Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 493 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (Incidentele suppletoire begroting inzake Coronamaatregelen)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 30 juni 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 25 juni 2020 voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport. Bij brief van 29 juni 2020 zijn ze door de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Clemens
Rechtmatigheid
De leden van de fracties van VVD, CDA, D66 en SP stellen vragen over de rechtmatigheid
van de bestedingen.
Vraag VVD:
In de memorie van toelichting lezen de leden dat normaliter nieuw beleid in uitvoering
wordt genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswet heeft geautoriseerd. Aangezien
uitvoering van de spoedeisende maatregelen die in deze eerste incidentele suppletoire
begroting zijn opgenomen in het belang van het Rijk zijn, kan niet worden gewacht
tot formele autorisatie van beide Kamers der Staten-Generaal en is het kabinet reeds
gestart met de uitvoering van de maatregelen. Kan de Minister toelichten hoe de autorisatie
alsnog formeel gewaarborgd zal worden, indien dit jaar nog meer incidentele suppletoire
wetten met betrekking tot de kosten van de coronacrisis op VWS-terrein aan de Kamer
gestuurd worden?
Antwoord:
Uiteraard heeft het kabinet de intentie om te voldoen aan het informatie- en budgetrecht
van uw Kamer. De afgelopen maanden is de coronacrisis lastig te voorspellen gebleken
waardoor overheidsingrijpen soms op zeer korte termijn nodig was. Denk bijvoorbeeld
aan het inkopen van medische beschermingsmaterialen. Vanuit het huidige perspectief
dat het virus er nog steeds is en ook nog bij ons zal blijven, kan de situatie zich
voordoen dat er acute beslissingen nodig zijn. Uiteraard blijft het informatie- en
budgetrecht van toepassing. De formele autorisatie wordt gewaarborgd wanneer de Staten-Generaal
de begrotingswet (achteraf) bekrachtigen. Indien meer incidentele suppletoire wetten
met spoedeisende maatregelen niet op korte termijn kunnen worden behandeld door Tweede
en Eerste Kamer, zal het gelet op spoedeisend belang en in het belang van het Rijk
mogelijk nodig zijn om niet met de uitvoering te wachten tot de formele autorisatie.
Vraag VVD:
De leden lezen de stelling van de Minister dat vanwege het spoedeisende karakter van
deze maatregelen ten aanzien van de uitgaven en verplichtingen het risico op fouten
en onzekerheden in de rechtmatigheid in beginsel groter is. In hoeverre bestaat de
kans dat uitgaven die gedaan zijn voor de datum van inwerkingtreding van de begrotingswet
waarin ze zijn opgenomen onrechtmatig worden beoordeeld? Welke mogelijke consequenties
zou de beoordeling van onrechtmatigheid hebben? Wat is precies de wettelijk toegestane
uitzonderingsgrond bij aanbestedingen waarbij een beroep op de uitzonderingsgrond
«dwingende spoed» gedaan kan worden?
Antwoord:
Er is een risico dat ten aanzien van uitgaven en verplichtingen van voor de inwerkingtreding
van de incidentele suppletoire begroting (ISB) sprake is van onzekerheden of fouten
in de (comptabele) rechtmatigheid. De kwalificatie onrechtmatigheid is een term uit
de accountancy. Deze geeft aan dat bij een financiële handeling op één of meerdere
onderdelen de comptabele regelgeving niet adequaat is gevolgd of dat voldoende informatie
ontbreekt om dit te verifiëren. De komende periode wil ik inzicht verkrijgen in de
mate van onzekerheden en/of fouten voor wat betreft de rechtmatigheid in relatie tot
de coronacrisis. VWS verantwoordt zich in de bedrijfsvoeringparagraaf van het jaarverslag
over deze onzekerheden en fouten. De Auditdienst Rijk controleert het jaarverslag en rapporteert daarover.
De Algemene Rekenkamer kan eventuele bevindingen ten aanzien van fouten en onzekerheden
in de rechtmatigheid betrekken in haar jaarlijkse verantwoordingsonderzoek.
Dwingende spoed is een uitzonderingsbepaling in de Aanbestedingswet 2012, artikel
2.32 lid 1c. Deze bepaling stelt, kort gezegd, dat als een aanbestedende dienst wordt
geconfronteerd met gebeurtenissen die door de aanbestedende dienst niet konden worden
voorzien en niet aan de aanbestedende dienst zijn te wijten, dat in dat geval bij
een aanbestedingsprocedure de onderhandelingsprocedure zonder aankondiging kan worden
toegepast. Met andere woorden: dat direct aan een partij kan worden gegund.
Vraag D66:
Betekent dit dat er vóór deze datum nog geen uitgaven gedaan zijn voor de posten die
worden genoemd in deze wet? Mocht dit wel het geval zijn, in hoeverre heeft de Minister
getracht deze uitgaven democratisch te legitimeren en het parlement in staat te stellen
zijn controlerende taak te vervullen? Op basis van welke wet is een tijdelijke uitzondering
mogelijk om uitgaven te doen die nodig zijn in verband met «dwingende spoed»? Wat
bedoelt u met de «comply or explain-regel» in geval van fouten of onzekerheden? Waar
is deze regel opgenomen in de regelgeving?
Antwoord:
Voor 15 juni heeft VWS reeds uitgaven gedaan en zijn verplichtingen aangegaan die
nu zijn opgenomen in de Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) om bijvoorbeeld in
voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen, IC-apparatuur en testcapaciteit te kunnen
voorzien. Deze uitgaven zijn in deze ISB aan uw Kamer voorgelegd om alsnog aan het
budgetrecht van uw Kamer tegemoet te komen. Daarnaast is uw Kamer, vooruitlopend op
de indiening van de ISB via de brieven vooraf geïnformeerd over de spoedeisende maatregelen,
zodat uw Kamer haar democratische rol kon vervullen. Hier wordt in de aanbiedingsbrief
van de ISB ook naar verwezen. Deze ISB is het financiële sluitstuk ter formalisering
van uw budgetrecht.
«Dwingende spoed» is een uitzonderingsbepaling in de Aanbestedingswet 2012, artikel
2.32 lid 1c,
Met de «comply or explain»-regel wordt bedoeld dat het Ministerie van VWS zich tot
het uiterste zal inspannen om aan de vigerende wet- en regelgeving te voldoen. Het
ministerie voelt de verantwoordelijkheid om in die gevallen dat dat niet zou lukken
uw Kamer daarover uitleg te geven. Deze regel is niet expliciet in regelgeving opgenomen,
maar is vooral een principe dat als niet conform regelgeving kan worden gehandeld
dat dit wordt uitgelegd (pas toe of leg uit).
Vraag CDA:
Tevens hebben zij begrip voor de opmerking dat er onzekerheden in de bedragen kunnen
zitten. Echter, deze leden begrijpen niet waarom de rechtmatigheid dan lager zou kunnen
worden omdat dat simpelweg zou betekenen dat er betalingen zijn zonder adequate facturen.
Kan de Minister zijn opmerking hierover nader toelichten?
Antwoord:
De onzekerheden en fouten voor wat betreft de rechtmatigheid bij uitgaven en verplichtingen
hebben niet alleen betrekking op het betalen van facturen, maar, in zijn algemeenheid,
op alle financiële handelingen die onder de Comptabiliteitswet vallen. De rechtmatigheid
is groter naarmate de onzekerheid kleiner wordt (meer verifieerbare informatie) én
de financiële handelingen voldoen aan de wet- en regelgeving.
Vraag SP:
Vanwege het spoedeisende karakter kan niet altijd voldaan worden aan de wettelijke
eisen rond het budgetrecht. De leden van de SP-fractie begrijpen dat sommige acties
snelheid vereisen en dat deze daardoor mogelijk kunnen leiden tot fouten of onzekerheden.
Wel vinden de leden dat fouten en onzekerheden zoveel mogelijk moeten worden voorkomen.
Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een uitgebreidere toelichting op hoe wordt
ingezet op het zoveel mogelijk verkleinen van de kans op fouten of onzekerheden.
Antwoord:
Ik acht het mijn verantwoordelijkheid om uitgaven en verplichtingen zo veel mogelijk
rechtmatig te verrichten. Daar hoort bij dat ik u, in deze uitzonderlijke en spoedeisende
omstandigheden, informeer over de mogelijkheid van toekomstige onrechtmatigheden.
Om de kans op onrechtmatigheden te verkleinen hebben ambtenaren van VWS in de afgelopen
periode (interdepartementaal) nauw samengewerkt met aanbestedingsjuristen, accountants
en andere deskundigen binnen de rijksoverheid.
Vraag SP:
Tevens vragen de leden van de SP-fractie waarom is gekozen voor een inwerkingstredingsdatum
van 15 juni terwijl de Kamer op dat moment de suppletoire begroting nog niet heeft
kunnen behandelen. Wat precies is de wettelijke status van uitgaven die gedaan zijn
voor de inwerkingstredingsdatum van 15 juni? Kan daarnaast worden toegelicht wat wordt
bedoeld met de zogenaamde «comply or explain-regel», zo vragen de leden van de SP-fractie?
Antwoord:
De Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) heeft de datum van 15 juni gekregen omdat
dit het moment is geweest dat die is aangeboden aan de Tweede Kamer. Zoals ook vermeld
in de ISB is cf. artikel 2.27 van de CW al wel gestart met de uitvoering. Vervolgens
is het aan uw Kamer om met deze ISB in te stemmen. De reden dat een ISB in deze uitzonderlijke
situatie aan uw Kamer wordt voorgelegd is juist bedoeld om de uitgaven die zijn gedaan
voor 15 juni met terugwerkende kracht een (begrotings-)wettelijke basis te geven na
instemming van uw Kamer. Tot het moment van uw instemming ontbreekt die wettelijke
basis.
Met de «comply or explain»-regel wordt bedoeld dat het Ministerie van VWS zich tot
het uiterste zal inspannen om aan de vigerende wet- en regelgeving te voldoen en voelen
wij de verantwoordelijkheid om in die gevallen dat dat niet zou lukken uw Kamer daarover
uitleg te geven.
Dekking van de uitgaven
De leden van de fracties VVD, GroenLinks, SP, D66 en 50PLUS stellen vragen over de
dekking van de uitgaven.
Vraag VVD, GroenLinks en SP:
Kan de Minister aangeven of een deel van de coronamaatregelen in deze wet, nu of in
op een later moment, gedekt wordt uit de begroting VWS? Zo ja, voor welk bedrag en
waar in de VWS-begroting is of wordt die dekking gevonden? Zo nee, waarom is er in
de 1e suppletoire wet wel voor gekozen om middelen voor loon- en prijsbijstelling
en geld voor het waarborgfonds sportverenigingen in te zetten voor dekking van Coronamaatregelen?
Antwoord:
In deze Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) zijn alle kosten die gemoeid zijn
met de coronamaatregelen toegevoegd aan de VWS-begroting, dit betekent dat er geen
dekking nodig is vanuit de VWS-begroting. Een deel van de uitgaven in de eerste suppletoire
begroting is specifiek gedekt op de VWS-begroting omdat dit geen noodmaatregelen betroffen
die direct gekoppeld zijn aan de medische zorg, maar vanwege corona wel noodzakelijk
werden geacht en konden worden opgevangen binnen de VWS-begroting.
Vraag D66:
De leden van de D66 fractie vragen zich voorts af in welke mate de coronamaatregelen
in deze wet, nu of op een later moment, worden gedekt uit de begroting VWS? Voor welk
bedrag en waar in de VWS-begroting is of wordt die dekking gevonden?
Antwoord:
In deze Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) zijn alle kosten die gemoeid zijn
met de coronamaatregelen toegevoegd uit de algemene middelen aan de VWS-begroting,
dit betekent dat er geen dekking nodig is vanuit de VWS-begroting.
Vraag GroenLinks:
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat in de incidentele suppletoire begroting
niet is vermeld of de extra bedragen uit de algemene middelen komen of op een later
moment nog deels gedekt worden binnen de VWS-begroting. Worden er nog meer suppletoire
wetten met betrekking tot de kosten van de Coronacrisis verwacht?
Antwoord:
In deze Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) zijn alle kosten die gemoeid zijn
met de coronamaatregelen toegevoegd uit de algemene middelen aan de VWS-begroting,
dit betekent dat er geen dekking nodig is vanuit de VWS-begroting. Het kabinet doet
wat nodig is om de crisis te bestrijden. Het is op het moment van schrijven onduidelijk
of er meer middelen nodig zijn ten opzichte van de nu opgenomen uitgaven. Zodra het
kabinet meer inzicht heeft in de kosten zal het uw Kamer zo snel mogelijk informeren.
Vraag SP:
Worden de kosten die ziekenhuizen en andere zorgaanbieders hebben gemaakt als gevolg
van de coronacrisis ook in een suppletoire begroting aangeleverd? Waarom wel of waarom
niet, vragen de voornoemde leden af.
Antwoord:
De extra uitgaven in de Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) betreft een raming
voor de coronagerelateerde uitgaven op de VWS-begroting. Dit zijn uitgaven aan onder
andere medische beschermingsmaterialen, testcapaciteit en vaccinontwikkeling. De gevolgen
van corona op de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz) kunnen
nog niet in beeld worden gebracht, omdat nog onvoldoende gegevens beschikbaar zijn.
Het kabinet streeft er naar om in de ontwerpbegroting 2021 op Prinsjesdag meer inzicht
te verschaffen over de hoogte van de kosten in 2020 en waar mogelijk 2021 en verder,
met de bijbehorende effecten op de staatsschuld, premie en reserves van verzekeraars.
Vraag 50PLUS:
Het kabinet wil meer inzetten op een gezonde leefstijl. De afgelopen maanden wordt
ook steeds meer duidelijk dat het belangrijk is om voldoende te bewegen. Dit is echter
niet terug te zien in de begroting. Waarom wordt er relatief weinig geld begroot voor
een gezonde leefstijl?
Antwoord:
De extra uitgaven in de Incidentele Suppletoire Begroting hebben betrekking op de
coronagerelateerde uitgaven op de VWS-begroting. Dit zijn uitgaven aan onder andere
medische beschermingsmaterialen, testcapaciteit en vaccinontwikkeling.
Vraag 50PLUS:
Er is nu veel mutatie voor medische producten vanwege Covid-19. Wordt er volgend jaar
een groter bedrag vrij gemaakt in de begroting zonder de mutaties? Dit als reden dat
er een buffer kan worden opgebouwd.
Antwoord:
De extra uitgaven in de Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) betreft een raming
voor de coronagerelateerde uitgaven op de VWS-begroting voor het jaar 2020. Dit zijn
uitgaven aan onder andere medische beschermingsmaterialen, testcapaciteit en vaccinontwikkeling.
De gevolgen van corona voor de komende jaren kunnen nog niet in beeld worden gebracht.
Het kabinet streeft er naar om in de ontwerpbegroting 2021 op Prinsjesdag meer inzicht
te verschaffen over de hoogte van de kosten in 2020 en waar mogelijk 2021 en verder,
met de bijbehorende effecten op de staatsschuld, premie en reserves van verzekeraars.
Vraag SP:
De leden van de SP-fractie vragen om een uiteenzetting van waar het geld voor de verhoging
van de VWS-begroting vandaan komt. In hoeverre wordt deze betaald uit het verhogen
van de staatsschuld, de reserves van zorgverzekeraars en de verhoging van premies
respectievelijk?
Antwoord:
De extra uitgaven in de Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) betreft een raming
voor de coronagerelateerde uitgaven op de VWS-begroting (rijksbegroting enge zin).
Dit betekent dat de extra geraamde uitgaven gefinancierd worden met lagere andere
uitgaven of met een hogere schuld. Aan het eind van het jaar wordt duidelijk of en
in hoeverre de extra geraamde uitgaven zich hebben gematerialiseerd en hoe andere
rijksuitgaven zich hebben ontwikkeld. Het uiteindelijke saldo bepaalt de schuldbehoefte
van het rijk.
De gevolgen van corona voor de premie voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet
langdurige zorg (Wlz) kunnen nog niet in beeld worden gebracht, omdat nog onvoldoende
gegevens beschikbaar zijn. Het kabinet streeft er naar om in de ontwerpbegroting 2021
op Prinsjesdag meer inzicht te verschaffen over de hoogte van de kosten in 2020 en
waar mogelijk 2021 en verder, met de bijbehorende effecten op de overheidsschuld,
premie en reserves van verzekeraars.
Artikel 1. Volksgezondheid
Vraag VVD:
Op pagina 3 en 4 van de memorie van toelichting lezen de leden van de VVD-fractie
de mutaties onder 3. Gezondheidsbevordering. Kan de regering hierbij toelichten wat
er valt onder het kopje «overige»?
Antwoord:
Ervan uitgaande dat hier binnen het artikelonderdeel Gezondheidsbevordering wordt
gedoeld op het instrument Subsidies, valt onder het kopje «Overige» in hoofdzaak «Verslavingszorg»
(€ 903.000) en «Gezonde leefstijl en gewicht» (€ 84.000).
Vraag 50PLUS:
De leden van de 50PLUS-fractie vragen waarom minder geld beschikbaar is voor opdrachten
van ziektepreventie. De regering wil meer inzetten op een gezonde leefstijl. De afgelopen
maanden wordt ook steeds meer duidelijk dat het belangrijk is om voldoende te bewegen.
Dit is echter niet terug te zien in de begroting. Waarom wordt er relatief weinig
geld begroot voor een gezonde leefstijl?
Antwoord:
In het kader van deze Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) is het bedrag voor opdrachten
van ziektepreventie niet verlaagd, maar verhoogd met € 700 miljoen ten behoeve van
de ontwikkeling van een veilig en betaalbaar vaccin tegen COVID-19. Ter dekking van
problematiek op de VWS-begroting is, vooruitlopend op de jaarlijkse onderuitputting,
in de eerste suppletoire begroting een korting verwerkt op diverse beleidsartikelen.
Dit is gedaan met als doel het budget op de VWS-begroting zo goed mogelijk te alloceren
en onderuitputting aan het eind van het jaar te beperken. Er is gekozen voor maatwerk
per artikel. Uw Kamer wordt in de reguliere begrotingsstukken bij Najaarsnota en Financieel
Jaarverslag Rijk over de uitputting van de begroting geïnformeerd.
Vaccinontwikkeling
De leden van de fracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks en SP stellen vragen over de
vaccinontwikkeling.
Vraag VVD:
Voorts lezen de leden dat Nederland samenwerkt met Duitsland, Frankrijk en Italië
in de Inclusieve Vaccin Alliantie. Om op de kortst mogelijke termijn over een vaccin
te beschikken, wordt € 700 miljoen begroot. Kunt u aangeven of deelnemende lidstaten
aan de Alliantie eveneens € 700 miljoen begroten? Zo niet, wat is dan de bijdrage
van Duitsland, Frankrijk en Italië? Kunt u toelichten welk percentage van het begrote
bedrag reeds uitgegeven is, en zo ja, waar aan? Kunt u aangeven wat er met het begrote
bedrag gebeurt nu Nederland zich aangesloten heeft bij het initiatief dat door de
Europese Commissie is gelanceerd op 17 juni?
Antwoord:
Het kabinet heeft € 700 miljoen gereserveerd voor vaccinontwikkeling en -productie.
Het bedrag is begroot op de Nederlandse bijdrage aan te sluiten overeenkomsten met
meerdere ontwikkelende en producerende bedrijven. De landen van de Inclusieve Vaccin
Alliantie zijn gelijkwaardige partners in de nu gemaakte afspraak ter versterking
van de productiecapaciteit, waarbij als volgende stap de afname van vaccins naar rato
van de bevolking zal plaatsvinden. Hoe de andere landen de begroting regelen is mij
onbekend. Welk percentage reeds is uitgegeven is opgenomen in een separate (vertrouwelijke)
brief.
Vraag D66:
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting bij de incidentele
suppletoire begroting dat € 700 miljoen wordt begroot voor de vaccinontwikkeling.
Kan de Minister nader toelichten hoe het kabinet tot dit bedrag is gekomen?
Antwoord:
Om recht te doen aan uw informatie- en budgetrecht wordt u hierover, deze week door
mij, in een separate (vertrouwelijke) brief geïnformeerd. Dit mede vanwege de onderhandelingspositie.
Vraag D66:
Van de inkoop van hoeveel verschillende kandidaat-vaccins is uitgegaan voor dit begrote
bedrag en van hoeveel doses van de desbetreffende vaccins?
Antwoord:
Zoals in mijn brief van d.d. 13 juni (Kamerstuk 25 295, nr. 421.) is aangegeven worden er gesprekken gevoerd met meerdere ontwikkelende en producerende
bedrijven. Juist om in te kunnen zetten op meerdere mogelijkheden omdat het ontwikkelen
en produceren van vaccins een proces is dat vele onzekerheden kent en er kans is op
mislukking in elk van de ontwikkelfasen. Er is dus voor de begrote middelen nog niet
evident een aantal doses vaccins (alsook aantal kandidaat-vaccins) te benoemen. Dit
heeft deels te maken met de inhoud van nog te maken afspraken.
Vraag D66:
Zou € 700 miljoen afdoende moeten zijn om diverse kandidaat-vaccins in te kopen voor
alle inwoners van ons land, of is slechts inkoop ingecalculeerd voor specifieke kwetsbare
groepen?
Antwoord:
Alle inspanningen zijn er tot op heden gericht op geweest om met een gezamenlijke
inspanning een kans te hebben om al eind 2020 een eerste hoeveelheid vaccins tegen
het coronavirus beschikbaar te hebben voor Europa. Met alle onzekerheid die het ontwikkelen
van een vaccin heeft is daarom ook besloten met meerdere ontwikkelende en producerende
bedrijven in gesprek te gaan. Of de huidig beschikbare € 700 miljoen genoeg is hangt
uiteindelijk af van de vraag of en wanneer een van de kandidaat-vaccins succesvol
zal zijn. Daarbij geldt overigens dat ik de Gezondheidsraad om advies heb gevraagd
over een immunisatiestrategie. De Gezondheidsraad zal mij zodoende moeten adviseren
over welke bevolkingsgroepen als eerste in aanmerking zouden moeten komen zodra er
een eerste hoeveelheid vaccin beschikbaar is.
Vraag GroenLinks:
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de Minister aangeeft dat er € 700
miljoen is begroot om op de kortst mogelijke termijn over een vaccin te beschikken.
Hoe wordt de Kamer betrokken bij de besteding van deze middelen? Zijn er standaard
eisen op het gebied van de toegankelijkheid en betaalbaarheid die worden gesteld aan
de ontvangers van dit geld?
Antwoord:
Zie voor het antwoord op deze vraag mijn separate (vertrouwelijke) brief.
Vraag GroenLinks en SP:
Is een deel van dit bedrag besteed aan het contract met AstraZeneca en zo ja, wat
was de hoogte van dit bedrag?
Antwoord:
Ja. Zie voor het verdere antwoord op deze vraag mijn separate (vertrouwelijke) brief.
Vraag GroenLinks:
Voor welke bedragen heeft Nederland zich al juridisch vastgelegd? Welke vaccins krijgen
we daarvoor? En onder welke voorwaarden?
Antwoord:
Zie voor het antwoord op deze vraag mijn separate (vertrouwelijke) brief.
Vraag CDA:
Kunt u de meest actuele stand van zaken schetsen van de verwachte uitgaven in dit
kader?
Antwoord:
Zie voor het antwoord op deze vraag mijn separate (vertrouwelijke) brief.
Vraag CDA:
Om op zo kortst mogelijke termijn over een vaccin te beschikken, begroot het kabinet
€ 700 miljoen. Daarbij verwijst de regering naar de Inclusive Vaccin Alliantie die
Nederland is gestart samen met Duitsland, Frankrijk en Italië. De leden van de CDA-fractie
vragen of de regering kan aangeven hoeveel geld door Nederland uitgetrokken wordt
voor het vaccin dat wordt ontwikkeld door de universiteit van Oxford en medicijnenfabrikant
AstraZeneca. Als de regering dit niet kan aangeven, kan zij dan uitleggen waarom niet?
En met hoeveel andere fabrikanten worden (via de EU) nog overeenkomsten verwacht?
Antwoord:
Zie voor het antwoord op deze vraag mijn separate (vertrouwelijke) brief.
Vraag CDA en SP:
De leden van de CDA-fractie vragen tevens wat er verder met het begrootte bedrag van
700 miljoen euro voor vaccinontwikkeling wordt gedaan, nu de Inclusive Vaccin Alliantie
inmiddels heeft aangegeven te stoppen met het aankopen van corona-vaccins en in het
vervolg mee te doen aan het vaccinprogramma van de Europese Commissie. Kunt u toelichten
wat het inhoudt dat deze initiatieven als het ware in elkaar zijn geschoven?
Antwoord:
Nederland heeft met Duitsland, Frankrijk en Italië een stevige stap naar voren gezet,
om de snelheid in Europa te verhogen. Het is een belangrijke stap dat we inmiddels
ook een overeenkomst hebben gesloten waardoor alle EU-lidstaten toegang krijgen tot
een kanshebber. Het gaat om 300 tot 400 miljoen exemplaren van een vaccin wat op dit
moment voor in de kopgroep van mogelijkheden zit. Alle EU-lidstaten kunnen deelnemen
aan de gemaakte afspraak, onder dezelfde voorwaarden als de initiatiefnemers. Bij
succesvolle ontwikkeling kunnen de eerste vaccins eind 2020 voor Nederland beschikbaar
komen. Dit is nog wel met onzekerheden omgeven.
Het is goed dat nu ook de Europese Commissie een stap naar voren zet met de EU Vaccinatie
Strategie. De Commissie heeft ons, de vier landen van de Alliantie, gevraagd om samen
met de Commissie in een Joint Negotiation Team de al lopende maar ook aankomende onderhandelingen
voort te zetten en te gaan voeren. Daarbij heeft de Europese Commissie ook middelen
ter beschikking gesteld, namelijk € 2,7 miljard, zodat zij het eerste risico dragen
namens de lidstaten. Daar zijn wij uiteraard blij mee en we stellen onze kennis en
kunde graag ter beschikking aan deze samenwerking. De Europese Commissie onderstreept
het belang van de opgerichte Vaccinalliantie en erkent dat een verdere versnelling
nodig is. Het is belangrijk dat we samen optrekken. Op dit moment zetten we de gesprekken
met kansrijke initiatieven dus met kracht voort, zodra daarover meer bekend is, kom
ik daar uiteraard bij u op terug.
Zie voor het verdere antwoord op deze vraag mijn separate (vertrouwelijke) brief.
Vraag GroenLinks:
Kunt u aangeven wat er met het begrote bedrag gebeurt nu Nederland zich aangesloten
heeft bij het initiatief dat door de Europese Commissie is gelanceerd op 17 juni?
Welk gedeelte van dit geld wordt ook in Europees verband ingezet?
Antwoord:
Er is inmiddels een eerste overeenkomst gesloten en de gesprekken met andere kansrijke
initiatieven lopen door. Zie voor het verdere antwoord op deze vraag mijn separate
(vertrouwelijke) brief.
Vraag D66:
Voorts zijn de genoemde leden, in navolging van de eerdere (nog onbeantwoorde) schriftelijke
vragen van Pia Dijkstra over de oprichting van de Inclusieve Vaccin Alliantie, benieuwd
op welke wijze de Minister concreet gaat proberen om de productie van een vaccin in
Europese faciliteiten te stimuleren. Kan hij dit toelichten?
Antwoord:
Het doel is om productie zo veel als mogelijk plaats te laten vinden in Europese faciliteiten,
echter kan het zijn dat door de grote voorziene vraag ten tijde van het beschikbaar
komen van een vaccin, dat ondernemingen mogelijk moeten uitwijken naar andere faciliteiten.
Vraag D66:
Daarnaast vragen deze leden zich af hoe nu een vervolg wordt gegeven aan de overeenkomst
die de alliantie net vóór de eigen opheffing met AstraZeneca heeft gesloten over het
zogenaamde «Oxford-vaccin». Worden de gereserveerde 300 tot 400 miljoen doses van
het nog te ontwikkelen vaccin over alle Europese landen verspreid?
Antwoord:
Zoals ik in mijn brief van 13 juni 2020, alsook in mijn brief van 25 juni 2020 heb
aangegeven, kunnen EU-lidstaten onder dezelfde voorwaarden deelnemen aan de door de
Alliantie gemaakte afspraak. Naar verhouding van de bevolkingsomvang kunnen zij dan
beschikken over de geproduceerde vaccins die (wanneer succesvol ontwikkeld) stapsgewijs
wordt opgeleverd.
Vraag D66:
Is daarover overeenstemming bereikt door de landen van de voormalige alliantie met
de Europese Commissie? Of is de Europese Commissie bijvoorbeeld toegetreden tot deze
overeenkomst, of wordt de overeenkomst omgezet op naam van de Commissie?
Antwoord:
Zoals toegelicht in antwoord op uw eerdere vraag zijn de vier initiatiefnemende landen
door de Europese Commissie gevraagd samen met de Commissie toe te treden tot een Joint
Negotiation Team. Dit doet niets af aan de gemaakte afspraak met AstraZeneca en/of
mogelijkheid voor EU-lidstaten om tot de afspraak toe te treden. Verder wordt nog
bezien of de Commissie alsnog partij wordt bij deze overeenkomst. Ik informeer uw
Kamer nader zodra deze gesprekken zijn gefinaliseerd.
Vraag D66:
En hoe is rekening gehouden met deze overeenkomst en opvolgende opheffing van de alliantie
in het begrote bedrag van € 700 miljoen?
Antwoord:
In de eerste Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) is rekening gehouden met de verwachte
uitgaven op basis van gesprekken met meerdere ontwikkelende en producerende bedrijven.
Deze gesprekken hebben reeds een eerste overeenkomst opgeleverd, de andere gesprekken
lopen door. Voor verdere informatie verwijs ik naar de separate (vertrouwelijke) brief.
Vraag D66:
Hoe wordt bij de inkoop rekening wordt gehouden met de positie van kwetsbare landen
buiten Europa? Wat onderneemt de Minister zelf op dit vlak?
Antwoord:
Ik zet op verschillende manieren in op het beschikbaar maken van een veilig en effectief
vaccin dat ook toegankelijk en betaalbaar is voor kwetsbare landen.
Zo hebben we bij een recent pledging event eerder in totaal € 192 miljoen toegezegd
voor onderzoek en internationale initiatieven, waaronder de Coalition for Epidemic
Preparedness Innovations (CEPI), die ook vaccins reserveert voor kwetsbare landen.
Vervolgens is tijdens de GAVI-Vaccine Summit nog eens € 325 miljoen toegezegd om onder
andere kwetsbare landen juist nu te steunen. Op het pledging event van 27 juni 2020
jl. is daar bovenop € 25 miljoen extra beschikbaar gesteld voor COVID vaccins voor
kwetsbare landen.
Verder heeft Nederland samen met 37 andere landen de Solidarity Call to Action onderschreven,
zodat internationale kennisuitwisseling verder gestimuleerd kan worden. Heel concreet
werken we samen met verschillende landen aan het sluiten van overeenkomsten met bedrijven
die werken aan kansrijke kandidaat-vaccins. Alle landen in de EU kunnen aan deze afspraken
deelnemen, en we houden daarbij ook oog voor toegankelijkheid voor kwetsbare landen.
Uitbreiding testcapaciteit COVID-19
De leden van de fracties van CDA, D66 en SP stellen vragen over de uitbreiding van
de testcapaciteit en het landelijk telefoonnummer.
Vraag D66:
De leden van de D66 fractie constateren dat recentelijk het testbeleid aanzienlijk
verruimd is en dat de uitgaven aan deze uitbreiding op € 264 miljoen worden geraamd.
Kan de Minister een uitsplitsing maken van deze extra kosten? Wat is er tot nu toe
uitgegeven aan het testen? Is dit meer of minder dan is geraamd? Indien er een verschil
is, hoe is dit verschil te verklaren?
Antwoord:
Voor de betaling van de kosten voor een test is gewerkt met een maximumtarief van de NZA (€ 92 per test). In de maand mei werden circa 10.000 testen per
dag verwacht wat neer zou komen op circa € 30 miljoen voor de maand mei.
Vanaf 1 juni tot eind september kunnen er maximaal 30.000 testen per dag worden gedaan.
Aangezien er schaalvoordelen kunnen worden behaald is het maximumtarief verlaagd en
bedraagt van 1 juni € 65 euro per test. Maandelijkse kosten werden geraamd op € 58,5
miljoen. In totaal – tot eind september – komt dit neer op totaal € 264 miljoen. Het
betreft hier de kosten voor de uitvoering van de testen (labonderzoek), de kosten
van bijvoorbeeld de afname in de GGD-teststraten zit hier niet bij. De ervaring heeft
ons geleerd dat de coronacrisis omgeven is door vele onzekerheden. Dit betekent dat
de verwachtingen aan de voorkant niet altijd overeenkomen met het daadwerkelijke verloop.
Dit is ook terug te zien in de ontwikkeling in het testen. Het aantal aangevraagde
en uitgevoerde tests is lager uitgevallen dan vooraf geraamd. Het RIVM rapporteert
dat er tussen 1 en 21 juni ca. 183.000 tests zijn uitgevoerd, waarbij sprake is van
een lichte onderrapportage. Dit komt neer op een kleine 9.000 testen per dag, deels
veroorzaakt doordat in de weekenden een fors lager aantal mensen zich laat testen.
De capaciteit ligt op 30.000 per dag. Het verschil is mogelijk te verklaren doordat
mensen zich niet altijd laten testen bij klachten en doordat de incidentie van luchtweginfecties
mogelijk lager uitvalt.
Vraag D66:
De kosten voor het telefoonnummer dat operationeel is geworden voor Nederlanders om
zich te laten testen wordt geraamd op € 36,3 miljoen. Kan de Minister een nadere uitsplitsing
maken van deze kosten? Is dit bedrag vergelijkbaar met het opzetten van andere publieke
telefoonnummers? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister aangeven wat hierbij de invloed
is van spoedeisendheid, personeel en aantal telefoontjes?
Antwoord:
Het gaat hier om callcenter diensten voor de periode van eind mei t/m 31 december
2020 ter hoogte van een bedrag van € 30 miljoen, exclusief BTW. Inclusief BTW van
21% gaat het om € 36,3 miljoen. Dit bedrag omvat de callcenter diensten, alsmede de
kosten van de telecomproviders op basis van een (gratis) 0800 nummer. Deze kosten
bevatten zowel de eenmalige kosten als de exploitatiekosten van de leverancier, inclusief
personeelskosten. Hier is gerekend met een model waarbij inkomende telefoontjes niet
gelijk staan aan uit te voeren tests en is gestreefd naar flexibiliteit en opschaalbaarheid
wanneer dat nodig is. Wat betreft het opzetten van een publiek telefoonnummer zijn
de kosten vergelijkbaar met andere publieke telefoonnummers. Het verschil in kosten
is met name te herleiden naar het aantal mensen dat benodigd is om alle telefoontjes
aan te nemen. Er bellen bovendien mensen naar het landelijke nummer om andere redenen
dan alleen voor het maken van testafspraak. Het landelijk telefoonnummer verloopt
op dit moment goed (bereikbaarheid, wachttijden, etc.) en de gestelde doelen voor
doorlooptijden (tijd tussen aanvragen van een test, het uitvoeren en het ontvangen
van het resultaat) worden behaald.
Vraag CDA:
Er wordt 264 miljoen euro begroot voor de uitbreiding van de testcapaciteit. De leden
van de CDA-fractie vragen met hoeveel testen per dag hierbij rekening is gehouden.
Wordt hierbij ook rekening gehouden met de verwachting dat in het najaar en de winter
meer getest zal gaan worden?
Antwoord:
In de huidige raming is rekening gehouden met een testcapaciteit van maximaal 30.000
per dag tot eind september. Het betreft hier de kosten voor de uitvoering van de testen
(labonderzoek, exclusief afname). Wat duidelijk is geworden de afgelopen periode is
dat ontwikkeling van het coronavirus door veel onzekerheden omgeven is. Dit is de
reden waarom er niet voor een langere periode geraamd is en wordt. Een opleving van
het virus in het najaar valt op voorhand niet te voorspellen of uit te sluiten, hier
wordt op geanticipeerd wanneer dit aan de orde is en dan ook opgenomen in de raming.
Hierbij wordt op dit moment uitgegaan van een maximale opschaling tot 70.000 testen
per dag.
Vraag CDA:
Hiernaast wordt 36,3 miljoen euro begroot voor het landelijk telefoonnummer 0800–1202.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het staat met het opzetten van het online webportaal
waar mensen zich kunnen aanmelden voor een test. Vanaf wanneer wordt die mogelijkheid
geboden?
Antwoord:
Op dit moment kan er enkel telefonisch een afspraak ingepland worden om een test te
ondergaan. Hierbij wordt rekening gehouden met mensen die auditief beperkt zijn. Slechthorenden,
doven en mensen met een spraakbeperking kunnen bellen via de bemiddelingsdienst voor
telefonie. Een (gebaren)tolk bemiddelt dan het gesprek. Het voornemen is het online
webportaal in de maand juli operationeel te hebben, maar hierbij geldt dat betrouwbare
en veilige toegang voorop staat.
Vraag SP:
Als het gaat om testen vragen de leden van de SP-fractie wat er tot op heden specifiek
uitgegeven is aan testen en wat een test momenteel gemiddeld per persoon kost?
Antwoord:
Het RIVM rekende tot eind mei met een bedrag van circa € 92 per test. Vanaf 1 juni
wordt nog € 65 euro per test vergoed.
RIVM, GGD’en en veiligheidsregio’s COVID-19
De leden van de fracties van VVD, CDA, D66, SP en GroenLinks stellen vragen over kosten
die RIVM, GGD en veiligheidsregio maken.
Vraag VVD:
Genoemde leden vragen de Minister of hij een totaaloverzicht kan verschaffen, waarin
duidelijk wordt welke extra kosten RIVM, GGD-en en veiligheidsregio’s gemaakt hebben
als gevolg van de Coronacrisis tot nu toe, en hoe deze kosten gedekt zijn? Hoe groot
was het calamiteitenbudget van het RIVM en welke uitgaven zijn hiervan gedaan?
Antwoord:
Het RIVM, de GGD-en en de veiligheidsregio’s is een extra grote inspanning gevraagd
sinds de coronacisis om de publieke gezondheid in Nederland zo goed als mogelijk te
borgen. Dat zij hier meerkosten voor maken is evident. In nauw overleg is besloten
dat zij een analyse aanleveren met de daadwerkelijk gemaakte meerkosten. Deze analyse
is recent ontvangen en uitgangspunt is dat de partijen financieel gecompenseerd worden
voor de gemaakte meerkosten. Tot nu toe is er – zoals ook gemeld aan uw kamer – gewerkt
met ramingen voor wat betreft de extra uitgaven. Dit is onder andere gebeurd voor
het bron- en contactonderzoek, de uitbreiding van de testcapaciteit en de meerkosten
voor extra personeel. De kosten die de veiligheidsregio’s hebben gemaakt worden op
dezelfde wijze in kaart gebracht en aan VWS aangeboden. Het calamiteitenbudget van
het RIVM laat een overschrijding van circa 2 miljoen euro zien – dit komt onder andere
door kosten die gemaakt zijn voor extra diagnostiek en referentiewerkzaamheden voor
circa 2 miljoen euro. Het ligt in de lijn der verwachting dat het tekort verder oploopt.
Het RIVM zal voor de corona gerelateerde kosten gecompenseerd worden.
De GGD en veiligheidsregio’s zullen op basis van de recent ontvangen analyse worden
bevoorschot zodat er geen liquiditeitsproblemen ontstaan. Kort na de zomer zullen
Rijk, gemeenten, veiligheidsregio’s en GGD-en nadere afspraken over de spelregels
voor de eindafrekening.
Vraag D66:
Ten aanzien van de kosten die worden gemaakt door het RIVM, de GGD-en en de veiligheidsregio’s,
hoe houdt de Minister zicht op de doelmatigheid en rechtmatigheid van de rijksmiddelen
die besteed worden hieraan?
Antwoord:
Het is belangrijk dat de middelen die terechtkomen bij bovengenoemde partijen een
doelmatige en rechtmatige besteding kennen. Er is gekozen om de GGD-en en de GGD-GHOR
een analyse te laten maken van de daadwerkelijke kosten die zij maken in het kader
van de coronacrisis, zodat de bijdrage vanuit het Rijk aansluit op de noodzakelijke
behoefte. Uiteraard geldt voor deze partijen – zoals ook voor VWS geldt – dat er een
verantwoordingsplicht is naar de besteding van Rijksmiddelen. Ik sta in nauw contact
met het RIVM, de GGD-en en de veiligheidsregio’s in verschillende overleggen en hoor
van deze partijen ook waar de financiële krapte zit en toets vervolgens de nut en
noodzaak van de vraag.
Vraag CDA:
De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel fte aangenomen kan worden voor bron- en
contactonderzoek met de extra begrootte 20 miljoen euro.
Antwoord:
Het uitgangspunt is dat de GGD-en en de veiligheidsregio’s zonder belemmeringen hun
werk kunnen doen. Als dit betekent dat er- tijdelijk – meer FTE nodig zijn, dan staan
zij vrij deze in te zetten. Daar zijn deze middelen onder andere voor bedoeld. Hoeveel
FTE er kan worden aangenomen is afhankelijk van het type personeel dat benodigd is
en het aantal productieve uren. Uitgaande van gemiddelde loonkosten van 100.000 zou
er met € 20 miljoen ca. 200 FTE kunnen worden aangesteld.
Vraag CDA:
Kan de regering onderbouwen waarom zij dit voldoende vindt terwijl in verhouding daarmee
het budget om de afspraak te maken al wordt verhoogd met 36,3 miljoen?
Antwoord:
Hier spelen twee van elkaar te onderscheiden componenten. Allereerst is er € 20 miljoen
beschikbaar voor de GGD-en en het RIVM. Zoals ook in mijn antwoord op vraag 6 is recentelijk
een nadere analyse beschikbaar gekomen van alle additionele uitgaven vanuit GGD-en,
veiligheidsregio’s en RIVM. Deze worden op dit moment geanalyseerd. De € 36,3 miljoen
– waarnaar gerefereerd in deze vraag – heeft betrekking op het opzetten van een callcenter
waar mensen met klachten naartoe kunnen bellen om in aanmerking te komen voor een
coronatest. Het opstarten van het callcenter wordt bekostigd vanuit de € 36,3 miljoenen
is bedoeld voor de exploitatiekosten van de leverancier, inclusief personeelskosten
en logistiek. De personeelskosten hebben betrekking op zowel GGD-medewerkers als externen. Tot slot ben ik met de GGD nog in gesprek over de totale kosten
van de aanvullende landelijke opschalingscapaciteit ten behoeve van bron- en contactonderzoek.
Vraag CDA:
Gaat Nederland ook vrijwilligers inzetten zoals andere landen dat doen en zijn daarvoor
voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar? Zijn alle GGD-en al eenduidig geautomatiseerd en aangesloten op hetzelfde systeem?
Antwoord:
Voor de verwachte werklast bij het bron- en contactonderzoek is er gekozen om gebruik
te maken van onder andere vrijwilligers. Zo ondersteunt het Rode Kruis de GGD-en met
een grote vrijwilligerspool. Een medische achtergrond is hier niet noodzakelijk. Groepen
vrijwilligers worden begeleid door artsen en verpleegkundigen die eindverantwoordelijkheid
dragen. Het is uiteraard belangrijk dat ook deze vrijwilligers hun werk veilig kunnen
doen. Voor het uitvoeren van bron- en contactonderzoek zijn geen persoonlijke beschermingsmiddelen
nodig, het gaat immers om deskresearch. Vanaf medio mei werken alle GGD-en en artsen
samen in een nieuw digitaal registratiesysteem voor het testen op COVID-19. Bij het
testproces zijn verschillende partijen betrokken waarvan een deel niet eerder heeft
samengewerkt. Door dit nieuwe proces zijn alle betrokkenen op een systeem aangesloten.
Daarnaast zijn op korte termijn alle GGD-en aangesloten op hetzelfde registratiesysteem
en wordt ook in samenwerking met het RIVM verder gewerkt aan verbetering van de (eenduidige)
monitoring.
Vraag CDA:
Dit te meer daar GGD-directeur De Gauw op 17 juni jl. heeft aangegeven dat andere
landen bijhouden wie waar het coronavirus opliep maar dat Nederland dat niet doet.
Kan de Minister aangeven wat hij daarvan vindt?
Antwoord:
De GGD-directeur gaf aan dat het in sommige casussen lastig is te achterhalen waar
een indexpatiënt het virus heeft opgelopen. De GGD vraagt de index altijd waar hij/zij
denkt de besmetting op te hebben gelopen. Vervolgens proberen zij meerdere besmettingen
naar één bron te herleiden. In de technische briefing voor de Tweede Kamer op 25 juni
gaf de GDD-directeur aan dat het in ongeveer 50% van de gevallen lukt de bron van
besmetting te achterhalen. Ik erken de nut en noodzaak van het bron- en contactonderzoek.
Ik vertrouw erop dat de GGD-en hun werk zo effectief en efficiënt mogelijk doen.
Vraag SP:
De leden van de SP-fractie vinden een goed bron- en contactonderzoek essentieel en
vinden daarmee het logisch dat de GGD’en worden gefaciliteerd in een uitbreiding van
hun testcapaciteit en het operationeel worden van het landelijk telefoonnummer. Hiervoor
zijn respectievelijk 264 en 36,3 miljoen euro beschikbaar gesteld. Graag ontvangen
de leden een specifiekere uitsplitsing waar dit bedrag precies aan is besteed?
Antwoord:
Het gaat hier om callcenter diensten voor de periode van eind mei t/m 31 december
2020 ter hoogte van een bedrag van € 30 miljoen, exclusief BTW. Inclusief BTW van
21% gaat het om € 36,3 miljoen. Dit bedrag omvat de callcenter diensten, alsmede de
kosten van de telecomproviders o.b.v. een 0800 nummer. Deze kosten bevatten zowel
de eenmalige kosten als de exploitatiekosten van de leverancier, inclusief personeelskosten.
De € 264 miljoen is bedoeld voor testen. De kosten voor een test waren in mei jl.
€ 92 per test. Er werden op dat moment tot 10.000 testen per dag gedaan wat neerkomt
op circa € 30 miljoen uitgaven voor de maand mei. Vanaf juni tot eind september is
de beschikbare testcapaciteit opgeschaald naar 30.000 testen per dag waarbij schaalvoordelen
te behalen zijn en de prijs per test daalt tot € 65. Voor die maanden zijn de uitgaven
€ 58,5 miljoen per maand. In totaal – tot eind september – komt dit neer op een bedrag
van € 264 miljoen.
Vraag SP:
Is er inmiddels een kostenoverzicht van de GGD’en beschikbaar waarin de gemaakte en
verwachtte kosten worden uitgewerkt? Zo ja, kan dit overzicht gedeeld worden met de
Kamer?
Antwoord:
Recent is een kostenanalyse ontvangen van zowel de GGD-en als de GGD GHOR. Op dit
moment analyseer ik deze om de financiële compensatie voor de organisaties vast te
stellen. Zodra dit zorgvuldige proces afgerond is, wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Vraag SP:
Tevens vragen de leden of er een totaaloverzicht aan de Kamer gestuurd kan worden
waarin duidelijk wordt welke extra kosten RIVM, GGD’en en veiligheidsregio’s gemaakt
hebben als gevolg van de corona-crisis tot op heden en hoe deze gedekt zijn?
Antwoord:
Er is zowel in de eerste suppletoire begroting als in de incidentele suppletoire begroting
extra budget beschikbaar gesteld voor het RIVM, GGD’en en de veiligheidsregio’s. In
totaal gaat het om circa € 30 miljoen. Recent is een kostenanalyse ontvangen van zowel
de GGD-en als de GGD GHOR. Op dit moment analyseer ik deze om de financiële compensatie
voor de organisaties vast te stellen. Zodra dit zorgvuldige proces afgerond is, wordt
uw Kamer hierover geïnformeerd. Wat betreft het RIVM, deze hebben ter uitbreiding
van de testcapaciteit € 264 miljoen extra ontvangen. Het calamiteitenbudget van het
RIVM komt ook onder druk te staan, hier worden onder andere kosten gemaakt voor extra
diagnostiek en referentiewerkzaamheden, totaal € 2,0 miljoen.
BCG-vaccin
Vraag: CDA
De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel BCG-vaccins aangeschaft zijn voor dit bedrag
van € 4,5 miljoen. Het BCG-vaccin tegen tbc schijnt infectiekans te kunnen verkleinen
dan wel ernst van de ziekte te verminderen. Welke groepen komen voor dit vaccin in
aanmerking?
Antwoord:
Er loopt op dit moment onderzoek naar de inzet van het tuberculosevaccin (BCG-vaccin)
om zorgmedewerkers en ouderen beter te beschermen tegen een ernstige infectie met
het coronavirus. Daarom is in de Incidentele Suppletoire Begroting een bedrag van
€ 4,5 miljoen geraamd om BCG-vaccins aan te kunnen schaffen. Op dit moment is er een
eerste levering BCG-vaccins vanuit Denemarken ontvangen. De Gezondheidsraad werkt
aan een advies met betrekking tot de vraag voor welke groep het vaccin het beste geschikt
is en wie als eerste gevaccineerd moet worden.
Artikel 2
Vraag 50PLUS:
Verder heeft 50PLUS nog een vraag over de medisch specialistische zorg. Hoe kan de
suppletoire begroting voor de medisch specialistische zorg een stuk lager uitvallen?
Er is op dit moment toch juist een grote zorgvraag?
Antwoord:
Ter dekking van problematiek op de VWS-begroting is, vooruitlopend op de jaarlijkse
onderuitputting, in de eerste suppletoire begroting reeds een korting verwerkt op
diverse beleidsartikelen. Daarmee is beoogd om het budget op de VWS-begroting zo goed
mogelijk te alloceren en gedurende het jaar minder onderuitputting op te laten treden.
Aanschaf en distributie medische hulpmiddelen
De leden van de fracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks en SP stellen vragen over de
aanschaf en distributie van de medische hulpmiddelen.
Vraag VVD, D66, GroenLinks en SP:
Hoe houdt VWS toezicht op doelmatigheid en rechtmatigheid van de besteding door private
inkopers van de budgetten voor hulpmiddelen? En kan de Minister aangeven hoe lang
de inkooporganisatie met het Landelijk Consortium Hulpmiddelen en Mediq nog blijft
functioneren?
Antwoord:
Mediq rapporteert dagelijks aan VWS over de hoeveelheid en de kosten van de ingekochte
persoonlijke beschermingsmiddelen. Daarnaast overlegt Mediq wekelijks een uitgebreid
rapport over de ontvangen leveringen (inclusief testresultaten van de kwaliteit),
de uitlevering van beschermingsmateriaal producten aan zorgaanbieders, de gemiddelde
inkoopkosten van genoemde producten en de actuele beschikbare voorraad.
Mediq verleent haar diensten zonder winstoogmerk en houdt daar dus niets aan over.
VWS heeft de mogelijkheid dit te controleren door relevante delen van de administratie
op te vragen bij Mediq. Op dit moment wordt bekeken of en in welke vorm de samenwerking
voortgezet kan worden.
Vraag D66 en SP:
Hoe is de ontwikkeling van prijsstijging over de tijd? Met name nu de vraag naar onder
andere persoonlijke beschermingsmiddelen op dit moment in Nederland lager ligt dan
ten tijde van de piek aan besmettingen?
Antwoord:
De marktprijs fluctueert tijdens de crisis en deze fluctuatie verloopt verschillend
per product. Ook verschilt de gemiddelde marktprijs in 2020 per product ten opzichte
van de marktprijs in 2019. Zo zijn brillen in 2020 ingekocht voor een prijs die lager
ligt dan de prijs in 2019, was de prijs voor een FFP2 mondmasker medio maart ongeveer
2–3 keer zo hoog als in 2019 en nu weer dalend en is de prijs van handschoenen nu
ongeveer 3–4 keer zo hoog als in 2019 en momenteel stijgend. IC-materialen, laboratorium
middelen en desinfectantia hebben ongeveer dezelfde prijs als in 2019. De gemiddelde
prijs hangt vervolgens erg af van het aandeel per product en ook dit fluctueert nog.
Vraag D66:
Wat is er tot nu toe uitgegeven aan de distributie van medische hulpmiddelen? Is dit
meer of minder dan is geraamd? Indien er een verschil is, hoe is dit verschil te verklaren?
Welk percentage van de geraamde kosten zijn noodzakelijk voor de administratieve en
operationele kant van de aanschaf en distributie medische hulpmiddelen? Welk percentage
is daarvan bedoeld voor het LCH?
Antwoord:
De kosten van de distributie in Nederland zijn nog niet precies bekend. Dit heeft
te maken dat nu gerekend wordt met vooraf ingeschatte distributiekosten per product.
Afhankelijk van het volume zal moeten blijken of deze ingeschatte kosten voor de distributeurs
kostendekkend is. De deelnemers in het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) werken
zonder winstoogmerk en zij zullen de kosten die zij uiteindelijk in rekening brengen
onderbouwen. Een grove inschatting is dat deze kosten circa 5% van de verkoopprijs
uitmaken.
Vraag GL en SP
De voornoemde leden hebben echter nog vragen betreffende de uitgaven van het Landelijk
Consortium Hulpmiddelen (LCH) / Mediq. De voornoemde leden vragen zich af of een aanbesteding heeft plaatsgevonden en zo niet, waarom
is de keuze op Mediq gevallen om te faciliteren bij de aanschaf van hulpmiddelen?
Hoe lang houdt deze samenwerking nog aan? De leden ontvangen graag meer informatie
over het functioneren van de LCH en Mediq, waaruit de activiteiten thans bestaan en
hoelang deze nog zullen voortduren aangezien de onbeperkte garantie per 23 juni 2020
afliep. Op welke manier kan de Kamer zich uitspreken over deze garantie?
Antwoord:
Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) is een open consortium, een privaat-publieke
samenwerking waarin partijen belangeloos samenwerken en hun kennis, expertise en infrastructuur
op gebied van inkoop en distributie van persoonlijke beschermingsmiddelen bundelen
en delen. Naast de initiatiefnemers, de gezamenlijke inkooporganisatie van de academische
ziekenhuizen samen met het Ministerie van VWS, hebben zich inmiddels andere organisaties
aangesloten. Het LCH werkt samen met grote professionele partners die hun distributie-
en logistieke netwerken ter beschikking stellen om producten naar Nederland te krijgen
(Skyteam/KLM) of om binnen Nederland producten te distribueren naar alle zorginstellingen
(OneMed/QRS en Mediq). Verder leveren vele professionals uit onder meer zorginstellingen,
adviesbureaus, defensie en overheidsinstanties een actieve bijdrage aan het LCH en
wordt het LCH gefaciliteerd door de branchevereniging FHI.
Omdat het LCH geen rechtspersoonlijkheid heeft die aankopen kan doen of kan factureren
is er gezocht of een van de deelnemers de rol van inkoper en verkoper op zich wilde
nemen. Mediq heeft deze rol op zich genomen. Deze rol wordt zonder winstoogmerk uitgevoerd.
Gezien het spoedeisende karakter was een aanbesteding niet mogelijk. Op dit moment
wordt bekeken of en in welke vorm de samenwerking voortgezet kan worden.
Vraag GroenLinks en SP:
Tevens vragen de leden zich af of er een overzicht is op grote lijnen waarin duidelijk
wordt voor welke soorten hulpmiddelen en apparatuur de extra bedragen voor hulpmiddelen
in de 1e suppletoire wet en deze incidentele suppletoire wet (ca. € 1,4 miljard) is
besteed?
Antwoord:
De uitgavenraming is in totaal met € 1,42 miljard verhoogd met het oog op de inkoop
van beschermingsmateriaal en beademings- en monitoringsapparatuur. Op hoofdlijnen
is het volgende overzicht te geven van bestelde materialen. Een groot deel hiervan
is nog onderweg naar Nederland of nog in productie (in Nederland).
Product
Bedrag (in mln €)
Mondmaskers
930
Isolatiejassen
300
Beschermingsbrillen en halterschorten
10
Onderzoekshandschoenen
30
Testmateriaal
20
Beademingsapparatuur
90
Additionele kosten
40
Totale uitgaven
1.420
In aantallen gaat het onder meer om circa 1,4 miljard mondmaskers, 500 miljoen onderzoekshandschoenen,
80 miljoen isolatiejassen, 5 miljoen brillen, 20 miljoen halterschorten en 20 miljoen
testen (zowel keel als neus). Ook zijn er vanaf maart wat betreft de beademingsapparaten
voor ongeveer 6.000 apparaten orders geplaatst. Niet alle orders hebben tot leveringen
geleid en er zijn orders bijgesteld en geannuleerd toen bleek dat er voldoende apparaten
binnenkwamen. Er zijn nu ongeveer 4.000 apparaten geleverd of nog in bestelling. Dit
betreft niet alleen IC-beademingsapparatuur, maar ook lichtere apparatuur die tijdelijk of in de nazorg kan worden
ingezet.
Vraag GroenLinks en SP:
Wat is de verklaring dat in deze wet € 100 miljoen minder budget benodigd blijkt voor
beademingsapparatuur?
Antwoord:
In maart jl. is geïnventariseerd waar de behoefte en zorg het grootst was. Daarbij
was een belangrijk uitgangspunt om de capaciteit voor intensive care te verhogen en
om te zorgen dat er voldoende medische hulpmiddelen en beademingsapparaten waren.
Vanwege de mondiale tekorten is er vanaf medio maart een landelijke aanpak geweest
voor de aanschaf van beademingsapparatuur voor de IC’s. Er zijn destijds duizenden
apparaten in bestelling geplaatst. Op het moment van de vorige raming is het aantal
bestelde apparaten over de looptijd plat doorgetrokken waardoor we ongeveer rond de
€ 250 miljoen uitkwamen – waarbij we nog geen duidelijk zicht hadden op hoeveel apparaten
er definitief zouden binnenkomen vanwege de mondiale situatie. Op basis van de hierboven
gemelde ontwikkelingen is besloten af te schalen. Op dit moment zijn de uitgaven lager.
Met het besluit om enkel nog high end apparatuur aan te schaffen en kleine alternatieven
is besloten om de eerdere € 250 miljoen met € 100 miljoen naar beneden bij te stellen.
Vraag CDA:
De leden van de CDA-fractie vragen wat de reden is dat er ten opzichte van de raming
van de eerste suppletoire begroting minder budget benodigd blijkt te zijn voor de
inkoop van beademingsapparatuur. Heeft Nederland inmiddels voldoende beademingsapparatuur
binnen voor het geval dat er bij een mogelijke tweede golf weer opgeschaald moet worden
in ic-capaciteit? En hoeveel bedden zouden dan voorzien kunnen worden van beademingsapparatuur?
Antwoord:
Ongeveer de helft van de apparatuur is tot nu toe geleverd en het overgrote deel zal
binnen twee maanden geleverd zijn. De apparatuur is tot nu toe over de ziekenhuizen
verdeeld op basis van behoefte om de patiëntenzorg te kunnen leveren. Nu de ergste
nood voorbij is, wordt met de verdere verdeling gewacht tot de IC-opschalingsplannen
er zijn, zodat de apparatuur hier optimaal bij kan worden ingezet. Er is voldoende
apparatuur beschikbaar zodat voor een mogelijke tweede golf opgeschaald kan worden
conform de geplande opschaling naar 1.700 IC-bedden.
Vraag SP:
De leden constateren dat in antwoord op vragen over de Voorjaarsnota gesteld werd
dat duizenden apparaten zijn aangeschaft bij meerdere leveranciers in binnen- en buitenland
en vragen om een toelichting. Wat zijn de precieze aantallen, bedragen, en soorten
apparaten?
Antwoord:
In maart jl. werd geïnventariseerd waar de behoefte en zorg het grootst was. Daarbij
was een belangrijk uitgangspunt om de intensive care te ontlasten en om te zorgen
dat er voldoende medische hulpmiddelen en beademingsapparaten waren. Vanwege de mondiale
tekorten is er vanaf medio maart een landelijke aanpak geweest van de aanschaf van
beademingsapparatuur voor de IC’s. Er zijn voor ongeveer 6.000 apparaten orders geplaatst.
Niet alle orders hebben tot leveringen geleid en er zijn orders bijgesteld en geannuleerd
toen bleek dat er voldoende apparaten binnenkwamen. Er zijn nu ongeveer 4.000 apparaten
geleverd of nog in bestelling. Dit betreft niet alleen IC-beademingsapparatuur, maar
ook lichtere apparatuur die tijdelijk of in de nazorg kan worden ingezet. Met de eind
juni geleverde apparatuur is er voldoende voor het opschalingsplan naar 1.700.
Vraag SP:
Hoe komt het dat 100 miljoen euro minder nodig bleek voor beademingsapparatuur? Wanneer
kunnen de leden een overzicht krijgen van de distributie van beademingsapparatuur
over de verschillende zorglocaties?
Antwoord:
In maart jl. is geïnventariseerd waar de behoefte en zorg het grootst was. Er is gestart
met een zeer ruime raming; dit omdat op dat moment nog erg onduidelijk was hoeveel
extra beademingsapparatuur er moest worden aangeschaft en in hoeverre er sprake zou
zijn van prijsopdrijvende effecten als gevolg van de wereldwijde schaarste. De verdeling
volgt uit de opschalingsplannen en is onderwerp van overleg in ROAZ verband en met
ziekenhuizen. Een exacte verdeling van de apparatuur naar de zorglocaties is nu nog
niet bekend.
Artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning
Vraag VVD en 50PLUS:
Kan de Minister aangeven wat de verklaring is van het naar beneden bijstellen van
de post Stimuleringsregeling wonen en zorg?
Antwoord:
De verlaging van de post Stimuleringsregeling wonen loopt vooruit op de jaarlijkse
onderuitputting en is ingezet ter dekking van problematiek op de VWS-begroting. Dit
is gedaan met als doel het budget op de VWS-begroting zo goed mogelijk te alloceren en onderuitputting aan het eind van het jaar te
beperken. Er is gekozen voor maatwerk per artikel. Uw Kamer wordt in de reguliere
begrotingsstukken bij Najaarsnota en Financieel Jaarverslag Rijk over de uitputting
van de begroting geïnformeerd.
Distributie en terhandstelling van medische hulpmiddelen
Vraag CDA:
De raming voor de inkoop van medische hulpmiddelen wordt met 550 miljoen euro verhoogd.
Met hoeveel aanvragen voor persoonlijk beschermende middelen wordt daarbij ongeveer
rekening gehouden vanuit zorgverleners die zorg verlenen aan cliënten thuis en die
niet werkzaam zijn voor een zorgorganisatie (zoals mantelzorgers, vrijwilligers in
de palliatieve zorg en zorgverleners die op basis van een pgb zorg verlenen)?
Antwoord:
In onderstaande tabel zijn de geraamde aantallen opgenomen van per week benodigde
persoonlijke beschermingsmiddelen voor zorgverleners die zorg verlenen aan cliënten
thuis:
Product
Aantallen (in 1.000 stuks)
Beschermingsbrillen
110
Halterschorten
1.590
Chirurgische mondmaskers
1.710
Onderzoekshandschoenen
3.630
Sterilium
45
Testkits Corona
435
De werkelijke vraag van de zorgverleners die in de thuissituatie zorg verlenen wordt
wekelijks vastgesteld en is gebaseerd op de aanvraag van via het bestelportaal.
Overigens betreft dit slechts een beperkt deel van de verhoging met € 550 miljoen.
Het overgrote deel hangt samen met (bestelde) beschermingsmaterialen voor andere zorgsectoren
in care en cure.
Vraag CDA:
De doelgroep waarvoor het LCH medische beschermingsmiddelen inkoopt wordt uitgebreid
voor zorgverleners die zorg verlenen aan cliënten thuis en die niet werkzaam zijn
voor een zorgorganisatie. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan onderbouwen
dat hiervoor binnen de langdurige zorg en ondersteuning het begrote bedrag van € 2
miljoen genoeg zal zijn.
Antwoord:
Om de juiste hoeveelheid beschermingsmiddelen in te kopen heeft het Landelijk Consortium
Hulpmiddelen (LCH) projecties gemaakt voor het verbruik van deze middelen. De getallen
waar LCH mee werkt worden geüpdatet op basis van binnenkomende informatie. Op basis
van deze projectie van het verbruik is een begroting opgesteld. Er zijn nog geen signalen
dat het gealloceerde budget ontoereikend zou zijn.
Artikel 4 Zorgbreed beleid
Vraag VVD:
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten waaruit de verlaging
van de post Subsidies Patiënten- en gehandicaptenorganisaties bestaat. Deze leden
lezen dat de Transparantie van zorg post ook aanzienlijk is verlaagd. Wat is hiervoor
de reden?
Antwoord:
Voor de verlaging van de post Stimuleringsregeling wonen en zorg en de post Patiënten-
en gehandicaptenorganisaties geldt het volgende. Ter dekking van problematiek op de
VWS-begroting is, vooruitlopend op de jaarlijkse onderuitputting, in de eerste suppletoire
begroting reeds een korting verwerkt op diverse beleidsartikelen. Daarmee is beoogd
om gedurende het jaar minder onderuitputting op te laten treden. Dit is gedaan met
als doel het budget op de VWS-begroting zo goed mogelijk te alloceren en onderuitputting
aan het eind van het jaar te beperken. Er is gekozen voor maatwerk per artikel. Uw
Kamer wordt in de reguliere begrotingsstukken bij Najaarsnota en Financieel Jaarverslag
Rijk over de uitputting van de begroting geïnformeerd.
Met betrekking tot de verlaging van de post Transparantie van zorg is in de eerste
suppletoire begroting de volgende toelichting opgenomen: vanuit het programma Uitkomstgerichte
zorg is € 2 miljoen overgeheveld naar artikel 1 (onderdeel 1 Gezondheidsbeleid) voor
het ZonMw programma Kwaliteitsgelden en wordt € 5,9 miljoen via een kasschuif in overeenstemming
gebracht met de uitvoering van reeds voorziene werkplannen.
Programma Realisatie Digitale Ondersteuning COVID-19
De leden van de fracties van VVD, SP en D66 hebben vragen gesteld over het Programma
Realisatie Digitale Ondersteuning.
Vraag VVD, D66 en SP:
De leden vragen de Minister hoe het bedrag van 9,3 miljoen voor digitale ondersteuning
COVID-19 geraamd en onderbouwd is? Kunt u uiteen zetten waar de bedragen aan besteed
zullen worden?
Antwoord:
Om ervoor te zorgen dat de benodigde digitale middelen worden gerealiseerd die een
bijdrage kunnen leveren aan het beheersen en bestrijden van COVID-19, is binnen VWS
een programma Realisatie digitale ondersteuning opgericht. Het programma – dat zich
laat adviseren door een begeleidingscommissie, een gedragswetenschappelijke taskforce
en de taskforce digitale ondersteuning bestrijding COVID-19 – bestaat uit vier onderdelen,
te weten: het bijdragen aan het tot stand komen van programma’s van eisen, de realisatie,
het zorgen voor implementatie en adoptie en communicatie. Het geraamde bedrag ad € 9,3
miljoen bevat alle verwachte uitgaven die zich binnen, en flankerend aan, het programma
voordoen.
Zo bedragen de kosten voor de begeleidingscommissie en twee taskforces naar verwachting
€ 0,5 miljoen. Daarnaast is € 3,3 miljoen geraamd voor uitgaven die zich voordoen
binnen het programma en die samenhangen met de aansturing van het programma, de totstandkoming
van programma’s van eisen en invoering, adoptie-fase en communicatie. Hieronder vallen
onder andere ook de juridische beoordeling en de toegankelijkheidseisen. De uitgaven
voor het realisatietraject van de notificatie-app, waarin momenteel circa 40 experts
werkzaam zijn, worden geraamd op circa € 3,0 miljoen. Ten slotte is circa € 2,5 miljoen
geraamd voor de publiekscampagne.
Het eerder gepubliceerde programma van eisen voor een digitale oplossingen ter aanvulling
op bron- en contactonderzoek geeft een grove uiteenzetting van de omvangrijkheid van
dit traject. Het aantal randvoorwaarden waaraan de app(s) moet(en) voldoen is talrijk,
net als het aantal functionaliteiten om de app zo breed mogelijk bruikbaar te maken.
Tegelijkertijd ligt de nu per saldo geraamde € 9,3 miljoen voor het bredere programma
Realisatie digitale ondersteuning (waarvan het realisatietraject voor de notificatie-app
onderdeel uitmaakt) onder het niveau van de kosten die in Duitsland worden geraamd
voor de ontwikkeling en het beheer van de app (circa € 69 miljoen).
Vraag D66:
Hoeveel is er op deze post reeds uitgegeven tot 22 april 2020, het moment dat de Minister
aangeeft zelf over te gaan tot het ontwikkelen van een applicatie?1
Antwoord:
Op 22 april is circa € 0,4 miljoen uitgegeven in het kader van de door VWS georganiseerde
Appathon om de werking van potentiële corona-apps te kunnen testen en verbeteren.
Deze € 0,4 miljoen maakt geen onderdeel uit van de geraamde € 9,3 miljoen voor het
programma Realisatie digitale ondersteuning. Een nadere onderbouwing van de bestede
€ 0,4 miljoen in het kader van de Appathon wordt bij de beantwoording op uw vragen
onder artikel 10 gegeven.
Artikel 6 Sport en bewegen
Ondersteuning Sportsector COVID-19
De leden van fracties van VVD, CDA en SP stellen vragen over de ondersteuning van
de sportsector.
Vraag VVD:
De leden van de VVD-fractie vragen aan wie het bedrag van € 110 miljoen voor sportverenigingen
wordt overgeboekt. Komt dit direct bij de sportverenigingen terecht of wordt dit uitgekeerd via het gemeentefonds? Waarom wordt er
voor deze vorm gekozen? Hoe wordt gemonitord of al deze middelen ook daadwerkelijk
bij sportverenigingen terecht komen?
Antwoord:
Het steunpakket bestaat uit drie maatregelen waarvan twee maatregelen binnen de door
de leden bedoelde € 110 miljoen vallen. De eerste is een tegemoetkoming voor sportverenigingen
in de doorlopende lasten voor in totaal € 20 miljoen. Deze komt direct bij sportverenigingen
terecht.
De tweede maatregel is de kwijtschelding van de huur van sportverenigingen in de maanden
maart, april en mei voor maximaal € 90 miljoen. Momenteel bevinden wij ons in de laatste
fase van de uitwerking van deze regeling samen met de gemeenten. Het overgrote deel
van deze middelen zal via het gemeentefonds worden uitgekeerd. Daar waar dat niet
mogelijk is zal een directe relatie worden gelegd met de sportvereniging zelf. Voor
het geheel geldt dat de financiële voordelen terecht komen bij de sportverenigingen.
Het monitoren of de middelen bij de sportverenigingen terecht komen is ingebed daar
de sportvereniging zelf de aanvraag doen voor steun.
Vraag:
Hoe verhoudt deze extra steun voor coronamaatregelen in de incidentele suppletoire
wet zich tot de dekking van Coronamaatregelen binnen de VWS-begroting in de 1e suppletoire
wet, die gevonden is ten laste van de middelen voor het waarborgfonds sportverenigingen?
Antwoord:
De derde maatregel van het steunpakket bestaat uit de mogelijkheid voor verenigingen
om tijdelijke leningen bij de banken aan te gaan tegen lage rentes. Om dit mogelijk
te maken is een borgstelling van de Stichting Waarborgfonds Sport noodzakelijk. Deze
maatregel is genomen als sluitstuk op het sport specifieke- en Rijksbrede steunpakket
voor sportverenigingen die ondanks die financiële hulp toch kortlopende liquiditeitsproblemen
hebben.
Vraag VVD en SP:
Waarom is er in de 1e suppletoire wet voor gekozen om middelen voor het waarborgfonds
sportverenigingen in te zetten voor dekking van Coronamaatregelen zo vragen de leden
zich af. Zij willen tevens weten om welk bedrag dit gaat. Wat is het effect hiervan
voor sportverenigingen?
Antwoord:
Het waarborgkapitaal van de Stichting Waarborgfonds Sport is met € 10 miljoen verhoogd.
Er is gekozen om deze middelen uit de Subsidieregeling Bouw en Onderhoud van Sportaccommodaties
te dekken, omdat er onderbenutting van deze regeling wordt verwacht in 2020 en daarmee
hiervoor kon worden benut.
Vraag:
Wat merken de sportverenigingen van het feit dat de middelen niet meer beschikbaar
zijn?
Antwoord:
Momenteel is er in de Subsidieregeling Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties voor € 21
miljoen aangevraagd. Dit is aanzienlijk minder dan in 2019 toen er in de eerste weken
een grote toeloop op de regeling plaatsvond. Met de ervaringen van het verloop van
benutting over 2019 en de eerder bekendgemaakte extra middelen voor verduurzaming
uit het doorbouwplan voor sport ter grootte van € 10 miljoen is de verwachting dat
de regeling dit jaar voldoende budget heeft om alle aanvragen te honoreren. De sportverenigingen
zullen dan ook niets merken van deze gewijzigde inzet van middelen.
Vraag CDA:
De leden van de CDA-fractie merken op dat zij in de inbreng voor het schriftelijk
overleg over o.a. steunpakket Sportverenigingen gevolgen COVID-19 maatregelen (Kamerstuk
30234–244) van 4 juni jl. diverse vragen hebben gesteld over het steunpakket van in
totaal 110 miljoen euro voor de ondersteuning sportsector. Deze leden vragen of in
ieder geval dat deel van de vragen dat over dit steunpakket ging beantwoord kan worden
voordat er over deze incidentele suppletoire begroting gestemd zal worden.
Antwoord:
De antwoorden op Kamervragen naar aanleiding van het Schriftelijk Overleg van 4 juni
worden naar verwachting niet later dan 3 juli naar uw Kamer gestuurd.
Vraag SP:
De leden van de SP-fractie hebben een vraag over de € 100 miljoen aan compensatie
die sportverenigingen via gemeenten krijgen gedurende de coronacrisis. De dekking
wordt gevonden in het artikel sport van de VWS-begroting in de 1e suppletoire wet,
op de uitgaven aan de Stichting waarborgfonds voor sportverenigingen. De leden vragen
waarom voor deze precieze dekking is gekozen en wat de consequentie is van deze dekking
voor het Waarborgfonds voor sportverenigingen?
Antwoord:
Het sectorspecifieke steunpakket bestaat uit drie maatregelen. De eerste maatregel
betreft een tegemoetkoming voor sportverenigingen ter grootte van € 20 miljoen en
is beschikbaar voor verenigingen die niet konden voldoen aan de voorwaarden van de
Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren. De tweede maatregel is de compensatie
van de huur voor sportverenigingen in de maanden maart-april-mei met een omvang van
€ 90 miljoen. De derde maatregel is het mogelijk maken van tijdelijke leningen tegen
lage rentes. Hiervoor is het waarborgkapitaal van de Stichting Waarborgfonds Sport
met € 10 miljoen verhoogd. Er is gekozen om deze middelen uit de Subsidieregeling
Bouw en Onderhoud van Sportaccommodaties te dekken, omdat er sprake was van onderbesteding
en daarmee ruimte ontstond om dit deel specifiek van dekking te voorzien (via de VWS-begroting)
en niet ten laste te laten komen van de algemene middelen.
Artikel 10 Apparaatsuitgaven
Appathon
Vraag VVD:
De leden van de VVD-fractie lezen dat voor de organisatie van de Appathon kosten zijn
gemaakt. Kan de regering specificeren aan welke onderdelen uitgaven zijn gedaan?
Antwoord:
Op zaterdag 18 en zondag 19 april heeft het Ministerie van VWS de zogenoemde Appathon
georganiseerd om de werking van potentiële corona-apps te kunnen testen en verbeteren
als onderdeel van een marktverkenning. Voor deze marktverkenning en de organisatie
van de Appathon – en de hiermee samenhangende toegankelijkheid voor het Nederlandse
publiek –, de deelname van diverse partijen en een adequaat verloop van het gehele
proces is circa € 0,4 miljoen uitgegeven. De grootste uitgaven hebben zich voorgedaan
op het terrein van techniek en ondersteunende technische diensten (circa € 0,2 miljoen).
Denk hierbij aan productie livestream, ontwikkeling website en ICT-voorzieningen.
Daarnaast was sprake van uitgaven aan facilitaire diensten (circa € 0,1 miljoen).
Hierbij kan worden gedacht aan organisatiecoördinatie, begeleiding, moderating, tolken
en regie. Ten slotte zijn er nog kosten gemaakt in het kader van communicatie en campagne
en door de deelnemende teams (circa € 0,1 miljoen).
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.C.R.M. Clemens, adjunct-griffier