Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen, Sjoerdsma, Sneller, Markuszower, Kuiken, Buitenweg en Wassenberg over nieuwe onthullingen in de zaak van Julio Poch
Vragen van de leden Van Nispen (SP), Sjoerdsma en Sneller (beiden D66), Markuszower (PVV), Kuiken (PvdA), Buitenweg (GroenLinks) en Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over nieuwe onthullingen in de zaak van Julio Poch (ingezonden 8 mei 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 22 juni 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2947.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van VPRO Bureau Buitenland met nieuwe onthullingen
in de zaak Poch?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waarom is altijd ontkend dat het Koninklijk Huis op de hoogte was (gebracht) van deze
zaak? Waarom en wanneer precies is destijds het Koninklijk Huis geïnformeerd over
deze zaak? Met welk doel is dit gebeurd? Indien u het antwoord hierop niet weet, wordt
dit onderzocht? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 2
In de uitzending van VPRO Bureau Buitenland van 7 mei 2020 heeft VPRO Bureau Buitenland
gemeld dat de toenmalig politie-liaison in Venezuela in 2008 zou hebben opgeschreven
dat de Nederlandse ambassadeur in Argentinië in een onderhoud zou hebben opgemerkt
«dat het koningshuis er toch vrij makkelijk in steekt». Uit de door VPRO Bureau Buitenland
genoemde bron werd vervolgens door de media afgeleid dat het Koninklijk Huis al «in
een zeer vroeg stadium« zou zijn geïnformeerd over het lopende onderzoek. Met het
artikel in Vrij Nederland dat in oktober 2007 was verschenen was de casus van een
verdachte Argentijnse piloot echter al in de publiciteit geweest.
In de opdracht aan de Commissie Dossier J.A. Poch heb ik naast een aantal meer afgebakende
vragen de commissie expliciet de vrijheid gegeven om relevante feiten te signaleren
in het licht van de onderzoeksvragen die bij kunnen dragen aan de waarheidsvinding.
Daaronder kan evenzeer bovengenoemd onderwerp vallen.
De Commissie heeft mijn Directeur-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving op 12 juni
2020 een brief gestuurd over de voortgang van het onderzoek en over de termijn waarbinnen
de Commissie haar onderzoek denkt af te ronden. Deze brief treft u aan in de bijlage
bij de beantwoording van deze Kamervragen2.
Vraag 3
Waarom heeft u niet eerder aan de Kamer gemeld dat toenmalig Minister van Justitie
Hirsch Ballin zich al in 2008 persoonlijk heeft bemoeid met, en aangedrongen op strafrechtelijk
onderzoek naar de heer Poch en overleg met Argentinië hierover?
Antwoord 3
Zoals ik ook in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, doet de Commissie Dossier
J.A. Poch onderzoek naar deze zaak. Naast een aantal meer afgebakende vragen heb ik
de Commissie expliciet de vrijheid gegeven om relevante feiten te signaleren in het
licht van de onderzoeksvragen die bij kunnen dragen aan de waarheidsvinding. Ik kan
niet vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek van de Commissie.
Vraag 4 en 5
Sinds wanneer wist u van het bestaan van dit reisverslag? Sinds wanneer kende u de
inhoud of de strekking daarvan?
Waarom heeft u dit reisverslag niet eerder aan de Kamer gestuurd, ondanks herhaaldelijk
verzoek?
Antwoord 4 en 5
In de beantwoording d.d. 30 april 20203 van Kamervraag 4 van het Lid Sjoerdsma (D66) heb ik gemeld dat de politie aanvullende
documenten had gevonden. Dit heeft de politie in maart van dit jaar aan mijn ambtenaren
gemeld. Een van deze documenten betreft het «Journaal van een politieliaison die in
januari/februari 2008 voor de eerste dienstreis naar Argentinië is afgereisd». Dit
is het document dat ook in de uitzending van VPRO Bureau Buitenland is besproken.
Het journaal is door de politie ter beschikking gesteld aan de Commissie, zoals dat
gebeurt met alle documenten die in dit kader worden aangetroffen. Het is nu aan de
Commissie om onderzoek te doen. Als gezegd wil ik niet vooruitlopen op de uitkomsten
van dat onderzoek.
Dit betreft overigens een ander document dan het reisverslag waar uw Kamer om heeft
verzocht en waarover ik tot op heden niet meer informatie heb dan dat dit document
vernietigd zou zijn. Hierover heb ik uw Kamer eerder bericht.4
Vraag 6, 7, 8, 9 en 10
Bent u bereid dit document, op grond van artikel 68 van de Grondwet, alsnog zo snel
mogelijk aan de Kamer te sturen, alsmede de ministeriële nota uit 2009 die u wel aan
de onderzoekscommissie Machielse, maar niet aan de Kamer wilde verstrekken, zoals
de vaste commissie voor Justitie u vorige week nog indringend verzocht?5 Waarom weigerde u dit tot nu toe?
Welke juridische basis kent uw weigering om informatieverzoeken op basis van artikel
68 van de Grondwet te verstrekken, vanwege een lopend onderzoek zonder einddatum?
Waarom bent u van mening dat een onderzoek zonder einddatum een basis zou kunnen zijn
om een verzoek op basis van artikel 68 van de Grondwet te weigeren?
Bent u het ermee eens dat de informatiepositie van de Tweede Kamer ernstig belemmerd
wordt als informatie achtergehouden kan worden door een onderzoek zonder einddatum
in te stellen, en daarmee elke grondwettelijk verzoek tot informatie geblokkeerd kan
worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u dan bereid zo snel mogelijk alle gevraagde
documenten naar de Kamer te sturen?»
Welke juridische basis gebruikt u om bepaalde documenten die naar boven komen in het
onderzoek wel naar de Kamer te sturen en andere juist niet? Welk beoordelingscriterium
ligt daarachter? Kunt u per verzocht document in de zaak Poch aangeven welke afweging
voor het wel of niet zenden daaraan vooraf ging en op welke basis u dit besloten hebt?
Antwoord 6, 7, 8, 9 en 10
De gevraagde nota uit 2009 heb ik bij mijn brief van 3 juni 2020 vertrouwelijk ter
inzage aan uw Kamer gestuurd. Zoals ik ook in deze brief heb aangegeven, heb ik de
gevraagde nota bij wijze van uitzondering vertrouwelijk met uw Kamer gedeeld.
Ik hecht eraan dat er duidelijkheid bestaat over de feiten. Daarom doet de Commissie
Dossier J.A. Poch op mijn verzoek, sinds 1 maart 2019, onder leiding van de heer Machielse,
onderzoek. Dit onderzoek dient grondig en zorgvuldig te gebeuren. Dit vereist dat
de Commissie haar onderzoek in onafhankelijkheid kan uitvoeren. Deze onafhankelijkheid
moet boven elke twijfel verheven zijn.
Zoals ik ook in mijn brief van 3 juni 20206 aan uw Kamer heb gemeld, heeft de Commissie mijn ambtenaren recent per brief uitdrukkelijk
laten weten dat het onderzoek kan worden gehinderd indien voor oplevering van het
rapport afzonderlijke documenten middels verstrekking door mij of anderszins in de
openbaarheid komen. Dit kan ertoe leiden dat personen die de Commissie in het kader
van haar onderzoek nog wil horen, beïnvloed of vooringenomen worden.
Ik deel de zorg van de Commissie. Tegelijkertijd zie en begrijp ik de vragen vanuit
uw Kamer om bepaalde documenten te ontvangen. Gezien het belang van de waarheidsvinding
ben ik echter terughoudend met het verstrekken van separate documenten tijdens het
lopende onderzoek. Genoemde brief van de Commissie heb ik in de bijlage van mijn brief
van 3 juni 2020 aan uw Kamer gestuurd.
Zoals ook aangegeven in mijn antwoord op vraag 2, treft u de brief van 12 juni 2020
over de voortgang van het onderzoek en over de termijn waarbinnen de Commissie haar
onderzoek denkt af te ronden, aan in de bijlage bij de beantwoording van deze Kamervragen.
Zoals toegezegd in mijn brief van 3 juli 20197 zal ik uw Kamer informeren over de bevindingen van de Commissie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.