Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Staaij over ontwikkelingen op het gebied van seksuele gezondheid
Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de Minister en Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over ontwikkelingen op het gebied van seksuele gezondheid (ingezonden 21 april 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 26 juni 2020).
Vraag 1
Heeft u overeenkomstig uw toezegging in uw brief (4 juli 2019) inmiddels onderzocht
welke verbeteringen kunnen worden doorgevoerd in het beoordelingstraject van lesmethoden
op het gebied van seksuele gezondheid in het kader van de Gezonde School?1 Herinnert u zich uw toezegging (18 december 2019) om de Kamer in het voorjaar 2020
over de resultaten van dit onderzoek te informeren?2
Antwoord 1
Dit onderzoek wordt in juni aangeboden door Kwink Groep en de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal u vervolgens daarover informeren.
Vraag 2
Kunt u overeenkomstig uw toezegging tijdens het algemeen overleg Zwangerschap en geboorte
(18 december 2019) de Kamer informeren over de wijze waarop de middelen worden besteed
die dit en komend schooljaar zijn vrijgemaakt voor seksuele en relationele vorming,
in het bijzonder «hoe de prijsopbouw is en welke kosten en welk deel van de middelen
bij scholen terecht komt»?3 Welk deel van de middelen is vrij besteedbaar voor het inkopen van gastlessen en
lespakketten?
Antwoord 2
U wordt in de brief waar in antwoord 1 naar wordt verwezen ook over dit punt geïnformeerd.
Vooruitlopend daarop zal de Staatssecretaris van VWS daar in dit antwoord op ingaan.
Mevrouw Van den Berg en de heer Van der Staaij hebben inderdaad gevraagd naar het
onderwijsaanbod en hoe de prijsstelling precies is. In zijn brief van 11 december
2019 heeft de Staatssecretaris van VWS aangegeven dat hij voor de komende twee schooljaren
(2020/2021 en 2021/2022) per jaar € 7,1 miljoen beschikbaar stelt. Deels wordt het
geld besteed aan het stimuleringsbudget aan scholen en deels ook aan de randvoorwaardelijke
maatregelen die partijen hebben voorgesteld in het rapport van Kwink groep «Stimuleringsprogramma
Seksuele en relationele vorming in het onderwijs». Voorbeelden van randvoorwaardelijke
maatregelen zijn: het stimuleren van scholen om aandacht te besteden aan het thema,
het vergroten van de vindbaarheid van het aanbod voor scholen, deskundigheidsbevordering
van adviseurs, coördinatoren en trainers en het inbedden van het thema in de lerarenopleiding.
Scholen kunnen een ondersteuningsbudget aanvragen van € 5.000 per schoollocatie. Zij
kunnen hiervoor een erkende interventie betalen of andere facultatieve onderdelen,
zoals een ouderaanbod, teamtraining docenten of bijvoorbeeld een theatervoorstelling.
Zij zijn verplicht om uit dit budget een Gezonde School Coördinator aan te stellen.
Deze moet uit het bedrag van € 5.000 worden betaald. De kosten voor deze coördinator
lopen uiteen, afhankelijk van wie de Gezonde School hiervoor aanstelt. Daarnaast moet
een school ook gebruik maken van een Gezonde School Adviseur van de GGD. Deze Gezonde
School Adviseur hoeft niet uit het budget van € 5.000 betaald te worden. Voor dit
stimuleringsbudget aan scholen wordt, inclusief de GS Adviseur € 3,25 miljoen per
schooljaar besteed. In deze berekening wordt uitgegaan van 500 scholen. De kosten
voor de organisatie van de Gezonde School komen neer op ongeveer € 1,1 miljoen per
schooljaar. Dit zijn beheerkosten van de ondersteuning door ICT, ontwikkeling en organisatiekosten
van de Gezonde School, van GGD GHOR Nederland en van de onderwijsraden. Ook vallen
hieronder de kosten voor monitoring en evaluatie van de Gezonde School door het RIVM.
De verhouding tussen de directe- en indirecte kosten komt daarmee op 74%/ 26%.
In onderstaand schema is het overzichtelijk weergegeven.
Tabel 1. Voorbeeld macrobedragen per schooljaar (2020/2021 en 2021/2022)
Overzicht macrokosten
1
Kosten randvoorwaardelijke maatregelen
€ 2,7 miljoen
3
Kosten Stimuleringsbudget 500 scholen a € 5.000
€ 2,5 miljoen
4
Kosten Gezonde School Adviseurs
(komt de school direct ten goede)
€ 0,75 miljoen
5
Kosten organisatie Gezonde School
€ 1,1 miljoen
Macro beschikbaar
€ 7,1 miljoen per jaar (voor de schoolaren 2020/ 2021 en 2021/ 2022)
Welk deel van de middelen vrij besteedbaar is voor het inkopen van gastlessen en lespakketten
is niet precies te zeggen. Scholen hebben namelijk de vrijheid om zelf invulling te
geven aan de wijze waarop ze de € 5.000 ondersteuningsaanbod invullen. De PO-raad,
VO-raad, de MBO-raad, Gezonde School, Rutgers, GGD GHOR NL en Stichting School en
Veiligheid hebben in ieder geval aangegeven dat dit bedrag ruimschoots voldoende is
voor scholen om dit thema binnen de school op te pakken. Uiteraard zal de Staatssecretaris
van VWS het Stimuleringsplan monitoren en in de najaarsrapportage van het zevenpuntenplan
u informeren over de uitkomsten hiervan.
Vraag 3
Kunt u overeenkomstig uw toezegging tijdens genoemd AO de Kamer informeren over de
wijze waarop in de praktijk daadwerkelijk sprake is van een gelijk speelveld voor
aanbieders van educatie en voorlichting met betrekking tot seksuele gezondheid?
Antwoord 3
Daar heeft de Staatssecretaris van VWS tijdens het Algemeen Overleg van 18 december
2019 het volgende op geantwoord. Het is inderdaad belangrijk dat er een gelijk speelveld
is tussen aanbieders. Dat is er ook. Op dit moment begeven aanbieders van educatie
en voorlichting zich op een markt. Daarin zijn alle aanbieders zelf verantwoordelijk
hun lespakketten onder de aandacht te brengen bij scholen, zodat scholen deze pakketten
kunnen inkopen. Scholen kunnen dit betalen vanuit hun eigen budget of door ondersteuningsaanbod
aan te vragen bij de Gezonde School. Aanbieders kunnen ook fondsen zoeken of sponsors
die de (door) ontwikkeling van hun lespakket willen financieren. Dit gebeurt in de
praktijk ook al. Vanuit de overheid financieren we geen aanbieders van lespakketten.
Het is ook belangrijk dat er een divers aanbod van lesmethoden is. Veldpartijen hebben
aangegeven dat het aanbod van lespakketten voldoende is. De Staatssecretaris denkt
ook dat dit zo is. Er zit zijns inziens voldoende aanbod bij vanuit verschillende
levensbeschouwingen. Daarnaast blijkt uit de inventarisatie van het RIVM dat scholen
geen behoefte hebben aan méér lespakketten, maar vooral behoefte hebben aan extra
teamtrainingen. Dat hoeft niet ingevuld te worden door een nieuw lespakket.
Daarnaast blijkt ook uit de behoefteninventarisatie onder scholen van het RIVM, waarover
de Kamer op 12 december 2019 (Kamerstuk 32 279, nr. 181) is geïnformeerd dat scholen graag meer informatie willen hebben over wat het aanbod
eigenlijk is, waar ze uit kunnen kiezen en of er ook iets bij zit wat bij hun school
past. Eén van de maatregelen die de Staatssecretaris daarom neemt, is stimuleren dat
scholen een duidelijk beeld krijgen van het aanbod. Deze maatregel is onderdeel van
de randvoorwaardelijke maatregelen die zijn aangekondigd in de eerdergenoemde brief
van 12 december. Aan deze maatregelen wordt op dit moment gewerkt door de veldpartijen
(Gezonde School, GGD GHOR NL, Stichting School en Veiligheid, PO-raad, VO-raad, Siriz,
MBO raad en Rutgers). GGD'en laten zich momenteel bijvoorbeeld breed informeren door
diverse aanbieders van interventies, zodat zij ook een breed aanbod kunnen adviseren
aan scholen. Er is bijvoorbeeld eind januari een grote bijeenkomst geweest waarbij
interventie-eigenaren en Gezonde School Adviseurs van GGD’en bij elkaar kwamen. De
GGD-adviseurs weten dus steeds beter wat er op de markt speelt en kunnen scholen hierin
adviseren. Ook worden scholen door GS-Adviseurs en de Gezonde School zelf gewezen
op de lijst van erkende interventies.
Daarnaast heeft de Staatssecretaris van VWS op 1 november 2018, naar aanleiding van
een aangehouden motie-Dik-Faber/Slootweg over lesmethoden op het gebied van seksuele
gezondheid (Kamerstuk 35 000 XIV, nr.4, in een brief (Kamerstuk 32 239, nr. 7)5 ngegeven dat hij extra geld vrij zal maken voor het ondersteunen van interventie-eigenaren,
zodat zij gestimuleerd worden een interventie in te dienen bij het RIVM en het proces
van erkenning bevorderd kan worden.
Vraag 4
Is inmiddels al meer duidelijkheid over de staatssteuntoets naar de subsidiering van
educatie en voorlichting met betrekking tot seksuele gezondheid? Kunt u conform uw
toezegging tijdens het AO de Kamer informeren over de uitkomsten? Heeft de staatssteuntoets
ertoe geleid dat er organisaties zijn die in 2020 (deels) niet meer worden gefinancierd
vanuit subsidie door het Rijk?
Antwoord 4
In het AO Zwangerschap en geboorte van 18 december 2019 (Kamerstuk 32 279, nr. 192) heeft de Staatssecretaris toegezegd de Kamer in het eerste kwartaal van 2020 te
informeren over de uitkomsten van de staatssteuntoets met betrekking tot de instellingssubsidie
van Stichting Rutgers. Zoals in de brief van 12 december 2019 is aangegeven, begeeft
het aanbod van lespakketten zich op een markt. In verband met staatssteunregels worden
specifieke interventieaanbieders/lespakketten/preventielessen niet meer gesubsidieerd.
Rutgers ontvangt met ingang van 2020 daarom geen subsidiegelden meer voor de doorontwikkeling
en actualisering van de door hen ontwikkelde lespakketten. Bij activiteiten die zich
richten op het ondersteunen van GGD-en bij het agenderen van seksuele vorming geldt
dat Rutgers hierbij nadrukkelijk structurele seksuele vorming in zijn algemeenheid
ondersteunt, en niet meer specifiek gericht is op het stimuleren van de implementatie
van de door hen ontwikkelde lespakketten. De activiteiten rond het verzorgen van voorlichting
op het gebied van seksualiteit voor het brede publiek via websites zijn door de Staatssecretaris
van VWS als Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB) aangemerkt.
Vraag 5
Hoe waarborgt u de continuïteit van de keuzehulpgesprekken voor de langere termijn?
Deelt u de mening dat het wenselijk is aanbieders voor een langere periode te contracteren,
mede om administratieve lastendruk voor aanbieders en het ministerie te beperken?
Antwoord 5
In principe worden partijen voor een langere periode gecontracteerd. De open house
loopt namelijk tot 1 juni 2023. Partijen die zijn toegelaten hoeven niet steeds opnieuw
in te schrijven. Ze moeten alleen wel blijven voldoen aan de eisen die zijn gesteld.
Deze eisen worden ieder jaar geëvalueerd en aangepast. Dat gebeurt niet om de administratieve
lasten te verhogen, maar om de open house financiering voor de zorgaanbieders zodanig
in te richten dat zij er ook goed mee kunnen werken. Dit jaar worden bijvoorbeeld
de mogelijkheden voor declaratie verruimd, zodat er meer ruimte is voor indirecte
cliëntgebonden kosten. Ook is er een no-show tarief gekomen.
We zijn nu bijna een jaar op weg met dit financieringssysteem. De open house is erop
gebaseerd om nieuwe aanbieders ieder jaar te kunnen laten toetreden, mits ze aan de
eisen voldoen. De Staatssecretaris vindt het nu voorbarig om toezeggingen te doen
voor een nieuw systeem na 2023.
Vraag 6
Welke maatregelen heeft u genomen om, in het kader van het terugdringen van (herhaalde)
abortussen, de samenwerking tussen de abortusklinieken en de keuzehulpaanbieders te
verbeteren?
Antwoord 6
Het is van belang dat de vrouw die het afbreken van een zwangerschap overweegt, een
weloverwogen keuze maakt, en goed geïnformeerd is over de (mogelijke) gevolgen van
haar keuze alsook over andere oplossingen van de door de vrouw ervaren situatie. Om
de zorgvuldigheid van de besluitvorming te waarborgen, stelt de Wet afbreking zwangerschap
enkele eisen aan de inhoud van het gesprek tussen de vrouw en haar arts, waaronder
het verstrekken van voorlichting over alternatieve oplossingen en anticonceptie. Conform
de Richtlijn «Begeleiding van vrouwen die een zwangerschapsafbreking overwegen» van
het Nederlands Genootschap van Abortusartsen, worden vrouwen die meer professionele
ondersteuning nodig hebben bij hun besluitvorming dan ook verwezen naar gespecialiseerde
hulpverlening (bijvoorbeeld psycholoog) of instelling (keuzehulpaanbieders).
De abortusklinieken hebben in de loop der jaren een goed netwerk opgebouwd van gespecialiseerde
hulpverleners en instellingen. In overleg met de betreffende vrouw vindt verwijzing
plaats naar de organisatie die voor die vrouw het meest passend is.
Na de lancering van de website van het centraal informatiepunt, kunnen artsen, waaronder
abortusartsen, ook hiernaar verwijzen. Ik zal de abortusklinieken te zijner tijd op
deze mogelijkheid wijzen.
Ik ben van mening dat verdere maatregelen om de samenwerking tussen de abortusklinieken
en de keuzehulpverleners te verbeteren niet nodig zijn.
Vraag 7
Hoe draagt u zorg voor de beschikbaarheid en financiering van post-abortushulpverlening,
om vrouwen die daar behoefte aan hebben te helpen bij de verwerking van hun abortus?
Antwoord 7
Het afbreken van een zwangerschap kan een ingrijpende gebeurtenis zijn voor vrouwen.
Conform de Richtlijn «Nazorg bij zwangerschapsafbreking» van het Nederlands Genootschap
van Abortusartsen wordt dan ook aandacht besteed aan de emotionele verwerking. Wanneer
er tijdens de nazorg aanwijzingen zijn dat de vrouw daar behoefte aan heeft, zoals
bij reeds bestaande psychische problematiek, krijgt de betreffende vrouw informatie
over de mogelijkheden om met een zorgverlener in de reguliere (geestelijke) gezondheidszorg
te praten. Zo nodig vindt doorverwijzing voor passende hulp plaats. Deze doorverwijzing
kan naar een huisarts zijn of de geestelijke gezondheidszorg. De huisarts, de Basis
GGZ, de praktijkondersteuner GGZ of het Maatschappelijk Werk kan invulling geven aan
de zorg die de betreffende vrouw nodig heeft. Ik ben van mening dat deze zorg, die
bekostigd wordt op grond van de Zorgverzekeringswet, hiermee in voldoende mate beschikbaar
is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.