Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Staaij over beperkingen begrafenissen en kerkdiensten in het licht van de Grondwettelijke vrijheden
Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken over beperkingen begrafenissen en kerkdiensten in het licht van de Grondwettelijke vrijheden (ingezonden 28 mei 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 29 juni 2020). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3192.
Vraag 1
Herinnert u zich uw antwoorden op de eerdere schriftelijke vragen over begrafenissen
en kerkdiensten in het licht van grote aantallen bezoekers van warenhuizen en bouwmarkten?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u tevens bekend met de door de Afdeling advisering van de Raad van State gegeven
voorlichting over de grondrechtelijke aspecten van de coronamaatregelen?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3, 4, 5 en 6
Zou u aan kunnen geven hoe de zeer vergaande beperking van het aantal deelnemers aan
kerkdiensten en begrafenisplechtigheden zich verhoudt tot de grondrechten, in het
bijzonder de vrijheid van godsdienst?
Hoe oordeelt u in dit licht over de opvatting van de Afdeling advisering van de Raad
van State dat de noodverordeningen in principe ongeschikt zijn om de grondrechten
te beperken, met name ook met betrekking tot het recht op de vrijheid van godsdienst
binnen gebouwen en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer?
Deelt u de opvatting dat de genomen maatregelen spanning opleveren met artikel 6,
eerste lid, van de Grondwet? Welke consequentie verbindt u hieraan?
Deelt u de opvatting dat noodverordeningen geen geschikt en toegestaan middel zijn
om vergaande en langdurige beperkingen aan te brengen op de vrijheidsrechten?
Antwoord 3, 4, 5 en 6
Op grond van de op basis van artikel 7, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid
door de Minister van VWS aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s gegeven opdrachten
en de ter uitvoering daarvan door de voorzitters van de veiligheidsregio’s vastgestelde
noodverordeningen, geldt een verbod op samenkomsten. Onder meer voor samenkomsten
tot belijdenis van godsdienst en levensovertuiging en uitvaarten bestaat een uitzondering
op dit verbod, mede met het oog op de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.
Deze bijeenkomsten zijn mogelijk, mits de hygiënevoorschriften in acht worden genomen,
men steeds anderhalve meter afstand houdt en niet meer dan dertig personen aanwezig
zijn. Met deze maatregelen blijft een betekenisvolle uitoefening van de vrijheid van
godsdienst en levensovertuiging behouden, omdat kleinschalige bijeenkomsten mogelijk
zijn en door het live uitzenden van de diensten (streamen via de website van de betreffende
religieuze organisatie of via YouTube) de mogelijkheid wordt geboden om op afstand
deel te nemen aan de dienst. Uit de praktijk blijkt dat het overgrote deel van de
kerkgenootschappen gebruikmaakt van deze mogelijkheid en er zelfs vaak voor kiest
om helemaal af te zien van fysieke diensten en deze uitsluitend online aanbieden.
Hiervoor verwijs ik naar het communiqué van 26 maart van de religieuze koepelorganisaties
waarin zij hun achterban oproepen om fysieke aanwezigheid bij alle religieuze samenkomsten
zoveel mogelijk te beperken en de diensten zoveel mogelijk digitaal te laten plaatsvinden,
dan wel uit te stellen. De religieuze koepelorganisaties hebben, in goed overleg met
mij, op 29 mei in een gemeenschappelijke verklaring aangegeven hoe ze de komende tijd
hun geloof op een veilige manier kunnen beleven met hun gemeenschap. Zij hebben uitgesproken
dat behoedzaam vieren van het geloof het nieuwe uitgangspunt is nu de maatregelen
per 1 juni versoepeld zijn. Ik heb waardering voor de wijze waarop de geloofsgemeenschappen
de afgelopen tijd hun inventiviteit hebben getoond en allerlei nieuwe manieren hebben
gevonden om gezamenlijk het geloof te vieren en hier hoop uit te putten.
In de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State aan uw Kamer is
aangegeven dat bijeenkomsten inzake belijdenis van godsdienst en levensovertuiging
binnen gebouwen, uitsluitend bij wet in formele zin, kunnen worden beperkt. De Afdeling
advisering van de Raad van State geeft ook aan dat de spanning met artikel 6, eerste
lid, van de Grondwet voor een korte periode wellicht kan worden weggenomen met de
methode van de redelijke uitleg. Ik volg deze lijn, die inhoudt dat de op grond van
de noodverordeningen geldende maximering van het aantal deelnemers voor samenkomsten
tot belijdenis van godsdienst en levensovertuiging binnen gebouwen geen beperking
zou zijn van de vrijheid van godsdienst voor de beperkte duur van deze crisisperiode
waarin de noodverordeningen noodzakelijk zijn. Een redelijke uitleg van de vrijheid
van godsdienst brengt dan met zich dat dit recht niet zó ver reikt dat het onder de
huidige omstandigheden een onbeperkt aantal deelnemers aan religieuze bijeenkomsten
omvat, zelfs indien het samenkomsten binnen gebouwen en besloten plaatsen betreft.
Met de door het kabinet genomen maatregelen blijft een betekenisvolle uitoefening
van de vrijheid van godsdienst mogelijk; kleinschalige bijeenkomsten (maximaal dertig
personen) zijn mogelijk evenals de mogelijkheid om online deel te nemen aan de diensten.
De noodverordeningen vormen een, voor de beheersing van de ontstane crisissituatie,
belangrijk en noodzakelijk juridisch kader. Noodverordeningen dienen in een rechtsstaat
niet al te lang te duren, mede met het oog op de voortdurende gevolgen voor de vrijheden
en grondrechten van een ieder. Zoals aangekondigd in mijn brief van 1 mei 2020 (Kamerstukken
II 2019/20, 35 300 VI, nr. 124), is een wetsvoorstel in voorbereiding met daarin onder andere bepalingen over maatregelen
voor zover die grondrechten van burgers beperken.
Vraag 7
Deelt u de mening dat ook wie terecht uitgaat van het uitgangspunt van behoedzaamheid
zich er steeds van moet vergewissen of de al dan niet voorgeschreven maatregelen zich
wel op een logische en verklaarbare manier tot elkaar verhouden?
Antwoord 7
Ja, die mening deel ik.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het antwoord op vraag 2 in de eerder genoemde vragen weliswaar
feitelijk correct is, omdat er inderdaad geen maatregelen gelden voor commerciële
activiteiten, maar dat dit feit als zodanig géén argument is om het onderscheid te
maken tussen commerciële activiteiten en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten?
Antwoord 8
Nee, die mening deel ik niet. Zie ook het antwoord op de volgende vraag.
Vraag 9
Kunt u aangeven wat de precieze dragende gedachte erachter is dat het voor bijvoorbeeld
warenhuizen en bouwmarkten mogelijk is om honderden personen tegelijkertijd te ontvangen,
terwijl vergelijkbare aantallen binnen grote gebouwen ongewenst zouden zijn? Wat is
de precieze motivering hiervoor en op welke wijze is hierbij afgewogen of op de minst
vergaande manier inbreuk is gedaan op de grondrechten en ook op de meest proportionele
manier?
Antwoord 9
Voor warenhuizen en bouwmarkten geldt dat deze niet van overheidswege zijn gesloten.
Het is in beginsel aan deze sectoren om te besluiten om open te gaan en om daarbij
een beleid te voeren waarbij de beperkende maatregel met betrekking tot het houden
van anderhalve meter afstand tussen daar aanwezige personen in acht wordt genomen.
De voorzitters van de veiligheidsregio’s kunnen warenhuizen en bouwmarkten sluiten
als deze onvoldoende maatregelen nemen om de anderhalve meter te borgen. Voor samenkomsten
in grote gebouwen (zoals in kerkgebouwen die plaatsen kunnen bieden aan 1500 personen)
geldt dat die vaak gepaard gaan met reisbewegingen op gezette tijden. Men zit bovendien
gedurende langere tijd in een besloten ruimte (dicht) bij elkaar. Er is bovendien
vaak sprake van een hechte gemeenschap met leden die elkaar voor of na een dienst
ook willen treffen. Deze afwegingen hebben meegeteld bij het genomen besluit.
Vraag 10
Kunt u tevens aangeven wat de argumentatie is tussen het (voorgenomen) onderscheid
tussen bioscopen waar het aantal van 30 geldt per zaal, terwijl dit bij kerkgebouwen
waar meerdere grote vergaderzalen aanwezig zijn, niet het geval is?
Antwoord 10
Zoals bij de beantwoording van vraag 9 aangegeven, is hierbij onder meer de overweging
geweest dat samenkomsten in (grote) kerkgebouwen vaak gepaard gaan met reisbewegingen
op gezette tijden, terwijl bioscopen door de regulering van aanvangs- en eindtijden
beter in staat zijn bezoekersstromen te reguleren.
Vraag 11
Bent u bereid om op zo kort mogelijke termijn te komen tot maatwerk (bijvoorbeeld
door het stellen van een afstandsnorm en hygiënevoorschriften) in plaats van uniforme
getalsmatige regels die gelden ongeacht de regio, de concrete situatie ten aanzien
van de gezondheidszorg of de grootte van het gebouw? Is het uw voornemen om op zo
kort mogelijke termijn te komen tot proportionele maatregelen die kunnen variëren
naar de grootte van een gebouw en het aantal zitplaatsen per gebouw, eventueel in
relatie tot de mate waarin een bepaalde regio getroffen is door een uitbraak van corona?
Antwoord 11
Ik onderhoud uit hoofde van mijn verantwoordelijkheid voor de erediensten en conform
mijn toezegging, sinds het begin van deze crisis nauw contact met verschillende kerkgenootschappen,
religieuze koepelorganisaties en kerkelijke vertegenwoordigers. Ik spreek hen minstens
wekelijks en heb de afgelopen weken verschillende erediensten bezocht. Dit doe ik
onder andere om toe te lichten waarom deze voor hen ingrijpende beslissing (diensten
beperken tot 30 personen) genomen moest worden. In de gesprekken heb ik de religieuze
koepelorganisaties opgeroepen na te denken over het intelligent opstarten van de erediensten,
zodra het kabinet aangeeft dat daar weer ruimte voor is.
Mijn oproep om na te denken over het opstarten van de erediensten is voortvarend opgepakt
door de religieuze koepelorganisaties. De Boeddhistische Unie, het Contactorgaan Moslims
en Overheid, het Interkerkelijk Contactorgaan Overheid en de Hindoeraad (en veel van
de bij hen aangesloten kerkgenootschappen) hebben protocollen opgesteld waarin wordt
aangeven op welke wijze erediensten kunnen opstarten en kunnen worden hervat in de
anderhalvemetersamenleving. Daarbij juist rekening houdend met het bijzondere karakter
van hun diensten en de gebedshuizen waar deze plaatsvinden. Dit biedt bij uitstek
de mogelijkheid tot het gewenste maatwerk, omdat de betreffende kerk zelf verantwoordelijk
is voor het opstellen, uitvoeren en naleven van het eigen protocol. De kerk kan een
protocol opstellen en eventueel bijstellen op basis van nieuwe inzichten, aangepaste
normen en veranderingen in de omgeving.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud van de protocollen ligt bij de kerken. Het
past ook niet bij onze kerk-staat-relatie om als overheid inhoudelijk te sturen op
de protocollen die door de kerken zijn opgesteld; vrijheid van godsdienst houdt ook
in dat de overheid zich zoveel mogelijk onthoudt van ingrijpen in de interne organisaties
van kerkgenootschappen.
Op 24 juni heeft besluitvorming over verdere versoepeling van de maatregelen vanaf
1 juli plaatsgevonden. Nu we per 1 juli weer een stap vooruit kunnen zetten in de
corona-aanpak kunnen we – met het in acht nemen van de basisregels die onder andere
zien op anderhalve meter afstand houden en de hygiënevoorschriften – nieuwe maatregelen
voor activiteiten binnen vaststellen. Voor bijeenkomsten binnen kan er worden gevarieerd:
(1) maximaal 100 personen per ruimte met vaste zitplaatsen en (2) geen maximumaantal
personen onder de voorwaarden: vaste zitplaatsen, reservering en gezondheidscheck
vooraf. Hiermee wordt het mogelijk om het bezoekersaantal te laten variëren naar de
grootte van een gebouw en het aantal zitplaatsen per gebouw.
Het is ten slotte het voornemen van het kabinet om ook het in de eerdergenoemde brief
van 1 mei 2020 aangekondigde wetsvoorstel bijzondere aandacht te schenken aan religieuze
en levensbeschouwelijke situaties.
Vraag 12
Overweegt u ook, net als bij de bezoekregelingen bij zorginstellingen, met pilots
te werken?
Antwoord 12
Nee, zie het antwoord op de vorige vraag.
Vraag 13
Deelt u de mening dat ook in een zogenoemde anderhalvemetersamenleving het de voorkeur
verdient om ruimte te bieden voor eigen verantwoordelijkheid zoals de kerken die net
als veel andere sectoren in de samenleving laten zien boven allerlei voorschriften
die precies voorschrijven wat wel en niet gewenst zou zijn en tevens dat overleg de
voorkeur verdient boven allerlei opgelegde regels? Op welke wijze en op welke termijn
biedt u perspectief op het nemen van de eigen verantwoordelijkheid binnen de geldende
regels van het RIVM?
Antwoord 13
Zie antwoord op vraag 11.
Vraag 14
Welke empirische onderzoeken kent u over situaties waarin kerkdiensten, trouwdiensten
en uitvaartbijeenkomsten na het instellen van de maatregelen van respectievelijk 13
en 23 maart jl. zouden hebben bijgedragen aan de verspreiding van het virus? Waar
zijn de resultaten van deze onderzoeken te vinden?
Antwoord 14
Mij zijn geen empirische onderzoeken hierover bekend.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.