Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 506 Uitvoering van Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden (PbEU, L 130) (Uitvoeringswet Verordening conflictmineralen)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
I. ALGEMEEN DEEL
1. Inleiding
Dit voorstel van wet (hierna: de Uitvoeringswet) geeft uitvoering aan verplichtingen
voor de lidstaten uit de Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de
Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid
in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige
ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden (PbEU 2017, L 130) (hierna: de
verordening). De verordening stelt een Uniesysteem in voor passende zorgvuldigheid
(«due diligence»), dat vanaf 1 januari 2021 voor Unie-importeurs van tin, tantaal,
wolfraam en goud de verplichting met zich brengt om gepaste zorgvuldigheid te betrachten
in hun toeleveringsketen. Van lidstaten vergt de verordening een bevoegde autoriteit
aan te stellen om op de naleving van de verordening toe te zien. Ook vergt de verordening
het vaststellen van regels die van toepassing zijn bij een inbreuk op de bepalingen
in de verordening.
Bij brief van 21 februari 2020 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van
de implementatie van het Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (hierna:
IMVO)-beleid. In die brief is ook aandacht besteed aan de EU-verordening conflictmineralen
en is de Uitvoeringswet aangekondigd.1 Tijdens het Algemeen Overleg over Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
van de vaste Tweede Kamercommissie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
op 3 maart 2020 is toegezegd de Kamer nader te informeren over welke bedrijven onder
de EU verordening conflictmineralen vallen en hoe te controleren of bedrijven zich
aan de verordening houden. De Kamer wordt hierover binnenkort per brief geïnformeerd.
Ook bevat hoofdstuk 6 van deze memorie van toelichting informatie hierover, onder
de kopjes uitvoeringsaspecten en transparantie.
2. Hoofdlijnen van de verordening
Hoewel natuurlijke mineralen kunnen bijdragen aan de economische ontwikkeling in conflict-
en hoogrisicogebieden, gaan er bepaalde risico’s gepaard met de handel en winning
ervan. Zo kunnen de metalen tin, tantaal, wolfraam en goud, die ook wel als «conflictmineralen»
worden aangeduid, worden gedolven met behulp van dwangarbeid of gewapende conflicten
financieren. Op die manier kan de internationale handel in mineralen uit onstabiele
regio’s gewelddadige conflicten aanwakkeren en doen voortduren. De verordening beoogt
het risico op financiering van gewapende groepen te verkleinen en ernstige misstanden
die gepaard gaan met de winning, het vervoer en het verhandelen van de betrokken mineralen
tegen te gaan. De verordening wil aldus legale, verantwoorde handel in mineralen afkomstig
uit conflict- en hoogrisicogebieden bevorderen.
Het probleem van conflictmineralen doet zich nadrukkelijk voor in het Grote Merengebied
in Afrika, daarbinnen met name de Democratisch Republiek Congo en de buurlanden Rwanda,
Burundi, Oeganda en Tanzania. De verordening beperkt zich echter niet tot deze regio,
maar heeft ook betrekking op andere conflict- of hoogrisicogebieden, die worden gedefinieerd
als gebieden met een gewapend conflict of een onstabiele situatie in de nasleep van
een conflict, evenals gebieden zonder of met een zwak bestuur en zonder of met beperkte
veiligheid, zoals falende staten, en met wijdverspreide en systematische schendingen
van het internationaal recht, met inbegrip van schendingen van de mensenrechten.
De verordening baseert zich op de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid2. Passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen wordt in het kader van de verordening
gedefinieerd als de verplichtingen van verantwoordelijke importeurs met betrekking
tot hun beheersystemen, risicobeheer, audits door onafhankelijke derden en bekendmaking
van informatie met het oog op het identificeren en aanpakken van bestaande en potentiële
risico’s die verbonden zijn met conflict- en hoogrisicogebieden, om nadelige gevolgen
van het betrekken van mineralen te voorkomen of te beperken.
De verordening heeft betrekking op alle ondernemingen in de Europese Unie (hierna:
EU) die tin, tantaal, wolfraam en goud in ruwe vorm, als erts of metaal in de EU importeren.
De verordening bevat in bijlage 1 een lijst van mineralen, ertsen en metalen die binnen
de werksfeer van de verordening vallen3. Importeurs van tin, tantaal, wolfraam en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden
dienen passende zorgvuldigheid («due diligence») in hun toeleveringsketen te betrachten.
De betreffende importeurs houden documentatie bij waaruit blijkt dat zij zich aan
hun verplichtingen houden en laten zich auditen door een onafhankelijke derde.
De nationale bevoegde autoriteit controleert achteraf of de importeurs voldoen aan
hun verplichtingen. Na drie jaar is er een evaluatie naar de doeltreffendheid van
de verordening voorzien.
De verordening is niet van toepassing wanneer het jaarlijks ingevoerde volume per
mineraal of metaal onder de vastgestelde volumedrempels ligt, die zo zijn vastgesteld
dat niet minder dan 95% van de totale in de Unie ingevoerde volumes aan de in de verordening
neergelegde verplichtingen voor Unie-importeurs moet voldoen. De verordening is evenmin
van toepassing op gerecyclede metalen en op voorraden die in de huidige vorm vóór
1 februari 2013 zijn aangelegd.
Voor het beheersysteem stellen Unie-importeurs actuele informatie over hun beleid
op en delen die mee aan leveranciers en aan het publiek. Ook nemen zij normen op,
zoals geformuleerd in bijlage II van de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid,
maken het hogere management verantwoordelijk voor het toezicht en nemen in contracten
en overeenkomsten met leveranciers hun beleid voor toeleveringsketens op.
Ook stellen zij een klachtenmechanisme in. De verordening definieert de bewakingsketen
of het traceerbaarheidssysteem voor de toeleveringsketen als de registratie van de
opeenvolging van economische actoren die mineralen en metalen onder hun hoede hebben
door een toeleveringsketen heen. Hiervoor dienen Unie-importeurs documentatie bij
te houden. Met betrekking tot risicobeheer stellen Unie-importeurs de risico’s op
nadelige gevolgen vast, beoordelen deze en brengen een strategie ten uitvoer om op
deze risico’s in te spelen. Daarnaast laten Unie-importeurs van mineralen of metalen
audits uitvoeren door een onafhankelijke derde. Over inspanningen ten aanzien van
het beheersysteem, het risicobeheer, en de uitgevoerde audits brengen Unie-importeurs
jaarlijks openbaar verslag uit.
Regelinghouders zoals sectorale organisaties en groepen van belanghebbende organisaties
kunnen bestaande en toekomstige initiatieven voor passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen
voor erkenning voorleggen aan de Europese Commissie. Dit heeft tot doel om de naleving
door Unie-importeurs van de verordening te vergemakkelijken. Hiermee wordt ook voorkomen
dat bedrijven die een audit doen binnen een vrijwillig, goedgekeurd initiatief, dubbel
werk moeten doen. De erkenning gebeurt op basis van een methodologie die de OESO op
verzoek van de Europese Commissie heeft ontwikkeld. De Commissie stelt een besluit
vast met een lijst van verantwoorde EU en niet-EU smelterijen en raffinaderijen van
mineralen die onder de verordening vallen. Dat besluit wordt openbaar gemaakt. De
EU publiceert jaarlijks een lijst van verantwoorde smelterijen en raffinaderijen,
op basis van de rapportages van de bevoegde nationale autoriteiten en na overleg met
de OESO. Deze lijst beperkt zich niet tot Europese bedrijven, maar betreft ook verantwoorde
smelterijen en raffinaderijen die leveren aan de EU. Volgens de Commissie zijn er
in de EU ongeveer 20 smelterijen/raffinaderijen.
De bevoegde autoriteiten, die door de lidstaten worden aangesteld, zijn verantwoordelijk
voor het uitvoeren van passende controles achteraf, die worden uitgevoerd aan de hand
van een op een risicoanalyse gebaseerde benadering. De verordening voorziet in een
jaarlijkse rapportage van de lidstaten aan de Commissie. Deze wordt door de nationale
bevoegde autoriteit opgesteld. De Commissie evalueert uiterlijk op 1 januari 2023
de werking en de doeltreffendheid van deze verordening en vervolgens om de 3 jaar
de werking, met inbegrip van het stimulerend effect en de kosten.
3. Hoofdlijnen Uitvoeringswet
Europese verordeningen werken naar hun aard rechtstreeks en behoeven dan ook in principe
geen implementatie in Nederlandse wet- en regelgeving. Dit geldt ook voor deze verordening,
met uitzondering van het aanstellen van een nationale bevoegde autoriteit die toe
moet zien op de naleving van de verordening en op het vaststellen van regels die van
toepassing zijn bij inbreuk op de bepalingen in de verordening.
In overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (hierna: de Minister) de inspecteur-generaal
Leefomgeving en Transport aangewezen als de bevoegde autoriteit. In de Uitvoeringswet
is dit in artikel 2 geformaliseerd.
Als er sprake is een inbreuk op de verordening door een Unie-importeur, dient de bevoegde
autoriteit ook te beschikken over de bevoegdheid tot het treffen van corrigerende
maatregelen. Hiertoe krijgt de bevoegde autoriteit in de Uitvoeringswet de bevoegdheid
tot oplegging van een last onder dwangsom en tot openbaarmaking van die last (artikel
3 en 4).
In het artikelsgewijze deel van deze memorie van toelichting worden bovengenoemde
artikelen meer uitgebreid toegelicht. Ook wordt hier verwezen naar de transponeringstabel
in bijlage 1 aan het slot van deze toelichting, waarin is aangegeven welke artikelen
van de verordening rechtstreeks doorwerken binnen Nederland en welke artikelen nadere
uitwerking behoefden.
4. Lastendruk
De verordening leidt tot extra toezichtlasten. Zo zal de nationale bevoegde autoriteit
een extra controlerende taak krijgen. De Europese Commissie schat dat er één FTE nodig
is bij de nationale bevoegde autoriteit om de controles te coördineren. Daarnaast
zijn er de kosten van de controles zelf. Controles kunnen steekproefsgewijs plaatsvinden,
op basis van een risicoanalyse door de bevoegde autoriteit en naar aanleiding van
concrete aanwijzingen van derden over het niet naleven van de vereisten door een verantwoorde
importeur. Door de OESO-handleiding voor due diligence, de Dodd Frank Act en het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI) voert een aantal bedrijven de gevraagde due diligence mogelijk al uit, wat de extra last beperkt. De Commissie schat de kosten per importeur
op initieel € 13.500 en jaarlijks € 2.700. Dat is voor grote bedrijven gemiddeld 0,010%
(initieel) en 0,007% (jaarlijks) van de omzet en voor MKB-ers gemiddeld 0,154% (initieel)
en 0,127% (jaarlijks) van de omzet.
De Autoriteit Toetsing Regeldruk heeft aangegeven geen toets te verrichten op de Uitvoeringswet,
omdat de lastendruk voortvloeit uit de verordening en niet uit het voorstel van wet.
5. Uitvoeringstoets
De Uitvoeringswet is met het oog op een toets van de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid
en fraudebestendigheid voorgelegd aan de beoogde bevoegde autoriteit, de inspecteur-generaal
Leefomgeving en Transport (ILT)4.
Wat de handhaafbaarheid betreft onderstreept de ILT het belang van een eenduidige
en uniforme implementatie van de verordening, met het oog op een gelijk speelveld
voor alle actoren. Daaraan verbindt de ILT het pleidooi om bij de Commissie initiatieven
te ontplooien om een geharmoniseerde implementatie te bevorderen, bijvoorbeeld in
het kader van de bestaande structuur van de Member State Expert Group on Responsible Sourcing of Tin, Tantalum, Tungsten and Gold. De Minister is voornemens om binnen dit forum uitvoering te geven aan het voorstel
van de ILT.
De ILT acht het voorstel van wet uitvoerbaar, met de door de Minister beschikbaar
te stellen middelen. Mocht deze aanname door de werkelijkheid achterhaald worden,
dan zal in overleg tussen de Minister en de ILT worden bezien of aanvullende middelen
noodzakelijk zijn. De ILT acht het frauderisico gering, gelet op de verplichtingen
die op de importeurs rusten, de openbare verslaglegging en de jaarlijkse audit door
een onafhankelijke externe partij.
6. Consultatie en advisering
Het voorstel is ter consultatie geplaatst op de internetconsultatiewebsite van 3 juli
tot 14 augustus 2019. Er zijn enkele reacties ontvangen.
Enkele indieners stellen in hun reacties op het voorstel dat de Uitvoeringswet een
goede stap is om te werken aan verantwoorde mineralenketens. De keuze voor ILT als
toezichthouder ontmoet steun. Alle reacties bevatten suggesties voor specifieke onderdelen
van de Uitvoeringswet. De reacties worden hieronder per thema behandeld.
Reikwijdte wetsvoorstel
Een indiener stelt dat de verordening alleen spreekt over vier conflictmineralen (tin,
tantaal, wolfraam, en goud, ofwel 3TG) maar dat meer metalen en mineralen in verband
worden gebracht met conflict, zoals koper. Deze indiener stelt daarom voor om bij
implementatie de mineraalscope van de wet te verbreden. Aangezien de verordening alleen
voor 3TG geldt, kan dit verzoek niet worden gehonoreerd. Wel kan de reikwijdte worden
meegenomen in de evaluatie van de verordening die de Europese Commissie in 2023 zal
uitvoeren.
Uitvoeringsaspecten
Enkele indieners zijn van oordeel dat het betrekken van relevante stakeholders noodzakelijk
is voor het waarborgen van de kwaliteit van de implementatie van de Uitvoeringswet.
Stakeholderconsultatie en inhoudelijke voorbereiding maken beide onderdeel uit van
de opdrachtverlening aan de ILT.
Dezelfde indieners stellen dat de hoogte van de dwangsom gespecificeerd dient te worden,
evenredig aan de ernst van de overtreding van de verordening. Bij het opleggen van
een last onder dwangsom is de ILT gebonden aan de Algemene wet bestuursrecht, die
bepaalt dat de bedragen van een last onder dwangsom in redelijke verhouding moeten
staan tot de zwaarte van het geschonden beland en tot de beoogde werking van de dwangsom.
Een indiener verzoekt de ILT om, naast het uitvoeren van (onaangekondigde) inspecties,
ook alle jaarlijkse rapportages van alle bedrijven die onder de verordening vallen
te controleren. Bij capaciteitsberekeningen voor de ILT is uitgegaan van een jaarlijkse
marginale toets op alle bedrijven, aangevuld met een diepgaander onderzoek bij een
aantal bedrijven op basis van een risico-analyse, en van het opvolgen van signalen
van derden.
Dezelfde partij vraagt de ILT erop toe te zien dat individuele bedrijven, los van
eventuele deelname aan een convenant of ander samenwerkingsinitiatief, aan de wettelijke
verplichtingen voldoen. De ILT zal toezicht houden op individuele rechtspersonen.
Deelname aan een convenant of samenwerkingsverband vrijwaart bedrijven niet van toezicht.
Voorts is in de consultatie een pleidooi gehouden voor het treffen van aanvullende
maatregelen om de impact van de verordening te vergroten, zoals het uitbreiden van
het aantal bedrijven dat onder de verordening valt, en om verbetervoorstellen voor
te bereiden voor de verordening in 2022. De Europese Commissie evalueert uiterlijk
1 januari 2023 de verordening, en de gangbare procedures voor input op deze evaluatie
zullen worden gevolgd.
Transparantie
Alle reacties bevatten aanbevelingen voor de mate van openbaarmaking van informatie
over de naleving van de Uitvoeringswet. Daarbij is het verzoek gedaan om bedrijfsinformatie
openbaar te maken. Tot het openbaar maken van bedrijfsvertrouwelijke informatie zal
niet licht overgegaan kunnen worden. Het ligt allereerst op de weg van de afzonderlijke
bedrijven om te beoordelen of te weten of ze onder de reikwijdte van de verordening
vallen. De jaarlijkse due diligence-rapportages van de betreffende bedrijven dienen ter informatie aan derden.
Een indiener brengt naar voren dat concrete aanwijzingen van derden geen reden zouden
moeten zijn voor een controle op naleving. Klachten en/of signalen van derden zijn,
naast het uitvoeren van reguliere controles, een van de bronnen die de ILT zal benutten
bij het toezicht op naleving van de verordening. Concrete aanwijzingen van derden
zullen altijd op hun merites beoordeeld moeten worden.
Een indiener vraagt ten slotte om openbaarmaking van de jaarrapportages die de ILT
aan de Europese Commissie stuurt over de naleving van de verordening in Nederland.
Deze indiener koppelt daaraan het verzoek om in deze rapportages in te gaan op het
aantal concrete aanwijzingen van derden en de aard van die organisaties en de eventuele
noodzaak voor (verbeterde) samenwerking met andere toezichthouders in binnen- en buitenland.
De jaarrapportage van de ILT aan de Europese Commissie zal mede worden afgestemd op
de eisen die de Europese Commissie aan verslaglegging gaat stellen. Voor het openbaar
maken van informatie gelden wettelijke waarborgen inzake de bescherming en afweging
van de publieke belangen en de bedrijfsbelangen, inclusief commerciële vertrouwelijkheid.
Advisering
Op 8 april 2020 is het voorstel van wet voor advies aanhangig gemaakt bij de Afdeling
advisering van de Raad van State. Op 20 mei 2020 bracht de Afdeling advisering haar
advies uit. Het voorstel gaf de Afdeling geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke
opmerkingen.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de inwerkingtredingsbepaling, artikel 5,
aan te passen, omdat door de beperkende maatregelen in verband met de uitbraak van
CoVid-19 de kans is toegenomen dat de parlementaire behandeling van het voorstel niet
voor 1 januari 2021 kan worden afgerond. In het artikelsgewijze deel van deze toelichting
wordt dat meer uitgebreid toegelicht.
II. ARTIKELSGEWIJS DEEL
Artikel 1 Begripsbepaling
Voor het verkort kunnen verwijzen naar de verordening is een begripsbepaling opgenomen.
Artikel 2 Aanwijzing bevoegde autoriteit
Eerste lid
Artikel 10 van de verordening vergt de aanwijzing van een bevoegde autoriteit. De
bevoegde autoriteiten bevorderen de naleving van de verordening door Unie-importeurs
van mineralen of metalen door de uitvoering van «gepaste controles».
De inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport beschikt binnen Nederland over de
expertise om de rol van bevoegde autoriteit te vervullen.
Tweede lid
Op grond van het tweede lid zal de Minister ambtenaren van de ILT met toezicht op
de naleving van de verordening belasten. Wellicht ten overvloede wordt vermeld dat
titel 5.2 van de Awb van overeenkomstige toepassing is.
Het toezicht op de naleving is gericht op de volgende bepalingen van de verordening:
Artikel 3. Op grond van dit artikel zijn de bedrijven verplicht om documentatie bij
te houden waaruit blijkt dat zij de verordening naleven, en daarin aandacht te besteden
aan de resultaten van audits door een onafhankelijke derde.
Artikel 4 bevat voorschriften voor de bedrijfsvoering, met het oog op het betrachten
van gepaste zorgvuldigheid, en verplicht voorts tot het invoeren van een klachtmechanisme
en een volgsysteem.
Artikel 5 stelt eisen aan het risicobeheer.
Artikel 6 heeft betrekking op de audits door onafhankelijke derden.
Artikel 7 bevat een openbaarmakingsplicht.
Artikel 8, vijfde lid, verplicht de bedrijven tot het verstrekken van informatie aan
de Europese Commissie.
Artikel 3 Bevoegdheid last onder dwangsom
De verordening laat het aan de lidstaten over om de regels vast te stellen die van
toepassing zijn bij inbreuken op de verordening. Wel heeft de Commissie aangegeven
een voorkeur te hebben voor corrigerende maatregelen en niet voor punitieve sancties.
De bevoegde autoriteit krijgt daarom in Nederland de bevoegdheid tot oplegging van
een last onder dwangsom. Een dergelijke last geldt als een corrigerende maatregel
als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de verordening. Wellicht ten overvloede
wordt vermeld dat titel 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van overeenkomstige
toepassing is.
Als de evaluatie, voorzien in artikel 17 van de verordening, daartoe aanleiding geeft
kan de Europese wetgever de lidstaten opdragen om de naleving alsnog door – punitieve
– sancties te bevorderen (artikel 17, derde lid), maar daarvoor is alleen aanleiding
als de Unie-importeurs blijvend hun verplichtingen op grond van deze verordening niet
nakomen.
Artikel 4 Openbaarmaking besluit last onder dwangsom
Eerste lid
Artikel 16, eerste lid, van de verordening verplicht de lidstaten om de regels vast
te stellen die van toepassing zijn bij inbreuken op de verordening. De lidstaten beslissen
welke maatregelen dat zullen zijn. Zoals hiervoor is uiteengezet krijgt de inspecteur-generaal
Leefomgeving en Transport de bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen.
In aanvulling daarop voorziet het voorstel in de openbaarmaking van overheidswege
van toezichts- en handhavingsinformatie. Dit openbaarheidsregime sluit aan op de openbaarheidsverplichtingen
die de verordening in artikel 16, derde lid, aan de bedrijven oplegt: In het geval
van een inbreuk op deze verordening, vaardigen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten
een mededeling met de door de Unie-importeur te nemen corrigerende maatregelen uit.
Recente ontwikkelingen in wetgeving en bestuur brengen met zich dat actieve openbaarmaking
van overheidsinformatie zich ook uitstrekt tot besluiten die in het kader van toezicht
en handhaving worden genomen. Dit met het oog op de legitimering van overheidsbeleid,
het bevorderen van de naleving en het informeren en waarschuwen van het publiek.5 Deze overwegingen gelden onverkort voor de publicatie van toezichtgegevens met betrekking
tot de naleving van de verordening.
Tweede en derde lid
Aangezien sprake is van tegengestelde belangen, de belangen van de handhavende overheid
en de privacybelangen van burgers en bedrijven, dient behoedzaam te worden geopereerd.
Bij actieve openbaarmaking van toezichtgegevens, handhavingsbesluiten of sanctiebesluiten
kan sprake zijn van openbaarmaking van persoonsgegevens, gegevens over bedrijven of
van informatie die mogelijk naar natuurlijke personen of rechtspersonen herleidbaar
is. Kenmerk van al deze gegevens is dat zij steeds betrekking hebben op burgers, instellingen
of ondernemingen en dat de publicatie door hen mogelijk als belastend kan worden ervaren.
Daarom is de publicatie van de last onder dwangsom in artikel 4 met waarborgen omgeven.
Vierde lid
Openbaarmaking zal plaatsvinden op grondslag van een daartoe strekkend besluit, dat
vooraf aan belanghebbenden ter kennis wordt gebracht. Dat biedt belanghebbenden een
aangrijpingspunt om de openbaarmaking in bezwaar en beroep aan te vechten en om, vooruitlopend
op een beslissing ten gronde, een verzoek om voorlopige voorziening te doen. Deze
actieve vorm van openbaarmaking van overheidsinformatie is gebaseerd op dit artikel
en houdt geen verband met de verplichting tot openbaarmaking van informatie uit eigen
beweging als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur.
Vijfde lid
Voorts is voorzien in schorsende werking van een verzoek om een voorlopige voorziening.
Indien een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, wordt de openbaarmaking opgeschort
tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
Ongefilterde publicatie kan een inmenging in de persoonlijke levenssfeer meebrengen.
Artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) eist dat bij
inmenging in de persoonlijke levenssfeer sprake moet zijn van een inmenging die bij
wet is voorzien. Bovendien moet de inmenging noodzakelijk zijn in een democratische
samenleving, in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of
het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare
feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming
van de rechten en vrijheden van anderen (artikel 8, tweede lid, van het EVRM).
De noodzaak is al gegeven in de overwegingen tot vaststelling van de verordening.
De bevoegdheid tot oplegging van de last onder dwangsom is voorzien in de Uitvoeringswet.
De inmenging mag ook niet onevenredig zijn in verhouding tot het belang van openbaarheid.
Juist met het oog hierop voorziet de Uitvoeringswet nadrukkelijk in artikel 4 in een
daarop gerichte afweging, uitmondend in een evenredigheidstoets in verhouding tot
de overtreding als publicatie herleidbaar zou kunnen zijn tot afzonderlijke natuurlijke-
en rechtspersonen.
Door te voorzien in een specifiek wettelijk regime in artikel 4 voor de openbaarmaking,
met een besluit omtrent publicatie (waardoor rechtsbescherming bij de bestuursrechter
wordt geboden) en het hanteren van een procedure met waarborgen (zoals een wachttermijn
voor correcties en schorsende werking van de voorlopige voorziening) wordt aan de
eisen van het EVRM voldaan.
Artikel 5 Inwerkingtreding
De verordening is van toepassing sinds 9 juni 2017, maar de artikelen, bedoeld in
artikel 20, derde lid, van de verordening, zijn pas van toepassing met ingang van
1 januari 2021. Met ingang van die datum gaan de verplichtingen voor de Unie-importeurs
dus gelden en dient de bevoegde autoriteit aan het einde van 2021 zijn bevoegdheden
te gaan uitoefenen op de dan beschikbaar gekomen informatie. Om die reden is gekozen
voor een inwerkingtredingsbepaling, die ook de bevoegdheid geeft om terugwerkende
kracht te verlenen aan artikel 2, als de parlementaire behandeling van het voorstel
niet voor 1 januari 2021 kan worden afgerond, als gevolg van de beperkende maatregelen
in verband met het CoVid-19. Omdat de bevoegdheid tot oplegging van de last onder
dwangsom en de openbaarmaking daarvan als belastend kan worden gekwalificeerd, zal
aan de artikelen 3 en 4 geen terugwerkende kracht verleend.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Bijlage 1. Transponeringstabel
Transponeringstabel Verordening 2017/821 en Uitvoeringswet Verordening conflictmineralen
Verordening
2017/821
Uitvoeringswet Verordening conflictmineralen
Omschrijving beleidsruimte
Toelichting op keuze bij invulling beleidsruimte
Artikel 1
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 2
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 3
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 4
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 5
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 6
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 7
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 8
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 9
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 10, eerste lid
Artikel 2
Artikel 10, tweede en derde lid
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 11
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 12
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 13
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 14
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 15
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 16, eerste lid
Artikel 3
Verordening heeft voorkeur voor corrigerende maatregelen in plaats van punitieve sancties.
Gekozen is daarom voor de last onder dwangsom in plaats van een bestuurlijke boete.
Artikel 16, tweede lid
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 16, derde lid
Artikel 4
Het artikellid geeft niet aan wanneer de mededeling over de corrigerende maatregel
moet worden gedaan.
Gekozen is daarom voor een wachtperiode van maximaal tien werkdagen voordat de openbaarmaking
kan plaatsvinden.
Artikel 17
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 18
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 19
Rechtstreekse werking volstaat.
Artikel 20
Rechtstreekse werking volstaat.
Bijlage I
Rechtstreekse werking.
Bijlage II
Rechtstreekse werking.
Bijlage III
Rechtstreekse werking.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.