Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dik-Faber over zonnepanelen op water
Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over zonnepanelen op water (ingezonden 12 mei 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 19 juni 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Geen zonnepanelen op water in natuurgebieden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met de signalen uit het bericht, namelijk dat decentrale overheden en
energieproducenten met het oog op de energietransitie regelmatig overwegen om zonnepanelen
op water te plaatsen? Kunt u een inschatting geven op hoeveel locaties dit aan de
orde is?
Antwoord 2
In de Regionale Energie Strategieën (RESsen) zal er naar verwachting nader inzicht
worden gegeven in toekomstige locaties voor zonnepanelen. Op basis van de SDE+ beschikkingen
is er gedeeltelijk zicht op de ontwikkeling van zonneprojecten op water tot nu toe.
In de beschikkingen werd tot 2018 geen onderscheid gemaakt tussen drijvende zonneprojecten
op water en zonneprojecten op land, dus voor deze periode kan ik enkel een schatting
aanleveren, naar schatting zijn er een tiental drijvende zonneprojecten beschikt tot
2018. In de SDE+ najaarsronde van 2018 zijn er in totaal 6 drijvende zonneprojecten
beschikt, in de voorjaarsronde van 2019 waren dat er in totaal 7. De drijvende zonneprojecten
betreffen met name bassins en zandwinningsplassen Het bevoegd gezag neemt bij de vergunningverlening
ook de ecologische impact mee in de afweging.
Vraag 3
Klopt het dat er nog maar weinig bekend is over de effecten van zonnepanelen op water
op het onderwaterleven en op de biodiversiteit, zoals wanneer leefgebieden voor beschermde
en bedreigde watervogels dreigen te verdwijnen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 3
Zoals aangegeven in mijn beantwoording van de motie Dik-Faber over de zonneladder
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, 34 682, nr. 29) wordt via de Topsector Energie bezien in hoeverre er meer onderzoek nodig is naar
ecologische effecten van zon op land en water. Op dit moment wordt het project «Ecologisch
meetadvies voor zon op water» uitgevoerd door Deltares in opdracht van TKI Urban Energy
(Topsector Energie) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Hierin wordt gekeken
naar de effecten van drijvende zonneparken op de biodiversiteit en waterkwaliteit.
Dit project omvat een literatuuronderzoek naar de huidige stand van de kennis op dit
gebied, en daarnaast een meetadvies hoe ecologisch onderzoek zou moeten worden uitgevoerd
om de ontbrekende kennis te ontwikkelen. Naar verwachting is het eindrapport deze
zomer gereed.
Er is naast generieke kennis ook behoefte aan kennisontwikkeling over de ecologische
effecten van zonnepanelen op specifieke wateren. Daarom wordt o.a. onderzocht of er
een pilot uitgevoerd kan worden in het IJsselmeergebied, met als doel kennis op te
doen over de effecten op het ecosysteem.
Vraag 4
Wat vindt u ervan dat er voor «zon op water»-projecten zelfs wordt gekeken naar Natura2000-gebieden
zoals het IJsselmeer?
Antwoord 4
Ik wil hierbij verwijzen naar de beantwoording van de motie Dik-Faber (Kamerstuk 32 813, nr. 29) waarin het kabinet aangeeft dat natuurgebieden niet als zodanig worden uitgesloten
voor zon-PV projecten mits projecten binnen de huidige kaders kunnen worden ingepast.
Voor de huidige kaders voor projecten in natuurgebieden is het vigerende natuur(vergunningen)beleid
bepalend. Tevens verwijs ik naar de recente energieverkenning die is uitgevoerd in
het kader van de Agenda IJsselmeergebied 20502 waarbij ook aandacht is geschonken aan ecologische aspecten, en naar de motie Siennot/Mulder
(Kamerstuk 32 813, nr. 427) waarin de regering wordt opgeroepen om in overleg met betrokken stakeholders een
onderzoek in te stellen naar de effecten van drijvende zonnepanelen op de natuur,
en om in navolging van het onderzoek samen met decentrale overheden, het bedrijfsleven
en natuurorganisaties een routekaart op te stellen met kansen en risico’s van zonne-energie
op water in Nederland. Deze motie voer ik momenteel uit.
Vraag 5
Is in kaart gebracht wat de effecten zijn van zonnepanelen op water voor de visserij?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5
In de Ontwerp Nationale Omgevingsvisie is ingegaan op de relatie tussen de Energietransitie
en het nationaal belang van de visserij. Dit betreft met name windprojecten op de
Noordzee. In opdracht van de Sportvisserij Nederland is op 7 maart 2019 de notitie
«Drijvende zonneparken. Vissen, sportvisserij en ecologie» gepresenteerd. De notitie
beschrijft dat drijvende zonneparken zowel knelpunten als kansen bieden voor de sportvisserij.
Het is per locatie afhankelijk wat deze knelpunten en kansen daadwerkelijk zijn.
Rijkswateren hebben over het algemeen verschillende functies. Sommige Rijkswateren,
zoals bijvoorbeeld het IJsselmeer, hebben ook een functie voor de beroepsvisserij.
Voor elk ruimtelijk project, dus ook voor het ontwikkelen van drijvende zonnevelden,
vindt een belangenafweging plaats waarbij gekeken wordt naar effecten op andere functies.
De belangenafweging vindt plaats in een participatieproces. In het participatieproces
wordt geborgd dat ook het belang van visserij zorgvuldig wordt meegewogen.
Vraag 6
Deelt u de mening dat op wateren, waar natuur, visserij en recreatie de schaarse ruimte
al moeten delen, het plaatsen van zonnepanelen voorkomen dient te worden?
Antwoord 6
Nee, deze mening deel ik niet persé. Zoals ook al aangegeven in bovengenoemde beantwoording
van de motie Dik-Faber is het kabinet van mening dat de decentrale invulling van het
ruimtelijk beleid van groot belang is voor de regio’s om zelf af te wegen waar en
op welke wijze de benodigde hernieuwbare elektriciteit op een zorgvuldige wijze en
met oog voor het landschap, landbouwkundige en natuurwaarden kan worden ingepast.
Zij zijn immers als beste in staat om te bepalen hoe deze inpassing past in het toekomstperspectief
voor het eigen gebied. Tevens is in het Klimaatakkoord afgesproken dat bij de energietransitie
ook het Rijksareaal kan worden ingezet. Het Rijksareaal omvat ook water.
Vraag 7
Hoe kijkt u aan tegen de ontwikkeling van «zon op water» in het licht van de zonneladder,
waarin staat dat daken, gevels en de bebouwde kom de voorkeur verdienen voor het plaatsen
van zonnepanelen? Klopt het dat er op dit moment slechts een gering percentage van
het potentieel op daken en gevels benut wordt voor zonnepanelen?
Antwoord 7
De voorkeursvolgorde kan ook toegepast worden op deze ontwikkeling, waarbij zorgvuldig
moet worden afgewogen waar en hoe zon-PV ruimtelijk wordt ingepast. In de beantwoording
op de motie Dik-Faber heeft het kabinet aangegeven hoe het de toepassing van zonnepanelen
op daken en gevels verder wil stimuleren.
Vraag 8
Bent u bereid om in het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie (RES) via www.regionale-energiestrategie.nl aandacht te besteden aan de zonneladder en onwenselijkheid van zon op water?
Antwoord 8
In het kader van het RES-proces monitoren Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen
op welke wijze deze voorkeursvolgorde is toegepast en wat de effecten zijn op landschap,
natuur en landbouw. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 4 acht ik zon op water
niet bij voorbaat onwenselijk.
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat de nationale zonneladder leidend is binnen de RES’en? Op welke
wijze wordt de toepassing van de zonneladder geborgd? Op welke wijze wordt het subsidie-instrumentarium
gericht op de voorkeursvolgorde uit de zonneladder?
Antwoord 9
Voor de toepassing van de zonneladder binnen de RES verwijs ik naar de beantwoording
van de vragen 6 en 7. Bij de beantwoording van de motie Dik-Faber over de zonneladder
heeft het kabinet aangegeven dat het met een breed scala aan instrumenten financiële
stimulansen geeft om dakgebonden toepassing van zon-PV te bevorderen. Het gaat hierbij
zowel om de saldering, postcoderoos, SDE+, SDE++ en EIA.
Vraag 10
Bent u bereid om in de zonneladder op te nemen dat «water» ook onder natuur valt en
daarmee zoveel mogelijk ontzien dient te worden?
Antwoord 10
«Water» is geen categorie in de zonneladder. Met de voorkeursvolgorde voor zon-PV
zet het kabinet erop in dat natuur zoveel mogelijk wordt ontzien door zorgvuldig potentiële
locaties af te wegen. Of deze natuur op land of op water is, is daarbij van ondergeschikt
belang. Kortom: ook natuurgebieden op water dienen zoveel mogelijk te worden ontzien.
Maar deze worden zoals ik al bij het antwoord op vraag 4 aangaf niet op voorhand uitgesloten.
Vraag 11
Deelt u de mening dat het oplossen van de klimaatcrisis niet ten koste mag gaan van
(nog meer) biodiversiteitsverlies? Op welke wijze wilt u hiervoor zorgdragen?
Antwoord 11
In algemene zin deel ik deze mening. Het is de uitdaging om bij maatregelen in het
kader van het klimaatbeleid de biodiversiteitontwikkeling een positief effect te geven.
Om die reden wordt bij het doen van onderzoek naar ecologische effecten van zonnepanelen
in het IJsselmeergebied ook naar potentieel positieve effecten op de ecologie gekeken.
In het klimaatbeleid wordt hier op verschillende manieren rekening mee gehouden. Overigens
wijst onderzoek uit dat er diverse mogelijkheden zijn om bij zonnepanelen op water
constructies aan te brengen die de biodiversiteit in stand kunnen houden of bevorderen.
Hierbij hebben zon PV-systemen die het water niet volledig afdekken van licht en lucht,
ecologisch gezien de voorkeur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.