers, en natuurlijk ook de mensen thuis. We houden vandaag een notaoverleg
over de initiatiefnota Nationaal Bomenplan van de leden Bromet en Futselaar. De commissie
heeft eerder spreektijden vastgesteld. Ik hoop dat eenieder daar kennis van heeft
genomen. Die spreektijden kunnen jullie verdelen over de eerste en tweede termijn.
In verband met corona is de volgorde aan het eind ietsje anders. Er komt nu eerst
een termijn van de Kamer. Daarna komt er, zoals gebruikelijk, een schorsing, zodat
even nagedacht kan worden over de antwoorden. Dan komt er een reactie van de indieners
en een reactie van de Minister, die als adviseur aanwezig is bij dit notaoverleg.
Vervolgens komt de tweede termijn van de Kamer, inclusief het indienen van moties.
Die moties worden niet direct rondgedeeld, maar eerst even verzameld; in een schorsing
worden ze vermenigvuldigd. Dan gaan we door naar het oordeel van de Minister over
de moties. De indieners kunnen daar, indien gewenst en zeker als de moties gericht
zijn aan de Kamer, dus met een dictum waarin staat «spreekt uit», ook nog iets over
zeggen.
Als dat allemaal duidelijk is, gaan we beginnen. Ik stel voor om het gewoon op volgorde
van binnenkomst te doen. We beginnen links en we eindigen rechts dit keer, met GroenLinks.
Dan geef ik het woord aan de heer Von Martels van het CDA.
De heer Von Martels (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Mooi om vandaag over dit interessante onderwerp te kunnen
spreken met elkaar. De CDA-fractie heeft het bomenplan van de collega's van de SP
en GroenLinks met belangstelling gelezen; we zijn zeer enthousiast over het thema.
Het is een onderwerp dat je van vele kanten kunt belichten, maar één ding is zeker:
een boom groeit niet door aan de takken te trekken, maar door de wortels water te
geven. Het is geen uitspraak van Confucius, maar wel belangrijk om te weten.
Na de nota te hebben gelezen kwam steeds meer de vraag naar voren of er wel aan deze
belangrijke voorwaarde is voldaan. Is dit plan wel genoeg benaderd via de bottom-upmethode?
Het voorstel lijkt namelijk wel erg te focussen op het aanplanten van nieuwe hectares
bos en minder op het planten van bomen en ander groen op plekken waar dat de meeste
positieve gevolgen heeft voor de leefomgeving van onze inwoners en waarbij onze inwoners
ook zelf mee kunnen doen.
Voorzitter. Juist dat laatste is voor het CDA van groot belang. Wij zijn voorstander
van het planten van 17 miljoen bomen, liefst zelfs nog voor 2030, maar over de manier
waarop dat zou moeten gebeuren, verschillen we toch van mening met de collega's van
de SP en GroenLinks. Gezien de grote druk op de ruimte die er al in Nederland is,
is het voor ons van groot belang om goede keuzes te maken voor de plekken waar nieuwe
bomen worden geplant. Het CDA ziet daarbij vooral veel kansen in de bebouwde omgeving
en wil het gebruiken van waardevolle landbouwgrond voor het aanplanten van bos zo
veel mogelijk voorkomen.
Voorzitter. Daarom hebben wij al eerder, via de motie-Geurts c.s. van 1 november 2018,
gepleit voor natuurinclusieve steden. Wat ons betreft zou het inzetten op meer bomen
en groen dan ook vooral gericht moeten zijn op de bebouwde omgeving, bijvoorbeeld
door gemeenten te stimuleren om extra bomen te planten en parken te creëren en door
aansluiting te zoeken bij bestaande maatschappelijke initiatieven, zoals De Groene
Stad en het plan om 10 miljoen bomen te planten van de Natuur en Milieufederaties,
waar eerder al 2,25 miljoen euro voor beschikbaar is gesteld. Juist initiatieven zoals
het 10 miljoenbomenplan zetten erop in om de inwoners erbij te betrekken. Het grote
belang van een dergelijke bottom-upbenadering komt volgens het CDA niet voldoende
naar voren in het initiatiefvoorstel.
Steden moeten echt versneld vergroenen. Hiervoor zijn ook legio mogelijkheden. Wat
dat betreft ondersteunt het CDA de plannen van Wim Pijbes, de directeur van het filantropische
fonds Stichting Droom en Daad. Hij pleit voor stadsparken nieuwe stijl, die naar buitenlands
voorbeeld nog beter kunnen floreren als bewoners en overheid de handen ineenslaan.
In de Elsevier van afgelopen weekend ging het over de verpietering van de stadsparken.
Meer groen in stad en dorp heeft vele voordelen. Het vermindert onder andere hittestress,
want bomen zijn de beste airco's, het zorgt voor betere opvang van water en CO2, het bevordert de gezondheid, het welzijn en de sociale cohesie, het is goed voor
de biodiversiteit en het heeft zelfs positieve effecten op het vestigingsklimaat en
de waarde van vastgoed. Ik hoor graag van de initiatiefnemers en van de Minister welke
mogelijkheden zij zien om te zorgen voor meer groen en bomen in steden en dorpen en
voor het werken aan natuurinclusieve steden.
Dan zijn er ook nog provincies. Die zijn nog volop bezig met het maken van plannen
om in de nabije toekomst meer bomen te planten – het plan voor 1,1 miljoen bomen van
Overijssel; de komende tien jaar 40 miljoen bomen in Brabant – en ook andere provincies
hebben hun aanpak al ontvouwt. In Limburg is al ervaring opgedaan met een plan voor
1 miljoen extra bomen. De aanpak die daar gevolgd wordt, spreekt onze partij zeer
aan. Want in de bebouwde omgeving worden de gemeenten betrokken als belangrijke partners
en wordt aansluiting gezocht met maatschappelijke initiatieven. Daarnaast worden in
het buitengebied in Limburg opties benut, zoals erfbeplantingen, beplanten van bermen
en laanstructuren, bestaande uit een mix van soorten en restgronden langs wegen. Graslanden
worden in Limburg niet bebost. Wat het CDA betreft zou dat ook voor een Nationaal
Bomenplan moeten gelden. Hoe kijken de initiatiefnemers hiernaar? In hoeverre zijn
waardevolle landbouwgronden volgens hen geschikt om te gebruiken voor de aanleg van
nieuwe hectares bos?
De voorzitter:
Ik zocht naar een moment om ertussen te komen. Ik heb een interruptie van de heer
Wassenberg en daarna van GroenLinks.
De heer Wassenberg (PvdD):
Het CDA wil vooral bomen in de stad. Dat wil de Partij voor de Dieren ook. Maar misschien
heeft de heer Von Martels kennisgenomen van het rapport van de commissie-Remkes, gisteren,
die er ook expliciet voor pleit om natuurgebieden met elkaar te gaan verbinden. Daar
zouden ook bossen voor gebruikt kunnen worden. Vindt de heer Von Martels niet ook
dat we dat bomenplan zouden kunnen combineren met het uitdrukkelijke pleidooi en de
opdracht aan de regering om natuurgebieden met elkaar te gaan verbinden, om te voorkomen
dat je postzegelnatuur hebt?
De heer Von Martels (CDA):
Ik zie mogelijkheden. Het CDA heeft altijd gepleit voor een herijking van Natura 2000-gebieden.
Als we dat misschien nog kunnen koppelen aan wat robuustere natuur, dan zouden we
daar erg voor zijn. Als dat nog in combinatie zou gaan met een bossenstrategie, dan
zie ik allerlei mogelijkheden. Maar we moeten wel aan de voorkant beginnen, ook om
te kijken of we in het verleden wel de goede keuzes hebben gemaakt ten aanzien van
Natura 2000. Dan kunnen we dat ontwerp misschien opnieuw gaan inkleuren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dat is natuurlijk niet helemaal wat ik gevraagd heb. Herijking van Natura 2000-gebieden
betekent volgens mij gewoon het schrappen van die gebieden, terwijl die Natura 2000-gebieden
juist versterkt en verbonden moeten worden. Maar dan zul je op een gegeven moment
misschien ook landbouwgronden moeten opofferen om te zorgen dat je een robuustere
natuur krijgt. Je kunt het toch niet alleen beperken tot bomen in de stad? Je moet
toch veel meer doen?
De heer Von Martels (CDA):
Als je van plan bent om met een nieuwe blik te kijken naar de natuur en naar de toekomst
daarvan, dan moet je ook bereid zijn om te kijken welke keuzes we in het verleden
hebben gemaakt ten aanzien van natuur in Nederland. Er zijn genoeg vraagtekens te
zetten bij hetgeen waarop we de keuzes in het verleden hebben gebaseerd. Als ik bijvoorbeeld
zie hoeveel er de afgelopen jaren in Natura 2000-gebieden gekapt is ... In de initiatiefnota
staat wel een kritische opmerking over wat er allemaal is gebeurd in de Natura 2000-gebieden
ten aanzien van kap. Dat strookt niet met de klimaatplannen. Dus ik zou zeggen: al
die plannen, al die mooie initiatieven – robuustere natuur, Klimaatplan, Natura 2000 –
breng ze allemaal bij elkaar. Maar dan moet je ook wel bereid zijn, en dan moet de
heer Wassenberg ook bereid zijn om weer aan de tekentafel te gaan zitten om te kijken
wat we opnieuw kunnen gaan doen, zonder vast te houden aan bestaande ideeën.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ik ben ontzettend blij om te horen wat voor prachtig pleidooi het CDA houdt voor extra
stadsnatuur. Het zou misschien interessant zijn als het CDA daar een initiatiefnota
over schreef. Misschien kunnen we dat een keer samen doen, want volgens mij delen
wij die visie heel erg. Wat ik niet zo goed begrijp, is dat het CDA een soort tegenstelling
lijkt te creëren. Dus je hebt of stadsnatuur – en daar moet veel meer van komen –
maar al die extra bomen in het buitengebied, dat moet eigenlijk niet. Is de heer Von
Martels het met mij eens dat dat eigenlijk geen echte tegenstelling is en dat het
misschien wel verstandig is om het allebei te doen, gelet op de grote klimaatopgaven,
biodiversiteit en recreatie?
De heer Von Martels (CDA):
Ik wil inderdaad geen tegenstelling opwerpen. Maar het gaat er vanmiddag wel vooral
om waar we de accenten leggen. Die zouden voor ons moeten komen te liggen bij natuurinclusieve
steden, om daar meer kleur aan te geven. Ik hoor al een mooie oproep om samen een
initiatiefnota te schrijven. Nou, dat lijkt me een fantastisch plan om meer kleur
te geven aan natuurinclusieve steden. Ik zou daar graag een bijdrage aan willen leveren.
Je moet wel goed beseffen dat landbouwgrond in het buitengebied, als je die beschikbaar
stelt voor bossen, enorm wordt afgewaardeerd in financiële zin. Hoe gaan we daarmee
om? Ook daar liggen genoeg keuzes om te maken. Maar het buitengebied van Nederland
is over het algemeen heel erg mooi. Daarvan kun je zeggen: het moet nog mooier. Daar
ben ik het natuurlijk helemaal mee eens: het kan altijd mooier. Maar laten we de accenten
leggen op die plekken waar de accenten ook gelegd moeten worden. Dat is, wat ons betreft,
dus in de bebouwde omgeving.
De voorzitter:
Er bloeit iets moois!
De heer Smeulders (GroenLinks):
Volgens mij is dat inderdaad een uitgestoken hand die wij graag aannemen. Dan om concreet
naar dit plan te gaan. Er zitten een aantal voorstellen in die juist ook als een soort
nieuw verdienmodel voor boeren bedoeld zijn. In het verleden was er een bosregeling
vanuit de overheid. Dat was van 1989 tot 2013. Volgens mij is die regeling onder Staatssecretaris
Bleker afgeschaft. Boeren konden geld verdienen als ze bomen plantten. Ik begrijp
dat LTO daar een groot voorstander van is. Is het CDA bereid om te steunen dat zo'n
regeling opnieuw in het leven wordt geroepen? Dan kunnen veel agrariërs daarvan profiteren.
Dat is dan hun eigen keuze.
De heer Von Martels (CDA):
Agrariërs zijn inderdaad ook gespitst op nieuwe verdienmodellen, op maatschappelijke
systeemopgaves. Als daar mogelijkheden liggen en er ook een verdienmodel aan ten grondslag
ligt, dan denk ik dat ook agrarisch minnend Nederland daar reikhalzend naar uitkijkt.
Maar dat moet inderdaad wel serieus zijn en het moet een alternatief kunnen bieden
voor bestaande verdienmodellen.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Het krachtige pleidooi voor meer bomen in de stad, voor groenere steden; wie kan daarop
tegen zijn? Maar als je 17 miljoen bomen in de Nederlandse steden kwijt wil, dan gaat
je dat niet lukken, zelfs niet als je de beste kwaliteit schoenlepel gebruikt. Mijn
vraag ligt ook in het verlengde van een eerdere vraag. De commissie-Remkes heeft gezegd:
ga Nederland nou eens opdelen in groene, rode en gele gebieden. Groen is voor het
nationale natuurnetwerk, rood is echt voor de hoogproductieve landbouw en geel is
voor de buffergebieden. Mijn vraag aan het CDA luidt, ook wetende dat het CDA het
Klimaatakkoord, met ook een hoge ambitie voor herbebossing, heeft onderschreven: is
het voor het CDA acceptabel om het planten van bomen te gebruiken als buffers voor
natuurgebieden?
De heer Von Martels (CDA):
Ik moet wel even proberen te achterhalen wat er nou precies bedoeld wordt met deze
vraag. Betekent dat ook de scheiding van functies in gebieden? Het ene gebied voor
industrie, het andere voor landbouw of voor natuur? Daar zou ik een groot tegenstander
van zijn. Het CDA is juist voor een verwevenheid van functies. Dat zie je met name
in de landgoederenzones. Daar zie je een verwevenheid van industrie, landbouw, recreatie
en natuur. Daar pleiten wij ook voor. Dat zou het mooiste zijn. Natuurinclusief, dus
dat ook de landbouw op die manier gestalte geeft aan de toekomst. Daar zijn we een
groot voorstander van. Maar om nou helemaal precies te kunnen ontrafelen wat de heer
Moorlag bedoelt, is misschien nog een tweede pleidooi voor zijn opinie nodig. Ik kan
dat nu niet helemaal doorgronden.
De voorzitter:
De heer Moorlag gaat dat heel kort toelichten.
De heer Moorlag (PvdA):
De PvdA is ook voorstander van multifunctioneel ruimtegebruik. Dus als je meerdere
functies kunt combineren, heeft dat de voorkeur. Maar dat is juist wat de commissie-Remkes
ook zegt. En ik hoor de heer Von Martels het nu ook zeggen. Hij heeft het over landgoederen,
over natuurinclusieve landbouw, maar daarbij ook ruimte voor groen en voor bos. Dan
lijkt het erop dat we aan hetzelfde eind van het touw kunnen trekken. Als de heer
Von Martels dat krachtig wil bevestigen, dan waardeer ik dat natuurlijk zeer.
De heer Von Martels (CDA):
We gaan kijken hoe lang dat touw is. We moeten wel 1,5 meter afstand houden, denk
ik. En dan kunnen we misschien een heel end komen.
De voorzitter:
U was aan het eind van uw bijdrage gekomen?
De heer Von Martels (CDA):
Nee, nog niet. Heb ik nog tijd, voorzitter?
De voorzitter:
Ja hoor.
De heer Von Martels (CDA):
Gelukkig.
Voorzitter. Voor het CDA is het ook van belang dat onze boeren meer ruimte krijgen
om als beheerders van landschap en natuur een grotere rol te spelen in het vergroenen
van de leefomgeving. Nou, dat is ook weer een antwoord op de vragen die net gesteld
zijn. Daarbij is het van belang dat de inzet die boeren plegen, onder andere voor
landschap- en biodiversiteit, ook beloond wordt. In dat kader is voor het CDA de ontwikkeling
van een meet- en monitoringssysteem voor de CO2-vastlegging door boeren en tuinders een interessante optie. Kunnen de initiatiefnemers
en de Minister verduidelijken hoe zij aankijken tegen de rol van onze boeren en het
belonen van hun inzet voor natuur en landschap?
Voorzitter. Naast de locatie van meer groen en bomen zijn ook het soort bomen en de
wijze waarop deze geplant worden van belang. Het is zelfs zo dat wat de ideale stadsboom
is op zeer warme dagen, afhangt van de omgeving. In een geplaveide omgeving scoort
de winterlinde beter en in een grasomgeving is het onder de Robinia het koelst. Dit
voorbeeld toont des te meer aan dat het niet alleen zou moeten gaan om de aantallen,
maar vooral ook om het maken van de juiste keuzes ten aanzien van soorten en locaties.
De initiatiefnemers van deze initiatiefnota stellen dat kappen, zoals de afgelopen
jaren in Natura 2000-gebieden plaatsvond, weliswaar positief uitpakte voor de biodiversiteit
van open landschappen als heide en duin, maar zeer impopulair en strijdig is met de
klimaatdoelstellingen. Betekent dit dat de initiatiefnemers van mening zijn dat de
intenties en ambities ten aanzien van Natura 2000 moeten worden geactualiseerd?
Ten slotte nog mijn tip voor de fractievoorzitter van GroenLinks: neem eens contact
op met Stichting Steenbreek over hoe je groene vingers krijgt. We zagen namelijk een
foto van Jesse Klaver in zijn tuin en daar zagen we nog wel erg veel beton. Ik zou
zeggen: Stichting Steenbreek heeft fantastische tips allemaal; raadpleeg die site
eens. Ik zie mogelijkheden voor groene vingers bij GroenLinks.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Von Martels. Dan is het woord aan mevrouw Beckerman. Voordat ik
haar het woord geef, nog even over de interrupties. Ik heb geen maximumaantal interrupties
tot nu toe, maar hou ze kort, dan houden we het ook levendig. Hou daar dus rekening
mee. Aan u is het woord, mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Uiteraard wil ik allereerst de indieners heel graag van harte
bedanken voor hun nuttige en noodzakelijke initiatief. 17 miljoen bomen, veel minder
kappen en veel beter beheren: dat juichen wij zeker toe. Want als ontbossing een land
zou zijn, dan was het na China en de VS de grootste uitstoter van CO2, las ik. Ook in Nederland kunnen, nee, móéten we niet bijdragen aan het verkleinen
maar juist aan het vergroten van het aantal bomen. Juist nu, gedurende de coronacrisis,
zien we extra goed hoe belangrijk een groene omgeving is voor mensen. In mijn eigen
stad zie ik elk stukje groen intensief gebruikt worden om te picknicken, te sporten,
te spelen, te werken. Natuurgebieden zijn zo vol dat sommige bezoekers weggestuurd
moeten worden. Dat laat zien hoe belangrijk het is dat we zorgen voor meer groen,
meer bomen in dorpen en steden, maar zeker ook daarbuiten. Ook als ergens gekapt gaat
worden, zie je hoe belangrijk mensen bomen vinden. De voorgenomen kap zorgt vaak voor
felle protesten. Het is goed om te lezen dat de indieners van het initiatiefvoorstel
een beperking willen van het kapbeleid. Hoever moet hier precies in gegaan worden,
zou ik aan de indieners willen vragen. Is het niet ook van het grootste belang dat
de omgeving meer betrokken wordt bij een besluit van bijvoorbeeld Staatsbosbeheer
om te gaan kappen?
Ik vind het goed om te lezen dat de indieners niet alleen aandacht hebben voor bossen,
maar juist ook voor bomen in dorpen en steden. Er zijn zeer veel redenen om in dorpen
en steden meer bomen te planten en de bomen die er zijn, beter te beschermen. De wetenschappelijke
studies die aantonen dat mensen in een groene omgeving zich niet alleen gezonder voelen,
maar ook gezonder zíjn, zijn talloos. Bomen in dorpen en steden zorgen dat de stad
koeler blijft en voorkomen wateroverlast bij heftige buien. Wat ik ook wel mooi vond
in een recent stuk in De Groene Amsterdammer is dit: als de overheid het goede voorbeeld
geeft door te zorgen voor een groene buurt, doen bewoners mee en zijn ze minder geneigd
hun tuin grotendeels te betegelen. Dat was niet per se voor Jesse Klaver bedoeld,
maar het kan beter.
Voorzitter. Een kritische noot. Wat ik wel wat mis in de initiatiefnota is een visie
op waar deze extra bomen moeten komen. De buurten waar de armste mensen wonen en de
kleinste woningen zijn, hebben zelden het meeste groen. Die mensen moeten dus vaak
verder weg om natuur te kunnen ervaren. Ik las een heel pijnlijk voorbeeld van hoe
die ongelijkheid werd vergroot in het proefschrift van Shivant Jhagroe. Hij schreef
over een voorbeeld in de gemeente Rotterdam, die geld had vrijgemaakt om de stad te
vergroenen. Ze begonnen vol enthousiasme in de rijkere wijken en toen ze toe waren
aan de armere buurten, was het geld op. Maar ze bedachten er wat op. «Weet je wat
we doen? We laten grote zeildoeken bedrukken met bomen en groen erop; dan hebben die
mensen ook nog wat». Ik vond dat wel een van de triestere voorbeelden die ik gelezen
heb. Wat is eigenlijk de visie van de indieners hierop? Hoe kan de gelijkheid juist
worden vergroot met dit plan?
Voorzitter. Als klimaatwoordvoerder ben ik natuurlijk ook heel erg blij met de grote
bijdrage die het plan levert aan de klimaatopgave. Bomen zijn een relatief populaire
en goedkope maatregel, in ieder geval in vergelijking met veel andere klimaatmaatregelen.
Toch zou ik de Minister ook graag het volgende willen vragen. 17 miljoen bomen erbij
is een behoorlijke ambitie. Hoeveel van die ambitie gaan we uiteindelijk terugzien
in haar Bossenstrategie?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Beckerman. Dan is nu het woord aan de heer Wassenberg van de Partij
voor de Dieren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank, voorzitter. Veel dank aan de initiatiefnemers voor het Nationaal Bomenplan.
Bomen en bossen zijn cruciaal voor de natuur, voor planten, voor dieren, maar ook
voor onze levenskwaliteit. Bomen bijplanten, zoals de initiatiefnemers voorstellen,
is belangrijk om onze bossen te versterken, maar nóg belangrijker is het om onze bestaande
bossen en bomen beter te beschermen. Dat is heel hard nodig, want het gaat slecht
met de natuur in Nederland. De uitstoot van stikstof in de laatste 70 jaar heeft de
natuur, ook de bossen, gesloopt.
Maar het stoppen van de ontbossing in Nederland komt wat mijn fractie betreft onvoldoende
aan bod in dit voorliggende plan. Nieuwe bomen en nieuwe bossen mogen niet in plaats
van bestaande bomen en bestaande bossen of bestaande natuur komen. Aan de ene kant
bomen bijplanten, maar tegelijkertijd oude bossen kappen is funest voor de natuur,
omdat juist die oude bossen heel veel biodiversiteit kennen. Het is dus heel belangrijk
om vooral die oude bossen te beschermen. Het is ook heel belangrijk om bomen bij te
planten, zodat we over 100 jaar nieuwe oude bossen hebben, als iemand begrijpt wat
ik bedoel.
Kaalkap als verjongings- of houtoogstmaatregel vernielt bossen, maar wordt toch nog
steeds toegepast, met goedkeuring van de Minister. Staan de initiatiefnemers open
voor een verbod op kaalkap als manier om hout te oogsten of om het bos zogenaamd te
verjongen? Zijn ze het met me eens dat het belangrijk is om bossen zo veel mogelijk
met rust te laten, zodat de natuur daar haar gang kan gaan en het bos oud kan worden?
Vinden de initiatiefnemers ook dat we een groter deel van de zogenaamde multifunctionele
bossen primair moeten inrichten als natuurbos?
Dan nog een vraag: waarom hebben de initiatiefnemers gekozen voor 2040 als streefjaar?
De coronacrisis heeft laten zien hoe belangrijk groen is voor burgers, zeker toen
terreinbeherende organisaties ertoe opriepen om vooral niet met duizenden tegelijk
de natuur in te trekken. Zouden we niet moeten inzetten op een veel snellere uitvoering?
Het CDA heeft 2030 genoemd. Daar sluit ik me bij aan, ook omdat bomen steden hittebestendig
kunnen maken. Dat is heel belangrijk vanwege de klimaatverandering. De Partij voor
de Dieren pleit voor de terugkeer van de RodS-regeling. Kan de Minister hier dadelijk
op reflecteren?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Wassenberg. Er is een vraag van de heer Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
De heer Wassenberg stelt dat kap eigenlijk in alle omstandigheden not done is. Dat
proef ik uit zijn woorden. Maar in Natura 2000-gebieden heeft de afgelopen jaren behoorlijk
wat kap plaatsgevonden. Wat betekent dat dan? Moeten we dan twijfelen aan de goede
intenties voor wat daar heeft plaatsgevonden? Of moet dat in de toekomst gewoon niet
meer mogelijk worden gemaakt?
De heer Wassenberg (PvdD):
Er zijn verschillende redenen om bomen te kappen. De Partij voor de Dieren is niet
voor houtoogst of zogenaamde bosverjonging. Het kan ook gebeuren omdat bomen ziek
zijn. Dan wordt er gekapt om de verspreiding van een besmettelijke ziekte te voorkomen.
Dan is het natuurlijk wel goed, want daarmee kun je de rest van het bos gezond houden.
Maar dan wat de inrichting van nieuwe natuurterreinen betreft. Er moet meer natuur
komen in Nederland, maar wij zijn er geen voorstander van om daar bos voor op te offeren.
Dat zou je in heel andere gebieden kunnen doen. Je zou onder andere een deel van de
landbouwgronden ervoor kunnen gebruiken. Je zou bijvoorbeeld kunnen kijken naar bedrijventerreinen.
Die moeten dan wel worden schoongemaakt en vooral gezond worden gemaakt. Het is dus
heel belangrijk om nieuwe natuur te realiseren. Het is overigens nog veel belangrijker
om de natuur die er is, de nieuwe en de oude natuur, te beschermen tegen de desastreuze
invloed van bijvoorbeeld de veeteelt, door die stikstofdeken die er elke keer maar
weer bij komt. Daar heeft de natuur al 70 jaar van te lijden. Dus kappen om nieuwe
natuurgebieden te maken, daar zijn wij als Partij voor de Dieren niet voor. We willen
de natuur beschermen, onder andere tegen de veehouderij.
De heer Von Martels (CDA):
Maar goed, we weten allemaal dat je, als je kapt, de verplichting hebt om aan herplanting
te doen, behalve in Natura 2000-gebieden. Daar heb je die verplichting niet. Betekent
dit dus dat de Partij voor de Dieren van dat voornemen af wil?
De heer Wassenberg (PvdD):
Sowieso stelt die herplanting vaak niet zo veel voor. Juist de oude bossen kennen
veel biodiversiteit en zijn heel waardevol, ook voor de natuur. Bij die nieuwe bossen
kan het soms wel 70, 80 jaar duren voordat ze een vergelijkbare biodiversiteit hebben.
Dus nee, wij zijn er geen voorstander van om te zeggen: als je een boom kapt en je
plant een nieuwe boom aan, dan is er geen probleem. Nogmaals, ik heb gezegd dat wij
vinden dat de bossen beschermd moeten worden. Als bomen gekapt worden, moet dat zijn
om verspreiding van ziekten te voorkomen. Wij willen dat er nieuwe natuurgebieden
worden gecreëerd, maar niet door bos te kappen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Wassenberg. Dan is nu het woord aan de heer Moorlag van de Partij
van de Arbeid. De heer Moorlag heeft al aangegeven dat hij tijdens het notaoverleg
ook nog verplichtingen in de plenaire zaal heeft. Hij zal ons dus kort verlaten.
De heer Moorlag (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst heb ik waardering voor de initiatiefnemers, het
initiatief dat zij genomen hebben en de gedegen nota die voorligt.
Voorzitter. Er zijn eigenlijk twee vragen in het geding. Een. Waar gaan we die extra
bomen neerzetten? Want de PvdA onderschrijft dat wij het bossenareaal fors moeten
uitbreiden. De tweede vraag is: hoe gaan we die bossen beheren?
Waar zetten we die bomen neer? Ik noemde het al in een interruptie: ik ben voorstander
van multifunctioneel ruimtegebruik. Als je het dus in woonwijken kunt doen en daarmee
ook de woonkwaliteit kunt versterken, dan moet je dat gaan doen. Als we natuurontwikkeling
kunnen bevorderen door ecologische verbindingszones te maken – die moeten we tegenwoordig
anders noemen – dan moeten we dat zeker gaan doen. Maar we hebben in Nederland ook
veel conflicterende functies. We hebben ook open en weidse landschappen. Ik woon zelf
nabij de Graanrepubliek. Daar worden berken niet beschouwd als bomen maar als onkruid.
Mensen hechten daar aan de weidsheid en aan de ruimte. Mijn vragen aan zowel de Minister
als aan de initiatiefnemers zijn de volgende. Zijn zij met mij van oordeel dat je
selectief moet zijn en dat je die open ruimtes, vaak agrarische landschappen die ook
hun schoonheid en hun waarde hebben, zo veel mogelijk moet ontzien? Zijn zij met mij
van oordeel dat je duidelijke ruimtelijke principes moet hebben om bomen te planten
en te herbebossen? En wat zijn dan die ruimtelijke principes, vraag ik zowel aan de
initiatiefnemers als aan de Minister. Bij interruptie hintte ik al een beetje op de
verdeling die de commissie-Remkes maakt in het advies, om zowel natuur als landbouw
toekomstbestendig te maken.
Voorzitter. Dan het punt van het beheer van bossen. Bossen zijn emotie. Ieder van
ons heeft de afgelopen periode de mailbox vol gehad met mensen die echt vanuit oprechte
emotie en verontwaardiging strijden tegen kaalkap. Soms gaat het dan om grootschalige
kaalkap. Kaalkap is soms een noodzakelijk beheersinstrument, bijvoorbeeld om bepaalde
natuurwaarden te realiseren of bij essentaksterfte, maar de PvdA wil toch een lans
breken voor natuurvolgend bosbeheer. Het principe van «dunning» moet dus veel meer
worden gebruikt. Kleinschalige kaalkap of ogenschijnlijk kleinschalige kaalkap, tot
omstreeks een halve hectare, is toch nog 5.000 m2. Moeten we daar niet vanaf? Moeten we niet toe naar meer natuurvolgend bosbeheer?
De heer Wassenberg heeft ook bepleit waarom we dat moeten doen. We krijgen daarmee
gewoon betere natuur, meer biodiversiteit en oudere bossen. Mijn vraag aan de initiatiefnemers
is: onderschrijven zij die opvatting? En is de Minister bereid om in overleg te treden
met de beherende organisaties en de provincies om te kijken of dit een leidend principe
kan worden in de nieuwe Bossenstrategie?
Tot slot, voorzitter. Bomen komen aan het einde van hun levensduur. Dan kunnen we
ze gebruiken als biomassa. In de nota wordt gepleit voor een duurzaamheidskader. Maar
mijn vraag is, nu ook het temperament en de hitte in de samenleving zo oplopen, of
het niet beter is om in ieder geval tijdelijk een pas op de plaats te maken. Het gebruik
van biomassa is namelijk wel erg omstreden en een aantal principes, waarden en randvoorwaarden
waar we achter zouden moeten staan, zijn nog niet goed ingevuld. Graag dus het oordeel
van de initiatiefnemers daarover. Morgen ga ik die vraag ook in het notaoverleg Klimaat
stellen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Moorlag. Er is een vraag voor u van de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
De heer Moorlag zegt: bomen komen aan het einde van hun levensduur. Dan sterven bomen
en dan zouden ze gebruikt kunnen worden voor biomassa, zegt de heer Moorlag. Maar
is de heer Moorlag het niet met mij eens dat je bomen ook gewoon kunt laten staan
en dat een stervende of gestorven boom juist heel veel ander leven biedt? Denk aan
insecten, vogels en kleine zoogdieren. Die leven allemaal omdat die boom daar in dat
bos vergaat en heel erg veel nieuwe levenskansen biedt, met name voor de insecten,
die het toch al zo verschrikkelijk moeilijk hebben in Nederland.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik onderschrijf die data en de betekenis daarvan, maar ik denk dat dat ook besloten
ligt in het natuurvolgend bosbeheer, waar de heer Wassenberg zelf ook voor heeft gepleit.
Kijk, dat houdt wel in dat je hout uit bossen verwerft, maar meer via dunning dan
via kaalkap. We hebben gewoon ook hout nodig als bouwmateriaal. Daar blijft resthout
van over. Dat kun je gaan gebruiken, maar op dit moment moet je gewoon vaststellen
dat de voorwaarden voor de winning en het gebruik van biomassa te omstreden zijn.
Daar moeten we goed acht op slaan. In de Eerste Kamer is daarover ook een motie aangenomen.
De Partij voor de Dieren heeft die motie ingediend en de PvdA heeft ’m gesteund. Die
nuance wil ik er dus wel bij plaatsen.
De voorzitter:
De heer Wassenberg, heel kort.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, heel kort, voorzitter. De heer Moorlag maakt een belangrijk onderscheid: je kunt
ook hout gebruiken als bouwstof. Maar er is een verschil tussen hout als bouwstof
en hout als brandstof. Daar zouden we vanaf moeten. Het gaat niet om een paar bomen,
het gaat bij biomassa echt om vele tienduizenden kubieke meters hout die opgestookt
worden. Je redt het dan niet met een paar boompjes uit het bos. Je kunt die bomen
beter laten liggen en je energie op een andere manier opwekken. Is de heer Moorlag
dat niet met me eens?
De heer Moorlag (PvdA):
Ik ben op werkbezoek geweest bij Staatsbosbeheer en daar heb ik gezien hoe men omgaat
met de winning van hout. Ik heb al iets opgemerkt over kaalkap. Als je via dunning
hout gaat winnen ... Ik meen dat maar 13% – het kan ook 17% zijn – van het gewonnen
hout gebruikt wordt voor biomassa. Ik kan ook bijna niet begrijpen dat je complete
boomstammen verstookt. Die kun je gewoon veel nuttiger gebruiken als bouwmateriaal
en voor andere doeleinden dan voor biomassa. Er komt zo veel maatschappelijke en politieke
hitte te staan op het gebruik van biomassa, dat we ervoor moeten zorgen dat het zeer
verantwoord gebeurt. Wellicht moeten we een pas op de plaats maken in plaats van daar
ongebreideld mee door te gaan. Ik zit me af te vragen of het duurzaamheidskader op
dit moment wel voldoende soelaas biedt.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Moorlag. Dan is nu het woord aan de heer Weverling van de VVD.
De heer Weverling (VVD):
Dank u, voorzitter. Als zoon van een hovenier ben ik opgegroeid met de term «groen
moet je doen». Deze veelgehoorde uitspraak wordt vandaag veel aangehaald en is van
toepassing op natuur en groenvoorziening. De leden Bromet en Futselaar hebben daar
goed naar geluisterd en een initiatiefnota opgesteld. Mijn complimenten daarvoor.
Er worden veel voorstellen in de nota gedaan. Ik zal er een aantal uithalen.
Wij vinden dat natuurbeheer realistisch en haalbaar moet zijn. Vanuit dat perspectief
heb ik de initiatiefnota beoordeeld. Voor de VVD heeft een goede groenvoorziening
en goede natuur grote waarde. In onze bossen en mooie landschappen wordt gerecreëerd,
komen mensen tot rust en vinden dieren een thuis. Het groen in de stad geeft verkoeling,
vangt water op en biedt ademruimte. Het is dan ook belangrijk dat we goed voor onze
natuur en ons groen zorgen.
Het kabinet zet fors in op het uitbreiden van de Nederlandse bossen en komt binnenkort
met een eigen uitgewerkte Bossenstrategie. Het opstellen van zo'n strategie voor het
Nederlands landschap is geen gemakkelijke opgave. In een klein land met veel mensen
en veel bedrijvigheid moet over de invulling van ieder stukje goed nagedacht worden.
Daarbij moet niet alleen gekeken worden naar het publieke belang van groenvoorziening,
maar ook naar andere belangen, zoals het belang van voldoende woningen, het belang
van ruimte voor bedrijvigheid en het belang van goede infrastructuur. Die belangenafweging
komt weinig terug in de initiatiefnota. De indieners stellen voor om 100.000 hectare
nieuw bos bij te planten. Dat is fors meer dan in de kabinetsplannen. Het komt neer
op een gebied waar de gemeente Den Haag tien keer in past. De vraag aan de indieners
is dan ook: welke belangenafweging maken zij tussen natuur en andere belangen? Waar
komen die tien Den Hagen aan bos wat hen betreft precies te liggen? Hoeveel landbouwgrond
moet er bijvoorbeeld worden opgeofferd om het doel van 100.000 hectare extra bos en
20.000 hectare extra landschap te behalen?
Naast het planten van extra bomen doen de initiatiefnemers een aantal andere voorstellen.
Een aantal van die voorstellen gaat over hoe moet worden omgegaan met bomen rondom
infrastructuur en bouwprojecten. Terecht wijzen de initiatiefnemers hierbij op het
feit dat vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid vaak niet gekozen wordt voor aanplant
van bomen langs wegen. Ze geven aan dat in plaats daarvan het belang van extra bomen
centraal moet komen te staan en pleiten daarom bijvoorbeeld voor snelheidsverlagingen
en meer stoplichten. Zijn de initiatiefnemers het met de VVD eens dat verkeersveiligheid
altijd voorop dient te staan en dat het belang van het behoud van bomen daaraan ondergeschikt
moet zijn?
Verder stellen de initiatiefnemers voor om bij het onderhoud of de aanleg van nieuwe
wegen, dijken of spoorlijnen eerst te kijken op welke wijze dit mogelijk is zonder
bomenkap. Naar aanleiding van eerdere vragen van de VVD gaven zij aan niet te kunnen
aangeven tot welke eventuele vertragingen van infraprojecten dit voornemen zou kunnen
leiden. Het is begrijpelijk dat dit niet voor ieder soort project voorspeld kan worden,
maar in tijden van economische crisis en zwaar weer voor de bouwsector is iedere vorm
van vertraging voor ons te veel. Kunnen de initiatiefnemers toelichten welke belangenafweging
zij in dit geval maken? Wanneer wordt vertraging van bouwprojecten wat hen betreft
te veel?
Een oplossing voor het probleem van botsende belangen in natuurbeheer zou kunnen zijn
om eerst te kijken naar de mogelijkheden voor vergroening in al bebouwd gebied. In
warme en drukke steden zorgt groen voor zuurstof, verkoeling en waterbuffering. Bovendien
is groen goed voor gezondheid. Kortom, groen in de stad is goed voor het welzijn van
mensen. Hier zijn de initiatiefnemers het mee eens. Zij schreven dan ook dat het belangrijk
is dat de VNG gemeenten gaat aansporen om meer bomen en ander groen in steden en dorpen
aan te leggen. Zijn de initiatiefnemers het met de VVD eens dat bij het planten van
extra bomen eerst gekeken zou moeten worden naar mogelijkheden in de stedelijke omgeving?
En hoe ziet deze aansporing van de VNG er wat de initiatiefnemers betreft precies
uit? Welke landelijke maatregelen zouden hier wat hen betreft bij kunnen helpen? En
waar komt de stimulans voor meer natuurinclusieve stedelijke ontwikkeling die zij
met de initiatiefnota beogen, concreet op neer?
Voorzitter, concluderend. We zien een aantal interessante voorstellen van de initiatiefnemers.
«Realistisch» en «haalbaar» zijn wat ons betreft van belang bij natuurbeheer. Ook
wij vinden natuurlijk dat er meer bomen en bossen moeten komen. Groen moet je doen,
maar dicht bij huis beginnen; dat is wat ons betreft het credo.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Weverling. Er is een vraag van de heer Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Ik ben blij dat de VVD ook aan het rekenen geslagen is, want dat hebben wij ook gedaan.
Als je stelt dat je 2.500 bomen tot 4.000 bomen per hectare nodig hebt én honderdduizenden
hectaren, betekent dat dat je 250 miljoen tot 400 miljoen bomen nodig zult hebben.
Dat is in ieder geval een opmerking, maar mijn vraag aan de heer Weverling is de volgende.
Onder alle omstandigheden is het planten van bomen langs wegen dus niet mogelijk.
Of kan dat wel, bijvoorbeeld als die obstakelvrije zone wordt gerespecteerd?
De heer Weverling (VVD):
Nee, «de beuk erin» onderschrijf ik samen met het CDA. Bomen kunnen wel geplant worden,
maar de verkeersveiligheid staat voorop. Dat is dus van belang. Wij zijn zeker ook
voor meer bomen en meer bossen en we zijn dus ook benieuwd naar de visie die later
dit jaar vanuit het kabinet komt.
De voorzitter:
De heer Smeulders heeft een vraag.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Ik hoor de VVD in lijn met het CDA eigenlijk zeggen: plant vooral binnenstedelijk
veel groen aan. Dat vind ik heel interessant. Ik ben geen woordvoerder Natuur en Landbouw,
maar ik ben wel woordvoerder Wonen. In de commissie Wonen hebben we permanent discussie
met de heer Koerhuis van de VVD, die roept: «bouwen, bouwen, bouwen, vooral niet binnen
de stad maar buiten de stad». Nu wordt hier gezegd dat er heel veel extra bomen moeten
komen, maar dat die niet buiten de stad mogen komen – want dat gaat ten koste van
landbouwgrond – maar binnen de stad moeten komen. Kan de VVD aangeven waarom bomen
niet buiten de stad mogen en woningen wel?
De heer Weverling (VVD):
Het is en-en. We moeten bomen buiten de stad en we moeten bomen binnen de stad. Begrijp
me dus niet verkeerd. Ik denk dat de heer Koerhuis daar zeker ook een warm pleitbezorger
van is. Wij zijn ook voorstander van natuurinclusief bouwen. Wij hebben onze ogen
ook niet gesloten voor de huidige ontwikkelingen en wij vinden natuurlijk dat er binnenstedelijk
meer groen moet zijn. Ik onderschrijf ook de Operatie Steenbreek: gewoon steen eruit
en groen erin. Natuurlijk kun je ook aan kunstgras denken, maar dat zou ik niet willen.
Maar ik meen echt oprecht dat er gewoon meer groen in steden moet zijn, omdat dat
heel erg belangrijk is in het huidige tijdsgewricht. Daarnaast zullen er dus ook meer
bomen en bossen buitenstedelijk moeten komen. Alleen, de aantallen die in de nota
worden genoemd, zijn wel heel fors. Het wordt dus best wel zoeken met elkaar naar
waar het dan wel kan. Vorig jaar september heb ik tijdens een overleg aan de Minister
gevraagd: zoek eens uit wat Staatsbosbeheer nog aan liggende gronden heeft, waar extra
bossen of bomen zouden kunnen komen. Ik heb ook gevraagd waar we ze nu al hebben liggen,
maar dat is natuurlijk makkelijker om aan te geven. Er is dus zeker een positieve
intentie. Wat ons betreft: groen moet je doen, maar wel op een realistische manier.
De voorzitter:
De heer Smeulders is tevreden met het antwoord, zo lijkt het. Dan geef ik hem ook
het woord namens de fractie van GroenLinks. O, er is nog een vraag van de heer Moorlag.
De heer Moorlag (PvdA):
Groen moet je doen, maar ik vind de bijdrage van de VVD wel een beetje fatalistisch.
Er moet tien keer de oppervlakte van de stad Den Haag bij komen. Als je dat allemaal
aaneengesloten doet ... Zou je niet wat groene dooradering in het land kunnen maken?
Ik noem bijvoorbeeld de verbinding tussen de Oostvaardersplassen en de Veluwe. Dat
hoeft geen aaneengesloten bos te zijn. Dan heb je ook het maatschappelijk voordeel
dat de wolf niet naar Brabant loopt en daar schapen gaat opeten, maar dat hij de route
naar de Oostvaardersplassen neemt zodat we daar geen beesten meer hoeven af te schieten.
Kan de heer Weverling zich dat type concepten voorstellen?
De heer Weverling (VVD):
Het specifieke voorbeeld dat de heer Moorlag noemt, zal ik zeker niet onderschrijven
en omarmen, maar groene dooradering zeker wel. Volgens mij heb ik twee jaar geleden
een pleidooi gehouden voor de Honey Highway. Dat werd mij niet door iedereen in dank
afgenomen, maar ik zal u uitleggen wat het is. Dat zijn begroeide bermen met heel
veel mooie bloemen. Dat is goed voor de biodiversiteit en uiteindelijk ook voor de
bloemetjes en de bijtjes. Ik zou zeggen: kijk een keer naar dat mooie initiatief.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik zit me af te vragen of er wel voldoende voer voor wolven in die bermen zit. Volgens
mij is het helemaal niet zo'n verkeerd idee om vanaf de Veluwe naar de Oostvaardersplassen
een groene dooradering met bossen te realiseren, zodat we de wolf de goede kant op
kunnen leiden.
De voorzitter:
Ja of nee?
De heer Weverling (VVD):
Nou, laten we in het AO Natuur stilstaan bij de wolf. Ik meen dat dat op 22 juni is.
Er is al eerder gesproken over het aansluiten van de Oostvaardersplassen op de Veluwe.
Dat lijkt me niet verstandig. Daar hebben we al eerder met elkaar nadrukkelijk bij
stilgestaan, dus dit moment lijkt me niet het moment hiervoor.
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan de heer Smeulders namens de fractie van GroenLinks.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik vind het erg leuk om een keer in deze commissie te zijn.
Ik wil ook heel graag beginnen met het maken van een groot compliment richting de
collega's Bromet en Futselaar voor deze prachtige initiatiefnota. Ik realiseer me
dat het een beetje «wij van Wc-eend» is, maar als we het zelf al niet zeggen ... Ik
ben gewoon heel trots op deze collega's.
Wat mij, ook als relatief nieuw Kamerlid op dit dossier, niet helemaal duidelijk en
helder is, is wat nou precies de relatie is tussen het Nationaal Bomenplan en de Bossenstrategie
van de Minister. Volgens mij zijn ze ongeveer tegelijkertijd aangekondigd. We hebben
het nu hierover, en deze is er al een tijd, maar die Bossenstrategie is er volgens
mij nog niet. De eerste vraag die ik wil stellen, is gericht aan de Minister. Kan
de Minister het proces aangeven? Wanneer kunnen we de uitgewerkte Bossenstrategie
verwachten? Volgens mij is dat voor de zomer of in ieder geval ergens in de zomer.
Kan de Minister dat bevestigen? Maar de volgende vraag is misschien nog wel belangrijker:
wat voor elementen uit dit Nationaal Bomenplan gaat de Minister daarin overnemen?
Want in de korte kabinetsreactie daarop is geschreven: het is een hartstikke goed
stuk en we nemen elementen over. Ik denk dat het voor heel de Kamer belangrijk is
om te weten welke elementen dat zijn. We zullen zelf ook een aantal moties indienen
in de tweede termijn om de Minister een beetje te helpen om de dingen die wij heel
erg belangrijk vinden, in ieder geval een plek te laten krijgen in dat stuk.
Ik zou ook heel graag van de initiatiefnemers willen weten wat de belangrijkste voorstellen
zijn van alle voorstellen die gedaan worden. Waarvan zegt u: we hopen echt van harte
dat de Minister die overneemt en dat die uitgewerkt worden?
Ik ga nu een aantal concrete voorstellen opnoemen, al zijn het er te veel om allemaal
op te noemen. Volgens mij is een van de belangrijkste voorstellen uit de nota om het
bosbeheersysteem te veranderen. Er werd zojuist al over gesproken tussen een aantal
Kamerleden. Geen grootschalige kaalkap meer, maar veel meer geïntegreerd en natuurvolgend
bosbeheer als de norm. Kunnen de initiatiefnemers dat misschien wat meer toelichten?
Hoe zien zij dat? Hoe kijkt de Minister daartegen aan? Is zij bijvoorbeeld bereid
om met Staatsbosbeheer, de grootste terreinbeheerder van Nederland, daarover in gesprek
te gaan, zodat dit echt het beleid wordt?
Heel veel land, met afstand het meeste land in Nederland, wordt door boeren beheerd.
Helaas zien wij steeds minder bomen op agrarische grond, ook minder boeren trouwens.
Wij vinden dat heel erg jammer, want landschappelijk is dat vaak heel erg mooi, maar
ook voor de biodiversiteit en voor het tegengaan van de klimaatverandering is dit
heel erg belangrijk. We denken echt dat het een goed verdienmodel kan zijn voor agrariërs
in een tijd dat we allemaal zien dat er wat moet gebeuren om dat verdienmodel ook
toekomstbestendig te maken. In het interruptiedebatje met de heer Von Martels gaf
ik zojuist al aan dat er tot 2013 een goed werkende subsidieregeling voor boeren was.
Is de Minister bereid om die subsidieregeling weer nieuw leven in te blazen? In het
kader van de PAS-uitspraak en de commissie-Remkes zou dat volgens mij een heel logische
stap zijn.
Zoals de initiatiefnemers ook aangeven, staan heel veel monumentale bomen, bomen waar
wij ongelofelijk veel van houden, onder druk, met name in grote steden, terwijl daar
allemaal een groot voorstander van zijn. De groeiomstandigheden voor die bomen worden
steeds ongunstiger. Het wordt voor bomen ook steeds lastiger om oud te worden. Hoe
ouder een boom, hoe mooier, maar ook hoe belangrijker voor de CO2 en de luchtkwaliteit. Daarom is goede juridische bescherming van de monumentale bomen
ontzettend belangrijk. Wat vindt de Minister van het idee om de bomen uit het Landelijk
Register van Monumentale Bomen integraal op te nemen als rijksmonument? Dat was het
voor de eerste termijn. Ik houd nu nog tijd over voor het in tweede termijn indienen
van moties.
De voorzitter:
Dank. Er is een vraag van de heer Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Ik heb nog één vraag. Ik zou het zo jammer vinden als wat hier naar voren wordt gebracht
een eigen leven gaat leiden. Ik hoorde de heer Wassenberg net ook al zeggen: het is
zo slecht gesteld met de bossen; het gaat slecht met de biodiversiteit. Als ik de
grafiek van de Minister zie over de Bossenstrategie, dan zie ik juist dat het met
de biodiversiteit in de Nederlandse bossen juist iets beter gaat. De heer Smeulders
stelt dat er steeds minder bomen op agrarische grond staan. Heeft hij daar cijfers
van? Waar kan ik die raadplegen? Ik zou dit graag ergens geduid zien.
De heer Smeulders (GroenLinks):
We zien volgens mij met betrekking tot de Nederlandse natuur een enorme tweedeling.
De natuur, de natuurgebieden hebben het zwaar, maar ze kunnen wel tegen een stootje.
De rest van het landelijk gebied, waar je ook naar kijkt, boerenland, vlinders, weidevogels,
staat zwaar onder druk, omdat het grotendeels agrarisch productieterrein is geworden.
Alle houtwallen en landschapselementen zijn de afgelopen jaren door de steeds intensiever
wordende landbouw grotendeels verdwenen. Ik begrijp dat vaak wel vanuit agrarisch
oogpunt, want uiteindelijk verdien je je geld met veel productie draaien. Daarom is
er wat mij betreft toch sprake van een uitgestoken hand: laten we kijken of we het
gemeenschappelijk landbouwbeleid, maar ook andere regelingen zo kunnen inrichten dat
die én goed zijn voor de boer én goed zijn voor de natuur, want uiteindelijk hebben
wij daar allemaal baat bij.
De voorzitter:
Ik vraag de heer Von Martels om het voorzitterschap kort over te nemen, want dan kan
ik mijn bijdrage namens D66 houden.
Voorzitter: Von Martels
De voorzitter:
Dank. Ik heb weliswaar geen houten hamer bij de hand, maar ik geef het woord aan de
heer De Groot van D66.
De heer De Groot (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik weet niet of ik 8, 9 of 10 jaar oud was, maar ik las toen
Kijk. Misschien kunnen de andere aanwezigen zich dat blad nog herinneren. Op een gegeven
moment las ik daarin dat per jaar de oppervlakte van Nederland werd ontbost. Je hebt
van die momenten die je je je hele leven herinnert. Dat is er zo een. Helaas moeten
wij nu constateren dat het nu per jaar om vier keer de oppervlakte van Nederland gaat
die wereldwijd wordt ontbost. Het is er niet beter op geworden.
Dank aan de indieners voor deze nota, want er is alle reden om daarmee aan de slag
te gaan. En wat is er beter dan aan de slag te gaan in je eigen land? Bomen slaan
CO2 op, herbergen tal van dier- en plantensoorten en zijn heel erg belangrijk voor de
economie en leefbaarheid van onze planeet. De bescherming daarvan verdient dus al
onze aandacht.
Ik wil ingaan op een drietal zaken: het toenemen van bosareaal in Nederland, bomenkap
en bosonderhoud, en de inzet van Nederland op Europees niveau.
Sinds 2013 is het bosareaal in Nederland sterk afgenomen en de natuur is kwetsbaar.
Ik vind het dan ook positief dat de Minister momenteel aan een Bossenstrategie werkt.
Hoe verhouden die beide plannen zich tot elkaar? Aan de Minister stel ik deze vraag.
Hoe gaat de Minister realiseren dat er grote, robuuste bossen worden gecreëerd en
beschermd? Ook hier is de vraag aan zowel de indieners als de Minister: waar gaan
we dat doen? Dat is eigenlijk de vraag van vandaag. En nog beter: hoe gaan we de milieucondities
creëren die nodig zijn om die bossen gezond te houden? Want we weten inmiddels allemaal
dat de eikenbossen in Nederland als gevolg van te veel stikstof allemaal behoorlijke
gezondheidsproblemen hebben. En als er nou één boom Nederlands is, dan is het wel
de eik. Bosuitbreiding mag niet ten koste gaan van andere zeldzame natuurtypen. Hoe
gaat de Minister dat voorkomen? Ook aan de indieners de vraag: hoe ga je om met dat
dilemma? Want zo veel ruimte hebben we niet meer in Nederland.
Dan – er is ook door anderen over gesproken – de verschillende signalen over de effecten
van bomenkap. Ik neem een middenpositie in, want ik weet het gewoon niet. Kun je nou
aan kaalkap doen tot een halve hectare, wat de terreinbeherende organisaties doen?
Zij zeggen dat dat best kan en zij moeten het toch ook weten. Maar ik heb ook heel
veel gemotiveerde brieven gehad van zeer deskundige mensen die zeggen dat je echt
boom voor boom eruit moet halen, het bos boom voor boom moet uitdunnen en de natuur
veel meer moet volgen, zoals de heer Moorlag dat noemt. Ik vind het lastig om daarover
te oordelen. Ik heb daar de kennis niet voor in huis, maar ik laat me graag voorlichten
door de initiatiefnemers en de Minister. En hoe gaat de Minister met deze discussie
om in haar bossennnota?
Dan het tweede punt. De ene eik is de andere niet. In 10.000 jaar is namelijk een
selectie gemaakt door het milieu en het klimaat en zijn sterke genetische populaties
van wilde bomen en struiken ontstaan. Deze zijn robuust en resistent, ook tegen klimaatverandering.
Helaas gaat het op dit moment slecht met wilde bomen en struiken in Nederland. Zo
is het aandeel van originele bomen en struiken, van bomen en struiken die origineel
in Nederland voorkwamen, lager dan 3%. Het is essentieel dat oorspronkelijke populaties
worden beschermd. Gekweekte bomen, waar we vaak gebruik van maken, zijn namelijk veel
minder sterk omdat ze minder genetische variatie hebben. Gekweekte bomen zijn misschien
goedkoper, maar ze gaan veel minder lang mee dan wilde bomen en zijn minder belangrijk
voor de biodiversiteit.
Bovendien kan het nu ongeveer vier jaar duren voordat een autochtone boom of struik
klaar is voor de aanplant. Planning is dus heel belangrijk. Bovendien lappen aannemers
nu vaak de regels aan hun laars omdat ze snelheid belangrijker vinden dan kwaliteit.
Welk belang hebben wilde, oorspronkelijke bomen en struiken voor de populatie in het
plan van de indieners? Denkt de Minister dat er een mogelijkheid is om groeiplaatsen
van wilde populaties de groenemonumentenstatus te verlenen? En is de Minister bereid
op korte termijn maatregelen te nemen om wilde populaties te beschermen? Tot slot,
kunt u in het kader van de Bossenstrategie stimuleren dat er een goede meerjarenplanning
komt zodat er voldoende bomen en struiken met de juiste genetische achtergrond beschikbaar
zijn voor aanplant?
Voorzitter. Niet alleen in Nederland staan bossen onder druk. Bossen verdwijnen in
Europa en wereldwijd. Ik zei het net al: een oppervlakte van 800 voetbalvelden wordt
per uur ontbost. Dat is een andere grootheid waardoor de schrik je om het hart moet
slaan als je bedenkt dat je maar één aarde hebt. Houtproductie draagt bij aan ontbossing
en daarmee ook aan biodiversiteitsverlies. Daarentegen is hout afkomstig uit verantwoord
beheerd bos juist een duurzame grondstof. Welke rol zien de indieners voor duurzaam
geproduceerd hout? Ziet de Minister kans om zich in Europees verband in te zetten
om een Europees importverbod op niet aantoonbaar duurzaam geproduceerd hout voor elkaar
te krijgen? Hoe neemt de Minister duurzame houtproductie mee als onderdeel in haar
Bossenstrategie? Het is vijf voor twaalf en de natuur is kwetsbaar – dat is al vaak
gezegd – en moet zo snel mogelijk worden hersteld, voor de aarde, voor de dieren,
voor de mensen en ook voor onze economie. Laten we dus werk maken van deze mooie initiatieven
en ook van de Bossenstrategie van de Minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik zie geen vragen. Desalniettemin heb ik zelf nog één vraag namens de CDA-fractie.
De heer De Groot heeft het over autochtone bomen. Dat is een term die voor velen nieuw
zal zijn. Er wordt gesuggereerd dat momenteel maar een heel gering aantal een autochtone
achtergrond heeft. Maar ik heb eens gelezen dat de helft van de onderzochte eikopstanden
autochtoon is. Dat weet ik dan toevallig weer. Kan de heer De Groot dat bevestigen?
Of heb ik iets over het hoofd gezien dat niet klopt?
De heer De Groot (D66):
Het gaat om de robuustheid. Eiken zijn vaak wat ouder. Het kan heel goed zijn dat
die daar beter tegen kunnen dan nieuwe eiken. Maar waar het om gaat, is dat je nu
eigenlijk vaak bossen of andere zaken aanplant omdat je een bepaalde boom wilt. Maar
het maakt nogal uit of je daar een originele variant hebt, die gewoon gewend is aan
Nederland en de Nederlandse omstandigheden, om het plat te zeggen. Die blijken namelijk
veel beter te zijn voor de biodiversiteit en ook gezonder te zijn enzovoorts. Deskundigen
zeggen dat het nog maar bij 3% van wat we in Nederland hebben staan, gaat om die originele
soorten. Het is dus echt zaak om daar in ieder geval heel zuinig op te zijn en ook
te kijken hoe je dat aandeel kunt laten groeien. Dat is de achtergrond van mijn betoog.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Groot, voor deze kijk op de zaken. Ik geef u nu de voorzittershamer
weer.
Voorzitter: De Groot
De voorzitter:
Ja, dank u wel. Dan ga ik nu over tot een schorsing van ... Hoeveel hebben de indieners
nodig? Ik stel voor om even een pauze van twintig minuten te nemen en dan door te
gaan. Ik kijk ook even naar de Minister. Ja? Dan gaan we om 17.45 uur weer door.
De vergadering wordt van 17.26 uur tot 17.48 uur geschorst.
De voorzitter:
We zijn weer compleet. De heer Moorlag heeft kort een plenair debat. Het woord is
aan de indieners. Ik mag de heer Futselaar als eerste het woord geven.
De heer Futselaar (SP):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de leden voor hun bijdragen, hun vriendelijke woorden
en soms ook hun punten van kritiek. Daarmee maak je dit soort voorstellen uiteindelijk
beter. We gaan proberen in blokjes te werken. Dat leek ons een leuk idee. Ik zeg wat
algemene dingen. Daarna zal ik ingaan op de algemene vraag waar de bomen komen. Dan
zal ik wat zeggen over de wenselijkheid of onwenselijkheid van biomassa en een aantal
overige punten. Mevrouw Bromet zal ingaan op vragen over kapbeleid, agrarische grond
versus bos, de groene stad en ook een aantal overige punten. Dat is volgens mij hoe
we het globaal hebben ingedeeld.
Ik wou beginnen door te zeggen dat wij ons realiseren dat de wereld wel iets is veranderd
sinds wij deze initiatiefnota hebben ingediend. We hebben onder andere een aanzet
voor een Bossenstrategie gekregen. Die was er nog niet toen wij dit indienden. We
hebben een coronaepidemie gekregen. Die heeft ook wel wat consequenties, niet zozeer
voor bossen, maar wel voor bijvoorbeeld rijksfinanciën. Aan de andere kant zien we
bijvoorbeeld dat we enorme opgaven hebben in het kader van stikstof. Die zijn gisteren
nog bevestigd door de heer Remkes. We zien dat er Europees van alles gebeurt.
Ik zag een aantal mensen zich zorgen maken over de enorme ambitie van 17 miljoen bomen.
Tja, Eurocommissaris Timmermans wil er op dit moment 3 miljard. Ambities zijn er dus.
Dat is misschien ook heel kort een antwoord op de vraag van de heer Smeulders over
wat nou het belangrijkste punt uit de hele nota is. Dat is het stellen van een duidelijke,
grote ambitie. Daarom zijn wij gekomen op 17 miljoen bomen. Dat is ook vanwege de
symboliek van één boom voor elke Nederlander.
Begrijpelijkerwijs wordt heel vaak de vraag gesteld waar die bomen dan moeten komen.
We hebben er bewust voor gekozen om niet met een blauwdruk te komen voor elke vierkante
meter en hoeveel bos daar komt. Dat leek ons niet handig. Het is een grote opgave.
Het is inderdaad tien keer de gemeente Den Haag. Ik moet er wel bij zeggen dat de
gemeente Den Haag in oppervlakte niet zo'n heel grote gemeente is, die zes keer in
de gemeente Súdwest-Fryslân past. Maar het is een grote opgave. Wij hebben vooral
gekeken welke plannen er liggen en of we daar inspiratie uit kunnen halen. Volgens
mij word ik geïnterrumpeerd.
De voorzitter:
Ja, er is een vraag van de heer Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Ik heb dezelfde vraag als die ik ook stelde aan de heer Weverling: hoe zit het nou
precies met de 100.000 hectare in relatie tot die 17 miljoen bomen? We hebben eigenlijk
2.500 tot 4.000 bomen per hectare nodig. We komen dan op 250 miljoen tot 400 miljoen
bomen. Die verhouding gaat totaal mank.
De heer Futselaar (SP):
Ik zal daar heel eerlijk over zijn. Wij zijn begonnen met 100.000 hectare. Wij dachten
dat dat haalbaar was, op grond van eerdere onderzoeken. Ik zal daar straks iets over
zeggen. Vervolgens krijg je de ingewikkelde vraag hoeveel bomen er op een hectare
passen. Dat hangt bijvoorbeeld heel erg af van het soort bomen. Dat hangt heel erg
af van hoe oud je de bomen wilt laten worden. Daar is dus eigenlijk niet een heel
eenduidig antwoord op te geven. Ik geloof dat er maar 150 oude eiken op een hectare
passen. Dat schiet niet heel erg op. Wij hebben er dus voor gekozen om een getal te
kiezen waarvan wij dachten dat het makkelijk zou passen op deze hectares en dat een
zekere symbolische waarde had: 17 miljoen bomen. Daar kunnen we voor gaan.
De heer Von Martels (CDA):
Dit zijn wel geruststellende woorden over de haalbaarheid van deze initiatiefnota.
Als we blijven vasthouden aan die 17 miljoen bomen, zien we dat we veel minder hectares
nodig hebben. In Overijssel, uw eigen provincie, heeft men 1,1 miljoen bomen. Daar
heeft men heel wat minder hectares voor bestemd dan hier wordt voorgesteld. Dus ik
zou zeggen: houdt u nou vast aan de 100.000 hectare, of aan de 17 miljoen bomen? 1
hectare is 2.500 tot 4.000 bomen. Die spreiding heb ik ook al meegenomen. Die brengt
u zelf ook aan. Het hangt van de variëteit of soort af. 2.500 tot 4.000 geeft een
goed bos. Dus wat is het nu?
De heer Futselaar (SP):
Het simpele antwoord is dat voor ons de 100.000 hectare heel belangrijk is. Dus: houden
wij daaraan vast en is dat onze ambitie? Het antwoord is dan ja. Als oud-Statenlid
van Overijssel kan ik melden dat ze de zaken op natuurgebied daar wel vaker iets zonniger
zien dan de realiteit in Overijssel misschien inwilligt.
De heer Von Martels (CDA):
Ik kom dus tot de conclusie dat men met dit initiatiefvoorstel graag 250 tot 400 miljoen
bomen wil planten. Dat is het voorstel van de SP en GroenLinks. Je kunt ambities hebben,
maar laten we wel de realiteit onder ogen blijven zien, zou ik zeggen.
De heer Futselaar (SP):
Nee, dat is niet de inhoud van dit voorstel. Hectares gebruiken voor productiebos
is ook een van de richtingen die wij willen onderzoeken, maar dan heb je het over
totaal andere dichtheden dan voor ander bos, dat je bijvoorbeeld een specifieke natuurfunctie
wilt geven. Of een bosje dat je gewoon puur voor de leuk in de buurt van een dorp
wilt hebben omdat bomen over het algemeen gezond zijn. Dus er is niet een direct verband
te leggen, in de zin van «een hectare is automatisch zoveel bomen». Dat kun je in
de praktijk niet stellen en daarom hebben wij ervoor gekozen om met twee streefcijfers
te komen, namelijk een minimumaantal bomen en een minimumaantal hectares. Als de heer
Von Martels zegt «ik vind 17 miljoen bomen nog te weinig ambitieus», kan ik zeggen:
dat vinden wij ook. Het kan misschien nog wel een tandje hoger.
De voorzitter:
Helder. U vervolgt uw betoog.
De heer Futselaar (SP):
Ik was gekomen bij de vraag waar de bomen moeten komen en waarom wij er niet voor
gekozen hebben om dat in te vullen. Er is ooit een onderzoek gedaan in opdracht van
Rijkswaterstaat door CE Delft naar wat er mogelijk is met brede stukken bos langs
wegen en andere infrastructuur. Zij kwamen tot de conclusie dat je tot 100.000 kunt
komen. Dan zeg ik er eerlijk bij dat je ook een deel agrarische grond langs die stroken
meeneemt. Dus er zijn kosten aan verbonden, maar het is haalbaar. Je hebt een eerder
bos- en houtplan. Er is gezegd: op deze locatie zou het kunnen. Je hebt natuurlijk
een enorme natuuropgave. Je hebt Remkes die zegt: we zouden natuurgebieden met elkaar
moeten verbinden. Ja, daar zijn natuurlijk wel allemaal mogelijkheden voor. Vervolgens
heb je ook nog een enorme «groen in de stad»-opgave die je graag wilt halen, en in
dorpen et cetera. Dus wij hebben ervoor gekozen om het brede palet te laten zien van
wat er allemaal mogelijk is en wat er moet gebeuren. Laten we vooral op alle fronten
beginnen. Ik begrijp heel goed de discussie die hier wordt gevoerd van «het moet allemaal
in de stad». Nee, het moet niet in de stad. Mijn neiging zou zijn om te zeggen: het
moet overal en het moet snel.
Dan even kort over biomassa. Er zijn een aantal vragen over gesteld, vooral door de
Partij van de Arbeid en ik geloof ook door de Partij voor de Dieren. Met biomassa
moeten wij zeer terughoudend zijn. Sowieso is bomen kappen voor biomassa wat ons betreft
absoluut niet wenselijk en dat moet gewoon niet gebeuren. Ook geoogst hout zou je,
als je het al gebruikt, vooral moeten gebruiken voor bijvoorbeeld duurzame barrels,
want dan zorg je dat het hout weer een nieuwe toekomst krijgt. Wij vinden dus dat
je daar heel terughoudend in moet zijn.
De heer Moorlag stelde specifiek de vraag: zouden we gezien alle omstandigheden als
het gaat om biomassa niet gewoon een pas op de plaats moeten maken? Wij zijn geneigd
om te zeggen: ja. Dat klinkt als een heel logische gedachte.
Dan nog wat overige dingen. Mevrouw Beckerman zei: ik lees in het stuk niks over gelijkheid.
Ik zou bijna zeggen: dat is weer zo'n typische SP-opmerking. Ik denk dat zij gelijk
heeft en ik denk wel dat het een punt is voor nadere uitwerking. Toen ik zelf gemeenteraadslid
in Zwolle was tijdens de economische crisis, keken wij elkaar vragend aan: waar moeten
we in vredesnaam op bezuinigen? Nou, dan maar het groenbeheer. We zeiden wel: de binnenstad
is de huiskamer van de stad. Die is zo mooi, die moeten we wel behouden. Dan zie je:
al het groen wordt gras, want het is lekker goedkoop om dat te onderhouden. Dus juist
in heel veel armere wijken verdwijnt het, want de mooiste plekjes wil je toch mooi
houden. Zo krijg je een soort Mattheüseffect bij groenonderhoud, namelijk dat de rijksten
rijker worden en de armsten steeds armer. Dus daar moet zeker naar gekeken worden,
maar we komen er natuurlijk niet onderuit dat dit ook deels bij gemeentes zal komen
te liggen.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Hoor ik nou goed dat u zich ook schuldig heeft gemaakt aan verschraling van groen?
De heer Futselaar (SP):
Zeker, toen de keuze was tussen bezuinigen op het sociaal domein of bezuinigen op
het groenonderhoud, heb ik gezegd: dan heb ik liever het groenonderhoud. Ik vind het
altijd goed als volksvertegenwoordigers zich verantwoorden.
De voorzitter:
De heer Futselaar gaat verder.
De heer Futselaar (SP):
Ik ga verder en ik probeer op te schieten, voorzitter. Moeten we bossen niet meer
met rust laten en multifunctioneel bos meer in natuur omzetten? Ja, maar we moeten
er ook wel voor zorgen dat er multifunctioneel bos overblijft. Daarom moet je ook
wel kiezen voor meer. Remkes heeft best wat interessante dingen gezegd, zoals: je
kunt het versterken met extra natuur en je kunt het versterken met recreatienatuur.
Er is natuurlijk niks mis mee om dat erbij te doen, maar we hebben ook een groter
areaal echt beschermde natuur nodig.
Dan nog iets over de heer Weverling. Hij vroeg of verkeersveiligheid altijd voor bomen
gaat. Verkeersveiligheid is heel erg belangrijk, maar ik ben er wel echt van overtuigd
dat er veel meer kan dan nu gebeurt. Je kunt je af en toe afvragen: had je niet gewoon
af en toe een vangrail aan kunnen leggen, in plaats van een hele rij bomen te kappen?
Tot slot voor mij: hoeveel vertraging zijn we bereid om te accepteren in grote infrastructuurprojecten?
Ik vind dat toch wat pessimistisch gedacht, en eigenlijk doet het ook onze bouwsector
tekort. Ik denk dat, als je tegen de bouwsector zegt dat je een oplossing wilt die
kap zo veel mogelijk tegengaat, onze bouwsector in staat is die te vinden. Sterker
nog, dat is misschien wel een heel interessante manier om tot innovaties te komen
die niet alleen in Nederland maar ook elders nagevolgd kunnen worden. Ik ben daar
dus niet zo somber over, eerlijk gezegd. Je zult alleen wel moeten zeggen dat je dit
als overheid graag wilt, want bouwbedrijven zijn niet gek: ze gaan niet iets doen
waar niet om gevraagd wordt.
Dat was het volgens mij voor mij, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag van de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank voor de beantwoording. Ik vind het ook prettig om te horen dat de indieners zeggen:
je zou dat multifunctionele bos dat nu gericht is op houtoogst, wat eigenlijk een
eufemisme is voor kap voor commerciële doeleinden, recreatie en natuur, voor een groter
deel een natuurfunctie moeten geven. Kan de heer Futselaar ongeveer aangeven waar
hij aan denkt? Ik vind het lastig om zelf een percentage aan te geven. Maar waar denken
de indieners zelf aan, als het gaat om de verschuiving van multifunctioneel bos naar
meer een natuurbos? Gaat het dan bijvoorbeeld om een derde of zo?
De heer Futselaar (SP):
Ik zeg heel eerlijk: ik kan ook niet zomaar een percentage uit mijn hoed toveren.
Ik zeg hier dat ik denk dat het logisch zou zijn – we hebben het ook al kort over
Natura 2000 gehad – als je die doelen en al de doelen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn
als uitgangspunt neemt. Wat hebben we extra nodig om die te behalen, ook aan extra
buffernatuur, of hoe je het ook wilt noemen, om die te versterken? Dat is misschien
wel een aardig uitgangspunt. Maar het simpele antwoord is: ik kan geen antwoord geven
op die vraag.
De voorzitter:
Dat is ook een mooi antwoord. Dat zou vaker gegeven moeten worden. Dan is nu het woord
aan mevrouw Bromet van de fractie van GroenLinks.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. En ook iedereen bedankt voor de aardige woorden voor ons initiatief.
Het was ontzettend leuk om te doen. Nog prettiger vind ik het eigenlijk om te horen
dat ieder commissielid hier met zo veel liefde spreekt over de bomen. Want het is
een onderwerp waarover we misschien op details van mening verschillen, maar over het
algemeen houdt iedereen van bomen en heeft iedereen een boom voor zijn deur waar vogels
in zitten. Je kunt er een emotionele band mee hebben. Nou ja, ik vind het fijn om
juist in deze commissie, waarin het debat dikwijls heel gepolariseerd is, ook eens
inhoudelijk te praten over hoe je ervoor kunt zorgen dat er meer bomen in Nederland
komen.
De een zegt dat de bomen in de stad moeten komen. Dat zijn vooral het CDA en de VVD,
en dat hebben we ook al eerder gehoord. Wij vinden ook dat er veel bomen in de stad
moeten komen. Maar de realiteit gebiedt ook te zeggen dat wij als rijksoverheid natuurlijk
niet gaan over het aanplantbeleid in gemeentes. We hebben wel gemeend het te moeten
opnemen in de nota, want het is dichtbij huis en mensen willen graag bomen om de hoek
hebben. We hebben een paragraaf opgenomen die gaat over de Boomplantdag. Wij vinden
het namelijk heel belangrijk dat kinderen van kleins af aan opgroeien met bomen.
Dat is ook een antwoord op de vraag van mevrouw Beckerman hoe je mensen meer betrekt
bij bomen. Dat is een van de manieren om kinderen en volwassenen te betrekken bij
bomen vlak bij huis. Ik heb zelf als kind ook meegedaan met de Boomplantdag. Ik woon
toevallig nog steeds in het dorp waar ik ben opgegroeid, en die bomen zijn inmiddels
hartstikke dik geworden. Het is heel leuk om te zien en om tegen mijn kinderen te
zeggen: kijk, zie je die bomen daar, die heb ik nog geplant toen ik tien jaar was,
net zo oud als jij nu. Dat zijn de initiatieven waarmee wij het ook als rijksoverheid
kunnen stimuleren, dus met zoiets als de Boomplantdag of via de VNG: groen is heel
belangrijk, dus ga daar nou mee aan de slag als gemeente.
Dan bomen op agrarische grond. We hebben het net gehad over waar al die bomen moeten
komen. Je hebt natuur. Daar staan vaak al bomen. Je hebt de steden. Daar gaan we niet
over. En dan heb je agrarische grond. We denken dat je het aantrekkelijk moet maken
voor boeren om bomen aan te planten. Wij hebben ook een goed overleg met LTO hierover
gehad. LTO staat er best voor open om aan de slag te gaan met de bomenaanplant, als
er maar goede regelingen zijn. Over het terugplanten van houtwallen hebben we het
in de Kamer al vaker gehad. Het moet geen kostenpost zijn, maar minimaal net zoveel
opbrengen als productiegrond zou opleveren. Daar hebben wij Europese landbouwsubsidies
voor. Wij denken dat regelingen zo in elkaar gezet moeten worden dat het aantrekkelijk
is voor boeren om eraan mee te doen.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman heeft een vraag.
Mevrouw Beckerman (SP):
Mevrouw Bromet beantwoordde net een vraag van mij over hoe je mensen kunt betrekken.
Dat was eigenlijk niet helemaal mijn vraag. Dat heb ik inderdaad kunnen lezen in uw
initiatiefnota. Het ging mij erom of we bewoners niet veel meer macht of zeggenschap
moeten geven wanneer er gekapt gaat worden, zeker wanneer het bijvoorbeeld over Staatsbosbeheer
gaat.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik ben nu even bezig met boeren op agrarische grond. Ik kom zo op het onderdeel kapbeleid.
Dan zal ik daar nog even op ingaan.
Er zijn ook vragen gesteld over de open ruimte, onder andere door de PvdA. We hebben
in Nederland ook landschappen waar juist geen bomen staan. Het is helemaal niet de
bedoeling van ons als initiatiefnemers om die ook vol te zetten met bomen. Je moet
goed kijken in welke landschappen bomen passen, waar ze oorspronkelijk hebben gestaan,
waar ze zijn verdwenen en waar we ze weer kunnen terugbrengen. En ja, er was vroeger
een bosregeling. Dat was een regeling voor boeren om bomen te planten. Dat kan gewoon
productiehout zijn: hout dat je kunt gebruiken om meubels van te maken of huizen van
te bouwen. Dat zou een aantrekkelijke opbrengst moeten zijn voor boeren. Ik kan me
voorstellen dat daar belangstelling voor is als de regeling zo vormgegeven is dat
boeren daar ook makkelijk in stappen. Dat willen ze wel, maar een van de voorwaarden,
heb ik vernomen, is dan dat de agrarische bestemming van hun grond niet verdwijnt.
Ze willen niet dat het natuurgrond wordt. Dat hoeft ook helemaal niet. Als je een
bosregeling maakt waarin de grond gewoon agrarisch blijft, maar je wel bomen mag planten
voor productie, dan is dat prima te combineren. Ik denk dus dat we daar wel uit kunnen
komen met de boeren die daar belangstelling voor hebben.
De voorzitter:
De heer Wassenberg heeft een korte vraag.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, een korte vraag over mogelijke subsidies voor bomen op agrarische grond. We hebben
de laatste jaren verschillende keren gelezen dat dat heel erg mislukt, vanuit de Raad
voor de leefomgeving en infrastructuur maar ook vanuit Europa. Die groene subsidies
komen vaak verkeerd terecht. Een paar maanden geleden heeft een uitgebreid stuk in
de krant gestaan over dat Europa ook ziet dat er niets terechtkomt van al die miljarden
die worden uitgegeven. Waarom zou dat hier wel werken?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Het klopt wat de heer Wassenberg zegt. Dat is ook heel treurig. Ik denk aan de andere
kant dat dat niet een reden is om het gemeenschappelijk landbouwbeleid aan de kant
te zetten en te stoppen met de subsidies en met natuurvriendelijke maatregelen op
de boerenerven. Ik denk juist dat de maatregelen zo moeten zijn dat ze wel effectief
worden. Daar pleit ik dan ook voor. Op dit moment is het gewoon veel lucratiever om
een houtwal weg te halen om er producten te telen. Dat levert meer op dan dat je er
een houtwal neerzet. Misschien moet je er wel voor kiezen om een zodanige subsidie
te geven voor een houtwal dat het altijd meer opbrengt dan het neerzetten van een
bloemkool, bij wijze van spreken.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik ben het met mevrouw Bromet eens dat die houtwallen heel belangrijk zijn voor de
biodiversiteit en voor het landschap, maar ik zie gewoon niet waarom je nu zou moeten
hopen dat het wel goedkomt met wat de afgelopen 30 jaar volkomen is misgegaan. Ik
vind het heel belangrijk dat er meer bomen komen, maar ik zou echt veel meer in willen
zetten op de mogelijkheden die wel werken en waarbij je niet afhankelijk bent van
boeren, waarvan het maar helemaal de vraag is hoe ze die subsidies gaan gebruiken.
Want zo is het de afgelopen 20, 30 jaar gegaan.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ja, maar we hebben wel te maken met grondposities en we hebben allemaal de vraag gesteld
waar die bomen moeten komen. Die grond is vaak in handen van boeren. Dat is eigendom.
Ze kunnen daar doen wat ze willen. Het enige wat wij als overheid kunnen doen is de
condities zo scheppen dat zij gaan doen wat wij graag willen, wat wij belangrijk vinden.
Kennelijk is dat niet goed genoeg geweest. Ik vind dat ook frustrerend, want ik ben
zes jaar geleden zelf ook betrokken geweest bij de vorming van het nieuwe gemeenschappelijk
landbouwbeleid. Toen werd gezegd dat het de laatste kans was, en weer is het mislukt.
Ik ben het dus helemaal met u eens dat het niet goed genoeg is. Maar ik ben nog niet
zover dat ik zeg: laten we er maar mee ophouden. Want dan gebeurt er helemaal niets
meer en dat zou ontzettend zonde zijn.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. Of nee, er is een vraag van Von Martels.
De heer Von Martels (CDA):
Nog even een aanvulling op dit politieke onderonsje tussen de heer Wassenberg en mevrouw
Bromet. Ziet mevrouw Bromet bij TBO's wel goede resultaten in natuurbeheer? Zou ze
ervoor pleiten dat dat versterkt wordt? Wat ziet zij daar voor resultaten? Er werd
net namelijk even gesproken over agrarisch natuurbeheer. Daarvan zijn de resultaten
soms misschien inderdaad teleurstellend. Maar ziet mevrouw Bromet bij TBO's betere
resultaten?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
In ieder geval heb ik bij TBO's niet gezien dat er houtwallen verdwenen zijn of dat
er landschapselementen weg zijn. Er wordt door de TBO's hard gewerkt. Er zullen ook
weleens dingen mislukken, maar het gaat mij erom dat de condities waaronder de natuur
kan floreren, zo optimaal mogelijk gemaakt worden. Volgens mij zijn de terreinbeheerders
daar heel goed mee bezig. Wij moeten zorgen dat boeren in de gelegenheid gesteld worden
om dat ook te doen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Dat was het over bomen op agrarische grond.
Dan de kaalkap. Ik vond het eigenlijk heel mooi hoe de heer De Groot van D66 het verwoordde.
Wij hebben bij het schrijven van de nota eigenlijk de meeste moeite gehad met het
opschrijven van deze alinea's over kaalkap. Ook in de natuurwereld zijn er namelijk
verschillende stromingen. Sommigen zeggen dat je kaalkap helemaal moet verbieden.
Anderen zeggen: nee, onder bepaalde voorwaarden moet je het wel toestaan. Ik heb als
schrijver, samen met de heer Futselaar, niet gepoogd dat gevecht te beslechten. Ik
denk dat het goed zou zijn als we er in gesprekken met ecologen uitkomen: tot hoe
ver kun je gaan?
Het is bekend dat er veel maatschappelijke beroering is over die enorme stapels boomstammen
die je in het bos ziet liggen. Ik was laatst op de Sallandse Heuvelrug. Daar zag ik
ze ook liggen. Toen dacht ik ook: o ja, dit is een van die locaties waar het over
gaat als het gaat over kaalkap. De grond wordt enorm omgewoeld door grote machines.
Dat zijn allemaal onderwerpen waarover je zou moeten spreken.
Het is natuurlijk ook een probleem dat er bijvoorbeeld bij Staatsbosbeheer is gezegd:
er moet ook geld verdiend worden met houtproductie en een van de consequenties daarvan
is dat er gekapt gaat worden. Dus als je bijvoorbeeld zegt dat je geen kaalkap meer
wilt hebben in de gebieden van Staatsbosbeheer, dan kan dat betekenen dat er meer
geld beschikbaar moet komen om het bos behoorlijk te beheren.
Ik wil nog iets zeggen over kaalkap. Dat gaat over de relatie die er is met Natura
2000. Een bos is een verschijningsvorm van natuur die uiteindelijk altijd bereikt
wordt als je niets doet, maar het is niet altijd de natuur waarin de meeste biodiversiteit
zit. We hebben te maken met een overmaat aan stikstof in Nederland. Daar doen heel
veel bomen het goed op, terwijl we ook juist de kwetsbare natuur een kans willen geven:
de plantjes die je bijna niet kan zien en de diertjes die daarvan leven. Daarom is
het heel goed te verdedigen dat je bomen kapt, maar je moet het wel uitleggen. Als
er dus in een bepaald gebied mensen komen die niet snappen waarom een bepaalde maatregel
genomen wordt, dan heb je het eigenlijk laten liggen in de communicatie.
Ik vond het volgende wel heel leuk. Ik zag laatst een foto op Twitter. Het was een
prachtige foto. Ik weet niet waar het was, maar het was een prachtige foto van een
bloemrijke wei. Het bleek een van de plekken te zijn waar drie jaar geleden nog heel
veel verzet was gepleegd tegen het kappen van bomen. Dat was nu een heel mooi natuurgebied
geworden, waar de mensen uiteindelijk ook van genoten. Soms hoeft kappen dus helemaal
geen taboe te zijn.
De voorzitter:
De heer Wassenberg, als u één korte vraag stelt, dan sta ik dat toe.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, ik heb toch nog één korte vraag over de kaalkap. Gisteren was er online een webinar,
zoals dat volgens mij heet, over stikstof. Mevrouw Bromet was daarbij en u trouwens
ook, voorzitter. Toen werd er gesproken over het creëren van nieuwe natuur. Kaalkap
werd niet genoemd, maar wel het op een gegeven moment afgraven van de bovenste laag.
Dat zal ook moeten gebeuren als je andere planten de kans wilt geven. Dan verwoest
je eigenlijk het hele ecosysteem, want dan ben je niet alleen de stikstof kwijt, maar
ook het fosfaat en de dieren die daar in de bodem leven. Je richt dan dus eigenlijk
misschien nog wel meer schade aan dan wanneer je het als bos had laten bestaan. Moet
je niet gewoon heel andere maatregelen nemen dan kappen en de grond afgraven? Daarmee
creëer je namelijk geen nieuwe natuur; je vernietigt de oude natuur.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Nou ja, de maatregelen die de afgelopen jaren genomen zijn in natuurterreinen worden
herstelmaatregelen genoemd. Dat zijn maatregelen die worden genomen om de schade weg
te nemen die aangericht is door de overmaat aan stikstof. Je kunt vragen stellen bij
tot hoever je daarin moet gaan. Ik heb ook terreinbeheerders gesproken die zeggen
dat we niet eindeloos door kunnen gaan met het afvragen van grond en dat het een keer
ophoudt. Dat is des te meer een reden om de stikstofuitstoot zo snel mogelijk omlaag
te brengen.
Tot slot nog twee kleinere onderwerpen. Eentje gaat over de autochtone bomen. Dat
is een aspect dat niet in de nota benoemd is, maar wel belangrijk is. Ik weet niet
waar de grens ligt tussen een autochtone boom en een invasieve exoot en wat de consequenties
daarvan zijn. Ik kan hier niet heel veel meer over zeggen dan dat het belangrijk is
om er aandacht voor te hebben. Er was ook nog iemand – ik ben even kwijt wie dat was –
die vroeg waarom we spreken over 2040 terwijl het eigenlijk al in 2030 voor elkaar
moet zijn. Dat is ook een keuze die je maakt als je zo'n stuk schrijft. Je kiest tussen
idealisme aan de ene kant en realisme aan de andere kant. Wij hebben helemaal geen
bezwaar tegen 2030.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat waren de initiatiefnemers. Mevrouw Beckerman heeft nog een vraag aan
mevrouw Bromet.
Mevrouw Beckerman (SP):
Eigenlijk wil ik de vraag herhalen die ik net gesteld had. Ik hoor mevrouw Bromet
spreken over kap. Wij hadden de vraag gesteld of je inwoners daar niet veel meer zeggenschap
over zou moeten geven. Je ziet dat er heel veel woede is. Mevrouw Bromet haalde het
mooie voorbeeld aan dat ze zelf als kind heeft meegedaan aan de Boomplantdag. Wat
als die bomen nu gekapt gaan worden? Ik hoor mevrouw Bromet zeggen dat we het beter
zouden moeten uitleggen. Is dat voldoende?
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik denk dat educatie daar wel een heel belangrijke rol in speelt. Dan leg je uit waarom
je bomen kapt en dat je ze niet kapt om ze in een biomassacentrale te gooien, maar
dat je ze kapt omdat je een bepaalde bijzondere habitat wilt terugbrengen die er vroeger
is geweest of die daar een kans maakt. Ik weet niet of je elke boom moet onderwerpen
aan een democratisch proces. Ik heb zelf als wethouder ook weleens mensen op de stoep
gehad die zeiden dat een boom echt weg moest. Ik ben zelfs gaan kijken bij die boom.
Toen zei ik: ik snap dat u heel veel schaduw en heel veel overlast hebt van deze boom,
maar er zijn heel veel andere mensen in de straat die heel erg genieten van de boom
en de vogels die erin rondvliegen. Natuurlijk moeten mensen inspraak hebben, maar
dan moeten ze wel goed op de hoogte zijn van de reden waarom iets wel of niet gedaan
wordt.
Mevrouw Beckerman (SP):
Democratie komt natuurlijk altijd met rechten en plichten. In het voorbeeld dat mevrouw
Bromet aanhaalt is er juist duidelijk een meerderheid om niet te kappen. Ik vind dit
antwoord eigenlijk nog wel wat mager. Juist als je dit bomenplan wil, omdat je ziet
hoeveel belang mensen hechten aan bomen en groen, zal je toch ook vertrouwen moeten
hebben in de democratie en dat mensen er op een juiste manier mee om willen gaan.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Het is ook helemaal geen miskenning van de expertise van mensen of de liefde van mensen
voor een bepaalde boom. Dat is het niet. Ik vind alleen wel dat er soms keuzes gemaakt
moeten worden. Daarbij wil ik even opkomen voor de kap van bomen die in sommige gevallen
echt goed te rechtvaardigen is. Ik legde dat net al uit met het voorbeeld van een
controversieel project waar bomen weggehaald werden. Daar was verzet tegen, maar er
ligt nu een heel mooie bloemenweide waar mensen ook weer van zijn gaan houden. Je
kunt niet heel eenvoudig zeggen dat je op elke plek maar mee moet gaan met de hardste
schreeuwers, want soms zijn er ook andere redenen. Uiteindelijk is alles een politieke
keuze en worden de mensen die verantwoordelijk zijn voor een bepaalde keuze daar ook
verantwoordelijk voor gesteld.
De voorzitter:
De heer Von Martels heeft nog een vraag.
De heer Von Martels (CDA):
Tijdens mijn inbreng had ik nog even de vraag gesteld over die kap in Natura 2000-gebieden.
Die worden weliswaar gestimuleerd om de biodiversiteit te bevorderen, maar anderzijds
is dat in tegenspraak met de klimaatdoelstellingen. Mijn vraag aan de indieners was
of dat een reden is om de intenties en ambities ten aanzien van Natura 2000 te wijzigen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Nee, wat ons betreft niet. Het kan een dilemma zijn. Het is niet zo dat alles wat
goed is voor biodiversiteit, ook altijd goed is voor het klimaat. Dat is een van de
redenen waarom wij pleiten voor veel meer bos, omdat het dan ook op sommige plekken
mogelijk is om een open plek te creëren.
De voorzitter:
Dank u wel. Dank aan de indieners voor de beantwoording. Dan geef ik nu het woord
aan de Minister.
Minister Schouten:
Dank u wel. Ik geloof dat de heer Smeulders zei: ik geef complimenten. Nou, die wil
ik ook geven aan de indieners, want ik vind het altijd een knap staaltje werk als
Kamerleden zelf nota's schrijven en initiatiefwetsvoorstellen maken. Daar zit veel
werk in. Ik lees in deze nota ook veel bevlogenheid terug. Dat is ook mooi, want dat
past wel bij het onderwerp. Ik denk dat iedereen wel zo zijn eigen ervaringen heeft.
Een van de indieners had het over de waarde van bomen. Mijn moeder heeft altijd de
gewoonte om, als zij verhuist, drie bomen te planten bij haar nieuwe woning. Die drie
bomen staan voor de kinderen die zij heeft. Dat geeft eigenlijk wel aan dat dit altijd
wel een soort emotionele lading heeft. Ik vind het ook een heel mooi teken. Er staan
dus op heel wat plekken bomen die ergens aan mij gerelateerd zijn. Niet zo heel veel,
dat valt wel mee. We zijn niet zo heel vaak verhuisd.
Er zijn ook een aantal vragen aan mij gesteld. Ik denk dat een groot deel van de vragen
ook wel overlap heeft met hoe de indieners de beantwoording ter hand hebben genomen.
Veel vragen die aan mij zijn gesteld, hebben een relatie met de Bossenstrategie die
wij op dit moment verder aan het uitwerken zijn. Ik meen dat de heer Smeulders vroeg
wanneer die komt. Het eerste deel hebben we natuurlijk al gestuurd. Het is niet zo
dat het langer op zich laat wachten, maar we zijn nu nog hard bezig met de concretere,
verdere uitwerking. De oorspronkelijke planning was om die ongeveer rond de zomer
te sturen. Door corona heeft het iets vertraging opgelopen. Wij denken dat die vlak
na de zomer naar de Kamer gestuurd kan worden, zodat de Kamer zelf ook kennis kan
nemen van wat daarin staat.
Ik loop de vragen per fractie gewoon even af, voorzitter. Dat lijkt mij de handigste
volgorde, zodat iedereen hopelijk zijn antwoorden krijgt. De heer Von Martels heeft
een warm pleidooi gehouden voor groen in de stad. Hij was niet de eerste, moet ik
zeggen. De heer Weverling – ere wie ere toekomt – heeft daar natuurlijk al eerder
voor gepleit. Hij heeft toen gevraagd om een visie op groen in de stad. Ik heb daar
afgelopen september een brief over gestuurd. Ik heb ook aangegeven dat ik er nog verder
op terug zal komen. Op 22 juni heeft u een algemeen overleg gepland over natuur. Voor
die tijd zal ik nog een update sturen over hoe wij verdergaan met groen in de stad.
Misschien doe ik de heer Von Martels nu tekort. Ik dacht dat het de heer Weverling
was, maar misschien heeft hij zelf die motie mee-ingediend. Ik zit even hardop te
denken.
De heer Von Martels (CDA):
Ik refereerde aan de motie-Geurts van november 2018. Daar refereerde ik aan. Die ging
over natuurinclusieve steden.
Minister Schouten:
Oké. Het onderwerp heeft vele vaders, zo te horen.
De heer Von Martels (CDA):
Het maakt niet uit. Iedereen staat er volledig achter, blijkbaar.
Minister Schouten:
Geweldig, fantastisch. We zijn ondertussen al aan het werk. We kijken, bijvoorbeeld
met gemeenten maar ook met mensen die in de praktijk werken, of we pilots kunnen opstarten
om concrete vraagstukken uit de praktijk vorm te geven. We zijn samen met BZK, in
het kader van de NOVI, in gesprek met de regio's om natuur ook een integraal onderdeel
te maken van de verstedelijkingsstrategieën. Dus op verschillende plekken gebeurt
er al het een en ander, maar binnenkort wordt u dus nog nader bijgepraat over het
onderwerp.
De heer Von Martels vraagt ook of ik kan aangeven wat de rol van de boeren is bij
de inzet van natuur en landschap. Ik denk dat de boeren een heel grote rol kunnen
spelen bij het beheer van boom en bos, ook door het creëren van nieuwe bomen. U weet
dat ik zeer binnenkort – dat komt net na de zomer – een regeling ga openstellen voor
de landschapselementen. Dat is een lang gekoesterde wens van deze Kamer. Het is echt
een klus geweest waar ik met veel liefde aan gewerkt heb, om te zorgen dat we in het
GLB een goede regeling hebben die de landschapselementen straks duurzaam, voor de
lange termijn, financiert, want daar is behoefte aan. Er is niet vaak behoefte aan
een eenmalige subsidie, maar wel aan langjarige financiering. Aan het einde van dit
jaar, vooruitlopend op een nieuw GLB, zetten wij zelf al een regeling open, zodat
er echt een start gemaakt kan worden met het aanplanten van die landschapselementen.
Dat kan natuurlijk meer zijn dan bomen, maar bomen zijn er ook een onderdeel van.
Boeren kunnen natuurlijk ook in de vorm van agroforestry in het voedselbos een bijdrage
leveren en daar de combinatie zoeken, natuurlijk ook als invulling van de bufferzones
rond natuurgebieden. Op verschillende plekken zijn er dus mogelijkheden en op verschillende
plekken pakken boeren die handschoen op. Daar waar het zetje nog nodig is, gaan we
dat ook geven.
Naar de tijdelijkbosregeling uit de jaren tachtig vroeg de heer Von Martels. Dat ging
over de bermen. Wordt die regeling weer in het leven geroepen? Ik heb net gezegd dat
we al kijken naar de regeling voor de landschapselementen. Ik denk dat we daarom goed
moeten kijken welke elementen we daarin stimuleren. Ik denk juist dat we tegemoetkomen
aan een meer structurele financiering van dat soort zaken als boeren ertoe overgaan
om die aan te leggen. Of om die te behouden, want die zijn er gelukkig nog wel, maar
die worden weleens bedreigd omdat het inderdaad niet altijd rendabel is om die te
behouden. Daarvoor is het ook belangrijk dat we zo'n regeling hebben.
Mevrouw Beckerman vraagt: hoeveel van de 17 miljoen bomen gaan we terugzien in de
Bossenstrategie? We moesten even rekenen, want wij hebben het over hectares. Ik ga
mijn berekeningetje er weer even bij halen. Om precies te zijn zult u in de Bossenstrategie
teruglezen dat er de komende tien jaar 6,2 miljoen bomen bij komen. De bomenstrategie
van de indieners ziet op 2040. De Bossenstrategie ziet op 2030. Ja, de jaartallen
zijn een beetje ingewikkeld. En wij gaan voor 37.000 hectare aan bossen. Als je uitgaat
van 170 volwassen bomen per hectare kom je uit op een goeie 6 miljoen bomen. Mij is
verteld dat je mag rekenen met 170 bomen. Maar het is dus 37.000 hectare; daar komt
het op neer. En het is voor de eerstkomende tien jaar. Dat is eventjes belangrijk
om te zeggen. Hoe we daarna doorgaan, komt daarna weer. Wij gaan nu eerst invulling
geven aan de eerstkomende tien jaar.
De heer Wassenberg vroeg hoe ik aankijk tegen de terugkeer van de RodS-regeling. Ik
moest die regeling even opzoeken, om eerlijk te zijn, want die is niet meer heel bekend.
Het is de regeling voor recreatie om de stad. Die gaat dus over hoe je met gemeenten
kunt kijken hoe je groen om de stad meer vorm kunt geven. In het kader van de Bossenstrategie
zijn we nu ook met de gemeenten aan het kijken hoe we tot 1% meer bomen per jaar kunnen
komen in de komende tien jaar. Hopelijk lukt het om die afspraken ook in de Bossenstrategie
mee te nemen, dus niet specifiek deze regeling, maar wel gewoon de doelstelling.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Dat was volgens mij een positief antwoord. Het heel goede van die RodS-regeling, over
recreatie in en rondom de stad, was natuurlijk dat er cofinanciering aan zat van de
rijksoverheid, wat het heel interessant maakte voor gemeentes om er gebruik van te
maken. Gaat dat ook gebeuren in het kader van de regeling die u voorstelt in de Bossenstrategie?
Minister Schouten:
Geef me nog even de mogelijkheid om deze goed uit te werken in het kader van de Bossenstrategie.
Ik denk dat het het belangrijkste is dat we inzetten op het halen van de doelstelling.
En op de manier waarop en wat dat allemaal betekent, komen we terug op het moment
dat de Bossenstrategie er ligt.
Dan de heer Moorlag. Ben ik bereid om in overleg te treden met de TBO's en de provincie
over kaalkap? Het is een beetje saai, maar ik sluit mij ook aan bij de woorden die
mevrouw Bromet en de heer De Groot hebben geweid aan het dilemma van de kaalkap. Wat
verstaan we eronder? Waarom gebeurt het? Hoe zie je de verschillende scholen? Ook
ik moet in eerlijkheid zeggen dat ik het soms best ingewikkeld vind om goed te zien
wat nou de juiste route is om daarin te lopen. Ik vind namelijk de argumenten van
allebei de kanten wel plausibel. Alleen zult u begrijpen dat er ook best wel sterke
overtuigingen liggen onder een keuze voor de ene of de andere route. Ik sluit me ook
aan bij mevrouw Bromet, die zei dat we het meer met elkaar moeten gaan hebben over
de doelen die we met elkaar willen realiseren en over de instrumenten die je nodig
hebt om daar te komen. Dat zou mijn hoop zijn. Het is waar dat er in het verleden
ook echt wel grotere kaalkap heeft plaatsgevonden. Maar wat ik nu begrijp, is dat
het nu om kleinere hectares, om kleinere oppervlaktes gaat, en dat die soms wel een
functie hebben.
Mevrouw Bromet gaf de discussie rondom de Natura 2000-gebieden aan, waar soms ook
bomen gekapt moeten worden in het kader van de biodiversiteit, wat ook vaak met emoties
gepaard gaat. Maar soms is het ook zo dat je bijvoorbeeld een productiebos hebt waar
je juist een multifunctioneel bos van wilt gaan maken. Om daar te komen, moet je soms
gewoon kaalkap toepassen. Dat heeft dan uiteindelijk wel een goede functie, want je
wilt gewoon naar een meer duurzaam bos, als ik het vanuit het perspectief van de heer
Wassenberg zou bekijken. Maar om daar snelheid en tempo in te houden, en ook om meer
divers bos te krijgen, wat we vaak ook willen, daarvoor heb je soms wel kaalkap nodig.
Nogmaals, wel op kleinere schaal, maar daar zitten dus redenen achter waarom je dingen
doet. Nou ja, de discussie daarvoor woedt voort. Wat voor mij het uitgangspunt in
de Bossenstrategie is, is om samen met de provincies en in overleg met de terreinbeheerders
te kijken hoe we een optimalisatie kunnen krijgen van de biodiversiteit en de koolstofvastlegging
en het beheer dat daarbij hoort, inclusief de schaal van verjonging. Ik heb me echt
gericht op de doelen, daarbij kijkend welke wegen kunnen worden bewandeld om daar
te komen. Die gesprekken voeren we dan ook met de TBO's.
In het verlengde daarvan vroeg de heer Moorlag of ik het ermee eens ben dat je selectief
moet zijn, bijvoorbeeld dat ook de open ruimte en de agrarische landschappen zo veel
mogelijk moeten worden ontzien, inclusief de ruimtelijke principes voor de aanplant
en de herbebossing. Ja, daar ben ik het mee eens. Sterker nog, dat is natuurlijk ook
de reden waarom we rondom de landschapselementen juist willen dat bos- en houtwallen
de landschappelijke kwaliteit versterken. Ik heb ook het College van Rijksadviseurs
om advies gevraagd over de landschappelijke criteria. Die wil ik ook opnemen in de
definitieve Bossenstrategie die ik naar de Kamer stuur. Juist naar dat soort criteria
en standaarden kijken we nadrukkelijk.
Dan de heer Smeulders. Die vraagt of ik kan aangeven wat er nou precies voor maatregelen
in de Bossenstrategie worden opgenomen. Ik kan een soort copy-paste doen van de nota
die voorligt. Maar niet helemaal; ik krijg nog ruimte. Dat is mooi. Zoals gezegd is
het de planning om na de zomer de Bossenstrategie naar de Kamer te sturen. Ik wil
de spanning er nog een beetje inhouden voor deze Kamer. Maar ik kan wel zeggen dat
ik redelijk wat elementen herken in de nota die hier nu voorligt en wat de thema's
zullen zijn die wij ook aan de orde zullen hebben in de Bossenstrategie. Ik heb net
al even een doorkijkje gegeven van jaartallen, tempo en hoeveelheden. Daar zullen
nog wat accentverschillen zitten, maar eigenlijk zie ik heel veel overeenkomsten,
als ik het zo mag zeggen. Maar ik houd u nog even in spanning over de definitieve
Bossenstrategie.
De heer Smeulders stelde een vraag over de beheerondersteunende natuur. In het kader
van de Bossenstrategie spreek ik met de beheerders en de experts om het bos te revitaliseren.
Dat heeft ook als doel te verkennen welke beheermaatregelen of ingrepen nodig zijn
om de bossen ook weer weerbaar te maken voor een veranderend klimaat en ook milieuomstandigheden.
Dat draagt dan ook weer bij aan het beter waarborgen van de biodiversiteit in de bossen.
Dat thema zal terugkomen in de Bossenstrategie.
Ik kom toe aan de monumentale bomen en het opnemen daarvan in een landelijk register.
Ik heb daar geen heel uitgesproken opvatting over in de zin dat ik daarvoor of daartegen
zou zijn. Maar dit is echt het terrein van de collega van OCW, want het gaat natuurlijk
over monumenten. Zij beheert dat soort zaken. Ik ben wel bereid om het bij haar voor
te leggen. Ik vind het lastig om allerlei toezeggingen te doen op het terrein van
een collega, maar ik zal wel aan haar vragen hoe zij daar tegenaan kijkt.
De heer Smeulders stelde ook een vraag over de regeling voor landschapselementen.
Ben ik bereid om die regeling nieuw leven in te blazen? Ja. Sterker nog, dat gaat
zeer binnenkort echt van start.
Dan de heer De Groot. Hij vroeg ook hoe het bomenplan en de Bossenstrategie zich tot
elkaar verhouden. Ik heb al een beetje een doorkijkje gegeven, maar we herkennen wat
elementen.
Dan het Europees importverbod op hout zonder juiste certificering. Dat is ook een
terugkerend thema, niet alleen bij mij, maar ook in de commissie Buitenlandse Handel
van collega Kaag. Daarin trekken wij ook samen op. Nederland pleit altijd voor het
naleven van de regels die wij eigenlijk al hebben. Ik hoor vaak een roep om meer regels,
maar we hebben ook al regels. Het komt er juist op aan dat wij die met elkaar gaan
naleven. In het kader van de Green Deal heb ik de Commissie nog eens aangespoord om
alleen ontbossingsvrije producten op de markt te laten brengen. Daar hoort hout natuurlijk
ook bij, dus dat heeft ook de continue aandacht van het kabinet.
Ook de heer De Groot vroeg naar de mogelijkheid van een monumentale status van de
groeiplaatsen voor wilde populaties. Hij trekt dat wat breder. Ook vraagt hij hoe
goed je die kunt beschermen. Het gaat dan ook om bomen met de juiste genetische achtergrond.
De herkomst van bomen is van heel groot belang, ook voor de groei en robuustheid van
bomen. Ik weet niet of in dit kader een monumentale status de oplossing is voor die
extra bescherming, maar ik zal collega Van Engelshoven ook vragen hoe zij daartegen
aankijkt. Een meerjarenplanning om te voldoen aan alle aanplant zullen wij als een
van de onderdelen van de Bossenstrategie verder uitwerken. Ik zal ook kijken wat we
met die genetische bescherming kunnen doen. Ik weet niet precies of de heer De Groot
dat wil verweven met de monumentale status, of dat voor hem het doel vooropstaat dat
wij moeten nastreven.
De voorzitter:
Die monumentale status heb ik niet per se letterlijk bedoeld. Het gaat erom dat de
schaarse plekken waar nog autochtone soorten groeien, beschermd worden. Dat is iets
anders dan inheemse soorten. Er kan een eik in Hongarije geteeld worden. Dat is dan
een Nederlandse eik, maar die komt uit Hongarije. Dat is de discussie, maar het gaat
mij echt om de autochtone soorten. Die kun je op allerlei manieren beschermen. Dat
hoeft niet per se met een bordje erop, zal ik maar zeggen, dus als monument.
Minister Schouten:
Dan permitteer ik me even de vrijheid om de vraag breder te zien, in de zin van: hoe
kun je daarnaar kijken, met het oog op de bescherming? Ik koppel het dan niet automatisch
aan een monumentale status, want dat is misschien niet de weg om te bewandelen. Dat
weet ik echter nog niet.
Dan iets over de kaalkap in relatie tot verdunning. Daarover heb ik ook al wat gezegd,
in relatie tot de antwoorden op de vragen van andere leden. Hoe komt duurzame houtproductie
terug in de Bossenstrategie? De Bossenstrategie stimuleert een zo hoogwaardig mogelijk
gebruik van hout. De totale productie is afhankelijk van veel factoren. Meestal zijn
dat de prijzen in het buitenland. We sturen dus wel op het gebruik, maar niet op de
productie. Het zo hoogwaardig mogelijk gebruik van hout is het uitgangspunt in de
Bossenstrategie.
Tot slot de vraag van de heer De Groot hoe we zorgen voor robuuste bossen die voldoende
worden beschermd en waar we dat precies gaan doen. De Natuurbeschermingswet zorgt
voor de bescherming van het bosareaal in oppervlakte. Daarnaast wordt er in het kader
van het milieubeleid gewerkt aan het terugdringen van stikstof en verdroging. Ten
slotte wordt in het kader van de Bossenstrategie nagegaan hoe we bossen kunnen revitaliseren
voor het vergroten van de biodiversiteit en de koolstofvastlegging. Ik denk dat we
op al die zaken tegelijkertijd moeten inzetten om te zorgen dat we op die manier voldoende
robuuste bossen houden waar de biodiversiteit centraal staat.
De voorzitter:
De heer Wassenberg heeft nog een vraag.
De heer Wassenberg (PvdD):
Toch nog een vraag over kaalkap. De Minister zei dat er verschillende redenen zijn
om die kaalkap toe te staan. Een van de redenen was: zorgen dat er andere natuur kwam
en een ander landschap. We hebben gisteren een masterclass stikstof gehad met een
aantal hoogleraren. Ik dacht dat het Henk Siepel was, hoogleraar ecologie aan de Radboud
Universiteit, die uitlegde dat op het moment dat je bomen gaat kappen en de bovenste
laag weghaalt, je de stikstof kwijt ben, maar ook fosfaat en mineralen. Als voorbeeld
zei hij: dan creëer je een heidelandschap met alleen hei en geen andere planten, geen
bloemen, geen andere struiken. Je krijgt dan bijna een andere monocultuur. Je creëert
een ander landschap, maar niet per se een waardevollere natuur omdat je heel veel
kwijtraakt. Is de Minister het met mij eens dat kaalkap niet alleen een ander landschap
moet creëren, maar ook meer natuur, meer biodiversiteit, en dat dit bij kaalkap niet
per se het geval is? Je creëert wel een ander landschap, maar niet per se een waardevollere
natuur, omdat je gewoon heel veel kwijtraakt. Is de Minister het toch niet met me
eens dat die kaalkap niet alleen een ander landschap moet creëren, maar ook echt meer
natuur en meer biodiversiteit, en dat dat niet per se het geval is bij kaalkap?
Minister Schouten:
Op die plekken waar dat gedaan wordt, is dat natuurlijk in het kader van Natura 2000.
Daarbij is ook afgesproken welke habitatten en soorten daar beschermd moeten worden.
Als die habitatten en soorten niet voldoende beschermd kunnen worden, bijvoorbeeld
omdat het landschap gevormd wordt door eenzijdig bos of omdat daar soorten ontstaan
die er eigenlijk niet thuis horen – ik geef toe dat het ook met stikstof te maken
kan hebben – dan is Nederland er wel aan gehouden om te kijken hoe we die habitatten
en soorten dan wel kunnen beschermen op die plek. Het kan zijn – dat kan ik niet uitsluiten –
dat daar dan ook die bomen voor gekapt moeten worden. Maar er is wel van tevoren over
gediscussieerd en vastgesteld welke habitatten en soorten op die plek beschermd moeten
worden. Sterker nog, wij hebben dan ook eerder al gemeld aan Europa dat we dat op
die plek gaan doen. Dat daar andere zaken voor verdwijnen: ja, als je het een weghaalt
om het ander mogelijk te maken, dan verdwijnt er iets, maar dat heeft wel een reden.
De voorzitter:
De heer Wassenberg, voor de laatste keer.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dat was niet helemaal wat ik bedoelde. Ik zie het gevaar dat je eenzijdig bos vervangt
door eenzijdige hei, waar ook niets anders groeit dan die heideplanten, terwijl je
ook allerlei andere planten en struiken daar wil hebben om die biodiversiteit te creëren.
Als je eenzijdig bos vervangt door eenzijdige hei, ben je dus geen stap verder gekomen.
Minister Schouten:
Ik zeg ook niet dat eenzijdig bos door eenzijdige hei vervangen moet worden. Ik zeg
dat wij moeten nadenken over hoe je op die plek die habitatten en soorten gaat beschermen
en wat daarvoor nodig is. Ik denk niet dat dat gelijk betekent dat je daar eenzijdige
hei voor terugkrijgt. Er zullen verschillende beheerplannen opgesteld worden voor
wat er nodig is om die habitatten en soorten daar in stand te houden. Daar is het
op gericht, niet om het eenzijdige een door het eenzijdige ander te vervangen.
De voorzitter:
Dank aan de Minister voor de beantwoording. We zijn gekomen aan de tweede termijn
van de Kamer. Ik zal elke keer de resterende spreektijd aan het begin opnoemen. Meneer
Von Martels, u heeft nog één minuut spreektijd.
De heer Von Martels (CDA):
Een minuut? Dat is heel weinig.
Voorzitter. Mooi om te horen dat bomen booming zijn. Het spreekt ook iedereen aan.
Het brengt ook verrassende coalities bij elkaar. Misschien ontstaat er een voorstel
van CDA en GroenLinks voor meer groen in de steden. De Partij voor de Dieren hield
een warm pleidooi om het kappen in Natura 2000-gebieden toch eens kritisch tegen het
licht te houden. Want wat gebeurt er nou precies? Ik vind het mooi om daarvoor misschien
wel met een gemeenschappelijk voorstel te komen. Dat moeten we ook ter discussie durven
stellen, want het moet van Europa, maar zijn we er zo blij mee en is het goed voor
de biodiversiteit en voor de hele ecologie? Daar kunnen we grote vraagtekens bij zetten.
Wel mooi dat er een regeling landschapselementen aan komt. Ik ben benieuwd wat erin
komt te staan. Ook fijn dat de indieners beloond worden en dat veel elementen van
hun inbreng straks terug te zien zijn in de Bossenstrategie.
Nogmaals dank voor de inbreng. Dit leidt tot een waardevolle discussie en ik hoop
ook tot waardevolle natuur.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Beckerman heeft nog twee minuten.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dan begin ik snel met het indienen van drie moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Minister in het kader van te nemen maatregelen op het gebied van
stikstof, het Klimaatakkoord en de nog te volgen Bossenstrategie verkennende gesprekken
heeft gevoerd met provincies en terrein- en natuurbeheerders over mogelijke ontwikkellocaties
voor de aanleg van extra bos;
constaterende dat een goede afstemming over de inrichting en de beschikbaarheid van
de schaarse ruimte in Nederland cruciaal is voor het laten slagen van de ambitie om
het bosareaal in Nederland aanzienlijk uit te breiden;
verzoekt de regering een overzicht op stellen van de meest kansrijke vergroeningslocaties
die uit de gevoerde overleggen naar voren zijn gekomen en dit overzicht te doen toekomen
aan de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Smeulders. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 4 (35 309).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het vast te stellen bosbeheerbeleid wordt voorgesteld om voor
vlaktekap een oppervlaktenorm van een halve hectare als maximum te hanteren;
overwegende dat er geen consensus is over de ecologische effecten van vlaktekap op
de kwaliteit van bosecosystemen;
verzoekt de regering op dit punt nader wetenschappelijk onderzoek te laten verrichten
door een deskundige externe partij en de resultaten hiervan te doen toekomen aan de
Kamer;
verzoekt de regering tevens om de desbetreffende passage uit de voorlopige Bossenstrategie
aan te houden in afwachting van dit onderzoek,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Smeulders. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 5 (35 309).
Mevrouw Beckerman (SP):
Dan de laatste motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat onderhandelingen omtrent het nieuwe Europese gemeenschappelijk landbouwbeleid
in een vergevorderd stadium verkeren;
overwegende dat vanuit meerdere bestuurslagen wordt ingezet op een aanzienlijke en
broodnodige vergroening en verduurzaming van het GLB;
verzoekt de regering om bij de verdere ontwikkeling van nationale strategische plannen
in te zetten op een breed pakket aan maatregelen voor de aanleg van natuur en bos,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Smeulders. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 6 (35 309).
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel mevrouw Beckerman, dan gaan we naar de Partij voor de Dieren, die nog 45
seconden heeft.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter, dat is zat. Ik heb twee moties. Kort en krachtig, zoals u van mij gewend
bent.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om een substantieel deel van het multifunctionele bos aan te
wijzen als natuurbos, waar geen commerciële activiteiten plaatsvinden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 7 (35 309).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering kaalkap als verjongings- en/of houtoogstmaatregel te verbieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8 (35 309).
De heer Wassenberg (PvdD):
Volgens mij heb ik nog een seconde over.
De voorzitter:
Ja, u kunt nog iets zeggen als u wilt, maar dat is niet het geval. Dank u wel, meneer
Wassenberg.
Dan ga ik over naar de heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Hoeveel seconden heeft hij nog?
De voorzitter:
Nou, de heer Weverling heeft nog vijf minuten.
De heer Weverling (VVD):
Zo!
De heer Wassenberg (PvdD):
Hoeft niet!
De heer Weverling (VVD):
Dank u wel. Ik zal het kort houden. Volgens mij is er veel consensus in deze Kamer
over meer groen. Dat is denk ik fijn om te constateren. Van de aantallen genoemd door
de Minister gaat ook mijn hart wel wat sneller kloppen: 6,2 miljoen bomen erbij in
2030. Nogmaals dank voor het goede initiatief van het Nationaal Bomenplan. Wij wachten
nog even af wat de Bossenstrategie uiteindelijk allemaal gaat behelzen. Ik heb goede
hoop dat wij uiteindelijk na de zomer tot iets moois komen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel meneer Weverling. Dan is het woord aan de heer Smeulders.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties. Volgens mij heb ik nog twee minuten.
De voorzitter:
Ja, dat heeft u zelf goed bijgehouden.
De heer Smeulders (GroenLinks):
Zeker.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het bossenareaal in Nederland onder druk staat;
constaterende dat de Europese Commissie in hun recente biodiversiteitsstrategie als
onderdeel van de Green Deal de ambitie heeft uitgesproken om 3 miljard bomen te planten;
overwegende dat we daar in Nederland ons steentje aan bij kunnen dragen;
verzoekt de regering om voor 2040 17 miljoen (oftewel 100.000 hectare) bomen te planten
en 20.000 hectare nieuwe landschapselementen, daar een plan voor uit te werken en
deze nog dit jaar naar de Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Smeulders en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9 (35 309).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat boeren een groot deel van het Nederlandse landschap beheren en hier
in hun inkomen weinig van terugzien;
overwegende dat er op dit moment om meerdere redenen vanuit de maatschappij gevraagd
wordt om meer bomenaanplant: voor CO2-opslag, duurzame houtproductie, het vasthouden van fijnstof en om biodiversiteitsdoelen
te halen;
constaterende dat er van 1989 tot 2013 een goed werkende regeling bestond waar boeren
die bomen op hun land lieten groeien gebruik van konden maken;
overwegende dat Eurocommissaris Hogan lidstaten heeft aangespoord om boeren aan te
moedigen op een deel van hun land bossen aan te planten en dit mee te nemen bij het
opstellen van de Nationaal Strategische Plannen binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid;
verzoekt de regering te verkennen hoe in het NSP een hernieuwde bossenregeling vormgegeven
kan worden waarbij boeren betaald krijgen voor het aanplanten van bossen op hun land
en de grond de agrarische bestemming behoudt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Smeulders en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 10 (35 309).
De heer Smeulders (GroenLinks):
De laatste motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat monumentale bomen niet alleen grote emotionele waarde hebben, maar
dat oude bomen tevens een extra grote bijdrage aan het klimaat en de luchtkwaliteit
leveren;
constaterende dat monumentale bomen het met name in de steden moeilijk hebben doordat
de groeiomstandigheden ongunstiger zijn geworden door het intensieve gebruik van de
ruimte;
constaterende dat de status van rijksmonument de best mogelijke juridische bescherming
zou bieden voor monumentale bomen;
verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
over de mogelijkheden om de bomen uit het Landelijk Register van Monumentale Bomen
integraal op te nemen als rijksmonumenten, en de Kamer over de uitkomsten van dit
gesprek te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Smeulders en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (35 309).
De voorzitter:
De heer Smeulders is aan het eind gekomen van zijn termijn. Meneer Moorlag, wenst
u nog gebruik te maken van uw tweede termijn?
De heer Moorlag (PvdA):
Ja graag, voorzitter. Nogmaals mijn excuses dat ik de beantwoording niet kon bijwonen.
Ik loop nu misschien ook het risico dat ik moties ga indienen op een wijze die ik
weleens typeer als een snoekduik in een zwembad waar het water al uit weggelopen is,
omdat de Minister of de initiatiefnemers al buitengewoon welwillend op die punten
hebben gereageerd. Maar het gaat om de volgende twee moties. De eerste.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat natuurvolgend bosbeheer resulteert in bossen die ouder, mooier, gevarieerder
en klimaatrobuuster zijn;
overwegende dat natuurvolgend bosbeheer, waarin oogst van hout door middel van uitdunning
plaatsvindt, daarom de voorkeur heeft boven kaalkap, ook als de oppervlakte zich beperkt
tot 0,5 hectare;
verzoekt de regering natuurvolgend bosbeheer als leidend principe uit te werken in
de Bossenstrategie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 12 (35 309).
De heer Moorlag (PvdA):
En de tweede, voorzitter. Als bewoner van de graanrepubliek gaan de weidse landschappen
mij aan het hart.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uitbreiding van het bosareaal in Nederland de kwaliteiten van natuur
en landschap kan verbeteren, maar dat open, weidse agrarische landschappen ook van
waarde zijn;
verzoekt de regering in de uitwerking van de Bossenstrategie met de medeoverheden
op gepaste wijze rekening te houden met deze waarde,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 13 (35 309).
Dank u wel, meneer Moorlag. Meneer Von Martels, zou u het voorzitterschap willen overnemen?
Ik heb nog 1 minuut en 15 seconden.
Voorzitter: Von Martels
De voorzitter:
Met alle plezier. Volgens mijn berekening had u nog 40 seconden, maar als u zelf zegt
dat het 1 minuut en 15 seconden zijn, dan gun ik u die tijd.
De heer De Groot (D66):
Dank voorzitter en nogmaals dank aan de indieners voor hun bijdrage, en ook aan de
Minister voor de beantwoording. Dank ook voor de genuanceerde beantwoording rondom
kaalkap. Op deze manier, als we vanuit de doelen aan de slag gaan, komen we verder.
Dank voor de regeling voor landschapselementen die er nu gaat komen. Dat was een motie
van D66 die volgens mij breed gedeeld was. Fijn dat dat nu gebeurt.
Ik heb één motie. Die gaat over de inheemse soorten.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aandeel wilde bomen en struiken op het totaal van het bosareaal
en de landschapselementen die uit bomen en struiken bestaan, naar schatting lager
is dan 3% in Nederland;
constaterende dat instandhouding en herstel van de populaties van onze wilde bomen
en struiken een cruciale rol spelen bij het minimaliseren van plagen en ziekten, betere
adaptatie van de gevolgen van extreme weersomstandigheden en de versterking van een
gezonde leefomgeving en agrobiodiversiteit;
overwegende dat het daarom essentieel is dat het aandeel wilde bomen en struiken behouden
en beschermd wordt;
overwegende dat wanneer nieuwe bomen en struiken worden aangeplant deze van het juiste
genetische materiaal moeten zijn en dat het nu vaak te lang duurt voordat autochtone
bomen en struiken klaar zijn voor aanplant in verhouding tot de snelheid van de plannen;
overwegende dat hier een kans ligt voor de markt en andere organisaties in verband
met de mogelijk toenemende vraag;
verzoekt de regering om:
– in de eerste plaats zorg te dragen dat de bronlocaties van autochtone bomen en struiken,
vastgelegd in de Atlas landschappelijk groen erfgoed, een beschermingsstatus krijgen;
– samen met deskundigen, betrokken organisaties en marktpartijen een langetermijnplanning
te maken, met als doel het mogelijk maken om autochtoon plantmateriaal in de plannen
voor bosaanplant en landschappelijke beplantingen toe te passen;
– dit plantmateriaal van de nodige garanties en kwaliteitscontroles te voorzien,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 14 (35 309).
De heer De Groot (D66):
Dat was het. Ik hoop dat ik binnen de tijd ben gebleven.
Voorzitter: De Groot
De voorzitter:
Dan ga ik even kort schorsen voor het kopiëren van de moties. Wat heeft u nodig? Vijf
minuten? Vijf minuten schorsing.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de Minister, die haar oordeel uitspreekt over de moties, maar
niet dan nadat ik de indieners het woord heb gegeven, die nog een opmerking willen
maken. Mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Ik denk dat ik mede namens mijn collega Frank Futselaar en de medewerkers
spreek als ik zeg dat wij met heel veel plezier gewerkt hebben aan deze nota. Het
is ontzettend leuk om je een keertje extra te verdiepen in een onderwerp en er daarna
daarover van gedachten te wisselen met de collega's. Dus dank allemaal, in het bijzonder
aan de medewerkers die hier een succes van hebben gemaakt. Ik wil hun namen even opnoemen:
Elisabeth Hengeveld, Anneke Rood en Stijn Vat.
(Applaus)
De voorzitter:
Voor eeuwig in de Handelingen opgenomen. Dan is het woord aan de Minister.
Minister Schouten:
Dank u wel. Als je weggaat krijg je daar een kopietje van. En terecht dat de medewerkers
worden bedankt die hier zoveel werk in hebben gestoken. En goed om te lezen wat eruit
is gekomen.
Dan de moties. Ik heb er heel wat. Ten eerste de motie van mevrouw Beckermans en de
heer Smeulders op stuk nr. 4. Ik snap de vraag om de meest kansrijke vergroeningslocaties
inzichtelijk te maken. Alleen, ik denk dat, als we dat op deze manier zo concreet
doen, daar een negatief effect van kan uitgaan, namelijk dat er speculatie op de grond
kan gaan plaatsvinden. Dat heeft dus echt een praktische invalshoek, het heeft echt
niks te maken met onwil van mijn kant. Ik denk dat we dat in de NOVI op een soort
abstractieniveau kunnen doen, maar als je dat heel concreet gaat maken, kan dat echt
wel tot een soort perverse effecten leiden. Daar zou ik nu niet in mee willen gaan.
Vandaar dat ik deze motie ontraad.
De voorzitter:
De motie is ontraden.
Minister Schouten:
Dan de tweede motie, die op stuk nr. 5. Die ga ik proberen op een manier uit te leggen
waarmee we, denk ik, elkaar wel tegemoet kunnen komen. Het gevraagde onderzoek laten
we verrichten. We zijn bezig te bekijken hoe we daarover in de Bossenstrategie meer
kunnen opnemen. Maar de motie verzoekt de regering de betreffende passage uit de voorlopige
Bossenstrategie aan te houden, in afwachting van dit onderzoek. Dit suggereert dat
ik straks ook de Bossenstrategie moet gaan ophouden, en dát wil ik niet doen. Ik zou
graag de motie oordeel Kamer willen geven op het punt dat we hier met experts naar
gaan kijken. Daar wijd ik een passage aan in de uitwerking van de Bossenstrategie,
en ik ga niets ophouden. Mag ik de motie zo uitleggen?
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik probeerde al op mijn vriendelijkst te knikken naar de Minister, want het is niet
onze bedoeling om de Bossenstrategie te vertragen, wel om een zo goed mogelijke Bossenstrategie
te houden. Dus als de Minister de motie zo uitlegt, is dat helemaal in lijn met wat
we bedoelen.
Minister Schouten:
Misschien is het voor de duidelijkheid dan goed om dat laatste verzoek nog iets te
wijzigen en om dat onderzoek van de experts mee te nemen in de Bossenstrategie die
straks komt, zodat we het op die manier vorm kunnen geven.
Mevrouw Beckerman (SP):
Daar kunnen we mee leven, dat zullen we aanpassen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 5 krijgt na wijziging oordeel Kamer.
Minister Schouten:
Dan de motie op stuk nr. 6. Zoals gezegd zijn wij al bezig met de ontwikkeling van
de regeling voor landschapselementen. Daar zetten we in het NSP verder op in. In dat
licht kan ik zeggen dat we een deel al doen. Het gaat om een inspanningsverplichting,
geen resultaatsverplichting. Het NSP staat nog in de kinderschoenen. We moeten daar
echt nog met de provincies de nodige gesprekken over voeren. Maar het belang van natuur
en bos wordt niet miskend. Met deze uitleg kan ik deze motie oordeel Kamer geven,
als het geen resultaatsverplichting, maar wel een inspanningsverplichting is.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 6 krijgt oordeel Kamer.
Minister Schouten:
Ja. Dan de motie op stuk nr. 7. Dat is een motie die ik me van de heer Wassenberg
voor kan stellen, maar ze gaat ons echt nog wel een stapje te ver. Dus ik ontraad
deze motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 7 is ontraden.
Minister Schouten:
In de motie op stuk nr. 8 vraagt de heer Wassenberg, in lijn met zijn inbreng en opvattingen,
de regering kaalkap als verjongings- en/of houtoogstmaatregel te verbieden. Maar de
Bossenstrategie sluit niet uit dat er ook een houtoogstmaatregel genomen kan worden
en dat daar kaalkap voor nodig is. Dus dat gaat ook hier te ver. Daarom ontraad ik
deze motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 8 is ontraden.
Minister Schouten:
Dan motie op stuk nr. 9. Ik heb net aangegeven wat de ambitie van het kabinet was,
met name qua hectares. Deze motie gaat natuurlijk gelijk weer een stapje verder. Ik
snap dat die ambitie er is, maar ik heb aangegeven waar de Bossenstrategie op inzet.
Laten we daar eerst maar eens een debat over voeren met elkaar, dus ik ontraad deze
motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 9 is ontraden.
Minister Schouten:
De motie op stuk nr. 10 lijkt een beetje op de motie op stuk nr. 6, want ook hier
wordt gevraagd of we bij het NSP willen gaan kijken hoe we eigenlijk bossen stimuleren.
Dat was ook de vraag in de motie op stuk nr. 6. Het wordt hier iets concreter gemaakt
door ook te kijken of boeren betaald kunnen worden voor het aanplanten van bossen
op hun land en of de grond ook de agrarische bestemming behoudt. Ik vind dat een sympathieke
inzet. Ik ben ook bereid om daarnaar te kijken. Geen resultaatsverplichting, maar
wel een inspanningsverplichting en dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 10 heeft oordeel Kamer.
Minister Schouten:
Ja. Dan de motie op stuk nr. 11. Ik denk dat ik net al het een en ander hierover heb
toegelicht. Ik heb gezegd wat wij willen bekijken in dit kader. Ik moet dit ook even
iets breder bekijken met mijn collega Van Engelshoven, maar ik ben ertoe bereid om
het gesprek aan te gaan met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Ik geef deze
motie dus oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 11 krijgt oordeel Kamer.
Minister Schouten:
Dan de motie op stuk nr. 12. Toen de heer Moorlag weg was, heb ik net aangegeven wat
de onderliggende principes van de Bossenstrategie zijn. Dat wist hij inderdaad niet
en dat kon hij ook niet weten. Ik heb dat niet op kapsoort gedaan, maar op de doelen
die we met de Bossenstrategie willen bereiken, zoals biodiversiteit en koolstofvastlegging.
Er zijn verschillende wegen voor hoe je daarnaartoe kunt komen. Deze motie verzoekt
om de soort bosbeheer ook nog als leidend principe toe te voegen aan de Bossenstrategie.
Er zijn verschillende manieren waarop je die andere doelen kunt bereiken, dus ik vind
deze motie te ver gaan. Daarom ontraad ik die.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik heb de Minister ook een oordeel horen geven over een motie van mevrouw Beckerman
en de heer Smeulders om nader onderzoek te laten doen. Ze zegt dit niet voor niets.
Als ze dat onderzoek doet en de uitkomsten daarvan ook serieus wil wegen en erbij
wil betrekken, dan ben ik bereid om deze motie aan te houden.
Minister Schouten:
Ik doe het onderzoek niet voor niets. Het is dus prima als deze motie wordt aangehouden,
want ik kan niet vooruitlopen op die discussie. Anders hoef ik dat onderzoek ook niet
te laten doen. Het is raar als ik nu al een conclusie trek over wat de uitkomst daarvan
zou moeten zijn. Het is dus goed dat de heer Moorlag deze motie daarop aanhoudt. Als
wij onderzoek doen, doen we altijd serieus onderzoek.
De voorzitter:
Meneer Moorlag, houdt u de motie aan?
De heer Moorlag (PvdA):
Ja, voorzitter, ik houd de motie aan. Serieuze onderzoeken en serieuze adviezen moet
je goed op waarde schatten.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Moorlag stel ik voor zijn motie (35 309, nr. 12) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Schouten:
De motie op stuk nr. 13: dat ben ik al aan het doen. In die zin zou ik deze motie
kunnen overnemen, als de heer Moorlag dat wil. Anders is die oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dan wordt het oordeel Kamer.
Minister Schouten:
O. Mag je niet overnemen?
De voorzitter:
Ik heb net geleerd dat overnemen bij een notaoverleg niet geldt.
Minister Schouten:
Dan is die oordeel Kamer.
De heer Moorlag (PvdA):
Als de Minister het gewoon toezegt ... Ik zeg altijd: een goede toezegging is meer
waard dan een motie. Als de Minister het in die woorden toezegt, trek ik de motie
in.
Minister Schouten:
Dan zeg ik het hierbij ook toe. Dat is dus een soort dubbele bevestiging. Maar dat
is prima.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Moorlag (35 309, nr. 13) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Minister Schouten:
Dan de motie op stuk nr. 14. Ik had even wat tijd nodig om deze motie goed te lezen,
want daar zitten veel elementen in. Even kijken. De motie gaat over de bronlocaties,
over het uitwerken van de langetermijnaanpak met partijen en ook over de garanties
en de kwaliteitscontrole. Ik heb net het belang genoemd dat ik hecht aan een goede
borging van deze soorten. Als deze motie wordt aangenomen, kunnen wij hier ook handen
aan voeten aan geven, dus oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 14 krijgt oordeel Kamer. Daarmee zijn we gekomen aan het einde
van tweede termijn van de Minister. Ik heb een aantal toezeggingen genoteerd, waaronder
een motie. De eerste toezegging is als volgt.
– De Minister stuurt de uitgewerkte versie van de Bossenstrategie vlak na de zomer naar
de Kamer.
Dan de tweede toezegging.
– De Minister stuurt vóór het AO Natuur op 22 juni een brief over groen in de stad.
En de derde toezegging.
– Bij de uitwerking van de Bossenstrategie met medeoverheden wordt op gepaste wijze
rekening gehouden met de waarde ...
Wat zeg ik hier eigenlijk? Excuus. O, «de waarde van agrarische open landschappen».
Dat was het. Ik zocht even in het dictum, maar het stond iets eerder.
Ja? Ik zie knikken. Dan zal er over de moties worden gestemd op dinsdag 16 juni. Dan
rest mij de indieners, de Minister, de collega's, de ambtelijke en de parlementaire
staf te danken, evenals natuurlijk de griffie voor de ondersteuning, en de mensen
thuis die dit debat hebben gevolgd. Dank u wel en een fijne avond.
Sluiting 19.14 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
M.E. Haveman-Schüssel, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.