Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Leijten over het recht op toeslagen in combinatie met wezenpensioen
Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Staatssecretaris van Financiën over het recht op toeslagen in combinatie met wezenpensioen (ingezonden 7 mei 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 29 juni 2020).
Vraag 1, 2, 3, 6, 7
Kunt u reageren op de situatie van de pleegmoeder wiens pleegkind een wezenpensioen
ontving en hierdoor het recht op huurtoeslag met terugwerkende kracht verloor?1
Deelt u de mening dat het onverteerbaar is dat het recht op toeslagen verdwijnt als
het inkomen van inwonende kinderen wordt meegerekend? Deelt u de mening dat dit zeker
geldt op het moment dat een inkomen dat überhaupt niet moet worden meegerekend, zoals
in het betreffende geval een door de voogd verstrekt wezenpensioen, de oorzaak is
van het verdwijnen van het recht op toeslagen?
Deelt u de mening dat een weeskind niet op deze manier emotioneel belast moet worden
met deze financiële gevolgen van haar wees zijn?
Waarom worden inkomsten die sowieso als bijzondere inkomsten moeten worden beschouwd
niet automatisch als dusdanig gerekend bij de definitieve aangifte zodat onterechte
terugvordering wordt voorkomen?
Kunt u aangeven of de verlengde bezwaartermijn inderdaad zal worden toegepast op het
betreffende geval?
Antwoord 1, 2, 3, 6, 7
Hoewel ik niet op individuele casussen kan ingaan, geldt in zijn algemeen voor thuiswonende
(pleeg)kinderen tot 23 jaar een inkomensvrijstelling (€ 4.964,– in 2020). Naast deze
algemene vrijstelling kan de belanghebbende verzoeken om bepaalde bijzondere inkomens
buiten beschouwing te laten voor de inkomenstoets van de huurtoeslag. Dit geldt onder
meer voor wezenuitkeringen die met toepassing van artikel 49 van de Algemene nabestaandenwet
aan een ander dan de wettelijke vertegenwoordiger van het kind betaalbaar zijn gesteld.
Tot voor kort gold voor een verzoek tot het buiten beschouwing laten van bijzonder
inkomen een termijn van zes weken voor de toeslagontvanger na de definitieve berekening
voor desbetreffend toeslagjaar (de bezwaartermijn). In de praktijk is gebleken dat
deze termijn erg kort is, mede omdat de regeling als complex kan worden ervaren. Bovendien
kunnen de financiële gevolgen van het te laat indienen van een dergelijk verzoek groot
zijn, bijvoorbeeld doordat huurtoeslag moet worden terugbetaald. Om te voorkomen dat
huishoudens als gevolg van de korte termijnen onnodig (huurtoeslag mislopen, is in
overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de termijn
voor deze verzoeken met het Verzamelbesluit Toeslagen van 17 april 2020 (nr. 2020–72441)2 verruimd tot vijf jaar na het verstrijken van de laatste dag van het berekeningsjaar.
Belanghebbenden kunnen daardoor tot 31 december 2020 verzoeken bijzonder inkomen voor
het berekeningsjaar 2015 buiten beschouwing te laten voor de huurtoeslag. Zo kunnen
belanghebbenden die door de korte termijn eerder geen gebruik hebben gemaakt van de
regeling, alsnog een beroep hierop doen.
Ook na deze wijziging blijft het wel noodzakelijk dat een belanghebbende zelf een
aanvraag tot het buiten beschouwing laten van bijzonder inkomen doet. Op basis van
uitsluitend de beschikbare informatie uit de aangifte is het voor de Belastingdienst
niet mogelijk vast te stellen of een bepaald inkomen kwalificeert als bijzonder inkomen.
Met het verruimen van de termijnen krijgen belanghebbenden aanzienlijk meer tijd om
(alsnog) een beroep te doen op de regeling.
Vraag 4, 5, 8
Kunt u verklaren waarom de betreffende pleegouder naar eigen zeggen twee jaar bezig
is geweest om duidelijkheid te krijgen over de situatie maar dat de Belastingtelefoon
niet in staat bleek die te bieden? Is de Belastingdienst voldoende toegerust om de
complexiteit van het belastingstelsel toe te lichten aan burgers en kleine bedrijven?
Hoe vaak komt het voor dat burgers en bedrijven twee jaar of langer geen antwoord
op hun vragen krijgen? Hoe vaak komt dit voor bij multinationals? Kunt u een verklaring
geven voor het verschil in «dienstverlening»? Welke beleidskeuzes liggen hieraan ten
grondslag?
Waarom moet ieder kafkaësk probleem dat zich voordoet bij de Belastingdienst via de
media worden aangekaart om een oplossing te forceren?
Antwoord 4, 5, 8
Zoals eerder aangegeven kan ik niet op individuele casussen ingaan. Als het zo is
dat iemand twee jaar geen antwoord krijgt op zijn of haar vraag, is dat natuurlijk
niet goed. In zijn algemeenheid kunnen burgers en ondernemers en hun intermediairs
vragen stellen aan de Belastingtelefoon. Als het gaat om een complexe situatie die
de medewerker van de Belastingtelefoon niet direct kan beantwoorden, wordt de beller
aangeboden om teruggebeld te worden door een inhoudelijk specialist. Het hangt van
de complexiteit van het vraagstuk af hoe snel een burger of ondernemer duidelijkheid
kan worden verschaft over zijn situatie. Voor de dienstverlening van de Belastingdienst
aan burgers en ondernemers en de keuzes die hieraan ten grondslag liggen verwijs ik
graag naar het jaarplan 2020.
Signalen van burgers die zich niet gehoord voelen door de Belastingdienst of niet
tevreden zijn over de dienstverlening nemen wij uiteraard altijd serieus. In dat kader
verwijs ik ook graag naar het externe onderzoek dat de Staatssecretaris van Financiën
– Fiscaliteit en Belastingdienst en ik hebben uitgezet om te komen tot een fundamentele
transformatie van de dienstverlening en interactie bij de Belastingdienst, Toeslagen
en Douane. Op dit moment is dat onderzoek in volle gang, over de uitkomsten daarvan
en de maatregelen die we daaraan zullen verbinden zal ik u uiteraard informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.