Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Yesilgöz-Zegerius en Van der Graaf inzake het bericht ‘Ruit ingeslagen bij restaurant HaCarmel: ‘Het begint bijna gewoon te worden’'
Vragen van de leden Yesilgöz-Zegerius (VVD) en Van der Graaf (ChristenUnie) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Ruit ingeslagen bij restaurant HaCarmel: «Het begint bijna gewoon te worden»» (ingezonden 13 mei 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 29 juni 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2992.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Restaurant HaCarmel vernield door zelfde verdachte
als in 2017»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe vaak heeft dit restaurant nu te maken gehad met belaging, vernieling, verdachte
pakketjes, besmeuring of een andere manier van vandalisme en intimidatie met antisemitisch
motief? Wanneer was er hier volgens de politie sprake van een antisemitisch motief?
Kunt u een overzicht hiervan geven?
Antwoord 2
Een overzicht van incidenten die bij de politie geregistreerd zijn rondom het restaurant
HaCarmel treft u hieronder aan. Overigens verwijst de politie hierbij naar de term
discriminatie, wat in dit verband de strafrechtelijk relevante term is.
Op 7 december 2017 zijn de ruiten van het restaurant vernield en is de Israëlische
vlag die in het restaurant hing gestolen. De verdachte is aangehouden, vervolgd en
veroordeeld ter zake vernieling en diefstal. De officier van justitie heeft de aanwezigheid
van een discriminatoir motief meegewogen in het bepalen van de strafeis.
Tussen 28 en 31 december 2017 is het restaurant besmeurd met eieren en patat. Vanwege
het ontbreken van opsporingsindicaties kon geen motief worden vastgesteld en kon geen
verdachte worden aangehouden.
Op 29 december 2017 is informatie binnengekomen dat de verdachte van het incident
van 7 december 2017 wederom de ramen wilde vernielen. Hierop heeft intensieve politiesurveillance
plaatsgevonden. Uiteindelijk heeft er geen vernieling plaatsgevonden en is de verdachte
niet aangetroffen in de omgeving van het restaurant.
Op 20 januari 2018 is door een surveillance-eenheid van de politie opgemerkt dat het
raam van het restaurant is besmeurd. Gebleken is dat de ruit schoongemaakt kon worden
en dat de eigenaar daarin aanleiding heeft gezien om geen aangifte te doen.
Op 2 maart 2018 is een tegel door de ruit van het restaurant gegooid. Er is geen verdachte
aangetroffen of aangehouden. De politie heeft een onderzoek ingesteld. Beschikbare
camerabeelden hebben niet tot identificatie van een verdachte geleid. Gelet op de
eerdere vernieling is de uitzonderlijke stap gezet om een op de stoeptegel aangetroffen
DNA-mengprofiel te onderzoeken. Helaas leverde dit geen match op. Nu een verdachte
niet is achterhaald, kon ook geen motief worden vastgesteld.
19 maart 2018: een op het oog verward persoon staat te schreeuwen voor het restaurant.
Het is onduidelijk wat hij roept en de politie is snel ter plaatse. Er was geen sprake
van een strafbaar feit en derhalve is ook geen motief vastgesteld.
Op 15 januari 2020 wordt melding gemaakt van een verdacht pakketje voor het restaurant,
te weten een doos waaruit elektriciteitsdraden steken. Uit onderzoek door de EOD bleek
dat het om een ongevaarlijk pakketje ging. In deze zaak is op 14 mei 2020 een verdachte
aangehouden (niet zijnde de verdachte van de vernieling op 8 mei 2020). Omdat het
onderzoek op dit moment nog loopt, kan ik nog niets zeggen over het motief.
Op 8 mei 2020 wordt melding gemaakt van vernieling. De ruit van het restaurant is
vernield en door het gat in de ruit is de Israëlische vlag naar buiten getrokken en
gepoogd in de brand te steken. Kort daarop is een verdachte aangehouden. Het betreft
dezelfde persoon die is veroordeeld voor de vernieling op 7 december 2017. Omdat het
onderzoek op dit moment nog loopt, kan ik nog niets zeggen over het motief.
Op 8 mei 2020 en op 15 mei 2020 is er met stift «Find Jews» op de gevel geschreven.
De politie doet nog onderzoek.
Vraag 3
Klopt het dat de aangehouden persoon voor deze recente belaging dezelfde persoon is
die de ruiten van HaCarmel eind 2017 ook insloeg? Hoe vaak is de betrokkene, Saleh
A., inmiddels veroordeeld en waarvoor?
Antwoord 3
Ja, het klopt dat het om dezelfde persoon gaat. Deze persoon is op 11 juli 2018 door
de rechtbank Amsterdam veroordeeld voor de vernieling van de ruiten van het restaurant
en diefstal van de in het restaurant hangende Israëlische vlag. Deze persoon is bovendien
in oktober 2019 veroordeeld voor mishandeling.
Vraag 4
Hoe wordt het recidivegevaar beoordeeld bij de betrokkene en op welke wijze wordt
hierop gehandeld?
Antwoord 4
Zoals in alle zaken is ook in de zaak van deze verdachte voor de beoordeling van het
recidivegevaar gekeken naar een veelheid van factoren: het strafblad van de betrokkene,
rapportages van reclasseringsinstanties, psycholoog en psychiater uit eerdere en/of
andere zaken, het verhoor van verdachte, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
en bijvoorbeeld informatie van de politie (wijkagent).
Het rechtbankvonnis van 11 juli 2018 geeft inzicht in de beoordeling van het recidivegevaar.
Blijkens het Pro Justitiarapport, dat in het vonnis wordt aangehaald, schat de psychiater
de kans dat de verdachte opnieuw strafbare feiten gaat plegen, hoog in. Uit hetzelfde
vonnis blijkt dat de psycholoog heeft geconcludeerd dat de psychische problematiek
een risico vormt voor de kans op recidive van de ten laste gelegde feiten. Zowel de
psychiater, de psycholoog als Reclassering Nederland hebben, zo blijkt uit het openbare
rechtbankvonnis, de rechtbank in dit verband onder meer geadviseerd om als bijzondere
voorwaarde op te nemen dat de verdachte een ambulante behandeling bij de forensische
GGZ moet ondergaan.
Conform dit advies heeft de officier van justitie gevorderd:
«De officier van justitie heeft ook gevorderd dat naast de algemene voorwaarden de
bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals door de reclassering is geadviseerd,
te weten een meldplicht, een behandelverplichting (ambulante begeleiding), een verplichting
tot begeleid wonen en een verplichting mee te werken aan de aanpak gemeente Amsterdam
en begeleiding en ondersteuning door de niet-gecontracteerde zorginstantie Sensa-Zorg.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een vrijheidsbenemende
maatregel zal worden opgelegd, te weten een locatieverbod, en dat deze dadelijk uitvoerbaar
zal worden verklaard.»
De rechtbank heeft vervolgens overwogen:
«De rechtbank maakt zich – gelet op de problematiek van verdachte – zorgen of verdachte
niet opnieuw dergelijke strafbare feiten zal plegen, bijvoorbeeld als verdachte zich
weer boos maakt over de Palestijnse zaak. (...) Om ervoor te zorgen dat verdachte
niet opnieuw de fout in gaat, legt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf
voor de duur van 4 weken op, met een proeftijd van 2 jaar.»2
De rechtbank legde hierbij de algemene voorwaarde op dat verdachte zich binnen een
proeftijd van twee jaar niet schuldig zal maken aan het plegen van een strafbaar feit.
Verder legde de rechtbank conform de eis van de officier van justitie de volgende
bijzondere voorwaarden op:
Verdachte moet zich melden bij de reclassering, zolang en zo vaak als de reclassering
dat nodig acht.
Verdachte wordt verplicht om zich ambulant te laten behandelen bij ambulante forensische
zorg, om mee te werken aan begeleid wonen en om zich de bemoeizorg vanuit de gemeente
Amsterdam en de zorginstantie Sensa-Zorg te laten welgevallen.
Ook is aan de verdachte door de rechtbank een locatieverbod opgelegd, dat onder meer
inhoudt dat de verdachte zich niet zal ophouden binnen een straal van honderd meter
rondom het restaurant.
Vraag 5
Klopt het dat Saleh A. een gebiedsverbod heeft van 100 meter rondom restaurant HaCarmel?
Zo ja, hoe heeft de politie hierop gehandhaafd?
Antwoord 5
Ja, zoals in het antwoord op vraag 4 vermeld, heeft de rechtbank bij het vonnis van
11 juli 2018 de maatregel opgelegd dat verdachte zich gedurende twee jaren niet zal
ophouden in een straal van honderd meter rond restaurant HaCarmel, zoals ook was gevorderd
door het Openbaar Ministerie. De politie heeft vervolgens op de momenten dat daarvoor
aanleiding bestond intensief gesurveilleerd rondom het restaurant. Verder zijn er
in de omgeving van het restaurant gemeentelijke camera’s geplaatst, die er nog steeds
hangen.
Vraag 6
Is u bekend dat een aantal weken geleden de woorden «find Jew» met zwarte marker op
de deurpost van restaurant HaCarmel zijn geschreven? Is hier opvolging aan gegeven
door de politie of het openbaar ministerie (OM)? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 6
Ja. Zoals hiervoor vermeld in antwoord 2, doet de politie onderzoek met behulp van
camerabeelden.
Vraag 7, 8, 10
Deelt u de mening dat hier duidelijk sprake is van een antisemitisch motief? Deelt
u de mening dat het ontzettend belangrijk is voor het veiligheidsgevoel van Amsterdammers,
en daarbij de Joodse gemeenschap in het bijzonder, om het kwaad te benoemen voor wat
het is en daarop vervolgens adequaat te handelen? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen?
Zo nee, waarom niet?
Op welke manier heeft u uitvoering gegeven aan de belofte gedaan in de antwoorden
op eerder gestelde schriftelijke vragen, waarbij er maatregelen zouden worden genomen
om op een juiste manier opvolging te geven aan aanwijzingen, meldingen en aangiftes
met een antisemitisch karakter?3
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de constante antisemitische vernielingen en
bedreiging bijna «gewoon» beginnen te worden voor de familie van restaurant HaCarmel?
Deelt u de mening dat antisemitisme nooit normaal mag worden gevonden en dat we als
samenleving en overheid de verantwoordelijkheid hebben om hier hard tegen op te treden?
Zo ja, op welke concrete manier gaat u dat doen?
Antwoord 7, 8, 10
Omdat het strafrechtelijk onderzoek naar het incident op 8 mei 2020 nog loopt, onthoud
ik mij van een inhoudelijk oordeel over deze zaak. In zijn algemeenheid deel ik de
mening dat antisemitisme nooit normaal mag worden gevonden en bestreden moet worden.
Ik acht het met u van het grootste belang dat burgers zich veilig voelen in hun eigen
stad. Juist dit was mijn motivering om op 5 juni jl. bij een aantal Joodse ondernemers
langs te gaan. Adequaat optreden van politie en OM is daar dienstig aan en ik heb
geen aanleiding om te veronderstellen dat dit op dit moment onvoldoende of niet naar
behoren zou gebeuren. In de door u aangehaalde antwoorden op Kamervragen4 heb ik in het antwoord op vraag 5 aangegeven dat ik van mening ben dat het belangrijk
is om antisemitische incidenten te herkennen en correct op te volgen. Voor de politie
betekent dit dat kennis en inzichten ten aanzien van verschillende leefstijlen en
culturen in onze samenleving goed geborgd blijven in haar organisatie via de «Netwerken
Divers Vakmanschap» in de eenheden. In dit netwerk zijn de informele diversiteitsnetwerken
binnen de politie, zoals het Joodse Netwerk, vertegenwoordigd. Zij onderhouden de
contacten met de groepen in de samenleving.
Naar aanleiding van het WODC-onderzoek naar strafverzwaringsgronden bij discriminatie
dat recent aan uw Kamer is toegestuurd, ben ik met de politie en het OM in gesprek
over eenduidige werkdefinities die handvaten kunnen zijn bij de beoordeling van gedragingen
en uitingen.
Daarnaast is het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie van het OM recentelijk
structureel uitgebreid met 2,5 fte. Tegelijkertijd blijft er aandacht voor het steviger
positioneren van de Regionale Discriminatie Overleggen (RDO’s), zodat een betere afstemming
met politie en ADV’s kan plaatsvinden over de vraag welke aanpak het beste effect
sorteert.
Vraag 9
Herinnert u zich dat u in de beantwoording van deze eerder gestelde schriftelijke
vragen heeft aangegeven dat de afhandeling van antisemitische incidenten op de agenda
staat van uw overleggen met het OM en de politie? Op welke manier heeft u hier sinds
de beantwoording van deze schriftelijke vragen aandacht aan besteed? Bent u van mening
dat de huidige aanpak van antisemitische incidenten afdoende is? Zo nee, hoe gaat
u deze aanpak intensiveren?
Antwoord 9
De aanpak van discriminatie – waaronder discriminatie met een antisemitisch motief
– is regelmatig onderwerp van gesprek met OM, politie en de regioburgemeesters in
de reguliere bestuurlijke overleggen. In deze overleggen is bevestigd dat discriminatie
een hardnekkig probleem is dat blijvend onze aandacht verdiend. In het door mij geïnitieerde
WODC-onderzoek naar de toepassing van strafverzwaringsgronden bij discriminatie wordt
geconcludeerd dat politie en OM hun aanpak hebben versterkt, maar dat er nog een aantal
verbeteringen mogelijk zijn. Hierover ben ik met genoemde organisaties in gesprek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.