Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Molen en Van Helvert over het bericht ‘Gemeente verleent vergunning voor Frans Klooster/Walram Site’
Vragen van de leden Van der Molen en Van Helvert (beiden CDA) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Buitenlandse Zaken over het bericht «gemeente verleent vergunning voor Frans Klooster/Walram Site» (ingezonden 5 juni 2020).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 24 juni 2020).
Vraag 1
Ben u bekend met het bericht «gemeente verleent vergunning voor Frans Klooster/Walram
Site» d.d. 03 juni 2020?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van de vergunning die de gemeente Sittard-Geleen heeft gegeven aan het
Frans Klooster/Walram site, waar onder andere een dependance van het Confucius Instituut
komt?
Antwoord 2
Dat is de verantwoordelijkheid en de vrije keuze van de gemeente.
Het betreft overigens een dependance van het reeds bestaande Confucius Instituut Maastricht.
Vraag 3
Weet u dat de directeur van het Confucius Instituut in België verdacht wordt van spionage
voor de Chinese overheid en daardoor België niet meer in mag?2 Ziet u dit, en andere inmenging van China binnen kennisinstituten, als reden om strenger
beleid te voeren rondom het Confucius Instituut in Nederland? Zo ja, hoe zou u dit
vormgeven en gaat u daarbij ook lokale overheden en hoger onderwijsinstellingen betrekken?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ik heb kennis genomen van het bericht uit België. Zie verder het antwoord op vraag
4.
Vraag 4
Deelt u de zorgen over de Chinese invloed vanuit het Confucius Instituut op Nederland?
Hoe verhoudt dit antwoord zich tot uw antwoord op eerder gestelde vragen, waar u aangeeft
dat «het niet uit te sluiten valt dat het Confucius Instituut verplicht meewerkt aan
opdrachten vanuit de Chinese inlichtingendienst»?3
Antwoord 4
In het algemeen geldt dat het Kabinet de bestaande zorgen deelt over mogelijke ongewenste
buitenlandse inmenging in onderwijs- en kennisinstellingen. Daarom is het een traject
gestart om te onderzoeken welke aanvullende maatregelen nodig en mogelijk zijn, om
ongewenste overbrenging van kennis en technologie naar het buitenland te voorkomen.
Het Kabinet heeft tevens een aanpak ontwikkeld om ongewenste buitenlandse inmenging
op diverse gebieden tegen te gaan.4
Dat betekent dat ik ook alert ben op het risico op mogelijke inmenging vanuit China
in het bijzonder. Het is van belang meer zicht te krijgen op de mate waarin en wijze
waarop er sprake is van (politieke) beïnvloeding door China, al dan niet via de Confucius
Instituten. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken bouwt aan het Kennisnetwerk China
(zie vraag 6). Daar ben ik ook bij aangesloten. Er loopt momenteel op een aantal gerelateerde
aspecten onderzoek naar de samenwerking met China. Als de resultaten gepubliceerd
worden, wordt u daarover geïnformeerd.
Mocht daaruit blijken dat er aanleiding is om de samenwerking van (hoger) onderwijsinstellingen
met het Confucius Instituut anders in te richten, dan zal ik dat gesprek met instellingen
en – indien nodig – lokale overheden zeker aangaan.
Vraag 5
Herinnert u zich de uitspraken van de Minister van Buitenlandse Zaken dat het kabinet
in relatie met China nauw contact heeft met de Nederlandse onderwijsinstellingen om
ze te wijzen op de risico’s die gepaard kunnen gaan met samenwerking met Confucius
Instituten?5
Antwoord 5
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft destijds gemeld dat het Kabinet nauw contact
heeft met de Nederlandse onderwijsinstellingen om ze te wijzen op de risico’s die
gepaard gaan met samenwerken met buitenlandse instellingen, ook Chinese. Daarmee werden
niet specifiek de Confucius Instituten bedoeld.
Vraag 6
Hoe staat het met het netwerk dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken zou gaan oprichten
in het kader van de China-strategie, en de door het kabinet voorgenomen investeringen,
in financiële zin en door menselijke inzet, in het delen van kennis met medeoverheden,
universiteiten en het bedrijfsleven over datgene wat we in China graag beter zien
en tegelijkertijd over waar we kansen en gelegenheden voor samenwerking zien?6
Antwoord 6
In mei 2019 heeft het kabinet de Chinanotitie gepresenteerd. Een van de hoofdbevindingen
in deze notitie is dat de rijksoverheid beter in staat moet worden gesteld ontwikkelingen
die verband houden met China te volgen. Er moet worden geïnvesteerd in kennis en capaciteit
op alle niveaus, te beginnen met de rijksoverheid. Hiertoe dient het genoemde kennisnetwerk.
Dit netwerk groeit gestaag en is in toenemende mate actief. Bij verschillende departementen
is geïnvesteerd in capaciteit hetgeen zich de komende jaren moet gaan vertalen in
een betere kennisbasis bij de rijksoverheid op het gebied van China en het benodigde
langetermijnperspectief. Ook zijn experts van buiten de rijksoverheid aangesloten
bij het netwerk.
Door middel van activiteiten en gericht onderzoek vanuit het kennisnetwerk, wordt
tegemoet gekomen aan de kennisbehoefte bij en het vereiste handelingsperspectief voor
de rijksoverheid. Daardoor kunnen ook maatschappelijke partners als medeoverheden,
universiteiten en bedrijfsleven beter geadviseerd worden over China-gerelateerde vraagstukken.
Vraag 7
Is er contact geweest met u, de gemeente Sittard-Geleen en het Ministerie van Buitenlandse
Zaken alvorens de gemeente besloot een vergunning te verlenen voor de Walram Site,
waar ook een dependance van het Confucius Instituut komt? Zo ja, wat was uw insteek
en de insteek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken bij dit gesprek? Zo nee, waarom
niet en bent u daar dan alsnog toe bereid?
Antwoord 7
Nee. Een gemeente maakt zélf de afweging wie of welke organisatie gebruik mag gaan
maken van een gebouw. Bij die afweging neemt een gemeente onder andere de relevante
juridische kaders in acht, zoals de wet Bibob.7 Contact met de rijksoverheid is ook niet noodzakelijk, alleen wanneer het een Rijksmonument
zou betreffen. En in dat geval zou het contact alleen gaan over bouwtechnische aspecten.
Vraag 8
Hoe past dit besluit van de gemeente Sittard-Geleen binnen de nieuwe China strategie,
zoals bedoeld in de beleidsnotitie «Nederland-China: een nieuwe balans»?8
Antwoord 8
Onze maatschappij kenmerkt zich door een open, internationale blik. Dat geldt ook
voor onderwijs en wetenschap. Internationale samenwerking is essentieel voor het streven
naar wetenschap en onderwijs op hoog niveau. Daarbij is het adagium: open waar het
kan, beschermen waar het moet. Dat geldt ook voor de samenwerking met China. China
biedt ons veel kansen, maar we moeten ons ook bewust zijn van mogelijke risico’s bijvoorbeeld
ten aanzien van onze nationale veiligheid. In de beleidsnotitie over de China-strategie
komt deze balans ook sterk naar voren.
(Kennis)instellingen, bedrijven en instanties zijn vrij in de keuze om samen te werken
met buitenlandse partners, zolang er geen internationale of nationale (beperkende)
maatregelen van toepassing zijn. Daarbij moet men een afweging maken tussen kansen
en risico’s en het principe hanteren «open waar het kan, beschermen waar het moet».
Dat geldt dus ook voor de gemeente Sittard-Geleen. Ik ga ervanuit dat de gemeente
in staat is een afweging te maken tussen de kansen en de risico’s. Het is overigens
goed om te realiseren dat het gaat om een dependance van het reeds bestaande Confucius
Instituut Maastricht, geen nieuw instituut.
Vraag 9
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Wetenschapsbeleid d.d. 24 juni
2020?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.