Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Lodders en Van Wijngaarden over het bericht ‘Grote verschillen tussen rechters bij beoordelen van fiscale zaken’
Vragen van de leden Lodders en Van Wijngaarden (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën en de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht «Grote verschillen tussen rechters bij beoordelen van fiscale zaken» (ingezonden 9 maart 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst),
mede namens de Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 19 juni 2020). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2252.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Grote verschillen tussen rechters bij beoordelen van
fiscale zaken»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van het onderzoek waaruit naar voren komt dat belastingbetalers bij de
ene rechtbank meer kans hebben om te winnen dan bij de andere?
Antwoord 2
In zijn antwoorden op vragen van het lid Groothuizen d.d. 27 maart jl.2 heeft de Minister voor Rechtsbescherming aangegeven ermee bekend te zijn dat Nederlandse
gerechtelijke uitspraken met toepassing van kunstmatige intelligentie worden geanalyseerd.
Daarbij is ook aan de berichtgeving over dit onderzoek van Deloitte gerefereerd. In
dezelfde antwoorden is uiteengezet dat het percentage van het aantal gerechtelijke
uitspraken in Nederland dat online wordt gepubliceerd tussen 2–3% ligt. Uit het artikel
in het Financieel Dagblad van 5 maart jl. en uit navraag bij Deloitte3 volgt dat het onderzoek waaraan in de berichtgeving wordt gerefereerd heeft plaatsgevonden
op basis van op rechtspraak.nl gepubliceerde zaken en derhalve op basis van een zeer
gering deel van alle uitspraken. Daarnaast is niet duidelijk wanneer gesproken kan
worden van het winnen van een zaak. Daarbij is onder meer relevant dat het voorkomt
dat één van de partijen (alleen) op een voor die partij ondergeschikt punt in het
gelijk wordt gesteld. Een beroep kan dan gegrond zijn, terwijl van het «winnen» van
een zaak in de beleving van betrokkene in een dergelijk geval geen sprake zal zijn.
Het voorgaande maakt dat de Minister voor Rechtsbescherming de conclusie, dat belastingbetalers
bij de ene rechtbank meer kans hebben om te winnen dan bij de andere, niet op basis
van de berichtgeving over dit onderzoek onderschrijft.
Vraag 3
Wat zegt dit onderzoek en de uitkomst over de uniformiteit van regels en met name
over de toepassing van regels?
Antwoord 3
Zie het antwoord op vraag 2. Overigens kunnen er diverse redenen zijn voor verschillen.
Zo doet de rechtbank Noord-Holland de Douanezaken voor heel Nederland en doen zich
in grensgebieden relatief veel zaken voor over de belasting van personenauto’s en
motorrijwielen.
Vraag 4
Kan uit het onderzoek worden afgeleid dat er een gebrek is aan rechtseenheid voor
belastingbetalers? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Uit de berichtgeving over het onderzoek kan niet worden afgeleid dat er een gebrek
is aan rechtseenheid. Zie het antwoord op vraag 2 en vraag 3. In aanvulling daarop
kan worden opgemerkt dat regelgeving soms ruimte laat voor diverse interpretaties.
Dat vindt zijn weerslag in de uitspraken van rechters en raadsheren.
Vraag 5
Welke stappen heeft u gezet om rechtseenheid tussen rechtscolleges op het gebied van
belastingrechtspraak te garanderen?
Antwoord 5
Zie het antwoord op vraag 4. De Minister voor Rechtsbescherming vindt rechtseenheid
belangrijk. Onafhankelijkheid en maatwerk van rechters in rechtszaken is een groot
goed. Tegelijkertijd mogen rechtzoekenden enige voorspelbaarheid verwachten in vergelijkbare
zaken. Het is aan de Rechtspraak zelf om deze rechtseenheid te bewaken en daarbij
in vonnissen goed te motiveren waarom bijvoorbeeld wordt afgeweken van eerdere jurisprudentie.
Ontwikkelingen als de toepassing van kunstmatige intelligentie bieden de Rechtspraak
nieuwe kansen en uitdagingen. De Minister voor Rechtsbescherming blijft hierover graag
met de Rechtspraak in overleg.
Vraag 6
Kunt u in gesprek gaan met de commissie rechtseenheid bestuursrecht om de rechtseenheid
in belastingzaken te bevorderen?
Antwoord 6
De Minister voor Rechtsbescherming ziet op dit moment geen aanleiding om daarover
het gesprek aan te gaan. Zie ook het antwoord op vraag 5. De Commissie rechtseenheid
bestuursrecht is een informeel en intern regulier overleg tussen de vier hoogste rechtscolleges
om op het gebied van het bestuurs(proces)recht de rechtseenheid tussen de vier hoogste
bestuursrechters te bevorderen. Het gaat hier dus niet om rechtseenheid tussen lagere
rechters. Gelet op het interne karakter van deze commissie is zij niet een gesprekspartner
van de overheid. Voor wat betreft belastingzaken heeft de Hoge Raad als cassatierechter
de taak om voor rechtseenheid zorg te dragen.
Vraag 7
In hoeveel procent van de rechtszaken die belastingbetalers aanspannen wint de belastingbetaler
(graag een uitsplitsing per gerechtelijke instantie en per belasting en over de afgelopen
10 jaar)?
Antwoord 7
Deze informatie is niet beschikbaar. Daarbij is onder meer relevant dat, zoals in
het antwoord op vraag 2 reeds is aangegeven, het voorkomt dat één van de partijen
(alleen) op een voor die partij ondergeschikt punt in het gelijk wordt gesteld. Een
beroep kan dan gegrond zijn, terwijl van het «winnen» van een zaak in de beleving
van betrokkene in een dergelijk geval geen sprake zal zijn. Mede gezien het voorgaande
zou een antwoord op deze vraag diepgaand en arbeidsintensief jurisprudentieonderzoek
vergen.4
Vraag 8
Herinnert u zich het antwoord van uw voorganger op de vragen van het lid Lodders5: «...merk ik op dat de rechten van belastingbetalers in Nederland goed zijn geborgd.
In Nederland is veel aandacht besteed aan een zorgvuldige vormgeving van de juridische
relatie tussen belastinginspecteur en ontvanger aan de ene kant en belastingplichtigen
aan de andere kant.»?
Antwoord 8
Ja.
Vraag 9
Kunt u een verklaring geven voor het feit dat u aan de ene kant stelt dat de rechten
van belastingbetalers goed zijn geborgd en aan de andere kant dit onderzoek bevestigt
dat er wel degelijk grote verschillen zijn in de toepassing van de regels?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vraag 2 en vraag 3.
Vraag 10
En hoe duidt u de verschillende recente voorbeelden zoals de kinderopvangtoeslagproblematiek,
het bijhouden van een niet toegestane zwarte lijst en het onterecht niet uitbetalen
van invorderingsrente waarbij waar belastingbetalers en toeslagenontvangers onterecht
zijn «vermalen» door de eigen overheid in relatie tot de positie van de belastingbetaler?
Antwoord 10
De in de vraag genoemde zaken zijn zeer pijnlijke voorbeelden van het handelen van
de Belastingdienst. Het vertrouwen in de Belastingdienst wordt hierdoor geschaad.
Het is de bedoeling om toe te werken naar een cultuur binnen de Belastingdienst waarbij
dit soort signalen veel eerder met elkaar én met de buitenwereld worden gedeeld en
dat kan worden besproken hoe tot een oplossing kan worden gekomen. In de brief van
11 januari jl. heeft de Minister van Financiën geschetst op welke gebieden er hiervoor
interventies noodzakelijk zijn.6 Daarnaast is in de brief van 28 april jl. over de Fraude Signalering Voorziening7 aangekondigd dat de mogelijkheden worden onderzocht voor extern toezicht bij de Belastingdienst
waar de genoemde voorbeelden aan de orde kunnen komen. In laatstgenoemde brief is
voorts aangegeven dat het interne toezicht op twee manieren wordt versterkt. Allereerst
doordat de Functionaris voor Gegevensbescherming meer slagkracht krijgt en daarnaast
doordat de functie van de privacy-officer van de Belastingdienst wordt versterkt.
Vraag 11
Hoe verklaart u het sinds 2013 afnemend aantal belastingbetalers dat een zaak wint
bij de rechtbank in vergelijking met het eerder onder vraag 8 genoemde antwoord?
Antwoord 11
Zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 12
Welke stappen bent u voornemens te zetten om het voor de belastingbetaler inzichtelijker
te maken wanneer procederen tegen de Belastingdienst wel zin heeft?
Antwoord 12
Het is niet mogelijk om in zijn algemeenheid de vraag te beantwoorden wanneer procederen
tegen de Belastingdienst zin heeft, in de zin dat een belastingplichtige gelijk zal
krijgen. Dat hangt namelijk altijd af van de feiten en omstandigheden van het concrete
geval.
Vraag 13
Welke EU-landen hebben reeds een handvest met de rechten van belastingplichtigen,
een handvest dat belastingplichtigen meer duidelijkheid moet geven in de strijd tegen
een soms log overheidsapparaat dat veel meer middelen ter beschikking heeft om de
rechtszaak naar zich toe te trekken?
Antwoord 13
Als met de vraag wordt gedoeld op de door de Europese Unie (EU) opgestelde Europese
code voor de belastingplichtige waarin een aantal kernbeginselen zijn geformuleerd
en een overzicht wordt gegeven van de belangrijkste bestaande rechten en verplichtingen
die van toepassing zijn op de relatie tussen de belastingplichtige en de belastingdienst
en dat voor de EU-lidstaten als model kan dienen , kan ik aangeven dat ik geen overzicht
heb van de EU-lidstaten die gebruikmaken van deze (niet-bindende) richtsnoeren. Nederland
maakt hier niet gebruik van (zie ook het antwoord op vraag 14).
Vraag 14
Deelt u de mening dat gezien de uitkomsten van het onderzoek van Deloitte en de schrijnende
zaak rond de kinderopvangtoeslag, ook de Nederlandse belastingbetaler baat heeft bij
een handvest met de rechten van belastingbetalers? Bent u alsnog bereid om een handvest
voor de rechten van de belastingbetaler op te stellen zoals eerder gevraagd in schriftelijke
vragen van het lid Lodders10? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Nee, met mijn voorganger ben ik namelijk van mening dat in Nederland reeds veel aandacht
is besteed aan een zorgvuldige vormgeving van de juridische relatie tussen belastinginspecteur
en ontvanger aan de ene kant en belastingplichtigen aan de andere kant en dat de rechten
van belastingbetalers in Nederland goed zijn geborgd. Ik verwijs naar de beantwoording
van vragen 2, 3, en 4 gesteld door het lid Lodders.11 Daar waar er een rechtstekort zou bestaan, is het zinvoller om een oplossing hiervoor
te regelen bij of krachtens wet, dan om een handvest op te stellen dat slechts richtsnoeren
bevat. In dit kader ben ik benieuwd met welke onderzoeksresultaten en aanbevelingen
de Adviescommissie praktische rechtsbescherming in belastingzaken gaat komen. Deze
adviescommissie richt zich op de vraag of vanuit het perspectief van burgers en kleine
ondernemers de rechtsbescherming in belastingzaken in de praktijk als toereikend wordt
ervaren en onderzoekt of er verbeteringsmogelijkheden zijn in de uitvoering daarvan.
Overigens wordt tot slot opgemerkt dat de problematiek rondom de kinderopvangtoeslag
losstaat van de rechtspositie van een belastingplichtige.
Vraag 15
Deelt u de mening dat, zoals ook uit het artikel blijkt, er voldoende reden is tot
vervolgonderzoek? Zo ja, bent u voornemens dit onderzoek te gaan uitvoeren en hoe
wordt dit onderzoek vormgegeven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
Nee. Zie ook onder meer het antwoord op vraag 2.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.