Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Den Boer, Paternotte en Van Eijs over de berichten dat studenten boetes ontvangen voor groepsvorming in eigen huis
Vragen van de leden Den Boer, Paternotte en Van Eijs (allen D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de berichten dat studenten boetes ontvangen voor groepsvorming in eigen huis (ingezonden 29 april 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 18 juni 2020).
            Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2840.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met de berichten «Vijf studenten op hun eigen balkon: toch 400 euro
               boete»1 en «Coronaregels verwarren grotere woongroepen: Zijn we nu een huishouden of niet?»?2
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Klopt het dat het verbod op groepsvorming en de verplichting om anderhalve meter afstand
               te houden, gericht zijn op de publieke ruimte, zoals toegelicht door de voorzitter
               van het Veiligheidsberaad in de brief «Handhaving maatregelen Covid-19 en studentenhuizen»?3
Antwoord 2
            
Ja. De aanwijzing van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 24 maart
               2020 luidde dat de voorzitters van de veiligheidsregio’s een verbod moesten instellen
               op al dan niet toevallige groepsvorming in (bepaalde delen van) de publieke ruimte.
               De toelichting op artikel 2.2 van de modelnoodverordening die de voorzitters van de
               veiligheidsregio’s daarop hebben vastgesteld en die ook in de veiligheidsregio Hollands
               Midden is doorgevoerd, verwijst daarnaar.
            
Vraag 3
            
Hoe verhoudt deze duiding van de voorzitter van het Veiligheidsberaad zich tot de
               beboeting van studenten voor samenkomst buiten de publieke ruimte? Is er in de situaties
               waarin studenten een boete kregen op basis van de noodverordeningen gebruik gemaakt
               van advisering of waarschuwing voordat de politie tot beboeting over ging?4 Acht u deze beboeting proportioneel?
            
Antwoord 3
            
Bij de beantwoording van deze vraag reageer ik tevens op de aangenomen motie-Van Haga/Hiddema
               over studenten die boetes krijgen in hun eigen studentenhuis omdat zij geen «gezamenlijk
               huishouden» zijn5. In deze motie wordt de regering verzocht ervoor te zorgen dat er op bovengenoemde
               grond geen coronaboetes meer worden uitgedeeld.
            
Het verbod op groepsvorming geldt, zoals bij de beantwoording van vraag 2 aangegeven,
               alleen in de publieke ruimte. In artikel 2.2, eerste lid, van de nadien op 8 mei 2020
               door de voorzitters van de veiligheidsregio’s opgestelde modelnoodverordening staat
               dat nu expliciet verwoord. Bovendien is hier bij de instructie voor de handhaving
               nogmaals op gewezen. Hiermee acht ik gevolg gegeven aan de motie.
            
De bovengenoemde boetes die zijn opgelegd in Leiden zijn ingetrokken, omdat achteraf
               is gebleken dat de noodverordening niet op juiste wijze is toegepast.
            
Vraag 4
            
Klopt het dat een boete op basis van de noodverordeningen leidt tot een aantekening
               op het strafblad? Acht u dit proportioneel in de situaties uit de nieuwsberichten?
            
Antwoord 4
            
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik uw Kamer naar de brief van 29 mei, waarin
               uw Kamer is geïnformeerd over de opvolging van de motie-Azarkan c.s.6 Zoals aangegeven in het notaoverleg veiligheid van 8 juni jl. wordt ook in de memorie
               van toelichting bij het wetsvoorstel Tijdelijke wet maatregelen COVID-19, dat onlangs
               voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State is toegezonden, op dit
               punt ingegaan. In het kader van de behandeling van het wetsvoorstel, wissel ik hierover
               uiteraard graag met uw Kamer van gedachten.
            
Vraag 5
            
Hoe zijn de politie en andere handhavers geïnstrueerd om de regels uit de noodverordeningen
               van de Veiligheidsregio’s te handhaven?
            
Antwoord 5
            
Het OM heeft voor de strafrechtelijke handhaving van de noodverordeningen een landelijk
               geldend beleidskader opgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten voor de handhaving vastgelegd.
            
Vraag 6
            
Deelt u de opvatting dat het onwenselijk is dat de voorschriften in verschillende
               gemeenten verschillend gehandhaafd worden?
            
Antwoord 6
            
Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven zijn de strafrechtelijke boetes die in
               bovengenoemde situatie zijn opgelegd ingetrokken. De systematiek van de Wet publieke
               gezondheid is zo dat de Minister van VWS voor de bestrijding van het coronavirus opdrachten
               kan geven aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s. Met de modelnoodverordening
               van de voorzitters van de veiligheidsregio’s en het landelijk geldend beleidskader
               van het OM dat is genoemd in de beantwoording van vraag 5, wordt gestreefd naar uniformiteit,
               ook in de handhaving. Dat neemt niet weg dat binnen deze systematiek ruimte is voor
               lokaal maatwerk en dat rekening gehouden kan worden met regionale omstandigheden en
               specifieke situaties, waardoor verschillen in de handhaving kunnen ontstaan.
            
Vraag 7
            
Hoe kunnen de gemeenteraden democratische controle uitoefenen over de handhaving van
               de maatregelen in hun gemeenten zolang de noodverordeningen van kracht zijn?
            
Antwoord 7
            
Democratische controle op strafrechtelijke handhaving, die plaatsvindt onder het gezag
               van de officier van justitie, vindt plaats in uw Kamer. In artikel 40 van de Wet veiligheidsregio’s
               is bepaald dat de voorzitter van de veiligheidsregio na afloop van een ramp of crisis
               van meer dan plaatselijke betekenis, in overeenstemming met de betrokken burgemeesters
               in de regio die deel uitmaken van het regionaal beleidsteam, schriftelijk verslag
               uitbrengt aan de gemeenteraden over het verloop van de gebeurtenissen en de besluiten
               die hij heeft genomen. De voorzitter van de veiligheidsregio beantwoordt, in overeenstemming
               met de betrokken burgemeesters, schriftelijk de vragen die de raden na ontvangst van
               het verslag stellen. Indien een gemeenteraad daartoe verzoekt, verstrekt de voorzitter
               van de veiligheidsregio na de procedure van schriftelijke verantwoording mondeling
               inlichtingen over zijn besluiten. Dat laatste impliceert dat de voorzitter van de
               veiligheidsregio in de desbetreffende gemeenteraad persoonlijk verantwoording moet
               afleggen. Dit ziet ook op eventuele bestuursrechtelijke handhavingsbesluiten die de
               voorzitter van de veiligheidsregio neemt. Ik verwijs wat dit betreft verder naar de
               beantwoording van eerdere vragen van de leden Den Boer en Sneller.7
Vraag 8
            
Indien men van mening is dat de boete onjuist is opgelegd, kan men hiertegen in beroep
               treden? Zo ja, hoe?
            
Antwoord 8
            
Wanneer betrokkene van mening is dat de strafbeschikking inhoudende een geldboete
               onjuist is opgelegd, kan verzet worden ingesteld bij de rechter.
            
Vraag 9
            
Bent u bereid om, in overleg met de voorzitters van de veiligheidsregio’s en experts
               van het RIVM, te kijken hoe de noodverordeningen beter kunnen aansluiten bij de dagelijkse
               realiteit van samenwonenden, bijvoorbeeld door de definitie van een huishouden in
               lijn te brengen met die van studenten en samengestelde gezinnen die keuken en sanitair
               delen?
            
Antwoord 9
            
Zoals aangegeven door de voorzitter van het Veiligheidsberaad in bovengenoemde brief
               is de uitzondering voor mensen die een «gezamenlijke huishouding» vormen bewust beperkt
               gehouden om te voorkomen dat inwoners van allerlei woongroepen, tehuizen en studentenhuizen
               zich in de publieke ruimte niet aan de 1,5 meter hoeven te houden. Ik zie op dit moment
               geen aanleiding om in het kader van de nu geldende noodverordeningen van de voorzitters
               van de veiligheidsregio’s daarover in gesprek te gaan, maar bij de totstandkoming
               van de tijdelijke wetgeving, die is aangekondigd in de brief van 1 mei 20208 aan uw Kamer, wordt bezien op welke wijze de wettelijke definities vorm moeten krijgen,
               waarbij ook de door u genoemde omstandigheden worden betrokken.
            
Vraag 10
            
Kunt u inzicht geven in het aantal boetes in alle regionale eenheden van de Nationale
               Politie sinds de inwerkingtreding van de anti-coronamaatregelen, in het bijzonder
               het aantal boetes op basis van de maatregelen aangaande groepsvorming?
            
Antwoord 10
            
Op peildatum 7 juni 2020 zijn er ongeveer 12.800 strafbeschikkingen uitgevaardigd
               vanwege overtreding van de noodverordeningen. Daarnaast worden nog 8.700 processen-verbaal
               beoordeeld door het OM.
            
Verdere uitsplitsing naar verschillende maatregelen, bijvoorbeeld groepsvorming, vergt
               een handmatige zoekslag in de processen-verbaal en is derhalve op korte termijn niet
               mogelijk.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.