Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dik-Faber over het weer opschalen van de reguliere ziekenhuiszorg
Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de Minister voor Medische Zorg over het weer opschalen van de reguliere ziekenhuiszorg (ingezonden 3 juni 2020).
Antwoord van Minister Van Rijn (Medische Zorg) (ontvangen 29 juni 2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Ziekenhuizen hervatten reguliere zorg «stap
voor stap»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het feit dat de reguliere zorg slechts langzaam wordt opgeschaald?
Wat zijn hiervoor volgens u de belangrijkste redenen?
Antwoord 2
Ik heb de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gevraagd regie te nemen in het weer opschalen
van de reguliere zorg. Aan de hand van voortgangsrapportages wordt de stand van zaken
voor de verschillende sectoren betreft verwijzingen en behandelingen door hen inzichtelijk
gemaakt. Op basis van die cijfers zien we dat de reguliere zorg weer toeneemt, maar
dat de zorg nog niet volledig terug is op het oude niveau. Dit komt onder meer doordat
de anderhalvemetersamenleving, het bieden van COVID zorg en de beschikbaarheid van
personeel van invloed zijn op de zorgcapaciteit en zorgvraag.
Vraag 3
Is de fasering van het opstarten van de reguliere zorg in elk ziekenhuis hetzelfde
(bijvoorbeeld op basis van landelijke richtlijnen) of maakt elk ziekenhuis hierin
eigen keuzes?
Antwoord 3
Het is primair de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders zelf om de zorg weer op
te starten en de mogelijkheden daartoe voor de eigen organisatie te benutten. Ziekenhuizen
moeten hierin dus eigen keuzes maken. Wel is een urgentielijst opgesteld die op basis
van input van de betreffende wetenschappelijke verenigingen, leden van de Federatie
Medisch Specialisten (FMS), bijgewerkt wordt. Daarnaast wordt regionaal de opstart
gemonitord door het Regionaal overleg acute zorg (ROAZ). Zorgaanbieders moeten de
opschaling van de zorg in het ROAZ afstemmen als er bijvoorbeeld afhankelijkheden
met andere zorgaanbieders bestaan. De NZa faciliteert vervolgens op landelijk niveau
de ROAZ-en aan de hand van gesprekken en het beschikbaar stellen van cijfers over
de verwijzingen en productie op regioniveau.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de uitdaging van het wegwerken van forse wachtlijsten in de reguliere
ziekenhuiszorg als gevolg van de coronacrisis in relatie tot de voorbereiding op een
mogelijke stijging van het aantal coronapatiënten in het najaar en de noodzaak om
de werkdruk voor zorgmedewerkers niet nogmaals te hoog te laten worden?
Antwoord 4
Dat het wegwerken van het stuwmeer aan zorg geen gemakkelijke opgave is, in een veld
dat al een uiterste inspanning heeft geleverd tijdens de piek van de pandemie, ben
ik mij terdege bewust. Daarom neemt het kabinet ook verschillende maatregelen, waarover
uw kamer periodiek wordt geïnformeerd, om ervoor te zorgen dat een dergelijke piekbelasting
niet nogmaals kan gebeuren. Zo heb ik het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) opdracht
gegeven om tot een plan te komen voor het opschalen van de IC-capaciteit. Hierbij
is ook nadrukkelijk aandacht voor de werkdruk van zorgmedewerkers.
Vraag 5
Ziet u kansen en mogelijkheden voor landelijke coördinatie of centrale regie van (bepaalde
vormen van) ziekenhuiszorg om zo de wachtlijsten versneld weg te werken? Zou het Landelijk
Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) hierbij een rol kunnen vervullen?
Antwoord 5
Het is primair de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders zelf om de zorg weer op
te starten en de mogelijkheden daartoe voor de eigen organisatie te benutten. Het
ziekenhuis zelf heeft daar het meeste zicht op wat haalbaar is voor organisatie. De
NZa sluit met haar werkwijze aan bij de bestaande regionale structuren en zorgnetwerken
die er al zijn. De zorgverzekeraars zijn aangesloten bij deze regionale structuren.
Verder heb ik het LNAZ gevraagd om in het plan voor de opschaling van de IC-capaciteit
ook aan te geven of er nadere afspraken over landelijke coördinatie nodig zijn.
Vraag 6
Deelt u de mening dat deze crisisperiode ook kansen biedt om een slag te maken richting
efficiëntere en duurzamere zorg, bijvoorbeeld door kritischer te kijken naar de verwijzing
van de eerstelijns- naar de tweedelijnszorg of door het beter benutten van e-healthmogelijkheden?
Antwoord 6
Met de Juiste Zorg op de Juiste plek waren we – ook in de periode voor de COVID-19
crisis – al intensief bezig met het verplaatsen en vervangen van zorg. Ik deel de
mening dat dit door deze crisisperiode nog meer aan urgentie heeft gewonnen.
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 aangaf, vergen de maatregelen rondom de aanpak
van COVID-19 dat zoveel mogelijk passende zorg buiten het ziekenhuis wordt gegeven.
Het gaat dan om de inzet van digitale toepassingen, die bijvoorbeeld kunnen worden
ingezet voor consulten, controle afspraken, begeleiding/coaching of voor- en nazorg
op afstand. Hierbij gaat het niet alleen om het omzetten van een fysiek consult naar
een consult via beeldbellen, maar ook om het anders organiseren van de zorg met inzet
van ehealth toepassingen. Dus bijvoorbeeld geen (of minder) consulten als begeleiden
of monitoren op afstand voldoende is. Het is aan veldpartijen gezamenlijk om te bepalen
in welke gevallen digitale zorg mogelijk en wenselijk is en aan professionals en patiënten
waar die wel of niet wordt ingezet. Passende zorg buiten het ziekenhuis kan ook door
te kijken of de zorg niet beter in de eerstelijn kan plaatsvinden en door te kijken
naar gepast gebruik van zorg.
Dit alles geldt nu voor de situatie waarin we nog te maken hebben met het virus, maar
ook voor daarna. Er moet te allen tijde bekeken worden waar en hoe zorg het beste
kan worden geleverd.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u het rapport van Gupta Strategists, waaruit blijkt dat een kwart van
alle policonsulten op afstand zou kunnen worden uitgevoerd?2
Antwoord 7
Ik deel dat er zeker meer mogelijkheden zijn als het gaat om het verlenen van zorg
op afstand. Dat hebben professionals en patiënten de afgelopen periode ook kunnen
ervaren. Ik kan niet beoordelen of het genoemde percentage realistisch is. Het is
primair aan professionals en patiënten gezamenlijk om te bepalen wat de juiste zorg
op de juiste plek is. Van belang is dat dit een gezamenlijk besluit is van professional
en patiënt.
Vraag 8
Bent u bereid om digitalisering van de zorg op korte termijn extra te ondersteunen,
eventuele belemmeringen in wet- en regelgeving weg te nemen en in gesprek te gaan
met wetenschappelijke verenigingen over het aanpassen van richtlijnen, zeker als dit
bijdraagt aan het sneller wegwerken van wachtlijsten als gevolg van de coronacrisis?
Antwoord 8
De afgelopen periode ben ik al bezig om deze beweging te ondersteunen. Dit is in lijn
met de ambitie in het regeerakkoord om inzet van digitale zorg te bevorderen via afspraken
en akkoorden met de relevante partijen in het zorgveld. Ondersteuning is er zowel
financieel als door hulp te bieden bij de transformatie. Tevens heeft de NZa de mogelijkheden
voor het leveren van zorg op afstand uitgebreid door de prestaties voor de COVID-19
crisis tijdelijk aan te passen. Ik vind het in deze fase vooral van belang dat digitale
zorg nu ook een regulier onderdeel van de zorg wordt en blijft. Ik ben daarom in gesprek
met de inspectie, het zorginstituut en de NZa om te kijken wat nodig is om dat nu
structureel te realiseren. Met het oog daarop heb ik de NZa ook de opdracht gegeven
om mij te adviseren in de mogelijkheden die de bekostiging biedt om de huidige versnelde
ontwikkelingen rondom digitale zorg te bestendigen en verder te stimuleren.
Vraag 9
Bent u bereid om, bijvoorbeeld via het Programma Zorgevaluatie en Gepast Gebruik,
te inventariseren welke lessen er getrokken kunnen worden uit de coronacrisis met
betrekking tot zinnige zorg?
Antwoord 9
Ja daar ben ik toe bereid. Zo heb ik bijvoorbeeld de NZa gevraagd om, in aanvulling
op haar coördinerende rol, te kijken naar de lessen die getrokken kunnen worden uit
de COVID-19 crisis. Ik heb de NZa gevraagd om te kijken welke instrumenten verder
ingezet kunnen worden om de goede ontwikkelingen op het gebied van gepast gebruik
en digitale levering van zorg te blijven stimuleren en mij hierover uiterlijk medio
juli te adviseren. Het Zorginstituut is hier vanuit zijn rol met betrekking tot gepast
gebruik nauw bij betrokken.
Verder wordt er vanuit het programma Zorgevaluatie en Gepast Gebruik ingezet op het
ondersteunen van medisch specialisten met concrete handvatten. Het programma heeft
net voor de crisis een agenda vastgesteld van onderwerpen van gepast gebruik die sowieso
geïmplementeerd moeten worden. Juist deze agenda is extra behulpzaam in de crisis
en ook hier zullen lessen uit getrokken worden over de beste manieren om te implementeren.
Vraag 10
Deelt u de mening dat zorgmedewerkers actief betrokken dienen te worden bij de keuzes
die ziekenhuizen maken bij het opstarten van de reguliere zorg? Zo ja, bent u bereid
om het belang van zeggenschap van zorgmedewerkers onder de aandacht te brengen van
ziekenhuisbestuurders? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Zoals ik in het antwoord op vraag 3 aangaf zijn ziekenhuizen zelf verantwoordelijk
voor het opstarten van de reguliere zorg. Dat zorgmedewerkers bij dit proces worden
betrokken lijkt mij niet meer dan logisch. Het gaat immers ook over de beschikbare
capaciteit van zorgpersoneel bij het opstarten van zorg. Uit signalen die ik van de
NZa voor wat betreft het opschalen van reguliere zorg krijg, begrijp ik dat ziekenhuizen
de knelpunten (tekorten en benodigde recuperatie) onderkennen en hiermee rekening
houden. Ook heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de Minister voor Medische Zorg,
de Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuizen (NVZ) en de Chief Nursing Officer (CNO)
over de verbetering van de positie van verpleegkundigen. Ik verwacht hierover van
de CNO op termijn een aanvullend advies met input vanuit alle branches en zal uw Tweede
Kamer daarna informeren.
Vraag 11
Wat is uw reactie op het gestelde in het artikel dat in sommige ziekenhuizen nog steeds
IC-zorg wordt verleend buiten de IC-muren, terwijl er mogelijk in andere ziekenhuizen
wel voldoende IC-capaciteit beschikbaar is?3
Antwoord 11
De afgelopen periode is er in de ziekenhuizen alles aan gedaan om de benodigde COVID-19
zorg te leveren. Alle zeilen zijn bijgezet in deze piekperiode. Dat betekende ook
dat in bepaalde ziekenhuizen extra ruimtes werden ingericht om IC-zorg te leveren.
Na deze eerste piek wordt op dit moment de reguliere zorg die tijdelijk was afgeschaald,
weer opgeschaald en zien we dat het aantal COVID-19 patiënten op de IC gelukkig weer
sterk gedaald is. In deze nieuwe fase bereiden we ons tevens voor op een eventuele
tweede golf. Een situatie zoals tijdens de eerste piek willen we in de toekomst voorkomen.
Dit is onderdeel van de opdracht die ik aan LNAZ heb gegeven. In verschillende werkgroepen
wordt dit plan verder uitgewerkt. Een van deze werkgroepen richt zich op de regioverdeling
en infrastructuur.
Vraag 12
Kunt u aangeven of de afspraken die zorgverzekeraars met ziekenhuizen hebben gemaakt
over de continuïteitsbijdrage (bevoorschotting) toereikend zijn? Deelt u de mening
dat financiële problemen in ziekenhuizen als gevolg van de coronacrisis geen belemmering
mogen vormen bij het weer opschalen van de reguliere zorg?
Antwoord 12
Zorgverzekeraars maken specifieke afspraken voor de continuïteitsbijdrage met zorgaanbieders
met een jaarlijkse omzet boven de 10 miljoen euro, zoals de ziekenhuizen. Zorgverzekeraars
Nederland (ZN), de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en
NVZ zijn constructief met elkaar in gesprek, met als streven om rond 1 juli een regeling
gereed te hebben. Tot dat moment kunnen ziekenhuizen een vooruitbetaling van hun zorgverzekeraar
krijgen. Op deze manier zouden financiële gevolgen van de Covid-19 crisis geen belemmeringen
mogen vormen bij het opschalen van de reguliere zorg.
Vraag 13
Hoe beoordeelt u de claim van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen van vijf
miljard euro vanwege wegvallende omzet en extra kosten voor het «coronaproof» maken
van de zorg? Wat is volgens u hierbij de positie van de ziekenhuizen, medisch-specialistische
bedrijven, zorgverzekeraars en de overheid?
Antwoord 13
Het is op dit moment nog niet duidelijk wat de precieze financiële gevolgen zijn van
de COVID-19 crisis voor de ziekenhuizen. De verschillende partijen die u noemt zijn
op dit moment met elkaar in gesprek om hierover inzicht te krijgen. Zo zijn zorgverzekeraars
en ziekenhuizen in gesprek over de vergoeding van meerkosten voor COVID-19 en over
de vergoeding van weggevallen omzet voor 2020 en ik heb hen ook gevraagd om in kaart
te brengen wat de financiële impact is voor 2021. Met elkaar wordt nu dus inzichtelijk
gemaakt wat de gevolgen van de crisis zijn voor dit jaar, maar ook wat dit voor de
jaren daarop betekent.
Vraag 14
Deelt u de mening dat bij eventuele extra financiële ondersteuning het belang van
het ziekenhuis als goed werkgever en het belang van patiënten die moeten kunnen rekenen
op kwalitatief goede zorg in hun eigen ziekenhuis, centraal moeten staan? Hoe wilt
u hierbij ongewenste productieprikkels voorkomen?
Antwoord 14
Zie mijn antwoord op vraag 13. Het is van belang dat er eerst inzicht komt in de financiële
impact van de COVID-19 crisis op de ziekenhuizen en dat er passende afspraken worden
gemaakt over de vergoeding van meerkosten en omzetverlies. Daarbij stel ik het belang
van kwalitatief goede zorg voor patiënten altijd voorop.
Vraag 15
Heeft u inmiddels, mede met het oog op de ervaringen bij het Slotervaartziekenhuis
en de IJsselmeerziekenhuizen, goed zicht op de financiële positie van alle ziekenhuizen
in Nederland, zodat eventuele financiële problemen tijdig gesignaleerd worden en er
snel actie kan worden ondernomen?
Antwoord 15
Ja, naar aanleiding van de faillissementen van MC Slotervaart en MC IJsselmeerziekenhuizen
is het systeem van vroegsignalering van financiële en organisatorische risico’s bij
ziekenhuizen en andere belangrijke zorgaanbieders verbeterd. Zorgverzekeraars hebben
hun eigen systemen uitgebreid en signalen worden sneller gedeeld met de NZa. In werkafspraken
tussen de NZa, zorgverzekeraars en zorgkantoren is vastgelegd op welk moment zorgverzekeraars
en zorgkantoren mogelijke risico’s in ieder geval moeten melden. Daarnaast leunt het
early warning system niet langer op informatie van zorgverzekeraars alleen. De NZa
houdt zelf de financiële positie van zorgaanbieders scherper in de gaten, bijvoorbeeld
door gebruik te maken van openbare informatie uit jaarrekeningen en media-analyses.
Ten slotte wordt het Ministerie van VWS in een eerder stadium geïnformeerd bij dreigende
discontinuïteit van bepaalde zorgaanbieders, namelijk als het zorgaanbieders betreft
waarvan de discontinuïteit een grote maatschappelijke impact zou hebben en/of wanneer
partijen zelf niet tot een oplossing komen. Dit brengt mij in positie om regie te
nemen wanneer partijen er onderling niet uit dreigen te komen en daarmee de continuïteit
van zorg in gevaar komt.
Vraag 16
Wat vindt u van het pleidooi van de voorzitter van het Landelijk Coördinatiecentrum
Patiënten Spreiding om bij een volgende piek per regio een coronaziekenhuis aan te
wijzen?4
Antwoord 16
Momenteel werkt het LNAZ met diverse veldpartijen aan een plan voor opschaling van
de IC-capaciteit. Hierin zal onder meer bekeken worden hoe de IC-zorg voor COVID-19
patiënten in het geval van een tweede golf het beste georganiseerd kan worden. Daarbij
wordt ook de optie bezien om patiënten te concentreren in bepaalde ziekenhuizen. Het
plan wordt later deze maand gepresenteerd. Hier wil ik niet op vooruit lopen.
Vraag 17
Kunt u schetsen welk effect het terugschalen van de electieve zorg (met name het uitvoeren
van operaties) heeft op de revalidatiezorg? Klopt het dat hier sprake is van tien
procent vraaguitval? Zo ja, hoe gaan zorgverzekeraars hiermee om?
Antwoord 17
De verwachting is dat het terugschalen van electieve zorg ook een reactie heeft op
vervolgzorg, zoals de revalidatiezorg. Wanneer minder zorg wordt geleverd, zijn er
ook minder patiënten die doorstromen naar een revalidatietraject. Tot hoeveel vraaguitval
dit precies heeft geleid, is door de NZa niet onderzocht, mede vanwege een gebrek
aan toegang tot actuele data. Maar het is waarschijnlijk dat dit voor verschillende
zorgvragen varieert. De (groepsactiviteiten in het kader van) hartrevalidatie bijvoorbeeld
was volledig gestopt, terwijl alle acute en noodzakelijke revalidatiebehandelingen
gewoon doorgang gevonden hebben. Niet alle zorg is acuut en ook in de revalidatiesector
wordt bij (de opstart van) reguliere zorg gebruik gemaakt van zorg op afstand/digitale
zorg (bij bepaalde onderdelen van hartrevalidatie bijvoorbeeld) om zoveel mogelijk
zorg te laten plaatsvinden. Zorgverzekeraars bieden daarbij zorgaanbieders de mogelijkheid
om een continuïteitsbijdrage aan te vragen voor omzetdaling vanuit de basisverzekering
en/of aanvullende verzekering door COVID-195.
Vraag 18
Kunt u schetsen welk effect het terugschalen van de electieve zorg (met name het uitvoeren
van operaties) heeft op de wijkverpleging? Klopt het dat hier sprake is van tien procent
vraaguitval? Zo ja, hoe gaan zorgverzekeraars hiermee om?
Antwoord 18
De NZa voert momenteel twee analyses uit naar het effect van de crisis op de wijkverpleging.
In de eerste analyse wordt gekeken bij welke vormen van electieve zorg wijkverpleging
vaak als vervolgzorg wordt ingezet. In de tweede analyse kijkt de NZa naar het effect
van de crisis op de wijkverpleging en de huisartsenzorg. Deze rapportages volgen dus
nog en uw Kamer wordt daarover te zijner tijd geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.J. van Rijn, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.