Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over reactie op verzoek commissie over de inbreng van Nederland tijdens de World Health Assembly
35 300 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020
Nr. 165 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22 juni 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 13 mei 2020 over de reactie op het verzoek van de commissie over de inbreng
van Nederland tijdens de World Health Assembly (Kamerstuk 35 300 XVI, nr. 161).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 mei 2020 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 19 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister waarin
uiteen wordt gezet wat de inbreng van Nederland tijdens de World Health Assembly (WHA)
zal zijn. Deze leden hebben hier nog een enkele vraag bij.
Genoemde leden vragen of het klopt dat er aanstaande maandag gestemd zal gaan worden
over het al dan niet toekennen van een Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) waarnemersstatus
aan Taiwan. Is er een gezamenlijk EU-standpunt geformuleerd over de (non-)participatie
van Taiwan in de WHO? Zo ja, zal de EU vóór of tegen een waarnemersstatus van Taiwan
in de WHO stemmen en waarom? Zo nee, waardoor heeft de Europese Unie niet tot een
gezamenlijk standpunt weten te komen? De leden van de CDA-fractie vragen hoe Nederland
gaat stemmen voor wat betreft de WHO waarnemersstatus van Taiwan. Kan de Minister
dat toelichten?
De leden van de CDA-fractie vragen of er op enig moment diplomatieke druk is uitgeoefend
op Nederland om een bepaald standpunt in te nemen wat betreft de Taiwan-WHO stemming.
Mocht dit het geval zijn, door welk(e) land(en) is dat gedaan en hoe is hiermee omgegaan?
Deze leden vragen ten slotte welke regels uit het Statuut van de WHO en eerder genomen
besluiten van de WHO de Directeur-Generaal van de WHO belemmeren om Taiwan de waarnemersstatus
toe te kennen bij de aankomende videoconferenties.
Antwoorden
De vragen van de CDA-fractie betreffen de mogelijke deelname van Taiwan aan de World
Health Assembly als waarnemer.
Ik merk allereerst op dat hierover in de aanloop naar de Health Assembly op 18-19 mei,
het nodige is gewisseld. Op 15 mei verscheen op de website van de WHO een door een
aantal lidstaten geformuleerd voorstel voor een aanvullend agendapunt, namelijk «Inviting
Taiwan to participate in the World Health Assembly as an observer» (document A73/1
Add.2: Externe link:https://apps.who.int/gb/ebwha/pdf_files/WHA73/A73_1Add2-en.pdf). Waarschijnlijk zou het bespreken van dit punt bij het vaststellen van de agenda
hebben geleid tot lange beraadslagingen en daaropvolgend, een stemming over dit onderwerp.
Hierdoor zou een onevenredig tijdsbeslag worden gelegd op het verloop van het eerste
deel van de 73ste World Health Assembly (WHA73) op 18-19 mei 2020, die nagenoeg geheel
in het teken zou staan van de COVID-pandemie. Bij het vaststellen van de agenda werd
door de voorzitter meegedeeld dat de meest betrokken partijen overeen waren gekomen
om de eventuele agendering van een mogelijke waarnemersstatus voor Taiwan vooruit
te schuiven naar het tweede deel van WHA73 dit najaar (datum nog niet bekend).
Er is vooralsnog geen gezamenlijk EU-standpunt ten aanzien van de kwestie. Er zijn
onder EU-lidstaten zowel voor- als tegenstanders van een waarnemersstatus voor Taiwan,
waardoor het lastig is hierover consensus te bereiken. Indien er in het tweede deel
van WHA73 wordt gestemd over waarnemersstatus van Taiwan, zal Nederland bij voorkeur
conform een EU-standpunt stemmen. Bij afwezigheid van een EU-standpunt zal voor het
nationale standpunt meewegen dat het kabinet voorstander is van betekenisvolle deelname
van Taiwan aan internationale bijeenkomsten, wanneer dit de EU- en mondiale belangen
dient (bijvoorbeeld de WHA en technische werkgroepen begeleid door de WHO). In aanloop
naar de huidige WHA-sessie heeft Nederland via diplomatieke kanalen contact gehad
met zowel voor- als tegenstanders van waarnemersstatus van Taiwan. Zoals gebruikelijk
maakt het kabinet uiteindelijk een eigenstandige afweging.
In zijn hoedanigheid als secretaris van de WHA en als de hoogste technische en administratieve
ambtenaar van de Organisatie, kan de Directeur-Generaal van de WHO, namens de WHA,
waarnemers bij de WHA uitnodigen. De WHO stelt zich daarbij op het standpunt dat de
DG zich ervan moet vergewissen dat een uitnodiging aan Taiwan om als waarnemer aan
de WHA deel te nemen in overeenstemming is met de regels van het Statuut en de relevante
besluiten van de WHA. Dit betreft in het bijzonder artikel 18 h van het Statuut, waarin
de bevoegdheid van de WHA is neergelegd om andere organisaties uit te nodigen deel
te nemen aan zittingen van de organisatie en WHA-resolutie 25.1 (betreffende de status
van China in de WHO).
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de inbreng van Nederland tijdens de WHA. Zij
hebben in dit verband nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van internationale, multilaterale
samenwerking bij het bestrijden van de pandemie. Zij zijn dan ook blij dat dit tot
de kern van de WHA-resolutie behoort, die door de EU-lidstaten gezamenlijk is opgesteld.
Tot hun teleurstelling lezen genoemde leden echter ook dat de onderhandelingen over
de resolutietekst moeizaam verlopen, mede als gevolg van de inzet van een aantal WHO-lidstaten
die hierbij een zeer politieke benadering kiezen. Kan de Minister nader toelichten
wat deze zeer politieke benadering omvat? Ziet dit op de rol van de WHO in de bestrijding
van deze pandemie? Wat zijn op dit moment de voornaamste inhoudelijke obstakels om
tot een gezamenlijke resolutie met alle WHO-lidstaten te komen?
De leden van de D66-fractie zijn voorts enigszins teleurgesteld over de Nederlandse
inzet, zoals beschreven in de brief van de Minister, ten aanzien van de oprichting
van een COVID-19-pool voor intellectueel eigendom op het gebied van vaccins, medicijnen
en technologieën. In de brief lezen deze leden slechts dat Nederland in gesprek is
met het WHO-secretariaat en Costa Rica en daarnaast contact heeft met verschillende
landen om hen hierbij te betrekken, maar dat het op dit moment nog niet duidelijk
is welke landen het initiatief zullen willen ondersteunen. Met welke landen wordt
er gesproken? Waarom is vooralsnog onduidelijk of zij dit zullen steunen? Als antwoord
op vragen van D66-Kamerlid Pia Dijkstra1, gaf de Minister voor Medische Zorg eerder
aan dat de regering voorafgaand en tijdens de WHA leiderschap zou tonen en zich expliciet
zou uitspreken voor zo’n pool en de WHO hierbij actief zou steunen, conform de later
aangenomen gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. (Kamerstuk 25 295, nr. 241). Kan de Minister nader toelichten hoe Nederland zowel voorafgaand als tijdens de
WHA leiderschap toont en zal tonen? Welke activiteiten zijn daartoe reeds concreet
ondernomen en gaan nog worden ondernomen?
Antwoorden
Toen ik uw Kamer op 13 mei informeerde over de Nederlandse inbreng tijdens de WHA,
was er nog geen overeenstemming over de resolutie inzake «Covid-19 response», waartoe
de EU het initiatief had genomen. Zoals u inmiddels wellicht in de nieuwsmedia of
anderszins hebt vernomen, is het de EU gelukt om overeenstemming over de resolutie
te krijgen. Niet minder dan 146 landen, waaronder Nederland, hebben de resolutie (als
cosponsor) gesteund, waarna deze op dinsdag 19 mei bij consensus is aangenomen door
de Health Assembly (Externe link:https://apps.who.int/gb/ebwha/pdf_files/WHA73/A73_R1-en.pdf).
Ik ben van mening dat er reden is om blij te zijn met deze uitkomst omdat de resolutie
primair het belang van een gezamenlijke, internationale aanpak van de pandemie en
de rol van de WHO daarbij, onderstreept. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht
aan de ontwikkeling van en gelijke toegang tot, onder meer vaccins en geneesmiddelen.
Daarnaast is het goed dat de resolutie ook oproept tot een onafhankelijke evaluatie
van de aanpak van COVID-pandemie en de DG WHO oproept de bron van COVID-19 te identificeren,
inclusief de rol van tussengastheren en de introductieroute van COVID-19 naar mensen.
Overigens is een dergelijke onafhankelijke evaluatie gebruikelijk beleid binnen de
WHO.
In de onderhandelingen is de EU erin geslaagd om de oproep tot gelijke toegang tot
COVID-19 middelen (zoals vaccin, zorg en medicijnen), multilaterale samenwerking en
toegang tot essentiële gezondheidszorg (inclusief Water, Sanitation and Hygiene (WASH),
Sexual and Reproductive Health (SRH) en Mental Health and Psychosocial Support (MHPSS))
te behouden. Het behoud van deze onderdelen was ook voor Nederland van groot belang.
Naar aanleiding van de vragen over de COVID-19-pool, waartoe Costa Rica het initiatief
heeft genomen, merk ik allereerst op dat op vrijdag 29 mei de officiële lancering
hiervan heeft plaatsgevonden. De officiële benaming luidt «Covid-19 Technology Access
Pool»(C-TAP). Voorafgaand aan de lancering heb ik uw Kamer schriftelijk hierover geïnformeerd
(brief van 29 mei over «Solidarity call to action»). Ik kan hier nog aan toevoegen
dat Nederland een van de 37 landen is, die zich tot nu toe hebben aangesloten bij
dit initiatief «to voluntarily share COVID-19 health technology related knowledge,
intellectual property and data» (Externe link:https://www.who.int/emergencies/diseases/novel-coronavirus-2019/global-…). Naast onder meer de President van Costa Rica, de Directeur-Generaal van de WHO
heeft ook de Nederlandse Ambassadeur in Geneve gesproken tijdens de (virtuele) lancering
van C-TAP op 29 mei.
Ik ben van mening dat ik hiermee heb gehandeld conform de wensen van de Kamer op dit
punt, zoals vastgelegd in de aangenomen gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie constateren op basis van de ontvangen brief nog
onvoldoende inzet van de Minister ter voorbereiding op de WHA. Zij hebben hierover
de volgende vragen en opmerkingen. De leden van de GroenLinks-fractie willen het dictum
van de breed aangenomen gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. opnieuw onder de
aandacht brengen van de Minister. De motie roept de regering op om voorafgaand aan
en tijdens de WHA leiderschap te tonen en zich expliciet uit te spreken voor het opzetten
van een wereldwijde COVID-19-pool, onder leiding van de WHO en de WHO hierbij actief
te steunen. Het delen van kennis, data en intellectueel eigendom is niet alleen bevorderlijk
in de zoektocht naar een COVID-19-vaccin, COVID-19-behandeling of technologie. Het
zorgt er ook voor dat een dergelijk geneesmiddel snel vrijelijk wereldwijd beschikbaar
komt. In de brief valt te lezen dat Nederland in gesprek is met het WHO-secretariaat
en Costa Rica over een patent pool, maar dat een dergelijk initiatief «alleen meerwaarde
heeft wanneer een groot aantal landen hieraan mee wil doen». Vervolgens benadrukt
de Minister dat Nederland van mening is dat «private partijen een belangrijke rol
spelen bij het vinden en produceren van een mogelijk vaccin» en dat private partijen
alleen «op vrijwillige basis» mee moeten doen aan een dergelijke pool. Dit roept bij
de leden van de GroenLinks-fractie tal van vragen op over de uitvoering van de motie.
Kan de Minister helder maken of hij voorstander is van een COVID-19-pool en zo ja,
op welke manier Nederland leiderschap toont waartoe de aangenomen motie de regering
oproept? Welke landen binnen en buiten Europa heeft Nederland benaderd met als doel
hen te overtuigen van de wenselijkheid van een COVID-19-pool? Deelt de Minister de
notie dat tijdens internationale onderhandelingen doorgaans sowieso al water bij de
wijn wordt gedaan en het daarom van groot belang is dat Nederland hoog inzet ten behoeve
van het voornoemde initiatief?
Is de Minister bereid om het participeren aan de COVID-19-pool als kritische voorwaarde
te stellen aan de private en publieke begunstigden van Nederlandse investeringen in
de ontwikkeling van een vaccin?
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen de Minister er op dat de discussie nu al
wereldwijd wordt gevoerd over welke landen als eerste aanspraak kunnen maken op een
vermoedelijk COVID-19-vaccin. Zij wijzen de Minister op uitspraken van de CEO van
de Franse farmaceut Sanofi. Hij waarschuwt dat de Verenigde Staten en China waarschijnlijk
eerder aanspraak kunnen maken op een COVID-19-vaccin dan Europa of ontwikkelingslanden.
Wat voor spanningen levert ongelijke toegang tot een COVID-19-vaccin vermoedelijk
op volgens de Minister? Erkent de Minister dat de ontwikkeling van een dergelijk vaccin
door de markt vergaande gevolgen kan hebben en dat deze volksgezondheidcrisis er om
vraagt om het publieke belang boven het aandeelhoudersbelang te stellen? Zo ja, op
welke manier gaat de Minister dit vertolken in aanloop naar en tijdens de WHA? Met
welke uitkomst is de Minister tevreden met betrekking tot wereldwijde samenwerking
en COVID-19?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben begrip voor de ambitie tot het komen van
zoveel mogelijk eensgezinde EU-posities. Zij erkennen dat dit meer gewicht in de schaal
legt. Zij vragen de Minister over welke kwesties verwacht wordt dat de EU met één
mond spreekt, en over welke kwesties dat niet het geval gaat zijn. Zal Nederland,
los van de EU-inzet, nog aparte kwesties agenderen, zoals de kwestie van «betekenisvolle
participatie» van Taiwan? Was Nederland allereerst op de hoogte van het Geneefse «demarche»
dat is opgesteld door acht landen, waaronder Frankrijk en Duitsland, waarin wordt
opgeroepen Taiwan uit te nodigen voor de WHA? Is Nederland gevraagd om hierbij aan
te sluiten? Bij de beantwoording van het schriftelijk overleg over de Raad Buitenlandse
Zaken gaf de Minister van Buitenlandse Zaken aan dat Taiwan participeert in technische
werkgroepen begeleid door de WHO. Kan de Minister bevestigen dat betekenisvolle deelname
aan internationale bijeenkomsten over volksgezondheid, zoals verwoord in de Kamerbrief
van 27 juni 2019 (Kamerstuk 35 000 V, nr. 81), zich niet beperkt tot zulke werkgroepen, maar ook deelname aan de WHA behelst?
De Minister van Buitenlandse zaken stelt in het eerdergenoemde schriftelijk overleg
dat deelname van Taiwan aan de WHA mogelijk is als aan bepaalde regels van het statuut
van de WHO wordt voldaan, maar dat de WHO zich op het standpunt stelt dat dat niet
het geval is. Om welke regels gaat het dan precies? Ondersteunt Nederland het standpunt
van de WHO in deze, of heeft Nederland een ander standpunt? Klopt het dat er maandag
18 mei aanstaande een stemming plaats zal vinden om te bepalen of Taiwan deel mag
nemen aan de WHA? Steunt Nederland de deelname van Taiwan aan de WHA, gezien het standpunt
in de brief van 27 juni 2019, dat tevens in lijn is met de gewijzigde motie van de
leden Bisschop en Van Helvert (Kamerstuk 35 207, nr. 25)? Gezien het standpunt in dezelfde brief, dat Nederland de «politisering van betekenisvolle
deelname van Taiwan» afkeurt, is het dan ook zo dat Nederland de druk die China nu
uitoefent op Nieuw-Zeeland nadrukkelijk afkeurt9? Zo nee, waarom niet? Onderneemt
Nederland pogingen om andere landen, zowel binnen als buiten de EU, te overtuigen
om voor deelname van Taiwan te stemmen? Is de Minister bereid om zich ook in te spannen
voor de lange termijn om Taiwan weer als waarnemer lidstaat toe te laten tot de WHO,
net zoals in de periode van 2009–2016, mede gezien hun bijzondere prestaties op het
gebied van de bestrijding van COVID-19? Is de Minister bereid om hiervoor actief op
te trekken met gelijkgezinde lidstaten zowel binnen als buiten de EU? Zo nee, waarom
niet? De leden van de GroenLinks-fractie vinden het waardevol dat de EU het initiatief
heeft genomen om tot een WHA-resolutie over het bestrijden van de COVID-19 pandemie
te komen. Deze leden vragen de Minister om meer toelichting te geven op de kabinetsvisie
bij de invulling van de conceptresolutietekst: wat is de gewenste wijze waarop de
rol van de WHO wordt versterkt en wat is de gewenste wijze om internationale en multilaterale
samenwerking vorm te geven? Op welke wijze gaat Nederland voorstellen invulling te
geven aan deze punten? Genoemde leden constateren tevens dat de WHO onder andere een
cruciale rol speelt bij het bieden van technische assistentie aan ontwikkelingslanden
en het beschikbaar stellen van essentiële medische goederen. Om die rol goed te kunnen
vervullen is volgens deze leden een stevig budget nodig. Zal de financiering van de
WHO aan de orde komen? Zal Nederland de Verenigde Staten tijdens de WHA ook aanspreken
op haar voornemen om de financiering stop te zetten? Ziet de Minister reden, gezien
het feit dat het virus langzaam maar zeker verder oprukt in arme landen, om de al
aangekondigde extra bijdrage van 7,5 miljoen euro aan de WHO voor de uitvoering van
hun Strategic Preparedness and Response Plan, verder op te hogen? De leden van de
GroenLinks-fractie vinden het teleurstellend dat de onderhandelingen over de EU-conceptresolutietekst
moeizaam verlopen en dat sommige lidstaten daarbij een afremmende benadering kiezen.
Zij vragen de Minister toe te lichten welke lidstaten deze resolutietekst frustreren
en op welke wijze de Minister via de diplomatieke kanalen deze lidstaten tot andere
gedachten probeert te brengen. Wat is de inschatting van de Minister bij de stemverhoudingen
over de EU-conceptresolutie als deze niet per acclamatie aan kan worden genomen?
Antwoorden
De leden van de GroenLinks-fractie hebben een aantal specifieke vragen over de wereldwijde
COVID-19-pool, meer in het bijzonder de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de
gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. Hiervoor verwijs ik naar mijn beantwoording
van vragen uit de fractie van D66 over hetzelfde onderwerp.
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen mij op uitspraken van de CEO van het Franse
farmaceutische bedrijf Sanofi, die erop neerkomen dat China en de Verenigde Staten
waarschijnlijk eerder aanspraak kunnen maken op een COVID-19-vaccin dan Europa of
ontwikkelingslanden. Ik merk hier allereerst bij op dat deze CEO zijn uitspraken inmiddels
al weer heeft afgezwakt.
De Franse regering stelt gelijke toegang tot een vaccin centraal. Ongelijke toegang
tot een vaccin zou tot allerlei politieke spanningen tussen landen kunnen leiden.
Ik ben van mening dat de COVID-pandemie crisis van buitengewone proporties is en dat
bij het bestrijden ervan het publieke belang centraal moet staan. Tijdens de WHA heeft
Nederland zich zowel via een gezamenlijk EU-statement als in een nationaal statement,
in deze zin uitgesproken. De resolutie die de WHA heeft aangenomen en de op 29 mei
gelanceerde COVID-19-pool zijn mijns inziens goede stappen.
Wat betreft het EU- en Nederlandse standpunt ten aanzien van deelname van Taiwan aan
de WHA, het moment van stemming over dit onderwerp, evenals de specifieke WHO-regels
waaraan volgens de WHO dient te zijn voldaan om deelname van Taiwan aan de WHA mogelijk
te maken, verwijs ik naar bovenstaande beantwoording van de vragen van de leden van
de CDA-fractie.
In aanvulling daarop kan ik bevestigen dat het kabinet, samen met meerdere andere
landen waaronder de acht waaraan de leden van de GroenLinks-fractie refereren, zijn
standpunt ten aanzien van deelname van Taiwan aan de WHA voorafgaand aan de afgelopen
WHA-sessie rechtstreeks heeft overgebracht aan de DG WHO. Het kabinet zal zich met
gelijkgestemde landen blijven inzetten voor betekenisvolle participatie van Taiwan
in internationale fora. Daarbij blijft Nederland via diplomatieke kanalen in gesprek
met zowel voor- als tegenstanders van waarnemersstatus van Taiwan bij de WHA, waarbij
het kabinet politisering van de kwestie in alle gevallen afkeurt.
Naar aanleiding van de WHA-resolutie over «Covid-19 response» vragen leden van GroenLinks-fractie
naar de gewenste wijze waarop de rol van de WHO wordt versterkt en naar de gewenste
wijze om internationale en multilaterale samenwerking vorm te geven. In antwoord hierop
merk ik allereerst op dat naar aanleiding van de ebola crisis in 2014–2015 op verzoek
van de lidstaten, waaronder Nederland, het WHO Health Emergencies Programme tot stand
is gekomen. De bedoeling hiervan was om de WHO beter toe te rusten om ziekte uitbraken
in de toekomst beter te kunnen adresseren. Onderdeel van het WHO Health Emergencies
Programme is het Independent Oversight and Advisory Committee (IOAC), een onafhankelijk
comité van experts dat het programma kritisch volgt en adviseert. Onlangs bracht het
IOAC een interim-rapport uit over de COVID-19 response. Hierin staat onder meer dat
de WHO conform de International Health Regulations (IHR) heeft geacteerd. Wel wordt
onder andere geadviseerd om de IHR kritisch tegen het licht te houden, onder andere
waar het gaat om de taken en verantwoordelijkheden van zowel het WHO-Secretariaat
als de lidstaten. Nederland is van mening dat aanbevelingen ter versterking van de
IHR, waaronder de regels voor het melden van uitbraken van ziekten vallen, serieus
moeten worden overwogen en moeten worden uitgewerkt op basis van de evaluatie van
de coronarespons. Tegelijkertijd moet de WHO ook voldoende geëquipeerd worden om de
verantwoordelijkheden die bij het Secretaraat liggen, waar te kunnen maken. Dit vergt
ook helderheid over mandaat en flexibele financiering.
De leden van de GroenLinks-fractie stellen terecht dat de WHO een stevig budget nodig
heeft om haar rol bij het bestrijden van COVID-19 te kunnen vervullen. Hoewel de opschorting
van de VS-financiering aan de WHO op de achtergrond een rol speelde, is het niet specifiek
besproken op 18-19 mei en Nederland heeft de VS tijdens de virtuele vergadering hier
ook niet over gesproken. Er bestaat vooralsnog geen voornemen om de aangekondigde
extra bijdrage aan de WHO voor het uitvoeren van haar Strategic Preparedness and Response
Plan verder te verhogen.
Wij zullen, ook in EU verband, in overleg treden met WHO wat de gevolgen zullen zijn
van een mogelijke terugtrekking van de VS-financiering voor het werk van de WHO.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie zijn blij dat de Minister heeft toegezegd dat de regering
voorafgaand en tijdens de jaarlijkse vergadering van de WHO leiderschap zal tonen
door zich expliciet uit te spreken en actief in te zetten voor een wereldwijde COVID-19
patent pool.
Deze leden constateren dat er veel innovatie plaatsvindt op het gebied van COVID-19,
maar dat toegankelijkheid hiervan nog te wensen overlaat. Zij benadrukken het belang
van voorkomen dat strategische keuzes van landen en bedrijven de beschikbaarheid van
testen en beschermingsmateriaal bemoeilijken. Genoemde leden hechten veel waarde aan
de COVID-19-pool omdat het van belang is te voorkomen dat op verschillende plekken
ter wereld opnieuw het wiel wordt uitgevonden en dat wetenschappers moeten wachten
op de publicatie van onderzoeksresultaten en daarmee vertraging wordt opgelopen in
de bestrijding van het virus.
De leden van de SP-fractie delen de opvatting van de Minister dat private partijen
een maatschappelijke rol hebben te vervullen in het garanderen van toegankelijkheid
van technologie, middelen en kennis op het gebied van COVID-19. Echter komt veel van
de financiering van publieke instanties. Genoemde leden verzoeken de Minister dan
ook zich er in EU-verband voor in te zetten dat er voorwaarden worden verbonden aan
deze financiering als het om de gelden voor de Coalition for Epidemic Preparedness
Innovations (CEPI) gaat. Zo kan worden voorkomen dat partijen financiering ontvangen
en vervolgens publieke toegankelijkheid tot de resultaten beperkt is. Wat de leden
van de SP-fractie betreft is dit een eerste stap richting maatschappelijk verantwoord
licentiëren waarbij de samenleving optimaal profiteert van de opbrengsten van resultaten
die met behulp van publieke financiering tot stand komen.
Deze leden vragen hoe de Minister gaat voorkomen dat wetenschappers en fabrikanten
zich toch laten verleiden tot de aanvraag van patenten en of gedacht wordt aan prikkels
om deelname aan de patent pool voor hen aantrekkelijk te maken. Zo ja, welke? Op welke
wijze gaat de Minister zich daar in WHO-verband voor inzetten? Deelt de Minister de
mening dat de patent pool één van de instrumenten is om toegankelijkheid te verbeteren,
maar dat dwanglicenties ook altijd nog een optie moeten zijn, mochten partijen niet
willen meewerken?
De leden van de SP-fractie vinden het belangrijk dat er wereldwijd voldoende productiecapaciteit
is voor als er een vaccin beschikbaar is. Zij vragen hoe de Nederlandse inzet gaat
bijdragen aan de voorbereiding op de massale productie van het vaccin om te voorkomen
dat landen met lagere inkomens verstoken blijven van het vaccin. Tot slot vragen genoemde
leden in hoeverre de Minister het in het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken
(AIV)10 gestelde punt van samenwerking vanuit de WHO met lokale zorginstanties onderschrijft
en actief najaagt.
Antwoorden
Met de leden van de SP-fractie ben ik van mening dat voorkomen moet worden dat de
toegang tot en betaalbaarheid van een vaccin of geneesmiddel wordt belemmerd door
on-geëigende inzet van intellectueel eigendom. Tegelijk wil ik benadrukken dat we
private partners ook hard nodig hebben om tot succesvolle vaccinontwikkeling en productie
te komen. Ik heb steeds aangegeven dat deelname op vrijwillige basis moet gebeuren.
Iedere onderzoeksinstelling of onderneming weet hoe serieus deze crisis is en hoe
belangrijk het is om samen te werken bij het vinden en grootschalig produceren van
vaccins of andere therapeutische middelen. Zoals altijd zijn dwanglicenties last-resort-instrumenten
om partijen te dwingen onder redelijke voorwaarden samen te werken, wanneer zij het
publiek belang met hun handelen schaden.
Wat betreft de vraag die betrekking heeft op het advies van de Adviesraad Internationale
Vraagstukken (AIV) merk ik op dat het kabinet dit advies in beraad heeft en zo spoedig
mogelijk met een reactie hierop zal komen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake de inbreng van Nederland tijdens
de WHA.
Deze leden zijn van mening dat een COVID-19-medicijn en -vaccin voor iedereen ter
wereld toegankelijk moet worden gemaakt en is van mening dat een patent pool hierbij
cruciaal is. Zij hebben vragen over de door Nederland ingenomen positie met betrekking
tot een patent pool, en zouden deze vragen graag opgehelderd zien.
Wat is nu de positie van Nederland met betrekking tot steun aan een patent pool zoals
voorgesteld door Costa Rica en de WHO? Is de Minister overtuigd van de positieve impact
van non-exclusieve licentiëring en het delen van kennis op de ontwikkeling, productie
en toegankelijkheid van de benodigde COVID-19-technologiën?
De Minister heeft toegezegd om voorafgaand en tijdens de jaarlijkse vergadering van
de WHO leiderschap te tonen en zich expliciet uit te spreken voor een wereldwijde
pool en de WHO hierbij actief steunen. Op welke wijze is hierin leiderschap getoond?
Wat is de rol geweest van Nederland in de discussie over het concrete voorstel van
Costa Rica en de WHO? Welke positie nam Nederland in? Zal de Minister tijdens de WHA
het principe van non-licentiëring met betrekking tot COVID-19-technologieën verdedigen
en andere landen overtuigen zich aan te sluiten bij een patent pool?
Hoe verhoudt de zinsnede dat een patent pool alleen van meerwaarde is als voldoende
landen meedoen zich tot de gedane toezegging dat Nederland zich expliciet uit zal
spreken voor het opzetten van een patent pool? Steunt Nederland de oprichting van
een patent pool, of steunt Nederland de oprichting van een patentpool enkel als voldoende
andere landen dat ook doen? Welke stappen heeft Nederland ondernomen om andere landen
en organisaties bij het initiatief te betrekken? Kan een overzicht worden gegeven
van de landen die Nederland hierover heeft gecontacteerd en op welke wijze dit is
gebeurd?
Daar de Minister van mening is dat een patent pool alleen meerwaarde heeft als zoveel
mogelijk partijen eraan deelnemen, is de Minister dan ook bereid deelname van private
partijen te stimuleren door deelname aan een patent pool als voorwaarde te stellen
aan Nederlandse en Europese publieke investeringen in onderzoek naar een COVID-19-vaccin
en -medicijn?
Antwoorden
De vragen van de leden van de PvdA-fractie betreffen het initiatief van Costa Rica
om te komen tot een wereldwijde pool voor Covid-19-technologieën. Ik verwijs hiervoor
allereerst wat ik hierover in antwoord op vragen van leden van de fracties van D66,
GroenLinks en SP heb geschreven.
Ik ben van mening dat deelname aan de patent pool op vrijwillige basis moet gebeuren.
Private partners zijn belangrijk bij het vinden van een vaccin, het financieren daarvan,
of het op grote schaal produceren daarvan. Wanneer zij publieke middelen ontvangen
zal daarbij steeds bezien moeten worden onder welke voorwaarden dat kan gebeuren.
Ook private partners zijn doordrongen van hun verantwoordelijkheden in deze crisis.
Dergelijke ontwikkelingstrajecten vinden ook vrijwel nooit plaats op basis van alleen
publieke investeringen. Daarom zal een dergelijke voorwaarde niet altijd de beste
manier zijn.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier