Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over de antwoorden op eerdere vragen over kortingen aan verhuurders op de verhuurderheffing in onder meer Rotterdam
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de antwoorden op eerdere vragen over kortingen aan verhuurders op de verhuurderheffing in onder meer Rotterdam (ingezonden 2 juni 2020).
Antwoord van Minister Knops (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
22 juni 2020).
Vraag 1
Waarom schrijft u in antwoord op Kamervragen dat er «geen sluitende administratie
beschikbaar [is] van verhuizingen en huurontwikkeling» van huurwoningen, die tot stand
gekomen zijn door een korting op de verhuurderheffing, terwijl het een voorwaarde
is de huurprijs voor langere tijd laag te houden omdat de regeling voor de korting
op de verhuurderheffing tot doel heeft om betaalbare huurwoningen te realiseren?1
2
Antwoord 1
Bij indiening van de aanvraag voor een definitieve investeringsverklaring, dus na
afronding van de investering, moet de verhuurder de aantonen of de aanvangshuur van
de woning daadwerkelijk onder de aftoppingsgrens (of liberalisatiegrens, afhankelijk
van de soort aanvraag) ligt. Met deze definitieve investeringsverklaring kan de verhuurder
een bedrag in mindering brengen op de verschuldigde verhuurderheffing. Jaarlijks de
huur controleren van elke woning die gerealiseerd is met behulp van een heffingsvermindering
uitvoeringstechnisch moeilijk realiseerbaar.
Vraag 2
Waarom kijkt u bij het geven van een korting op de verhuurderheffing alleen naar de
aanvangshuur en niet naar de huurprijsontwikkeling, terwijl het de intentie is om
de huizen «voor langere tijd in het gereguleerde segment» te houden?
Antwoord 2
Bij het vaststellen van de korting is de investering net afgerond en is de aanvangshuur
de enige huur die op dat moment bekend is en waarop getoetst kan worden. De huur van
een woning kan pas sterk verhoogd worden indien de eerste bewoner besluit de huur
van de woning stop te zetten. In het overgrote deel van de woningen vindt mutatie
niet op korte termijn plaats. De gemiddelde bewoner van een sociale huurwoning woont
12,5 jaar in een woning. Daarnaast is liberalisering van de woning in de praktijk
begrensd omdat de woning dan moet worden overgeheveld naar de niet-DAEB-tak van de
corporatie. Dit kan alleen indien de niet-DEAB-tak van de corporatie de woning tegen
marktwaarde koopt van de DAEB-tak. Hierdoor wordt verzekerd dat er geen weglek van
kapitaal is in de DAEB-tak.
Vraag 3
Bent u ervan op de hoogte dat de gemeente Rotterdam in prestatieafspraken met woningcorporatie
Havensteder heeft afgesproken dat sociale huurwoningen, tot stand gekomen met een
korting op de verhuurderheffing, al na een eerste mutatie (verhuizing) kunnen worden
geliberaliseerd? En hoe verhoudt zich dat tot uw intentie dat de huurwoningen voor
langere tijd in het sociale segment moeten blijven?3
Antwoord 3
Daarmee ben ik bekend. Aangezien de mutatie gemiddeld plaatsvindt na een periode van
12,5 jaar zijn er geen bezwaren om dergelijke afspraken te maken. De woningen zijn
dan voor een langere periode behouden gebleven voor het sociale segment, in de lijn
van de intentie van de maatregel. Mocht de mutatie op korte termijn plaatsvinden en
ook blijken dat dit van het begin af aan (al op het moment van aanvragen) de intentie
is geweest van de aanvrager, is er de mogelijkheid om de heffingsvermindering in te
trekken.
Vraag 4
Hoe kunt u garanderen dat een huurwoning in het sociale segment blijft als een verhuurder
de huurprijs al drastisch kan verhogen na een eerste verhuizing wanneer daar geen
tijdslimiet aan is verbonden? Hoe gaat u tegen dat een huurwoning na een korte tijd
geliberaliseerd wordt en kunt u dit toelichten?
Antwoord 4
Het liberaliseren van een huurwoning is uiteindelijk een keuze van een verhuurder.
Voor woningen waarvoor een heffingsvermindering is aangevraagd geldt dat, indien er
signalen zijn dat verhuurders van plan zijn om op te korte termijn de huren van een
woning excessief te verhogen, er een gesprek kan plaatsvinden tussen de desbetreffende
verhuurder en de uitvoerder van de heffingsverminderingen, Rijksdienst voor ondernemend
Nederland (RVO), en eventueel het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Daarnaast zal er binnenkort ook gestart worden met het steekproefsgewijs opvragen
van de huren van woningen die zijn gerealiseerd met behulp van een heffingsvermindering.
Mocht daaruit blijken dat de huren van woningen die gebouwd zijn met een heffingsvermindering
op korte termijn sterk zijn verhoogd na een eerste verhuring, is er de mogelijkheid
om een heffingsvermindering in te trekken.
Vraag 5
Wanneer er geen «sluitende administratie» is van verhuizingen of van de huurprijsontwikkeling
van woningen die tot stand zijn gekomen met een heffingsvermindering, hoe kan de Rijksdienst
voor ondernemend Nederland (RVO) dan adequaat controleren of er rechtmatig gebruik
is gemaakt van de korting op de verhuurderheffing om nieuwe, betaalbare huizen te
bouwen? Bent u bereid alsnog een sluitende controle te laten bijhouden?
Antwoord 5
Zie hiervoor het antwoord op vraag 4. Met de genoemde steekproefsgewijze controles
ben ik van mening dat er voldoende controle is op de rechtmatigheid van de korting
op de verhuurderheffing.
Vraag 6
Heeft de RVO een (voorlopige) investeringsverklaring op grond van de Regeling Vermindering
Verhuurderheffing afgegeven aan Havensteder voor het realiseren van het project Parlando
met 60 appartementen in de sociale sector, waarbij de huurwoningen voor 10 jaar in
het sociale segment moeten blijven? Waarom is gekozen voor 10 jaar, terwijl u uitgaat
van een gemiddelde van 12,5 jaar en er voor een regelingen in de verhuurderheffing
een termijn van 20 jaar geldt?4
Antwoord 6
Voor dat project zijn voorlopige investeringsverklaringen afgegeven. Bij de genoemde
afspraak dat huurwoningen voor 10 jaar in het sociale segment zouden moeten blijven,
zijn het Ministerie van Binnenlandse Zaken en RVO geen partij geweest. Waarom gekozen
is voor 10 jaar is mij niet bekend.
Vraag 7
Waarom accepteert u dat een verhuurder de huurprijs excessief mag verhogen, aangezien
u schrijft: «De huur van een woning kan pas excessief verhoogd worden indien de eerste
bewoner besluit de huur van de woning stop te zetten» terwijl u meermaals heeft gesteld
dat u excessieve huurverhogingen wilt tegengaan en wilt voorkomen? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Antwoord 7
Excessieve huurverhogingen voor zittende bewoners zijn ongewenst en zijn ook niet
mogelijk. De huurstijging voor een zittende bewoner is gemaximeerd. Ik ben van mening
dat iedereen in een goede en betaalbaar woning moet kunnen wonen huren. Het is echter
niet uit te sluiten dat verhuurders bij een mutatie van de bewoner de huur harmoniseren
en laten stijgen. Dit is een keuze van de verhuurder en moet per casus bekeken worden
of dit wenselijk is. Hoewel de mogelijkheid er is voor verhuurders om de huren te
verhogen bij mutatie, is het in mijn ogen geen wenselijke ontwikkeling om dit te doen
bij elke mutatie.
Vraag 8
Bent bereid om alsnog in de Regeling Vermindering Verhuurderheffing op te nemen dat
de huurprijs na één mutatie niet mag worden geliberaliseerd, maar dat de huurwoning
voor ten minste 20 jaar in het sociale segment moet blijven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 8
In antwoord op vraag 4 heb ik aangegeven welke controles worden uitgevoerd. Ik vind
het net als u belangrijk dat woningen voor langere tijd in het sociale segment behouden
blijven. Elke casus is echter anders en in sommige gevallen kan het wenselijk zijn
om de woningen eerder te liberaliseren, om bijvoorbeeld segregatie te voorkomen of
vanwege een beperkte vraag naar goedkope huurwoningen. Om in te kunnen spelen op de
lokale situatie, maken gemeenten, huurdersorganisaties en corporaties hier prestatieafspraken
over.
Zoals eerder gemeld zullen er steekproeven uitgevoerd worden door RVO naar de huren
van woningen na oplevering. Indien dit voorkomt en aangetoond kan worden dat bij aanvraag
van de heffingsvermindering al de intentie was de huur op korte termijn te verhogen
na mutatie, blijft de mogelijkheid aanwezig om de heffingsvermindering in te trekken.
Vraag 9
Wilt u bovenstaande Kamervragen per vraag beantwoorden en niet clusteren?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.