Verslag van een notaoverleg : Verslag van een notaoverleg, gehouden op 8 juni 2020, over veiligheid
29 517 Veiligheidsregio’s
Nr. 192
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Vastgesteld 18 juni 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 8 juni 2020 overleg gevoerd
met de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid, over:
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 22 november 2019 inzake uitkomsten
van de onderzoeken naar de gevaarzetting van nat vuurwerk in Ulicoten en de bestrijding
van vuurwerkbranden (Kamerstuk 29 517, nr. 182);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 8 mei 2020 inzake antwoord
op vragen commissie over onder andere uitkomsten van de onderzoeken naar de gevaarzetting
van nat vuurwerk in Ulicoten en de bestrijding van vuurwerkbranden (Kamerstuk 29 517, nr. 182) (Kamerstuk 29 517, nr. 191);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 9 maart 2020 inzake informatie
of met de gedeeltelijke opschorting van de toepassing van de e-screener Nederland
nog voldoet aan verplichtingen van de EU Richtlijn inzake de controle op de verwerving
en het voorhanden hebben van wapens (Kamerstuk 33 033, nr. 27);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 26 maart 2020 inzake evaluatie
WODC over de Kwaliteitsimpuls politieonderwijs t.b.v. het Caribisch deel van het Koninkrijk
(Kamerstuk 29 628, nr. 941);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 31 maart 2020 inzake informatie
over de stand van zaken van het Programma Vernieuwend Registreren (PVR) en het tijdpad
van de ICT-vernieuwing bij de politie. (Kamerstuk 29 628, nr. 942);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 3 april 2020 inzake reactie
op verzoek commissie over het NRC-bericht d.d. 9 maart «Een nieuwe man bij de brandweer,
maar de machocultuur blijft». (Kamerstuk 29 517, nr. 190);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 3 april 2020 inzake maatregelen
politie naar aanleiding van het coronavirus (Kamerstuk 29 628, nr. 943);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 9 april 2020 inzake stand
van zaken coronamaatregelen in de justitie-, veiligheids- en migratieketen (Kamerstuk
35 300 VI, nr. 116);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 10 april 2020 inzake stand
van zaken C2000 (Kamerstuk 25 124, nr. 103);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 21 april 2020 inzake audit
Wet politiegegevens (Kamerstuk 33 842, nr. 5);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 23 april 2020 inzake stand
van zaken coronamaatregelen in de justitie-, veiligheids- en migratieketen (Kamerstuk
35 300 VI, nr. 126);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 28 april 2020 inzake contouren
van het basispolitieonderwijs (Kamerstuk 29 628, nr. 946);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 6 mei 2020 inzake herziening
van de Wet wapens en munitie (Kamerstuk 33 033, nr. 28);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 27 mei 2020 inzake verslag
een schriftelijk overleg over de nationale veiligheid (Kamerstuk 29 628, nr. 947);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 27 mei 2020 inzake toezegging
over toezending van een afschrift van de brief aan de Korpschef over het verwerken
van persoonsgegevens tijdens de screening (Kamerstuk 35 170, nr. 16);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 29 mei 2020 inzake eerste
halfjaarbericht politie van 2020 (Kamerstuk 29 628, nr. 948);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 5 juni 2020 inzake veiligheid
van boa's (Kamerstuk 29 628, nr. 958);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 5 juni 2020 inzake beleidsreactie
inzake beleidsdoorlichting multisystemen 2012–2018 (Kamerstuk 33 199, nr. 35);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 5 juni 2020 inzake stand
van zaken C2000 (Kamerstuk 25 124, nr. 104).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
Voorzitter: Van Meenen
Griffier: Burger
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Azarkan, Van Beukering-Huijbregts, Buitenweg,
Van Dam, Van der Graaf, Kuiken, Van Meenen, Van Raak, Van der Staaij en Yeşilgöz-Zegerius,
en de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 9.31 uur.
De voorzitter:
Ik open dit notaoverleg van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid met als
onderwerp veiligheid. Ik heet de Minister, zijn ambtenaren, de leden en ieder die
ons ondersteunt of bekijkt van harte welkom. We hebben dit overleg staan tot 13.30
uur, met tien sprekers die elk vijf minuten spreektijd hebben. Ik weet uit ervaring
met deze commissie dat het dan écht lastig wordt om de tijd te halen. Ik zou daarom
willen voorstellen om met twee interrupties te beginnen, temeer omdat de Minister
om 13.00 uur een conferencecall heeft waar hij niet kan ontbreken en die ongeveer een kwartier gaat duren. Dat is heel vervelend, maar we gaan voor
die tijd het maximale doen aan de veiligheid in dit land. Ik meld dat mevrouw Van
der Graaf en mevrouw Kuiken hebben laten weten dat ze iets later komen. Van mevrouw
Helder weet ik dat niet. Zij zou de eerste spreker zijn, maar dat is ze nu dus niet.
Nu is dat mevrouw Yeşilgöz van de VVD. Ik geef u het woord.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Fijn dat we hier zo met elkaar kunnen zitten en het debat
kunnen voeren.
Voorzitter. Ik wil hier graag beginnen met het uitspreken van mijn waardering voor
onze agenten, handhavers en andere hulpverleners in deze hele rare tijden. Zij werken
heel hard voor onze veiligheid en onze gezondheid. Ik neem elke gelegenheid om ze
daarvoor te danken.
Voorzitter. Er staan een hoop punten op de agenda. Ik zou mij graag willen focussen
op de boa's, de handhavers, de politie en de brandweer. Ik begin met de boa's. Daar
hebben we het de afgelopen tijd veel met elkaar over gehad. Dat heeft ermee te maken
dat onze boa's, handhavers en toezichthouders fors te maken hebben gehad met geweld.
Ze werden belaagd, geschopt, geslagen. Dat is natuurlijk absoluut onacceptabel. Ik
ga ervan uit dat de daders en de ophitsers, de lui die eromheen staan en de boel filmen,
stevig worden aangepakt. Ik zou de Minister graag willen herinneren aan zijn toezegging
van een paar weken geleden over de toestand op het strand in IJmuiden. Daar hebben
we toen ook vragen over gesteld, ook of iedereen die daar in beeld was, opgepakt is
en of alle ouders van de aanwezige minderjarigen bezocht zijn. De Minister zei: daar
kom ik nog op terug via de politie. Ik herinner hem hier langs deze weg nog even aan.
Voorzitter. Boa's die in de openbare ruimte bijvoorbeeld de coronaregels moeten handhaven,
moeten zichzelf kunnen verdedigen. Wat de VVD betreft gebeurt dat met een wapenstok
en pepperspray, uiteraard mits ze daar goed voor opgeleid zijn. De Minister kwam afgelopen
vrijdag met een brief waarin hij enigszins tegemoetkomt aan de wens van de boa's,
en hierbij ook van de VVD. Ik heb nog wel wat vragen over de brief van de Minister
en de ideeën die daarin staan, met name over wat deze in de praktijk betekenen.
Wat betekent het concreet dat veiligheidsrisico's meer maatgevend zijn? Wat houdt
dat concreet in? Hoe worden die vervolgens beoordeeld? Wat houdt concreet in dat de
lokale overheid een rol krijgt in de beoordeling van de veiligheid van boa's? Wij
hadden graag gezien dat het lokale gezag, de lokale driehoek, daar een bepalende stem
in zou krijgen en dat daar de verantwoordelijkheid belegd zou worden. Daar heeft de
Minister, als ik het goed lees, niet voor gekozen. Ik krijg graag van hem een reactie
op wat er concreet wel of niet gaat gebeuren. Waarom kiest de Minister voor het inzetten
van een korte wapenstok in plaats van de uitschuifbare? De uitschuifbare wapenstok
heeft een meer de-escalerend effect en als deze goed wordt ingezet, hoeft er minder
vaak mee geslagen te worden. Waarom doen we het niet in één keer goed en beginnen
we met een korte wapenstok, waarvan we de nadelen ook kennen? Nogmaals, dit zeg ik
allemaal vanuit het idee dat het zou gaan om handhavers die bevoegd en bekwaam zijn.
Maar dat spreekt inmiddels voor zich, zo mag ik hopen. Vervolgens zou ik ook willen
weten wanneer de concrete voorstellen van de Minister ingaan. De urgentie is er nu,
buiten op straat. Dus wanneer gaan ze in? Waarom wordt nu niet gekozen voor pepperspray
en wordt er gesproken over pilots aan het einde van dit jaar? Waarom eigenlijk zo
langzaam?
Voorzitter. In het verlengde hiervan wil ik ook even stilstaan bij groene boa's. Zij
staan er vaak alleen voor in buitengebieden, waar zij overtredingen en criminaliteit
moeten bestrijden en moeten handhaven. Het gaat ook heel vaak over drugscriminaliteit.
Groene boa's hebben momenteel wel te maken met enorme bureaucratie en wat mij betreft
niet-transparante regelgeving. We kennen voorbeelden van groene boa's die veertien jaar lang zichzelf
kunnen verdedigen met verdedigingsmiddelen waarna er wordt gezegd: je hebt die verdedigingsmiddelen
heel lang niet hoeven gebruiken, dus we halen die weer weg. Dat lijkt me de omgekeerde
wereld. Je zou willen dat die middelen dienen om te de-escaleren, dat die boa's die
juist niet hoeven te gebruiken. Maar het lijkt erop dat groene boa's, of ook andere
boa's, dan vervolgens daarvoor bij wijze van spreken gestraft worden als wordt gezegd:
nou, als je ze niet hebt hoeven te gebruiken, dan heb je ze blijkbaar niet nodig.
Dat lijkt me niet een conclusie die we kunnen trekken. Ik zou graag van de Minister
de toezegging willen dat hij wellicht voor de zomer nader ingaat op het aspect van
de groene boa's.
Voorzitter, ik heb nog een minuut. Daarin wil ik...
De voorzitter:
Nou, inmiddels niet meer.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Inmiddels niet meer. Dan nog wel even een heel belangrijk punt over de communicatie
tussen hulpdiensten, over C2000. Ik heb de brief van de Minister gelezen. De geluiden
die wij ontvangen van agenten op straat, geven aan dat het nog steeds niet goed functioneert.
Ik wil graag dat de Minister daar nog op ingaat, ook in relatie tot de boa's. Dezen
zijn daar vaak niet op aangesloten, waardoor zij slecht kunnen communiceren. Dus graag
daar nog een reactie op.
Voorzitter. De politie heeft ook andere ondersteuning nodig om zichzelf beter te kunnen
verdedigen. Ik wil graag weten of inmiddels al die spuugmaskers voor iedereen beschikbaar
zijn. En ik krijg graag de bevestiging dat het proces voor de aanschaf van de tasers
door het hele coronagebeuren niet vertraagd is.
Voorzitter. Ik wil ten slotte stilstaan bij de brandweer. We hebben een hele stevige
brief van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers gekregen.
De voorzitter:
U moet gaan afronden.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik wil graag ermee afronden dat ik daarop een reactie van de Minister wil.
De voorzitter:
Heel goed. Fijn. Dat zag ik niet aankomen. Dank u wel. Ik kan ondertussen melden dat
mevrouw Helder zich vanochtend heeft afgemeld. Dat was mij nog even niet bekend. Ze
heeft zich moeten afmelden.
Er is nog een interruptie voor u, van mevrouw Buitenweg.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik dacht: dan gun ik u wat meer spreektijd, maar dan binnen de geoorloofde spreektijd.
Ik snap heel goed de wens om ervoor te zorgen dat de boa's die voor ons naar voren
treden, zich kunnen verdedigen. Tegelijkertijd maak ik me er wel zorgen over hoe op
een gegeven moment steeds meer een soort gemeentelijke politie aan het ontstaan is
naast een justitiële politie. Hoe ziet de VVD deze ontwikkeling? Vindt zij dat ook
onwenselijk? En, als de VVD het met mij eens is, hoe zorgen we ervoor dat dat niet
gebeurt?
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Een terechte vraag, want toezichthouders, handhavers hebben een ander vak, een andere
taak. En wij als VVD zitten er ook niet op te wachten dat zij heel veel politietaken
overnemen; daar pleiten wij ook niet voor. Alleen, er is de praktijk van dit moment.
Feitelijk is het zo dat zij, bijvoorbeeld voor het handhaven van de coronaregels,
naar voren worden gestuurd en die regels moeten handhaven. Dus in de praktijk nemen
zij nu bepaalde taken over. De groene boa's doen dat bijvoorbeeld in gebieden waarvan
we weten dat de politie daar minder aanwezig is. Dat is dus de huidige praktijk. Ik
zou dus, samen met mevrouw Buitenweg en iedereen die het ermee eens is, willen kijken
hoe we het beter vorm kunnen geven, zodat onze agenten veel meer in die wijken aanwezig
kunnen zijn. Ik denk dat wij die behoefte delen. Maar nu wil ik er in ieder geval
voor zorgen dat vanwege de urgentie die er nu op straat is, aan de boa's die er nu
mee te maken hebben en die bevoegd en bekwaam zijn, de middelen worden gegeven om
zichzelf te kunnen verdedigen. Dat is – daarmee rond ik af, voorzitter – nog steeds
een andere taak dan wat de politie met dat soort middelen zou doen: die gaat op heftige
situaties af. Ik pleit er hier nu voor dat boa's, handhavers zichzelf kunnen verdedigen.
Dat is dus een andere taak. Maar ik deel de zorg van mevrouw Buitenweg. Ik hoop dat
we samen kunnen optrekken.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dat is helder. Ik wil toch nog één verduidelijking. Ik zie ook dat er in de afgelopen
jaren veel op de politie is bezuinigd, met als gevolg dat er minder tijd is in de
wijk. We zien ondertussen dat er meer behoefte is aan handhavers in de wijk. Ik wil
weten of we ook samen kunnen optrekken om zeker te weten dat de uren in de wijk van
de agenten, van de politiemensen, ook worden uitgebreid, ook in een volgende periode.
Is de VVD dat met mij eens?
De voorzitter:
Mevrouw Yeşilgöz, kort graag.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik denk dat ik een heel end met mevrouw Buitenweg mee kan. Ik ben het ermee eens.
We investeren nu ook 300 miljoen in de politie om de capaciteit te versterken. Maar
de uitdagingen in de wijk zijn me heel erg helder. Ik deel dus de oproep van GroenLinks.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Buitenweg van GroenLinks.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Op politiebureau Hoefkade is sprake van ernstige
discriminatie, geweld, ongewenste omgangsvormen en groepscultuur onder politieagenten.
Dat was de conclusie van een intern onderzoek. Teamchef Fatima Aboulouafa is een van
de mensen die de moed heeft gehad om dat aan te kaarten. Dat is moeilijk, want het
gaat om collega's met wie je dag en nacht werkt, in een omgeving waarin je blind op
elkaar moet kunnen vertrouwen. Zij heeft die moed opgebracht. Dat is onafhankelijk
vastgesteld. Maar waar is zij nu? Zij heeft de politie verlaten omdat zij bang is
dat zij teruggepakt zal worden.
Voorzitter. Om een veilige omgeving te creëren moet de leiding klip-en-klaar heel
duidelijk maken dat discriminatie onaanvaardbaar is, maar dat gebeurt niet. Wel in
woorden, maar niet in daden. Er heerst een angstcultuur. Pestgedrag wordt niet aangepakt.
Dat hoor ik van heel veel agenten. Pas geleden is dat weer bevestigd. Want wat is
er gebeurd met de agenten die een arrestant mishandelden, logen in een proces-verbaal,
een video maakten over hoe die jongen kreupel door de gangen liep en die vervolgens
deelden in een appgroep van agenten? Zij zouden worden ontslagen, worden teruggezet
in rang, maar dat is niet gebeurd. Zij hebben strafvermindering gekregen. En waarom?
Omdat de leiding het niet goed had aangepakt. Als je porno kijkt onder diensttijd,
word je ontslagen. Maar met dit discriminerende geweld zijn ze dus goed weggekomen.
De Minister heeft een beheersverantwoordelijkheid. Hij kan niet aan de zijlijn staan.
We zien nu dat een klokkenluider met ruim 25 jaar politie-ervaring weg is en dat de
pesters zijn gebleven. Wat doet dat met de cultuur in een politiebureau? Je kunt gaan
werven wat je wilt onder mensen met een migratieachtergrond, of zelfs mooie theatervoorstellingen
maken zoals Rauw, die inzetten op verandering, maar als je dit niet aanpakt, stroomt
iedereen gelijk weer uit. Waarom doet de Minister geen aangifte bij het OM wegens
valsheid in geschrifte en buitenproportioneel geweld?
Voorzitter. Hoeveel agenten zijn eigenlijk vervolgd wegens geweldsincidenten? Wordt
dat op dit moment ergens geregistreerd? Ik denk dat het belangrijk is dat dit wel
gebeurt. De Rijksrecherche meldde dat er in 2019 fors minder schietincidenten waren.
Dat is goed. Vier mensen zijn overleden en twaalf zijn gewond geraakt. Maar dat is
niet het totale aantal mensen dat overlijdt terwijl ze onder de verantwoordelijkheid
van de politie zijn. Iemand die door een nekklem of een hersenbloeding komt te overlijden,
komt in deze statistieken niet voor. Is het niet zo dat vorig jaar negen mensen zijn
overleden terwijl ze onder de zorg van de politie waren? Let wel, ik zeg niks over
schuld. Klopt het dat er in zes van deze negen gevallen sprake was van verward gedrag,
en dat 43% van de mensen een niet-wit uiterlijk had? Mijn fractie wil graag dat het
OM over al deze zaken publiceert, niet alleen over de zaken waarin geschoten is. Steunt
de Minister dat?
Ik heb ook nog een feitelijke vraag aan de Minister. Is de Ambtsinstructie toepassing
geweld, die nu voorligt bij de Raad van State, letterlijk dezelfde die wij hier zagen
tijdens de behandeling van het wetsvoorstel geweldstoepassing opsporingsambtenaren?
Voorzitter. Agenten worden goed getraind. Dat is heel belangrijk, zodat zij geweld
proportioneel toepassen en bij incidenten de-escaleren. Heel veel van hen kunnen dat
ook goed. Daar heb ik echt veel respect voor. We weten allemaal dat vanwege roosterproblemen
de trainingen er nu te vaak bij inschieten. Nu zegt Minister dat de toetsen geweldsbeheersing
en aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden zijn opgeschort vanwege de corona.
De tandarts, de fysiotherapeut, de kapper: iedereen verzint manieren om op een veilige
manier zijn werk te doen, ook als dat inhoudt dat je elkaar aanraakt. De politie moet
mensen ook vaak op minder dan 1,5 meter naderen. Ik vind het afblazen van de trainingen
niet aanvaardbaar. Dan moet het maar op een alternatieve manier.
De voorzitter:
Dit was de afronding van een punt van u?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Van dit specifieke punt, ja.
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u van de heer Van Dam.
De heer Van Dam (CDA):
Ik begrijp het punt dat gemaakt wordt, zeker gelet op het feit dat mevrouw Buitenweg
lid is van GroenLinks. Dat vind ik heel logisch. We weten allemaal dat we continu
aandacht moeten hebben voor aspecten van racisme en het gebruik van geweld bij onze
politie. Daar moet de democratische controle in een rechtsstaat ook over gaan. Maar
ik heb er in die zin wat vragen over. We weten wat de maatschappelijke problematiek
is van dit moment. Die vindt haar oorsprong in een geweldsincident in Amerika ten
opzichte van een burger. Vreselijk. Maar is dit dan alles, is bijna mijn vraag. We
weten tegelijkertijd namelijk dat onze politie in overheidsland vooroploopt in diversiteitsbeleid,
in activiteiten om hier werk van te maken. Ze staat ook in december weer voorop –
ik rond zo af, voorzitter – bij de zwartepietendemonstratie. Wat moeten we fundamenteel
doen, met elkaar, om hier verandering in te brengen en om het niet alleen op het bord
van de politie te leggen?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik snapte de link met GroenLinks niet helemaal, want ik hoop dat het tegengaan van
discriminatie iets van ons allemaal is en niet per se van GroenLinks, hoewel mijn
partij zich er wel heel erg hard voor maakt. Ik snap heel goed het punt dat de heer
Van Dam wil maken. Binnen de korpsleiding doet men heel erg zijn best om discriminatie
aan te pakken. Dat erken ik ook. Ik zei dat het over woorden gaat. De voorstelling
Rauw heb ik zelfs twee keer gezien. Daarin gaat het ook over uitsluiting. Dus er worden
allerlei manieren bedacht om mensen aan te spreken om zich in te zetten voor de politie.
Maar ik zeg en zie dat er belangrijke vormen van uitsluiting, van discriminatie, van
discriminerend geweld voorkomen. Ik heb net een voorbeeld aangekaart. Daar wordt dan
niet ingegrepen. Die zaken zijn heel prominent. Ik vraag de heer Van Dam om mij een
aantal zaken te noemen waarin sprake was van discriminerend geweld, want dat komt
voor, waarin heel hard en duidelijk is opgetreden met de voorbeeldfunctie dat dit
niet aanvaard wordt. We zien in de praktijk dat een klokkenluider die het heeft aangekaart,
weg is gegaan omdat zij zich niet veilig voelt. We zien tegelijkertijd dat de agenten
die in dit geval iemand kreupel hebben geslagen, daar video's van hebben gemaakt en
ook nog valsheid in geschrifte hebben gepleegd, er met relatief makkelijke straffen
van afkomen. Dat is niet aanvaardbaar en dat geeft een heel verkeerd signaal.
De heer Van Dam (CDA):
Ik ga hier niet over individuele kwesties praten. Je weet namelijk niet precies wat
er allemaal speelt rond zo'n casus. Ik ben ook begonnen met te zeggen dat het een
issue is binnen de politie. Maar wat u doet met uw vraag, is focussen op de 2% of
3% van de mensen die zich inderdaad misdraagt, terwijl wij volgens mij veel meer de
oplossing moeten vinden bij de 97% van de dienders die zich hier ook te pletter aan
ergert, die zich ervoor schaamt en die het op straat mag opknappen omdat dit soort
beelden ontstaan. Volgens mij zit daar de oplossing. En daar zou ik GroenLinks in
mee willen krijgen.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dan is het toch jammer dat de heer Van Dam niet begrijpt wat ik hier probeer te doen.
Ik wil er best in meegaan dat inderdaad maar 2% of 3% verantwoordelijk is voor discriminerend
geweld. Het zijn overigens geen zaken waarvan we niet weten wat er aan de hand is,
want er is een intern onderzoek geweest, dat in dit geval echt wel helder heeft gemaakt
wat er aan de hand is. Het voorbeeld kon ik dus met recht en reden noemen. Maar het
feit is dat er heel veel meer agenten hebben aangegeven dat zij te maken hebben met
een angstcultuur, dat zij zich niet gesteund voelen, dat er pesters zijn die niet
aangepakt worden. Dat is vrij breed. Ik wil juist aan hun kant staan, aan de kant
van de mensen die gepest worden en die voelen dat zij zwak staan als de leiding niet
heel helder en hard optreedt tegen de mensen die discrimineren en pesten. Dat kan
best een klein aantal zijn, maar ik heb nog niet in de statistieken teruggezien dat
er tegen 2% tot 3% van de agenten maatregelen zijn genomen. Dus ja, het is vast een
klein aandeel, maar ik denk wel dat daar dan maatregelen tegen genomen moeten worden,
want anders laat je juist de mensen die zich willen inzetten voor een inclusief politiekorps
in de kou staan.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder. U heeft nog één minuut en zeventien seconden.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Die wil ik gebruiken om aandacht te besteden aan de boa's. We hebben inderdaad allemaal
de beelden gezien van vreselijke incidenten. Ik leef mee met alle handhavers die door
onze straten worden gestuurd met een schier onmogelijke opdracht, en die te maken
krijgen met geweld en een grote bek. De Minister zei in het vragenuurtje dat de coronaverboden
vrij helder zijn. Dat is rabiate onzin. Zelfs de Minister-President kende de regels
niet goed. Dat hebben we kunnen zien toen hij er op een zaterdagavond over ondervraagd
werd. Wij hebben met deze ingewikkelde regels de boa's flink in de problemen gebracht.
Het idee is dat burgemeesters kunnen besluiten om boa's uit te rusten met een korte
wapenstok, waarvoor ze dan wel goed getraind moeten worden, zoals mijn collega ook
zei. Net als een agent, lazen we. Maar de politietraining in coronatijd stelt niet
zo veel voor, zoals we ook hebben gezien. Welke harde trainingseis wordt er dus echt
gesteld aan boa's? En is het ook zo dat niemand een wapenstok kan aanraken voordat
die training goed is afgerond?
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Het woord is aan de heer Van Dam van het CDA.
De heer Van Dam (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Aan mij de uitdaging om 100.000 onderwerpen in vijf minuten
te bespreken. Daar ga ik nu aan beginnen. Ik zou van de Minister willen weten wat
in kabinetsverband de lijn is in de richting van de huidige maatschappelijke onrust.
Die onrust begrijp ik. Ik heb die aanhouding in Amerika ook gezien; vreselijk. Ik
zie ook wat er in Nederland allemaal gebeurt. Laten we blij zijn dat het nog niet
tot idiote situaties zoals in Brussel en Londen heeft geleid. Ik wil van de Minister
weten wat hij voorbereidt, ook met de burgemeesters en politie, om dat soort dingen
te voorkomen. Dit is een punt dat breder aangepakt moet worden. Als we het nu gaan
managen hebben we het ook weer bij de sinterklaasintocht, als die doorgaat. Wij moeten
in Nederland in gesprek met elkaar. Hoe is het kabinet voornemens dat te faciliteren?
Voorzitter. Ik heb drie punten die ik kort aan de orde wil stellen. In de eerste plaats
de ICT bij de politie. Dat is een onderwerp waar ik mij al langer mee bezighoud. In
de lijn van de commissie-Elias – daar probeer ik enigszins vanuit te werken – constateer
ik dat het aanmoddert bij de politie. We hebben destijds het Aanvalsprogramma gehad.
Ik heb toen vlak voor de zomer de Minister een beetje het mes op de keel gezet en
heb gezegd dat er een planning moest komen, omdat er na het Aanvalsprogramma niets
was. Nu zie ik dat er na twee jaar in het hele PVR, het Programma Vernieuwend Registreren,
nog maar één ding is, namelijk winkeldiefstal. En eind 2020 moet dat dan voor elkaar
zijn. We hebben het er eerder in een AO over gehad dat er gewoon een heldere agenda
en een heldere tijdsplanning moet komen, zodat wij als Kamer ook kunnen controleren
hoe dat ICT-programma loopt. Ik ben voornemens hier een motie over in te dienen.
Het tweede punt is de politiesterkte. Er gebeurt heel veel. Ik ben op zich niet ontevreden
dat de politieopleiding van drie naar twee jaar gaat, maar dat betekent wel dat in
het tweede jaar de stage en begeleiding van nieuwe dienders door zittende agenten
gerealiseerd moet worden. Er wordt een hele lichting uit gegooid – ik meen dat dat
lichting 41 van dit jaar is – om ruimte te maken om die opleiding te faciliteren.
Tegelijkertijd zien we dat er een nieuw pensioenakkoord is om iets te doen met de
zware beroepen. Mensen die ik nog ken uit mijn tijd bij de politie, zijn massaal aan
het voorsorteren op pensioen de komende tijd, om van die regeling gebruik te maken.
Waren dat misschien nou niet de mensen die die begeleiding in de praktijk voor hun
rekening hadden kunnen nemen?
Ik heb aan de Minister gevraagd om inzicht te krijgen in de sterkte. Vanmorgen hebben
we daar een brief over gekregen. Ik dacht: je drukt op een knop en dan heb je dat.
Maar toen dacht ik ook aan het rapport van de Algemene Rekenkamer, die ons onlangs
vertelde dat er weinig inzicht is bij de politie in hoe de sterkte in elkaar zit.
Ik wil per kwartaal een rapportage over hoe het gaat met de sterkte bij de politie
en hoe de prognose is voor de komende tijd. Het is essentieel dat we voldoende politie
hebben en houden. Ik vind het ook echt een kernactiviteit van de Kamer om daar toezicht
op te houden.
Tot slot, voorzitter. Voor dat laatste punt heb ik iets bij me om uit te reiken. De
Minister heeft eigenlijk een prima brief geschreven over PTSS en hoe hij dat gaat
aanpakken. Het is een onderwerp dat mij na aan het hart ligt, omdat het iedere diender
kan overkomen en het een soort ereplicht is dat we die mensen op een goede manier
bejegenen. Ik ben in gesprek gegaan met hen en ik ben erachter gekomen dat de voornemens
van de Minister prima zijn, maar dat je eigenlijk ook onder de oude regeling, de bestaande
regeling, al heel veel had kunnen doen. Het is heel erg belangrijk hoe mensen bejegend
worden door de eigen organisatie. Ik reik u een notitie uit waarin acht politiemensen
zelf hebben opgeschreven hoe zij bejegend worden. Ik kon het niet anders noemen dan
een buitensporige bejegening door het korps. Het begrip «buitensporigheid» is een
algemeen bekend begrip binnen de PTSS-aanpak. Als er op dat vlak niet iets verandert,
dan kan de Minister wel allerlei maatregelen nemen, maar dan komt er geen bal van
terecht. Daarom wil ik aan de Minister vragen hoe hij dat gaat veranderen. Zou het
niet tijd worden om te kijken naar Defensie? Ik weet dat een andere partij dit al
voorgesteld heeft, dus hier ben ik een beetje de jatmoos. Maar in ieder geval loopt
Defensie tien jaar voor op de politie als het gaat om PTSS-beleid. Defensie heeft
een groot deel van de werkzaamheden uitbesteed aan een loket bij het ABP, om daar
op een uiterst professionele manier dingen te doen. Dat zijn dus mijn twee vragen
aan de Minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is er nog een interruptie van de heer Azarkan voor u.
De heer Azarkan (DENK):
Ik sluit me in ieder geval aan bij de ervaringen die de heer Van Dam schetst maar
ook bij de constateringen ten aanzien van PTSS. Ook ik heb een behoorlijk aantal mensen
gesproken. Op dit moment wordt er vanuit het korps niet op een goede manier uiting
gegeven aan de inzet die ze gepleegd hebben en de rol die ze zouden kunnen vervullen
in relatie tot het feit dat ze eigenlijk buiten de organisatie worden geduwd en ze
jarenlang heel veel leed hebben. Ik ben het dus volledig eens met wat de heer Van
Dam hierover heeft gezegd.
Mijn vraag gaat over het eerste wat de heer Van Dam zei over diversiteit. Dat zei
hij in een interruptie. Hij zei dat Nederland vooroploopt als het gaat om diversiteit
en inclusie. Meneer Van Dam, waar blijkt dat uit?
De heer Van Dam (CDA):
Dank dat collega Azarkan ook nog aandacht besteedt aan PTSS. Ik denk dat het heel
erg van belang is dat ook door DENK wordt gezien dat daar veranderingen moeten plaatsvinden,
dus ik hoop dat ik daar ook steun voor krijg.
Ik heb volgens mij niet gezegd dat Nederland vooroploopt op het gebied van diversiteit.
Ik heb gezegd dat de politie in Nederland vooroploopt als het gaat om overheidsinstanties.
Ik durf dat wel te zeggen, gelet op de ambitie die de vorige korpschef heeft neergelegd
om gewoon percentages te noemen als het gaat om de vraag wat hij aan diversiteit wil
bereiken. Ik denk dat er weinig andere overheidsdiensten in Nederland zijn die dat
doen. Dan kijk ik ook naar de activiteiten die de politie in wijken onderneemt. Ik
vind het eigenlijk een rotwoord, maar de «culturele wasstraat» moet je ook noemen
als je het over bureau Hoefkade hebt. Er worden ook allerlei initiatieven genomen.
Er zijn hier partijen die struikelen over het feit dat de politie iftars mee organiseert.
Dat gebeurt ook. Gisteren of eergisteren kwam op social media het filmpje voorbij
van agenten die zich openlijk uitspreken over wat daar gebeurt. Dat gebeurt ook. Dus
ik durf te zeggen dat in Nederland – en excuus als ik daarover een misverstand heb
laten ontstaan, want ik zou niet weten of Nederland ten opzichte van andere landen
daarin vooroploopt; ik zou me er overigens niet over verbazen – de politie wat dat
betreft in alle opzichten een organisatie is die vooroploopt.
De heer Azarkan (DENK):
Ik ben het gewoon niet met de heer Van Dam eens qua inspanning. Ik vind het organiseren
van iftars een heel goed signaal. Ik heb ze regelmatig bijgewoond in Den Haag, maar
ook in Amsterdam. Dat is een goed signaal om in dialoog te blijven. Ik weet dat in
Amsterdam-Amstelland veelal het goede voorbeeld wordt gegeven, minder dan in voorgaande
jaren. Ik zie dat in de rest van Nederland echt niet terug. Mijn ervaring is dat er
te weinig wordt gedaan, bijvoorbeeld met het zwartboek van die 26 agenten. De Minister
heeft het elke keer over de kracht van het verschil, dat een aantal A4'tjes omvat.
Ik weet dat de Minister zegt dat er meer is. Ik zie op dit moment het signaal, zoals
met name collega Buitenweg van GroenLinks zei, dat een aantal mensen hier in Den Haag
zich misdraagt. Die krijgen daar een kleine straf voor, gaan daartegen in bezwaar
en dan wordt die straf gewoon weggehaald, terwijl de klokkenluider buiten de organisatie
wordt weggezet. Dan kunt u niet volhouden, zeg ik via u, voorzitter, aan de heer Van
Dam, dat we stappen aan het zetten zijn. Ik zou willen dat we dat konden doen. Dat
blijkt niet uit de resultaten.
De heer Van Dam (CDA):
Ik heb eerder een initiatiefnotitie ingediend over Onveilig buiten, veilig binnen,
dus als er iemand is die weet hoe er binnen de politie met mensen wordt omgesprongen
op een manier waarvan ik denk «hoe kun je het in je hoofd halen om zo achter je mensen
te staan», dan ben ik het. Dat geldt zowel als het gaat om bepaalde disciplinaire
onderzoeken – ik heb er nu bij wijze van spreken een aantal op mijn bureau liggen
waarbij ik mijn haren uit mijn hoofd trek dat het op deze manier gaat – maar het gaat
ook over een heleboel andere onderwerpen, en vast ook over mensen die iets melden
en naar buiten brengen. Maar het gaat mij – dat heb ik ook tegen mevrouw Buitenweg
gezegd en dat is een realiteit waar we absoluut iets mee moeten – om de discussie
over het verandering brengen in racisme en uitsluiting, en over het stellen van een
norm binnen de politie, bijvoorbeeld bij het staande houden van voertuigen. Het gaat
mij om de discussie over etnisch profileren, als niet het merendeel van de dienders
zegt: jongens, het behoort tot mijn professionaliteit dat ik een verhaal, een reden,
heb om op het knopje van het stopbord te drukken, en niet omdat ik denk «goh, er zit
iemand met een bepaalde huidskleur in». Daar ligt de oplossing voor dit probleem.
Daarmee wil ik niet mijn ogen sluiten voor misstanden – ik ben de eerste die die dolgraag
wil aanpakken – maar als we alleen maar focussen op de misstanden, dan verliezen we
de grote groep die werkelijk de verandering gaat brengen.
De voorzitter:
Voldoende?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik denk dat het daarom juist van belang is om geen karikatuur te maken van wat ik
bijvoorbeeld zeg, maar wat ook de heer Azarkan bedoelt. Het gaat er niet om dat je
zegt dat het overgrote deel van de politie niet deugt. Dat zal ik zeker niet zeggen.
Ik heb veel respect voor de politie en voor heel mensen die zich inspannen om Nederland
veiliger te maken. Ik wil niet in mijn schoenen geschoven krijgen dat ik, doordat
ik kritiek heb, zeg dat het merendeel van de dienders het werk niet goed doet. Maar
ik zie wel dat er aan de ene kant inderdaad een norm wordt gesteld, een streven, om
mensen met een migratieachtergrond binnen te krijgen, juist om het korps diverser
te maken. Ik zie tegelijkertijd dat door hoe de situatie intern is, de uitstroom van
mensen met een migratieachtergrond groter is dan de instroom. Dan is er toch iets
mis, vraag ik de heer Van Dam.
De heer Van Dam (CDA):
Ik deel volledig de zorg over de verhoogde uitstroom van mensen die met heel veel
moeite zijn binnengehaald. U zegt tegen mij dat ik van u geen karikatuur moet maken.
Maar als u in uw inbreng meer dan de helft daarvan betrekking laat hebben op een casus
aan bureau Hoefkade met een uitermate ongelukkige uitkomst voor degene die de kat
de bel aan heeft gebonden – of wat is het, de koe de bel aan heeft gebonden; de kat
of de koe, ik wil daarin niet discrimineren – dan mag ik toch de vinger daarop leggen
en u vragen: is dit dan het verhaal van GroenLinks? Ik ben heel blij als u dan zegt:
nee, er is veel meer. Want in dat «veel meer» vinden wij elkaar. Daar moeten we werk
van maken en dat is ook wat ik aan de Minister vraag: om daar werk van te maken.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het verhaal over de Hoefkade was een begin om duidelijk te maken wat ik verder wil.
Dat gaat onder andere over het registreren. Ik heb een aantal voorbeelden genoemd.
Het gaat erom te weten in hoeverre er meer zaken zijn waarbij mensen door het OM vervolgd
worden. Het was een aanleiding om het wat bredere probleem op te pakken. Ik heb al
gezegd dat ik veel respect heb voor agenten, maar van de andere kant hoop ik echt
dat het CDA wat meer oog heeft voor het feit dat er een aantal mensen zijn – laten
we zeggen dat het een klein deel is van de politie – die heel dominant zijn en niet
aangepakt worden, en dat het echt belangrijk is dat we daar wat hardere maatregelen
tegen nemen, niet alleen via het tuchtrecht maar soms ook via het strafrecht wanneer
mensen echt over de schreef zijn gegaan.
De voorzitter:
Meneer Van Dam, kort.
De heer Van Dam (CDA):
Ja, kort. Naar aanleiding van de gebeurtenissen vorige week heb ik gewoon maar eens
uit mijzelf een bericht op LinkedIn gezet over wat ik, als ik in de spiegel kijk,
bij mijzelf zie als het gaat om discriminatie en dat soort dingen. Ik kan niet ontkennen
dat ik zelf ook reacties heb op mensen die ik tegenkom, vooringenomenheid. Ik denk
dat we in deze discussie moeten uitkijken dat we het telkens over de ander hebben,
over wat de ander moet veranderen en aanpakken. We moeten beginnen bij onszelf en
van daaruit de discussie verbreden naar de grote groep mensen, die goed willen en
volgens mij ook heel ontvankelijk zijn om hier verandering in te brengen.
De voorzitter:
Meneer Azarkan.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Sorry, mag ik...
De voorzitter:
Nee.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het gaat niet over goed willen.
De voorzitter:
Het gaat mij helemaal niet over... Mevrouw Buitenweg...
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het gaat over mensen kreupel slaan. Dat is toch wat anders dan dat je in de spiegel
kijkt.
De voorzitter:
Mevrouw Buitenweg. Meneer Azarkan gaat hier zijn tweede interruptie ook aan wijden.
De heer Azarkan (DENK):
Ja, want het is gewoon ontzettend belangrijk. Een van de pijnpunten bij het controle
kunnen uitoefenen op de vraag of de politie in alle eerlijkheid en redelijkheid functioneert,
is dat ik gewoon te weinig informatie krijg. Dat is iets wat de heer Van Dam volgens
mij ook dwarszit, want ik hoor hem zeggen dat de uitstroomcijfers hem zorgen baren.
Ik heb een vraag gesteld aan de Minister over de uitstroomcijfers en die antwoordt
mij dat hij die niet bijhoudt. Er wordt niet bijgehouden dat mensen met een andere
afkomst uitstromen. Ik vraag mij dat oprecht af, maar ik krijg die informatie niet.
Ik zie ook dat de Minister in het stuk dat hij vandaag heeft bijgevoegd zegt: wij
stappen af van wat we deden, we gaan nu van één landelijk streefcijfer naar regionale
cijfers en we komen met een nieuwe visie. Maar ik heb over het vorige – ik vraag of
de heer Van Dam dat ook herkent – te weinig informatie om een en ander te kunnen vaststellen,
mede omdat de Minister daarin geen doelen stelt. Hoe kijkt de heer Van Dam daartegen
aan?
De heer Van Dam (CDA):
Ik moet even vragen aan de heer Azarkan of ik het goed begrijp. Volgens mij heeft
de Minister eerder gezegd dat hij geen uitstroomcijfers kan genereren als het gaat
om diversiteit omdat privacyregels voorkomen dat bepaalde kenmerken van mensen geregistreerd
worden, waardoor het moeilijk is om daarover te rapporteren. Je mag niet het land
registreren waar iemand vandaan komt of waar zijn ouders geboren zijn. Dat vermoeilijkt
om daarover te rapporteren, wat ik ook onhandig vind; daar moeten we een oplossing
voor vinden. Mijn verzoek om uitstroomcijfers te krijgen gaat over de algehele uitstroom,
meer op hoofdlijnen, om zicht te hebben op de sterkte van de politie. Als er een mogelijkheid
is om zicht te krijgen op de uitstroom van mensen met een diversiteitsachtergrond,
ben ik gaarne bereid om met meneer Azarkan te onderzoeken hoe we dat voor elkaar zouden
kunnen krijgen, maar ik heb daar wel een hard hoofd in, gelet op de AVG, die hier
vrij expliciet in is.
De heer Azarkan (DENK):
Ik ga hier toch mijn laatste vraag aan wijden. De Minister rapporteert over instroomcijfers,
ook over diversiteit in de instroomcijfers. Dus dan worden die kenmerken geregistreerd.
Immers, als je niet registreert waarom die mensen divers zijn... Ik ken de breedte
van de definitie binnen de politie. Die registreert dat wel degelijk. Ik heb cijfers
gezien: 25% instroom van mensen met een diverse afkomst. Hoe kun je dat daar wel registreren,
maar niet aan de achterkant, waar mensen met bosjes weglopen? Welk deel van de AVG
passen wij bij instroom wel toe en bij uitstroom niet? Waar staat dat in de wet?
De heer Van Dam (CDA):
Kennelijk heb ik nogal een ministeriële uitstraling. Deze vraag wordt mij nu gesteld,
maar ik denk dat u hem toch aan de meneer moet stellen die naast de voorzitter zit.
Het is een interessante vraag, en ik wilde alleen maar vertellen wat de Minister eerder
heeft aangegeven wat het belet om de door u gevraagde cijfers op te leveren. U heeft
een punt.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Het woord is aan de heer Van Raak van de Socialistische Partij.
De heer Van Raak (SP):
En als socialist ben ik trots dat mensen in actie komen en zich uitspreken tegen discriminatie.
Ik heb me wel geërgerd aan de problemen die in Amsterdam bij de demonstratie zijn
ontstaan. Ik breng dat hier te berde omdat ik vanuit de politieorganisatie in Amsterdam
te horen krijg dat agenten wel degelijk al vroeg in de middag hebben gewaarschuwd,
dat er speciale teams klaarstonden, en dat er wel degelijk ook aan crowdcontrol is
gedaan maar dat er bestuurlijk niet is opgetreden. Die frustratie wil ik voorleggen
aan de Minister, vooral ook omdat de agenten echt heel erg boos zijn dat de burgemeester
vervolgens de verantwoordelijkheid in hun schoenen heeft geschoven. Dus in plaats
van dat de burgemeester voor de agenten ging staan en zelf verantwoordelijkheid nam,
heeft ze die verantwoordelijkheid proberen af te schuiven op de agenten. Dat heeft
geleid tot ontzettend veel boosheid. En ja, agenten in Amsterdam voelen zich echt
in de kou gezet. Ik wil dat toch aan de Minister voorleggen en hem vragen om hierop
te reageren.
Dan de boa's. Ik ben trots op elke boa en elke agent die de afgelopen weken weer zijn
of haar werk heeft gedaan. Ook zij hadden allemaal geen coronabescherming en hebben
toch hun werk gedaan. Je ziet wel een hele grote diversiteit aan boa's, van de leerplichtambtenaar
tot de veldwachter. Ik wil de Minister het volgende voorleggen. Als er boa's zijn
die werk doen dat raakt aan het geweldsmonopolie, is hij het dan met mij eens dat
die boa's dan ook bij de politieorganisatie horen? We hebben in Nederland een geweldsmonopolie,
niet een geweldsduopolie of geweldstripolie. We hebben alleen een geweldsmonopolie
bij de politie. Dus als er boa's zijn die geweld moeten toepassen en een taak hebben
waarin geweld onderdeel van het werk kan zijn, is de Minister het dan met mij eens
dat die boa's onderdeel moeten zijn van die politieorganisatie? Dus dat zij ook een
aangepaste politietraining en aangepaste politiebewapening moeten krijgen, en onderdeel
moeten zijn, de oren en de ogen, van de politieorganisatie in de wijken en de buurten?
Die redenering wil ik de Minister voorhouden, en dan mag hij mij uitleggen waarom
het niet klopt dat, als er boa's zijn waarvan het werk raakt aan het geweldsmonopolie,
ze ook bij de politieorganisatie horen.
Want ik constateer wel, voorzitter, dat de nieuwe cijfers – de SP heeft ooit om die
rapportages gevraagd; er is ooit een motie over aangenomen door de Kamer – laten zien
dat er nog meer tekorten zullen ontstaan in de toekomst. Dan zal er dus nóg meer vanuit
de gemeentes een beroep moeten worden gedaan op boa's. Dan zal het probleem alleen
maar groter worden. Dus zorg er nou voor dat als we mensen gaan bewapenen, ze ook
een politieopleiding krijgen en onderdeel worden van de politieorganisatie.
Uitgebreid wil ik ook vandaag, voor zover dat nog kan, stilstaan bij de brandweer.
In november 2018 heeft de Kamer een motie van ons aangenomen dat experimenten en nieuw
beleid van de veiligheidsregio's als het gaat om de brandweerzorg niet mogen leiden
tot kwaliteitsverlies. Ik wil ook aan de Minister vragen om te reageren op de brief
van 5 juni van de brandweervrijwilligers. Ik herinner me nog goed dat we de nationale
politie oprichtten omdat we af wilden van de 25 politiekorpsen. Dat waren allemaal
prinsdommetjes geworden. Wat me toen zeer verbaasd heeft, is dat we tegelijkertijd
25 veiligheidsregio's hebben ingericht. Ik moet constateren, tot mijn grote spijt,
dat dat toch ook een klein beetje prinsdommetjes zijn geworden, met allemaal ander
beleid, andere structuren en nauwelijks te controleren. Want als je als raadslid vragen
stelt over de brandweer, krijg je te horen dat je bij de veiligheidsregio moet zijn.
Als je als Kamerlid vragen stelt over de brandweer, krijg je te horen dat je bij de
veiligheidsregio moet zijn. En wie controleert de veiligheidsregio? Niemand.
De voorzitter:
U heeft nog één minuut.
De heer Van Raak (SP):
Ik hoor vanuit de brandweervrijwilligers en de brandweer dat er 160 tankautospuiten
zijn verdwenen, dat brandweerkazernes wel degelijk worden gesloten, en ook nog vrij
massaal, en dat de tweede tankautospuit wordt weggehaald, ook als er een ziekenhuis
of verzorgingshuis in de buurt is. De Minister heeft de inspectie erop afgestuurd.
Ik wil de zorg van de brandweervrijwilligers meegeven, want als zij de inspectierapporten
lezen, dan zien zij dat die de papieren werkelijkheid van de veiligheidsregio's weerspiegelen,
maar op geen enkele manier de ervaringen van de brandweervrijwilligers zelf. Kan de
Minister daar ook op reageren? Kan hij reageren op de vragen en de problemen die daar
zijn gesignaleerd? Dat kan hij vandaag doen, maar ik zou het op prijs stellen als
hij ook nog schriftelijk wil reageren op alle punten die de brandweervrijwilligers
hebben ingebracht.
Dank je, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie voor u van de heer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik heb nog een vraag aan de heer Van Raak. In het verleden liep hij voorop als het
ging om de blusvoorschriften voor nat vuurwerk, de kwestie van het onderzoek van Paul
van Buitenen. Hoe kijkt hij daar nu tegenaan? Is het inmiddels voldoende op orde,
of is daar nog bijzondere aandacht voor nodig?
De heer Van Raak (SP):
Dat is een zaak die ons beiden zeer aan het hart gaat. De heer Van Buitenen heeft
een rapport aangeboden. Dat ligt hier nu. De Kamer had besloten dat zij daar advies
over wilde. De Onderzoeksraad voor Veiligheid was niet bereid om daar advies over
te geven. De Stichting Maatschappij en Veiligheid was daar wel toe bereid, maar daar
zaten hoge kosten aan. Ik heb gewoon gemerkt dat dat niet iets is wat ik aan de Minister
moet vragen, maar het is een goed punt dat de heer Van der Staaij opwerpt. Ik denk
dat we in de volgende procedurevergadering van deze commissie of anderszins weer snel
met elkaar moeten bespreken hoe we daarmee verder moeten. De Kamer heeft uitgesproken
dat zij advies wil over dat rapport, maar het blijkt nog niet eenvoudig te zijn om
dat advies te krijgen.
De voorzitter:
Is dat voldoende, meneer Van der Staaij?
De heer Van der Staaij (SGP):
Ja. Dank u wel.
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Van Beukering van D66.
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb veel respect en bewondering voor de politie. Ik heb
met eigen ogen mogen zien hoe de de-escalerende houding van onze politie het verschil
maakt, hoe zij de rust weet te bewaren en hoe zij in een fractie van een seconde het
besluit moet nemen om wel of niet in actie te komen. Dat de protesten in Nederland
rustig verliepen is zeker te danken aan die houding van onze politie. In mijn eerste
overleg over veiligheid wil ik daarom vanaf deze plek mijn complimenten voor onze
politiemannen en -vrouwen uitspreken. In mijn inbreng wil ik ingaan op de capaciteit
van onze politie, het politieonderwijs en de bewapening van boa's. Ook wil ik stilstaan
bij de demonstratie op de Dam.
Als nieuwe woordvoerder op dit dossier heb ik met veel mensen, onder wie mijn voorgangers,
gesproken over de nationale politie. Mij werd al snel duidelijk dat de problemen niet
nieuw zijn; verre van. Een gebrek aan operationele capaciteit zorgt ervoor dat de
politie de taak van handhaven in de openbare ruimte allang niet meer alleen aankan.
In het halfjaarbericht politie lees ik dat er sinds 2018 door het kabinet is geïnvesteerd
en dat het ook tijd kost voordat de operationele bezetting op orde is. Ik maak mij
daar zorgen over. Ik vind dat het veel te lang duurt. Ik houd mijn hart vast, want
om plannen te realiseren en de uitstroom op te vangen moeten we de komende jaren nog
op zoek gaan naar 17.000 capabele vrouwen en mannen.
Een oplossing van de Minister is het verkorten van de politieopleiding, terwijl nu
juist de opleiding de basis vormt voor een krachtige en professionele organisatie.
Het kwantiteitsprobleem mag niet ten koste van de kwaliteit gaan. Ik heb daarom de
volgende vragen aan de Minister. Welke garanties kan de Minister geven dat de verkorting
van de basisopleiding niet ten koste van de kwaliteit gaat? Hij spreekt over e-learning.
Kan de Minister uitleggen hoe dit een heel jaar aan opleiding overbodig maakt? Hoe
gaat de Minister zijinstroom bevorderen en vroegtijdige uitstroom tegengaan, ook wel
een beetje in lijn met wat GroenLinks aangaf? Met andere woorden: kan de Minister
met een aanvalsplan komen om de operationele capaciteit nu wel op orde te krijgen?
Voorzitter. We leven in een ingewikkelde tijd. De gevolgen van de anderhalvemetersamenleving
zijn nog steeds groot, ook na een versoepeling. Ik wil daarom mijn waardering uitspreken
voor alle handhavers die de laatste maanden de moeilijke taak hadden te handhaven
bij wisselende regels en die te maken kregen met heftige reacties van het publiek.
Dat het publiek daarbij soms zelfs geweld gebruikte, vind ik onacceptabel. Ik begrijp
dan ook de roep van de boa's om bewapening. Tegelijkertijd hoor ik ook dat het belangrijkste
wapen van de boa zijn mond is. D66 vindt het bewapenen van de boa's niet direct de
oplossing voor het probleem omdat het dragen van geweldsmiddelen mogelijk ook geweld
oproept. Dat is niet in het belang van de boa's. Tot voor kort was de Minister dat
met mij eens. Waarom heeft de Minister er nu voor gekozen om de bewapening van boa's
toch makkelijker te maken? Hoe wordt het gebruik gemonitord? Deelt de Minister mijn
mening dat toegang tot de meldkamer van de politie belangrijker is voor de bescherming van de boa's dan wapenstokken?
Een week geleden protesteerden duizenden mensen tegen racisme, een boodschap die wrang
genoeg naar de achtergrond raakte omdat bij de demonstratie te veel mensen bijeenkwamen,
waardoor afstand houden onmogelijk werd. De demonstratie zelf en alles daaromheen
kreeg daardoor de meeste aandacht. Als mensen in deze coronatijd de straat opgaan
om te demonstreren, moeten we met elkaar erkennen dat er ook in Nederland een probleem
is. De premier zei het ook: mensen voelen zich gediscrimineerd. Ook al weet ik dat
de politie vreselijk haar best doet om dit probleem tegen te gaan, is het niet voldoende.
D66 wil gespecialiseerde discriminatierechercheurs. Ik begrijp dat hierover in het
najaar een debat gevoerd zal worden.
Helaas komt etnisch profileren ook nog steeds voor. Rapper Typhoon werd jaren geleden
aangehouden omdat hij in een dure auto reed. Daar zou verandering in komen. En nu
gaan opnieuw duizenden Nederlanders de straat op. Vandaar mijn vragen aan de Minister.
Hoe ziet de Minister problemen als discriminatie en etnisch profileren, ook bij de
politie? Welke maatregelen zijn de afgelopen jaren hiertegen genomen? Is hij het eens
dat een korps dat een afspiegeling van een samenleving vormt hierbij kan helpen, maar
dat de politie daarvoor ook een inclusieve organisatie moet zijn? Hoe pakt hij deze
twee aspecten aan?
De voorzitter:
U heeft nog een halve minuut.
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Prima, dank u.
Tot slot een vraag van een andere orde. De aanleiding dat mensen in Amerika de straat
opgingen, was de dood van George Floyd als gevolg van optreden van de politie. In
Nederland wordt de nekklem nauwelijks toegepast en de politie wordt er niet meer op
getraind. Is de Minister bereid om het gebruik van de nekklem te verbieden vanwege
de grote risico's?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan... O, pardon. Er is nog een interruptie van mevrouw
Yeşilgöz.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Welkom aan mevrouw Van Beukering in deze commissie. Ik zat inderdaad even te wachten
wanneer het punt over de nekklem langs zou komen. We zien dat de voorman van D66 in
de media uitgebreid pleit voor een verbod op het gebruik van de nekklem vanwege de
dood van George Floyd. Het is ongelofelijk belangrijk dat we een politieapparaat hebben
waar wij allemaal van zeggen: de politie is je beste vriend en kan je vertrouwen.
Alle vragen die worden gesteld over misstanden en alle aandacht daarvoor steun ik
en deel ik en daar doe ik aan mee, want dat moet goed gaan en het moet een integer
apparaat zijn. Maar is de collega van D66 het met mij eens dat het niet helpt om vervolgens
retoriek, verhalen en beelden vanuit Amerika te gaan vertalen naar Nederland, waarbij
de politie in de media wordt weggezet alsof zij de hele tijd nekklemmen zou uitdelen
en alsof de tactieken vergelijkbaar zouden zijn met Amerika, wat dus hier absoluut
niet aan de orde is? Onze agenten liggen niet met hun knie op een nek van een arrestant.
Is de collega van D66 het met mij eens dat dit niet helpt en dat dit bijdraagt aan
de beeldvorming over de politie die we met elkaar niet moeten voeden, namelijk alsof
zij bezig zou zijn de hele tijd nekklemmen uit te delen? Ik schrok van het bericht
en snap het ook niet.
De voorzitter:
Wilt u afronden?
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik zie ook dat de fractievoorzitter vervolgens zegt dat het nauwelijks voorkomt en
onze agenten ook niet zo gewelddadig zijn,...
De voorzitter:
Mevrouw Yeşilgöz, wilt u tot een vraag komen?
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
... maar dat we het toch moeten verbieden. Ik baal daarvan, ik baal daarvan. Dus waarom
kiest D66 ervoor om de agenten in Nederland op deze manier weg te zetten?
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
In de eerste plaats ben ik het niet eens met mijn collega van de VVD. Ik moet nog
even oefenen op de uitspraak van uw naam: Yeşilgöz. Ik begrijp dat ik het goed zeg.
Mijn naam is Van Beukering, voor degenen die dat nog niet helemaal meegekregen hebben.
Ik ben het niet helemaal eens met mijn collega van de VVD dat wij de politie op deze
manier wegzetten. Na het incident, na het voorval met George Floyd in Amerika hebben
wij onderzocht wat er is gebeurd sinds het voorval dat wij in Rotterdam hebben gehad.
Ik hoorde net ook al wat cijfers van collega Buitenweg. We zijn er nog eens naar gaan
kijken en hebben gezien dat de nekklem gewoon mag in Nederland. Die wordt zo weinig
toegepast dat we zoiets hebben van: als de politie daar ook niet voor wordt opgeleid,
waarom zouden we die er dan niet gewoon uit halen? Er zijn andere mogelijkheden. Dat
heb ik in mijn betoog ook proberen aan te geven. D66 is helemaal niet tegen de politie
en wil door dit voorval eruit te halen de politie ook niet op een bepaalde manier
neerzetten. Absoluut niet. Maar we denken wel dat iets wat totaal niet wordt gebruikt
en waarvoor er ook geen opleiding is, gewoon geschrapt zou kunnen worden. Maar het
was een vraag aan de Minister.
De voorzitter:
Mevrouw Yeşilgöz, graag kort. Geen betoog.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik zal het kort houden. Ik denk dat D66 iets te veel bezig is met symbolen en iets
te weinig met feiten. Want nu hoor ik ook dat onze agenten niet opgeleid zouden zijn
om de techniek te gebruiken die toegestaan is in ons land. Ik houd het er dus bij,
voorzitter, dat ik dit bijzonder teleurstellend vind.
De voorzitter:
Goed. Ik heb geen vraag gehoord. U mag nog reageren, mevrouw Van Beukering. Zo niet...
O, meneer Van Dam. Op ditzelfde punt, neem ik aan.
De heer Van Dam (CDA):
Ja. Ik wil aan de woordvoerder van D66, die ik overigens ook van harte welkom heet
hier, toch eens vragen: is dit nu het antwoord en het verhaal van D66 over wat zich
momenteel in het land afspeelt?
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Nee, dat is het niet. Wij spreken heel nadrukkelijk uit dat racisme en discriminatie
niet mogen. Ik heb net ook nadrukkelijk gevraagd om ons daarover uit te spreken. U
heeft dat ook al gedaan in uw inbreng. Wij hebben dit voorbeeld opgepakt – we zijn
daarnaar gaan kijken – naar aanleiding van de recente situatie in Amerika. Dat staat
los van de hele discussie over racisme. Daar spreken we ons heel hard tegen uit.
De heer Van Dam (CDA):
Dat vind ik mooi. Maar de realiteit is dat u als D66-woordvoerder dat element plakt
op dat hele verhaal, in een week waarin de politie bij allerlei demonstraties over
dit onderwerp wordt gehaald en er dan veel aandacht is voor geweld en foute dingen
door de politie. U kwalificeert zich daarmee richting de politie eigenlijk echt als
de antipolitiepartij.
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Ik heb niet echt een vraag gehoord, maar zou wel willen reageren. Wij zijn geen antipolitiepartij.
Ik heb in mijn inbreng ook nadrukkelijk aangegeven dat ik zeer veel respect en waardering
voor de politie heb. Ik vind het jammer dat dit stukje over de nekklem is gehaald
uit het plan dat vanmorgen is gepresenteerd. Het is een veelomvattend plan. Het gaat
helemaal over discriminatie. Er staan veel meer voorbeelden in. Wij roepen iedereen
op om met ons na te denken over hoe een aantal punten op een andere manier opgepakt
kunnen worden, hoe we die discriminatie tegen kunnen gaan. We zitten nu bij elkaar.
Het is best wel jammer dat het nu alleen over de nekklem gaat. Ik nodig u uit om dat
antiracismeplan, dat antidiscriminatieplan te lezen, want daar staan echt veel meer
voorbeelden in van zaken waar we graag wat aan zouden willen doen.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Kuiken van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. 60.000 politieagenten gaan dag en nacht voor ons de straat op. Dat kan
zijn: fysiek de straat op, recherchewerk of achter de balie om mensen op een goede
manier te ontvangen. Het eerste wat wij als politiek en bestuurlijk Nederland moeten
doen, is: ervoor zorgen dat deze agenten op een goede manier hun werk kunnen doen.
Dat vraagt om voldoende capaciteit en middelen.
Mijn eerste vraag gaat daarover. Ik vraag nu natuurlijk aan politieagenten: joh, nu
het nieuwe normaal een beetje normaal is en iedereen weer de straat op gaat, waar
loop je het meeste tegen aan? Het zal geen verrassing zijn dat met name de meldingen
met betrekking tot verwarde personen nog steeds een van de grootste categorieën taken
zijn waarmee de politie wordt geconfronteerd. Het aantal meldingen van verwarde personen
lijkt wat toe te nemen. Ik heb geen harde cijfers, maar dat is wel wat ik terug hoor.
Als ik dan vraag «joh, zijn dat nou ook allemaal mensen die agressief zijn en waarmee
je meteen wat moet?», dan hoor ik: nee, dat niet. Maar nog steeds is de inzet van
de ggz, de psychoambulance of iets anders om de politie te ontlasten, niet goed geregeld.
Ik ga de mensen dus gewoon ook vragen welke concrete doelen we kunnen stellen. Ik
heb vanmiddag een AO Ggz. Ik zal dit dan ook bij Staatssecretaris Blokhuis aan de
orde stellen. Als we niet gezamenlijk een vuist maken op dit punt, dan blijft het
dweilen met de kraan open. Sorry aan al die mensen die het betreft – dat zijn gewoon
mensen van vlees en bloed, die er ook niets aan kunnen doen – maar we moeten wat dit
betreft echt de politie ontlasten.
Het tweede punt is C2000. Hoe kan het dat we al jaren gedoe en «geshitter» hebben
bij het gebruik van C2000? Er zou een nieuwe update komen. Vorige week kwam uitgebreid
in het nieuws dat de nieuwste updateversie wederom niet heeft geleid tot wat het zou
moeten doen. Ik vind het echt schandalig. Er zijn nog steeds gebieden waar men geen
bereik heeft. De communicatie verloopt nog steeds stroef. Dat kan potentieel voor
heel gevaarlijke situaties zorgen. Graag een reactie van de Minister.
Voorzitter. Ik heb de brief gelezen over trainen bij geweld. Ik heb ook de vraag gehoord
die mevrouw Buitenweg hierover stelde. Ik weet ook dat het best veel tijd kost. Er
zijn vaak al achterstanden als het gaat om iedereen op tijd te laten trainen. Als
het allemaal nog binnen een halfjaar moet, maak ik me daar wel ernstige zorgen over.
Ik snap de uitdaging bij het zorgen voor veiligheid, maar als het niet lukt voor eind
december – en ik ben bang dat het niet gaat lukken – hebben we een probleem. Wanneer
gaat de Minister tot actie komen of maatregelen nemen? Want er komt een moment dat
je niet meer voldoende tijd hebt om iedereen te trainen.
Voorzitter. Goede middelen vragen er ook om dat we de politie niet op pad sturen met
wetgeving die eigenlijk niet deugt. Dat is in de coronatijd wel gebeurd. Er was onduidelijkheid
over de coronaboetes. De helft van de processen-verbaal zijn teruggestuurd omdat er
ondeugdelijkheden in zaten. En we wachten nog steeds op wetgeving. Ik vind het eigenlijk
niet akkoord, want daarmee worden allerlei dingen geregeld en sturen we mensen op
pad met zaken waarvan ik vind dat ze niet deugdelijk genoeg zijn. Ik ontvang dus graag
een reactie op wanneer we die wetgeving kunnen verwachten. Die ligt al eeuwen in consultatie.
We zijn inmiddels een paar maanden verder.
Voorzitter. Racisme komt in alle lagen van de samenleving voor, dus ook bij de politie.
We zien ook de verharding daar. Dat hoor ik ook van de politieagenten zelf, die bijvoorbeeld
in bepaalde Facebookgroepen zitten. De politie is zich daar ook zelf van bewust. We
moeten er alles aan doen om dat te bestrijden. Daarnaast gebruikt de politie nu eenmaal
geweld. Dat is een feit. Daar wil je een goede registratie van. Daarmee sluit ik me
aan bij de vragen van mevrouw Buitenweg. Welk geweld registreren we wel? Welk geweld
registreren we niet, als het bijvoorbeeld gaat over overlijden of ernstig, blijvend
letsel?
Ik sluit me ook aan bij de vraag over de Ambtsinstructie geweldstoepassing. Die ligt
nu bij de Raad van State. Wanneer komt die naar ons toe?
Ik heb ook vragen over de boa's. Ik vind het echt de omgekeerde wereld worden. We
zien dat we boa's eigenlijk te veel op pad sturen voor taken waarvoor ze niet zijn
bedoeld, maar waarvoor de politie is bedoeld. Is de Minister bereid om daar meer inzicht
in te verschaffen? Want hoe weten we nu voor welke taken we boa's inzetten? Hoe weten
we of ze daar voldoende voor zijn opgeleid? Had het niet eigenlijk de politie zelf
moeten zijn?
Tot slot, voorzitter, want ik ben waarschijnlijk door mijn tijd heen. Nee, nog niet?
O, dan ben ik lekker vlot. Ik heb een vraag over de brandweer. We spreken niet vaak
over de brandweer, eigenlijk altijd te weinig in dit huis. De inspectie heeft onderzoek
gedaan. Blijkbaar wordt dat niet gedaan aan de hand van een normaal normenkader. De
brandweer is eigenlijk zo langzamerhand vogelvrij. De vrijwillige brandweer heeft
ons een brief geschreven. Die heeft de Minister vast ook ontvangen. Ik wil graag een
reactie daarop.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Dan is het woord aan de heer Van der Staaij van de SGP.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Veiligheid in coronatijd: dan kijk je allereerst ook hoe het
zit met het juridische kader. Ik sluit me dus aan bij de vragen die onder anderen
door mevrouw Kuiken zijn gesteld: wanneer kunnen we precies die nieuwe wetgeving verwachten?
Je zag namelijk dat er, ook met de noodverordening, hier en daar toch wel de nodige
onduidelijkheid was over wat precies de regels waren. Dus een helder juridisch kader
lijkt ons heel belangrijk hierin.
Een ander punt dat daarmee samenhangt, is de mogelijkheid om te oefenen. In een van
de brieven las ik dat het oefenen van de mobiele eenheid in de coronatijd niet goed
haalbaar is. Ook het toetsen van de wapenbeheersing van agenten is onvoldoende. Wordt
er, nu er wat meer ruimte komt voor allerlei activiteiten, ook hier weer aandacht
aan gegeven?
Voorzitter. Het tweede onderwerp waar ik aandacht aan wil besteden, zijn de boa's.
Ik wil u wel verklappen dat hun uitrusting in huize Van der Staaij een geliefd keukentafelonderwerp
is. Dat heeft ermee te maken dat mijn dochter net vandaag weer stage loopt als boa.
Ik heb het natuurlijk ook even aan haar gevraagd: wat heb jij hierin mee te geven
en wat zou jij willen inbrengen? Ze reageerde prompt, zoals het een goede boa betaamt:
ze moeten goede training krijgen, voordat ze bijvoorbeeld zo'n wapenstok krijgen.
Dat lijkt me inderdaad een heel nuttig punt. Die discussie over de uitrusting staat
nooit op zichzelf, maar hangt altijd samen met de training.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik heb een vraag aan collega Van der Staaij, ook vanwege zijn staatsrechtelijke signatuur
of positie. Ik heb er in de discussie over de boa's wel een beetje moeite mee dat
het een soort van glijdende schaal lijkt. We gaan nu namelijk in pilots met wapenstokken
werken. In principe lag die bevoegdheid al bij de burgemeester. Maar ik vraag me een beetje af: welke controle hebben
wij nu nog als parlement om te beslissen hoe we wel of niet met de boa's omgaan en
welke bevoegdheid of geweldsuitrusting zij uiteindelijk krijgen? Is die glijdende
schaal iets waarover hij zich ook zorgen maakt? Of is dat een onterechte zorg?
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik vind het in ieder geval een terechte vraag. Er spelen namelijk ook principiële
noties rondom het geweldsmonopolie. Aan de andere kant is het evengoed een heel belangrijk
punt dat wij mensen die handhavende taken vervullen en die daarin met agressie te
maken krijgen, voldoende uitrusting moeten geven. Ik vind het dus van belang dat we
daar samenhangend en helder zicht op houden en dat er duidelijke besluiten worden
genomen. Ik las in de brief van de Minister ook dat er een expertgroep is samengesteld
en dat er nog wordt gekeken naar onderwerpen als pepperspray en dergelijke. Mijn oproep
zou ook zijn om het niet te veel versnipperd te laten raken. We moeten gewoon een
heldere rapportage krijgen en heldere besluiten kunnen nemen over wat we hier nu wel
en niet in willen. Wat mijn fractie betreft is het volgende ook van belang. Lokaal
maatwerk is uitstekend, maar het moet niet een soort van lokaal politiek inzicht zijn.
Het kan zijn dat men zegt: we zien hier extra agressie, dus dan is het logisch dat
je daar in de uitrusting rekening mee houdt. Maar het moet niet afhangen van een soort
politiek debat, waarbij de ene gemeente zegt «wij vinden het eigenlijk wel» en de
andere gemeente zegt «wij niet».
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dan zijn we het er in ieder geval over eens dat er hier heldere besluitvorming over
moet plaatsvinden. Ik hoor hem ook zeggen dat het op basis van een bepaald kader beslist
moet worden en niet op basis van lokale politieke voorkeuren.
Ik heb nog een tweede vraag voor hem. De Minister schrijft: in beginsel gaat het om
een training die gelijkwaardig is aan die van de politie. Is de heer Van der Staaij
het met mij eens dat als je zegt dat de boa een wapenstok moet gebruiken, dat het
dan dezelfde training moet zijn als die de politie krijgt, omdat het anders... Wat
is het verschil, zou ik zeggen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik vind dat een goeie vraag; daar sluit ik me graag bij aan. Wat maakt inderdaad het
verschil? Het kan niet zo zijn dat je, omdat je er minder mee te maken hebt maar wel
af en toe, met minder training kan volstaan. Als er getraind wordt op specifieke omstandigheden
die in deze rol niet voor de hand liggen, zou het wel weer logisch zijn dat je dat
onderdeel zou kunnen skippen. Maar voor ons staat de gelijkwaardigheid inderdaad ook
absoluut voorop.
Voorzitter, dat waren mijn punten rond...
De voorzitter:
Gaat u verder. U heeft nog een heleboel spreektijd. U bent eigenlijk nog maar net
begonnen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ja inderdaad, dank voor deze aanmoediging.
Op het terrein van het diversiteitsbeleid spelen ook veel kwesties. Dat bleek al uit
de punten die collega's aan de orde hebben gesteld. Voor de SGP is het uitgangspunt
dat iedereen gelijkwaardig behandeld moet worden, door de politie maar ook binnen
de politie. In de bejegening moet het niet uitmaken wat jouw achtergrond, geloofsovertuiging
of wat dan ook is. Dat punt van het integriteitsbeleid vraagt voortdurend aandacht
in de cultuur van een organisatie. Aan de andere kant vinden wij dat je moet oppassen
voor een soort positieve discriminatie, want die kan ook weer, terecht, veel weerstand
en onbegrip oproepen. Ik geef een voorbeeld in dat kader dat ik recent aangereikt
kreeg vanuit de politieorganisatie. Er werd gezegd: hoe zit het nou dat we ineens
wel in uniform kunnen deelnemen aan een gebedsdienst in een moskee terwijl we een
tijdje geleden een discussie hebben gehad over neutraliteit in je voorkomen, waarbij
een klein kruisje eigenlijk al taboe was? Dat komt dan over als een soort van positieve
discriminatie en zet kwaad bloed. Ik weet niet precies hoe dat zit, maar wil dat punt
graag aan de Minister voorleggen.
Voorzitter. De politiesterkte is ook een voortdurend aandachtspunt, ook voor mijn
fractie. Wij willen heel graag – we doen daar ook graag aan mee – extra inzet voor
bijvoorbeeld zeden en mensenhandel, waar extra budget voor uitgetrokken is. Tegelijkertijd
zie je nog steeds dat veel minder personen zich hiermee bezighouden. De vraag is hoe
het zit met de prioriteitsstelling op een onderwerp als mensenhandel en of je niet
het risico loopt dat er, als het uiteindelijk niet gaat om een substantiële versterking
van het korps als geheel, elke keer weer een waterbedeffect optreedt. Als je zegt
«kunnen we op onderwerp A meer doen?», zegt iedereen tegelijkertijd: «hoe kan het
dat er op onderwerp B minder gebeurt?» Dan verplaats je het eigenlijk naar een ander
thema in plaats van dat je substantieel tot versterking overgaat. Graag een reactie
op dat punt.
De voorzitter:
U heeft nog één minuut.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dan stel ik een vraag over de Wapenwet, waarover een van de brieven gaat die in de
diversiteit van onderwerpen vandaag aan de orde is. We hebben een motie ingediend
om te komen tot een vermindering van de administratieve lasten voor vergunningen voor
jachtakten. Dat is inmiddels al drie jaar geleden. Nog steeds lezen we dat men momenteel
aan het bezien is «op welke termijn en onder welke voorwaarden» dit gebeurt. Kan dat
nu echt opgepakt en doorgezet worden?
Tot slot over de brandweer. Ik heb een vraag over het van toepassing verklaren van
de Deeltijdrichtlijn op brandweervrijwilligers. Dat zou allerlei negatieve gevolgen
hebben. De vrijwilligersorganisaties vragen daar ook aandacht voor. Ik wil die zorg
bij dezen graag weer aan de Minister doorgeleiden.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Dan is het woord aan mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ook namens de ChristenUnie begin ik allereerst met onze complimenten
voor alle handhavers, voor de politie en voor de boa's, en voor onze brandweermensen,
van wie in deze tijd veel extra wordt gevraagd. Ik sluit me graag aan bij de waarderende
woorden van de collega's.
Voorzitter. Ik begin met een vraag aan de Minister over de kerken. Er is een motie-Segers
c.s. aangenomen waarin werd verzocht dat het kabinet het gesprek zou aangaan met de
kerken om afspraken te maken over bijeenkomsten en samenkomsten in deze tijd. Heeft
dat gesprek inmiddels plaatsgevonden? En wat is daar de uitkomst van?
Voorzitter, dan over de boa's. Ik zie en begrijp de zorgen van de boa's, maar de ChristenUnie
is er altijd voorstander van geweest dat het geweldsmonopolie heel duidelijk is belegd
bij politie en Defensie. Wij maken ons zorgen over de glijdende schaal, zoals mevrouw
Kuiken het zojuist noemde. Ik vraag de Minister om hierop in te gaan. Wat betekent
dit voor de gemeenten, waar boa's vaak al worden ingezet om taken van de politie over
te nemen? Hoe wil de Minister voorkomen dat er grote lokale verschillen zullen ontstaan?
Voorzitter. Dan de demonstraties. De aanleiding voor de demonstraties, dat er ook
racisme in Nederland plaatsvindt, raakt ons hard en diep. De Minister-President heeft
afgelopen donderdag aangekondigd dat hij met de organisatoren van de demonstraties
in gesprek wil gaan. Wil deze Minister van Justitie ook aansluiten bij die gesprekken
of wil hij apart met de mensen in gesprek gaan over wat hen beweegt en wat hij er
vanuit zijn verantwoordelijkheid aan zou kunnen doen? Bij veel demonstraties ging
het goed, maar in Amsterdam en ook in Rotterdam stond de 1,5 meter onder druk en kwamen
er veel meer mensen dan verwacht. Dat leidt bij de ChristenUnie tot de vraag: hoe
kunnen burgemeesters en de lokale driehoek beter worden geholpen om inzicht te krijgen
in de verwachte aantallen? Graag een reactie van de Minister op dat punt. Welke boodschap
heeft de Minister voor de handhavers? Staat hij nog lijnrecht achter hen? Wat voor
steun in de rug zou hij hun mee kunnen geven?
Voorzitter, dan een ander wat groter punt. Ik ga in op het halfjaarbericht van de
politie waarin we kunnen lezen dat de aantallen voor de opsporing van mensenhandelzaken
niet worden gehaald. Ik maak me daar grote zorgen over. Het was een prioriteit in
de Veiligheidsagenda en het is een prioriteit van dit kabinet om mensenhandel aan
te pakken. Maar wat zien we? Dalende cijfers. Dit leidt bij ons tot veel vragen. Die
heb ik ook gesteld. Ik heb daar vanochtend antwoord op gekregen. Dus ik wil daar graag
nog op ingaan, want ik zie dat de Minister overweegt om de doelstellingen gewoon bij
te gaan stellen. Ik vraag mij af of dat klopt en of daarmee op voorhand genoegen wordt
genomen met een lagere ambitie. Wat is de uitleg van de Minister, aangezien hij die
opdracht heeft vanuit het regeerakkoord? Wat is het beleid van het kabinet en is het
een prioriteit in de Veiligheidsagenda? Hoe gaat hij het tij keren om die mensenhandelaren
aan te pakken, juist ook in deze tijd? We hebben het het afgelopen weekend bij Argos
ook gehoord. Hier ligt een grote vraag. We zien het ook in deze coronatijd, waarin
de seksinrichtingen zijn gesloten. We zien de vrouwen en de mannen vanachter de ramen
verdwijnen. We zien dat ze vaak tussen wal en schip vallen, dat ze geen beroep op
inkomensondersteuning kunnen doen en dat ze wanhopig proberen aan inkomen te komen.
We zien regelmatig berichten in de media dat er weer een illegale plek is opgerold
en dat er weer sprake is geweest van mensenhandel. Ik vraag de Minister om in kaart
te brengen wat de cijfers zijn van de mensenhandelzaken die in deze specifieke tijd
worden opgelost. Wat is nou het perspectief voor deze groep mensen? Welk perspectief
wil het kabinet voor deze mensen bieden? Hier ligt een groot vraagstuk en nog een
hele grote zorg. Uitbuiting ligt hier op de loer.
Voorzitter. Ik lees ook dat de lokprofielen niet worden ingezet en dat de webcrawler
nog steeds niet in werking is gesteld. Hoe kan dit? We praten hier al jaren over.
Een halfjaar geleden zijn er beloftes gedaan aan de Kamer dat er begin dit jaar echt
werk van zou worden gemaakt. Ik zie het nu niet terug. Wat is hier gaande? Ik vraag
echt...
De voorzitter:
U heeft nog een halve minuut.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dan kan ik daar nog op verdergaan. Dat is dan een mooie extra kans.
De voorzitter:
Inmiddels is die bijna voorbij.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Zo is dat. Ik zie op dit punt ook dat het kabinet aangeeft dat de gemiddelde leeftijd
en het ziekteverzuim bij de AVIM-teams, bij de mensenhandelpolitie, beduidend hoger
is dan bij de andere eenheden. Wat is daarvan de oorzaak? Vanuit de motie-Segers/Asscher
is hier 10 miljoen extra beschikbaar voor gesteld. Is dat nu voldoende? Wat gaat de
Minister doen om hier echt de prioriteit op vast te houden?
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel.
De voorzitter:
Tot slot is het woord aan de heer Azarkan van DENK.
De heer Azarkan (DENK):
Dank u, voorzitter. Ik sluit mij aan bij de collega's. Namens DENK wil ik graag waardering
en respect uitspreken voor alle politieagenten en alle boa's die in deze lastige tijden
soms met gevaar voor de eigen gezondheid in de frontlinie de samenleving dienen. Het vergt van agenten enorm veel inspanning
en aanpassingsvermogen om ook in deze coronatijd hun werk te kunnen doen. Nu bereikten
mij berichten dat nog niet overal en voor alle agenten de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen
voorhanden zijn. Ik wil graag van de Minister weten of gegarandeerd kan worden dat
agenten alle middelen hebben om veilig hun werk te kunnen doen, zoals mondkapjes en
desinfectiemiddelen, en dat ze ook getest worden wanneer dat noodzakelijk is.
In de brief van 3 april, die bij de stukken zat, kunnen we lezen dat oefeningen voor
geweldsbeheersing na aanhouding en zelfverdedigingsvaardigheden voor agenten zijn
opgeschort vanwege de RIVM-richtlijnen. Er is gekozen voor verlenging van certificaten
zonder oefening. Ik wil graag aan de Minister vragen of dit nog steeds de praktijk
is. Wat zijn de toetsmomenten en wat is de verwachting over het kunnen doorgaan van
die toetsmomenten? En is het niet mogelijk om agenten te testen op corona en na een
negatieve test alsnog te kunnen laten trainen?
Voorzitter. Ik wil ook graag van de mogelijkheid gebruikmaken om de Minister te bevragen
over de uitvoering van mijn aangenomen motie om coronaboetes niet meer te laten leiden
tot een justitiële aantekening, een strafblad. Het kan naar de mening van DENK, en
ook van een ruime meerderheid van de Tweede Kamer, niet zo zijn dat een boete vanwege
het niet afstand houden van 1,5 meter, maar van 1,28 meter, leidt tot een strafblad
en daarmee een mindere kans voor mensen die uitstromen naar een baan waarvoor een
vog gevraagd wordt. Ik heb twee kantjes gekregen nadat ik over de uitvoering van mijn
motie vragen heb gesteld. Dit vind ik erg teleurstellend. Er is, zo staat er, een
gesprekje geweest met de Dienst Justis over coronaboetes niet laten meetellen bij
een vog, maar een justitiële aantekening blijft gewoon bestaan. Waarom, vraag ik aan
de Minister, voert de regering de aangenomen motie niet uit en laat ze de justitiële
aantekening niet vervallen?
Voorzitter. Op de agenda staat vandaag ook de audit van de Wet politiegegevens. De
politie scoort nog steeds op heel veel onderwerpen een dikke onvoldoende als het gaat
over hoe er omgegaan wordt met privacygevoelige gegevens van de burgers. Hoe kan het
toch dat de politie zich niet aan de wet houdt? Ik vraag de Minister hoe hij met urgentie
zo snel mogelijk verbeteringen gaat bewerkstelligen.
Voorzitter. In de afgelopen weken, en nog dagelijks, staan burgers over de hele wereld
massaal op om zich uit te spreken tegen institutioneel racisme en excessief politiegeweld
en tegen ongelijke behandeling, aangegrepen door de beelden van de Amerikaan George
Floyd, die op wrede wijze om het leven is gekomen na minutenlang te zijn verstikt
onder de knie van een politieagent. Zijn laatste woorden blijven door mijn hoofd spoken.
«Mama, help me, ik krijg geen lucht. Mama, help me.» Indrukwekkend, voorzitter. De
duizenden mensen die naar de pleinen zijn getrokken, eisen dat institutioneel racisme
wordt uitgebannen en dat excessief politiegeweld stopt. De mensen in het land zijn
het zat. Nederland is klaar met racisme, klaar met het maken van ongeoorloofd onderscheid.
DENK eist van de regering dat het nu niet blijft bij zalvende woorden, maar dat er
ook daden komen, resultaten. In dat kader is het een echt een verkeerd signaal dat
de hele Tweede Kamer, op DENK na, instemde met een wet die regelt dat politieagenten
een lagere straf krijgen wanneer ze moord of doodslag plegen vanuit hun politiefunctie.
Voorzitter. DENK wil dat vanuit de regering onomwonden wordt toegegeven en ook geaccepteerd
dat institutioneel racisme en discriminatie voorkomen bij de politie. Gerard Bouman
deed dat al. Wij vragen dat alle middelen die ingezet kunnen worden om voor bewustwording
bij de politie te zorgen, ook ingezet worden. Verzeker dat hulpmiddelen om etnisch
profileren tegen te gaan, zoals het handelingsprotocol proactief controleren, bij
alle agenten bekend zijn en dat dit ook wordt getoetst. Stop met politiepraktijken
die gevoelig zijn voor etnisch profileren, zoals preventief fouilleren en patsercontroles.
Zet stopformulieren in en rust de agenten uit met bodycams. Communiceer ook transparant
over gevallen waarin mensen overlijden onder de verantwoordelijkheid van de politie.
Treed keihard op tegen agenten die racistisch handelen en buitensporig geweld toepassen.
Voorzitter, tot slot...
De voorzitter:
Nog een halve minuut.
De heer Azarkan (DENK):
Luister ook naar de mensen die zijn opgestaan. Als er binnen de eigen organisatie
signalen worden gegeven door mensen die soms met gevaar voor eigen gezondheid opstaan
en zich als klokkenluider manifesteren, dan kunnen we er niet mee wegkomen dat uiteindelijk
die mensen de politie verlaten en dat anderen er met een lullig strafje vanaf komen.
Ban racisme en discriminatie bij de politie en binnen de overheid volledig uit.
Dank.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Daarmee eindigt de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De Minister
heeft verzocht om tien minuten schorsing.
De vergadering wordt van 10.47 uur tot 11.05 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is voor zijn eerste termijn aan de Minister van Justitie en Veiligheid.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Dit is een notaoverleg Veiligheid. Daarom is het juist goed om te beginnen
met een onderwerp dat maakt dat veel mensen zich onveilig voelen, en dat is racisme.
Racisme, discriminatie en uitsluiting komen in Nederland ook voor. We moeten altijd
met elkaar erop blijven inzetten om dat weg te krijgen, altijd weer. Als kabinet hebben
we een stevig actieprogramma tegen discriminatie, waar zes Ministers bij betrokken
zijn. Ik ben zelf vanaf dag één van mijn ministerschap bezig om lhbtqi-geweld, antisemitisme
en racisme aan te pakken. Daar kan altijd nog verbetering in worden aangebracht. Dat
blijft ook een kwestie van altijd in gesprek blijven met de organisaties om te horen
wat er nog niet goed gaat.
We hebben in het afgelopen jaren bij de nationale politie drie korpschefs gehad. Eerst
de heer Bouman, toen de heer Akerboom en nu de heer Van Essen. Ze hebben zich alle
drie telkens ondubbelzinnig uitgelaten: voor racisme en discriminatie is geen plaats
bij de politie, niet in de politie en ook niet op enige manier in het optreden van
de politie. Ik verwijs naar de wat mij betreft heel krachtige en heldere brief die
Henk van Essen daarover afgelopen vrijdag aan al zijn mensen heeft gecommuniceerd
en die openbaar is. De politie zet dus ook stevig in op de aanpak van racisme en discriminatie
binnen haar eigen gelederen, in de opleiding maar ook door bewustwording en door medewerkers
en leidinggevenden aan te spreken op hun gedrag. Dat gaat via trainingen van de Politieacademie
tot aan de basisteams, maar dat gaat ook middels de instroom en het inzetten op het
behoud van divers talent én het optreden tegen misstanden.
De korpsleiding en ik hebben een paar weken geleden besloten dat we de aanpak willen
vernieuwen. Ik citeer maar even het thema van de nieuwe aanpak: «De politie is er
voor íedereen». We vinden dat het nog beter kan. Ik zal daar uitvoeriger bij uw Kamer
op terugkomen. Op dit moment werkt de korpsleiding aan een uitwerking van die verbeteringen.
Het geweldsgebruik...
De voorzitter:
Een ogenblik. Meneer Azarkan.
De heer Azarkan (DENK):
Ik concludeer dat de Minister het kopje racisme en discriminatie net beëindigd heeft?
Volgens mij ging hij net over naar een volgend blokje.
Minister Grapperhaus:
Nou, ik kom straks nog op een aantal vragen terug die hier zeker aan raken, tot aan
de vraag van mevrouw Van Beukering over het etnisch profileren toe. Maar ik vond dat
ik hiermee moest beginnen.
De voorzitter:
Wat wilt u doen? Wilt u nu een interruptie?
De heer Azarkan (DENK):
Ja, ik wil nu graag een interruptie. Toch op het algemeen beeld inderdaad: in de afgelopen
jaren heb ik geprobeerd om niet alleen op basis van woorden en intenties maar ook
op basis van cijfers, onderbouwingen en feiten vast te stellen wat nou de progressie
op het gebied van de bestrijding van racisme en discriminatie is. Maar ik krijg dat gewoon niet voor elkaar. Dus
vraag ik ook de Minister: waaruit blijkt – die cijfers worden volgens mij namelijk
niet eens bijgehouden – hoeveel zaken intern aangedragen worden door dienders die
zich gediscrimineerd, buitengesloten of onveilig voelen? Hoeveel mensen zijn daarvoor
gestraft? Mij bereiken berichten dat als met name op chefniveau niet gesanctioneerd
wordt – dat gebeurt zelden – er dan gewoon niks verandert.
Minister Grapperhaus:
Er zijn natuurlijk cijfers – die worden met uw Kamer gedeeld – over disciplinaire
onderzoeken en de categorieën waarover het gaat in die disciplinaire onderzoeken.
We komen vrij spoedig ook weer met een overzicht in dat verband over 2019. Ikzelf
vind, en de korpsleiding vindt dat met mij, dat ieder incident er een te veel is.
Ik kom heel veel in het land. Ik zie dat de politie ook op teamniveau initiatieven
onderneemt. Denk aan Roze in Blauw, ten aanzien van lhbtqi. Denk aan het Joods Politie
Netwerk. De politie is echt al een aantal jaren actief aan het inzetten op die positie
in de samenleving die vergt dat er binnen de politie geen plaats is voor racisme en
discriminatie. Van daaruit werkt men daaraan. Voor mijn komst is men daar al mee begonnen.
Dat is niet mijn verdienste. Op enig moment – dat was dit voorjaar – hebben wij tegen elkaar gezegd dat we
toch nog intensiever willen inzetten op het tegengaan van zaken als discriminatie.
Dat doen we in de vorm van het programma De politie is van en voor iedereen. Dat bekent
dat we van onszelf vinden dat er gewoon nog meer moet gebeuren. Die conclusie is misschien
al van een paar maanden geleden, maar een aantal weken geleden zijn mij de eerste
contouren van dat plan geschetst. Ik wil dus nadrukken dat dat al bij de politie leefde.
De heer Azarkan (DENK):
Ontzettend goed dat er ook binnen de politieorganisatie en het ministerie inzichten
ontstaan over hoe je op een betere manier kunt omgaan met de uitbanning van racisme
en geweld. Ik kom terug op mijn vraag: kan de Minister een overzicht presenteren waarin
staat hoeveel mensen in het afgelopen jaar een sanctie hebben gekregen vanwege racistische
of discriminerende uitlatingen in de richting van collega's? De Minister mag die vraag
ook in de tweede termijn beantwoorden.
Minister Grapperhaus:
Als we naar kijken naar 2019, dan zit dat in de categorieën ongepaste communicatie
in diensttijd en ongewenste omgangsvormen in diensttijd. Daaronder wordt dat gerubriceerd.
Dat wordt in elk geval in die twee categorieën al uitgesplitst tot 34, maar dat getal
zegt nog niet zo heel veel, want je moet uiteindelijk naar het totale beeld kijken.
Ik denk dat het nuttiger is om uw Kamer een brief toe te sturen, nadat wij echt een
analyse daarop hebben gepleegd.
De voorzitter:
Mevrouw Buitenweg op hetzelfde punt.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik heb een korte informerende vraag. De Minister zegt dat de cijfers over de disciplinaire
onderzoeken met de Kamer gedeeld worden. Dat is hartstikke goed. Mijn vraag heeft
betrekking op het strafrecht. Zijn er ook agenten die vervolgd worden? Zijn daar ook
cijfers over? En krijgt de Kamer die cijfers ook?
Minister Grapperhaus:
Laat ik het zo stellen. Als er sprake is van een aangifte, dan zal er in beginsel
gewoon een strafrechtelijk onderzoek worden ingesteld en dan kan dat leiden tot vervolging.
Niemand in Nederland heeft immuniteit op dat punt. Dat is een. Of dat precies is uitgesplitst,
zou ik echt bij het Openbaar Ministerie moeten navragen. Ik kan daarop terugkomen
in de brief waarin we in ieder geval met de politiegegevens komen.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik kan zeggen dat het niet gebeurt, maar dat zou wel fijn zijn. Misschien kan daar
ook op gereageerd worden. Ik zal daar ook een motie over indienen. Natuurlijk is het
zo dat de politie ook vervolgd wordt als er aangifte wordt gedaan, maar het kan ook
zo zijn dat het OM op een gegeven moment zelf tot vervolging overgaat in zo'n situatie
waarin sprake is van excessief geweld, liegen of het vervalsen van een proces-verbaal.
Dat kunnen ook gronden zijn voor strafrechtelijke vervolging. Gebeurt dat weleens?
Is dat weleens gebeurd in de afgelopen vijf jaar, zou ik aan de Minister willen vragen.
Minister Grapperhaus:
Het vervalsen van een proces-verbaal is een strafbaar feit. Ik kan alleen maar zeggen
dat als het Openbaar Ministerie een dergelijk zaak op het spoor is, dus een zaak die
strafrechtelijk vervolgbaar is, het natuurlijk aan het Openbaar Ministerie is op om
op grond van het opportuniteitsbeginsel – ik zeg dit heel duidelijk – te beslissen
of er al dan niet vervolgd wordt. Ook daarvoor geldt dat er in Nederland geen beleid
is om politiemensen uit te zonderen van wat er in het strafrecht staat.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dit is geen antwoord op mijn vraag en het is een belangrijke vraag. Ik vraag of er
de afgelopen vijf jaar agenten zijn vervolgd via het strafrecht. Ik wil daar heel
graag antwoord op hebben.
Minister Grapperhaus:
Er zijn de afgelopen vijf jaar zeker agenten vervolgd via het strafrecht. Ik kan u
nu geen uitsplitsing geven van de zaken waar het om ging. Ik geloof dat we daar in
de pers met enige regelmaat wat over lezen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Ik was nog bij het geweldsgebruik door politieambtenaren. In Nederland
is dat aan zeer strikte regels gebonden. Daarbij gelden de beginselen van proportionaliteit,
subsidiariteit, redelijkheid en gematigdheid. Politieagenten moeten ook achteraf verantwoording
afleggen in een rapportage. Ik kom daar straks op terug in het kader van de boa's.
Ik wil overgaan naar de vragen die zijn gesteld over het jaarlijks toegepaste geweld
en de kwestie van discriminatie. Allereerst was er de vraag hoeveel geweld er jaarlijks
door de politie wordt toegepast. Ik meen dat dit een vraag van mevrouw Buitenweg was.
De afgelopen jaren ligt het aantal gerapporteerde incidenten waarbij er sprake is
van geweld zo om en nabij de tienduizend. Dat is 0,5% van het totaalaantal geregistreerde
incidenten. Op dit moment wordt samen met het OM de laatste hand gelegd aan het overzicht
geweldsaanwendingen van 2019. Dat komt voor het zomerreces naar uw Kamer.
Voorzitter. Mevrouw Buitenweg vroeg ook waarom ik geen aangifte doe bij het OM vanwege
valsheid in geschrifte. Ik heb het in uw Kamer – ik blijf dat zeggen – altijd heel
duidelijk gemaakt: voor ontoelaatbaar, grensoverschrijdend gedrag zoals intimidatie,
pesten en discriminatie is geen plaats bij de politie, niet in de eigen organisatie
en ook niet jegens burgers. Ook deze korpschef heeft dat vrijdag nog eens heel duidelijk
en scherp in zijn interne brief omschreven. Als er misstanden zijn, moet daar serieus
en adequaat op gereageerd worden. Daarover spreek ik ook in mijn periodieke overleggen
met de korpsleiding, met grote regelmaat. Over individuele zaken – dat begrijpt u
– kan ik mij verder niet uitspreken. Dat zijn altijd zaken waar uiteindelijk de rechter
over moet beslissen.
Voorzitter. Dat geldt ook voor de vraag in hoeverre er op enig moment sprake is van
een lichte straf. Het is echt niet aan mij om daarover te oordelen. Waar ik mij wel
heel duidelijk over moet en wíl uitspreken – ik blijf het zeggen – is: onze politie
is echt niet alleen een handhavingsorganisatie, maar ook een hulpverleningsorganisatie;
zij staat midden in de maatschappij en doet met iedereen mee. Onze politie heeft door
de wijze waarop onze samenleving zich kennelijk heeft ontwikkeld een aantal enorme
taken op het bord gekregen – ik kom straks nog op het terechte punt van mevrouw Kuiken
over de verwarde personen – maar zij doet nog steeds zeer gewetensvol haar werk. Dat
«gewetensvol» is voor mij echt het kompas waar we het met elkaar over hebben. U mag
mij er altijd op aanspreken, ongeacht of dat het in het vragenuur is, of hier of anderszins,
als er dingen een keer niet goed zijn gegaan. Dan moet ik daar verantwoording over
afleggen. Maar ik ben ervan overtuigd dat er bij de politiemensen in Nederland – misschien
zijn er enkele uitzonderingen die niet zo zijn – echt een grote mate van gewetensvolheid
in het gedrag bestaat.
Op de vraag over de Ambtsinstructie is het antwoord: ja, de Ambtsinstructie die nu
bij de Raad van State ligt, is inhoudelijk dezelfde als die op dit moment in de Tweede
Kamer ligt.
De vraag van mevrouw Buitenweg ga ik meenemen in mijn overleg met het Openbaar Ministerie
en de politie. Dat was de vraag of ik kan rapporteren over alle gevallen waarbij personen
onder zorg van de politie zijn omgekomen, ook als het niet een schietincident betreft,
maar ook een aantal hele tragische gevallen rondom personen met verward gedrag. Ik
zeg toe dat ik daar na de zomer bij uw Kamer op terugkom. Ik ga erover in gesprek
of we daar uitvoeriger over kunnen rapporteren.
Er was dus ook een vraag van enkelen van u wat ik nou vind van de diversiteitsplannen
van de politie. Ik denk dat het nieuwe perspectief dat men heeft gekozen – politie
voor iedereen – en de wijze waarop men dat invulling wil gaan geven, een goed uitgangspunt
is en een verbeterde aanpak zal opleveren. Ik moet daar nog niet te veel over gaan
vertellen voordat ik u het plan echt in detail kan geven, maar de bedoeling is om
het meer van onderop naar boven te doen. We noemen dat met een anglicisme ook wel
«bottom-up». De kracht van het verschil kwam natuurlijk toch heel erg van bovenaf.
Men noemt dat bij D66 «top-down», heb ik begrepen. Maar het van bovenaf vanuit de
leiding toch heel erg onderrichtend de mensen meenemen was toch het omgekeerde. Ik
denk dat bottom-up, vanuit de teams, echt veel beter zal gaan werken. Ik beloof u
dat ik met een uitgewerkte vorm van dat plan bij u terugkom. Dat zal zo'n beetje na
de zomer zijn.
Mevrouw Van Beukering vroeg: hoe zorg je ervoor dat de politie een veilige en inclusieve
organisatie wordt? Dat heeft niet alleen met dit programma, Een politie voor iedereen,
te maken. Het heeft ook heel erg te maken met het monitoren van een veilig en inclusief
werkklimaat. Ik denk dat ook daar – ik kom er weer even op – de van-beneden-naar-bovenaanpak beter gaat werken dan alleen maar van bovenaf kijken of iedereen zich wel aan
bepaalde regeltjes houdt. Ik heb het zeer gewaardeerd dat de korpschef afgelopen vrijdag
geheel uit zichzelf met een duidelijk statement naar buiten is gegaan. Ik blijf zeggen
dat het allerbelangrijkste is dat we dat gewetensvol als een centraal criterium bij
onze politie blijven neerzetten. Ik zie ook dat dat zo is.
Ten aanzien van het etnische profileren heeft de politie een handelingskader professioneel
controleren ingevoerd. Dat krijgt een vaste plek in de integrale beroepsvaardigheidstraining
en in de profchecks. Er wordt ook onderzocht of de proactieve controle meer informatiegestuurd
kan worden uitgevoerd, met gebruikmaking van de digitale toepassing Mobiel Effectiever
Op Straat. In Amsterdam wordt professioneel controleren een vast onderdeel van de
halfjaarlijkse resultaatgesprekken tussen de Amsterdamse eenheidsleiding en de sectorhoofden,
én tussen de sectorhoofden en de teamleiding. We gaan kijken of dat een bruikbare
werkmethode is voor andere eenheden. Verder is er nog een Netwerk Divers Vakmanschap.
Dat heeft een positie in elke eenheid. Daarin is allerlei kennis geborgd over leefstijlen
en culturen in onze – laat ik zeggen – diverse, veelzijdige samenleving, zodat men
begrip gaat krijgen voor hoe bepaalde dingen werken.
De heer Van der Staaij vroeg nog of we ook moeten opletten of er geen positieve discriminatie
plaatsvindt. De politie kent een code lifestyle-neutraliteit. Daarin wordt er echt
van uitgegaan dat er een neutraliteit is in de uitoefening van de taak.
Dan kom ik op een belangrijk punt, waar we even goed over moeten spreken. Ik begrijp
dat D66 de vraag aan de orde stelt of de nekklem eventueel afgeschaft kan worden.
Dat moet ik echt even zorgvuldig voor u formuleren. Laat ik heel duidelijk zijn: wat
u in Minneapolis heeft gezien, is verwurging. Dat mag absoluut niet in Nederland.
Die situatie die u daar zag, is verboden in Nederland. Dan zal er ook strafrechtelijk
vervolgd worden. Dat wil ik hier echt even heel duidelijk neerzetten.
U heeft natuurlijk kennis kunnen nemen van het onderzoek van de Inspectie Justitie
en Veiligheid naar aanleiding van het zeer vreselijke, tragische incident met Mitch
Henriquez in 2015. Er is toen heel duidelijk en grondig naar gekeken. De inspectie
heeft gezegd: bij zeer hoge uitzondering zijn verklemmingstechnieken soms mogelijk,
in situaties met verwarde personen die plotseling heel sterk worden en dergelijke.
Dan is een dergelijke techniek echt nodig. Dan parafraseer ik even de rapportage van
de Inspectie Justitie en Veiligheid. Wij verwachten zelf dat na invoering van het
zogenaamde stroomstootwapen, die paar uitzonderingssituaties waarin een keer zo'n
verklemmingstechniek wordt toegepast, waarschijnlijk niet meer of nauwelijks meer
zullen voorkomen, omdat het stroomstootwapen bij uitstek het middel is om die mensen
bij wie dat dus speelt, bij wie het echt helemaal uit controle is geraakt, met minimaal
geweld onder controle te brengen. We gaan nu verder met de voorbereiding en de uitrol
van dat stroomstootwapen. Als dat stroomstootwapen er is, denk ik dat wij zullen moeten
kijken hoe dat uiteindelijk in dat opzicht uitwerkt. Ik vond het van belang om misschien
wat meer tijd te nemen om aan u uit te leggen dat dit in Nederland verboden is. Wat
we gezien hebben, is vreselijk. Laten we daar maar heel duidelijk over zijn. Zoals
de heer Azarkan al aanhaalde: het snijdt iedere keer weer door de ziel. Dat is in
Nederland verboden, ook voor de politie.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
De Minister zegt dat wat er gebeurd is in Amerika, eerder verwurging is en dat dat
in Nederland strafrechtelijk zou worden vervolgd. Ik denk dat heel veel mensen zich
zorgen maken over de nieuwe wet die morgen aan de orde komt in de Eerste Kamer. Dat
heb ik ook gemerkt. Mocht zoiets gebeuren – wij willen dat allemaal niet en ik denk
ook dat de politie goed genoeg is getraind om dat te voorkomen – kan de Minister dan
uiteenzetten of dat in Nederland vervolgd zou worden wegens overtreding van de geweldsinstructie
of wegens doodslag?
Minister Grapperhaus:
Dat is wel een belangrijke juridische vraag. Ik vind het terecht dat mevrouw Buitenweg
die stelt. In het licht van de zorgvuldigheid van dit hele traject hoop ik eigenlijk
dat u het goed vindt dat ik die vraag in een brief aan uw Kamer beantwoordt. Ik heb
zelf wel gedachten bij die vraag, maar ik vind dit het meest zorgvuldig. Die brief
kan er snel zijn. Ik heb gezegd: dit is verboden en die verwurging is geen politiemethode.
Ik vind het heel naar om toch even op dit detail in te gaan, maar hier werd 8 minuut
32 met de knie op de nek gezeten. Ook als het niet 8 minuut 32 was geweest, maar een
kortere tijd, is dit gewoon verboden, voor de politie en voor iedereen in Nederland.
Ik wil voor de dingen nooit wegduiken, hoewel dat soms weleens slecht uitkomt, maar
dat zou er voor mij, als Minister van Justitie en Veiligheid, al gauw op duiden dat
dit niet valt onder de geweldsinstructie, dus dan zou het erop duiden dat dit richting
een andere delictsvorm zou gaan. Maar ik wil hier echt even de strafrechtelijke experts
zorgvuldig aan uw Kamer antwoord op laten geven.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dit is heel erg belangrijk. Mijn fractie is er steeds van uitgegaan dat er dan ook
een vervolging zou plaatsvinden wegens doodslag. Ik weet dat dit besproken wordt in
de Eerste Kamer. De Minister zegt toe om dit op korte termijn te beoordelen. Ik zou
de Minister willen vragen om daar voor het einde van de dag helderheid over te geven,
zodat dit meegenomen kan worden in de Eerste Kamer, want dit is voor mijn partij echt
heel erg belangrijk.
De voorzitter:
Even voor mijn helderheid: bedoelt u met «voor het einde van de dag» voor het einde
van deze vergadering, of voor het einde van de dag?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik gun de Minister dat hij daar zelf ook nog een stukje over kan lezen, dus ik zeg:
voor het einde van de dag.
De voorzitter:
Prima.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Daarmee bedoel ik niet 00.00 uur, omdat dat moeilijk is voor de voorbereiding van
de Eerste Kamer. Maar ik hoop op voor 19.00 uur vandaag, zodat het echt meegenomen
kan worden bij een correcte behandeling van deze wet in de Eerste Kamer.
Minister Grapperhaus:
Ik begrijp inmiddels wat de constitutionele betekenis is van de verenigde Staten-Generaal.
Ik denk dat dat ook heel goed is in het kader van het parlementaire en democratische
proces. Ik ben bereid die toezegging te doen, zij het dat ik tot vanavond vrij laat
in een veiligheidsberaad zit. Maar ik beloof mevrouw Buitenweg dat ik enorm mijn best
doe om voordat de klok twaalven heit, te zorgen dat er een brief bij de Eerste Kamer
ligt met een cc aan uw Kamer.
De heer Azarkan (DENK):
De Minister geeft aan dat wat in Amerika gebeurd is, een soort ver-van-mijn-bedshow
is, en dat het in Nederland niet kan gebeuren. Toch hadden we op 28 juni 2015 het
geval van Mitch Henriquez, waarbij een aantal agenten iemand die halfdronken was zodanig
hebben belaagd, op hem zijn gaan zitten en zodanig in de houdgreep hebben genomen
dat hij uiteindelijk overleden is. Het OM heeft toen niet uit zichzelf vervolgd. Daar
moest een artikel 12-procedure van de familie aan te pas komen. Ik vind dat relatief
gelijkwaardig, zonder de intentie van de agenten om het te willen oplossen tekort
te doen. Ik vind het echt mager. Mager is ook de uitkomst, waarbij werd vastgesteld
dat hij aan stress overleden is. Als wij met z'n allen op iemand gaan zitten, kan
ik me heel goed voorstellen dat diegene er heel veel stress van heeft maar uiteindelijk
ook geen lucht heeft. Mijn vraag aan de Minister is dus: hoe kan hij volhouden dat
dit hier niet voorkomt?
Minister Grapperhaus:
Ik heb gezegd dat verwurging in Nederland, zoals iedereen hier aanwezig en de mensen
in het land op dat filmpje hebben gezien, absoluut verboden is. De heer Azarkan refereert
aan een uiterst tragische zaak, maar ik ga mij als Minister van Justitie niet uitspreken
over individuele zaken. Dat is niet aan mij.
De heer Azarkan (DENK):
Dan toch even naar de actualiteit. De Minister antwoordt zorgvuldig op de vraag van
collega Buitenweg over hoe het precies zit. Dat is natuurlijk ook omdat er veel consternatie
is in de samenleving. De noodzaak voor de wet die morgen behandeld wordt, is er eigenlijk
niet. Maar dat daargelaten, net als het feit dat de fractie van DENK er als enige
tegengestemd heeft. De zorgvuldigheid zit ’m erin dat de Raad van State volgens mij
tot op heden geen duiding heeft gegeven en geen advies heeft uitgebracht. Hoe kan
de Minister dat rijmen met de zorgvuldigheid van de afweging en de invoering van deze
wet?
Minister Grapperhaus:
Ik meen dat de wet die nu bij de Eerste Kamer ligt een uiterst zorgvuldig traject
heeft doorlopen. Ik kijk in de richting van iemand die nu niet het woord heeft maar
dat soms wel heeft, de heer Van Dam van het CDA. Hij wekt de indruk dat hij van dezelfde
politieke richting is, maar hij heeft dit vanuit zijn politie-ervaring en OM-ervaring
uiterst kritisch gevolgd in de Tweede Kamer. Ook andere leden van uw Kamer, zoals
mevrouw Buitenweg, deden dat; ik wil niemand tekortdoen. Die wet is uiteindelijk met
algemene stemmen, op één partij na, door de Tweede Kamer gegaan, na een heel zorgvuldige
behandeling. Dat wil ik echt benadrukken voor iedereen die kijkt. Ik sta voor die
zorgvuldigheid. Daarom heb ik de brief die mevrouw Buitenweg vroeg ook meteen toegezegd.
Ik wil daar geen enkele twijfel over hebben. Die zorgvuldigheid zullen we ook in het
restant van het traject volledig blijven behouden.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Mag ik een verhelderende vraag stellen?
De voorzitter:
U heeft wel veel verheldering nodig vandaag.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Volgens mij is het zo – maar de Minister kan dat beter weten – dat er wel een advies
over de wet is gegeven door de Raad van State, maar dat het nu gaat over de geweldsinstructie.
Dat zijn dus twee verschillende zaken.
Minister Grapperhaus:
Dat klopt wel. Daar heeft mevrouw Buitenweg helemaal gelijk in. Maar wat ik wil zeggen,
is dat wij ook op het punt van de geweldsinstructie alle zorgvuldigheid volledig in
acht nemen en blijven nemen. Alleen de partij van de heer Azarkan was ertegen, maar
hij kent mij goed genoeg om te weten dat hij mij hier altijd kritisch op mag bevragen.
Dit is een bijzonder belangrijk onderwerp. Als ik prat ga op het gewetensvolle karakter
van onze politiemensen, dan moet ik zelf ook gewetensvol zijn.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Dan kom ik op de boa's. Dan hebben we het over – laten we dat even heel
duidelijk zeggen – de boa's in het zogenaamde domein I. Er is natuurlijk wat discussie
geweest over het waarborgen van de veiligheid van boa's. Laat ik toch even vooropstellen
dat het natuurlijk te gek voor woorden is dat we over dit soort onderwerpen moeten
spreken. Dit zijn onze handhavers. Mensen moeten daar met hun handen van afblijven,
van boa's, van agenten, van alle hulpverleners. Ik vind het eigenlijk armoede dat
u hier in het parlement een wetsvoorstel heeft moeten aannemen waarmee het lastigvallen
van hulpverleners extra wordt bestraft, maar ik waardeer het dat u dat met algemene
stemmen heeft gedaan. Op dit moment zijn we ook nog druk bezig met het uitsluiten
van de taakstrafmogelijkheid voor mensen die zo'n overtreding plegen. Ik vind dat
de mensen die dat doen, zich eigenlijk heel erg buiten het normale debat en misschien
zelfs buiten de samenleving plaatsen.
Maar goed, het waarborgen van de veiligheid van boa's bij hun taakuitoefening staat
voorop. Al een aantal maanden geleden heb ik mij meer de positie van domein I-boa's
aangetrokken. Dat was ook op verzoek van de burgemeesters, die, zoals u weet, de werkgevers
zijn van de boa's. In de gesprekken met de boa-bonden kwam men op enig moment niet
verder. Ik heb toen gezegd dat ik graag wil bekijken of we daar via mijn departement
verder bij kunnen helpen. Wij zijn vooral gaan praten over het punt van die veiligheid.
Dat heeft geresulteerd in de brief die u afgelopen vrijdag heeft gezien. Die brief
is wat versneld, omdat we in de gesprekken al een heel end waren. Maar ik denk dat
de boa's die in de afgelopen maanden in incidenten terecht zijn gekomen, het verdienden
dat we die versnelling aanbrachten.
Voorzitter. De waarborging van de veiligheid van boa's moet langs een drieslag worden
bereikt. De eerste is: de inzet van boa's is en blijft een lokale verantwoordelijkheid.
De lokale driehoek moet goede afwegingen maken over die inzet, maar ook over de gewone
uitrusting, zoals bodycams en een steekwerend vest, en de kwestie van de C2000-communicatiemiddelen.
Ik meen dat die kwestie door mevrouw Kuiken werd aangeroerd, maar ik weet het niet
uit mijn hoofd. Als ik iemand anders daar onrecht mee aandoe, zeg het dan maar.
Het tweede punt betreft goede operationele samenwerkingsafspraken via de driehoek
met de politie over samen optreden, back-up en gebiedsverdeling. Ik ben gaan praten
met de boa's die in dat verschrikkelijk nare incident in IJmuiden terechtkwamen. Die
hebben op zichzelf niet iets aan te merken gehad op hoe de politie daarbij kwam. Maar
voor hen was heel duidelijk het punt dat ze op enig moment, toen de politie nog moest
komen, in het nauw werden gedreven en daartegen geen verweermiddel hadden.
Daarmee kom ik op het derde punt, het sluitstuk, over het toekennen van bepaalde geweldsmiddelen.
In dat kader – dat is het gesprek dat ik heb overgenomen – werk ik sinds eind vorig
jaar in gesprekken tussen mijn departement en de boa-bonden aan een nieuwe, aparte
regeling voor de bewapening en uitrusting. Ik heb nu gezegd dat we twee dingen gaan
doen. U vindt dat in mijn brief van 5 juni terug; die ga ik hier niet helemaal herhalen.
In de eerste plaats zal het traject van de mogelijkheid om gebruik van de wapenstok
toe te kennen – hoe moet ik het zeggen – aangescherpt, verbeterd, versoepeld worden.
Als de lokale driehoek met een motivering van oordeel is dat dat nodig is, gezien
de lokale situatie, als de lokale driehoek daarnaast aangeeft dat de betreffende boa's
zullen voldoen aan de opleidingsvereisten die je daarvoor aan elkaar moet stellen,
en als er ook duidelijke afspraken zijn, die ook zichtbaar zijn, over de samenwerking
met de politie en over goede monitoring, dan is de toets van deze Minister nog slechts
een marginale, zoals we dat in het jargon noemen. Dat betekent dat in beginsel in
die situaties het geweldsmiddel zal worden toegekend. Verder zullen we dit jaar starten
met pilots om te kijken hoe het nu werkt met het toekennen van bepaalde geweldsmiddelen.
Ook daarvoor is vereist dat de betreffende boa's aan de toepasselijke eisen van opleiding
en training voldoen.
Ik wil tot slot van dit stukje – dan heb ik straks nog een paar vragen van u – nog
even benadrukken dat het ingewikkelde van deze materie niet is dat de veiligheid van
boa's vooropstaat, want dat is gewoon een gegeven. Maar het ingewikkelde is dat we
ervoor moeten zorgen dat het allemaal op een proportionele, verantwoorde manier geschiedt.
Het zal bijvoorbeeld betekenen – ik zei dat eerder al – dat ook boa's een rapportage
moeten afleggen in het geval ze het geweldsmiddel hebben ingezet. Dat is zelfs al
op het moment dat je het alleen maar trekt, nog zonder dat er iets gebeurt. Er spelen
ook andere punten, want ik ben regelmatig politiemensen tegengekomen die het echt
wel even moeilijk hadden nadat ze zelf een bepaalde vorm van geweld hadden moeten
gebruiken. Dat zal ook bij boa's gelden. Kortom, we moeten dat zorgvuldig doen.
Ik verwijs verder naar de brief van 5 juni. Dan kom ik na de interruptie nog op een
aantal vragen van mevrouw Yeşilgöz en anderen.
De voorzitter:
Ik weet niet of meneer Van Raak die eerst wil afwachten, of dat hij liever nu zijn
interruptie plaatst?
De heer Van Raak (SP):
Blijf van onze mensen af, zeker van onze boa's; dat ben ik met de Minister eens. Maar
het heeft ook een andere kant, namelijk dat er lokaal structureel een groot tekort
is aan politie. Daarom gaan gemeentes boa's inzetten, ook voor taken waar boa's te
maken krijgen met geweld. Maar we hebben een geweldsmonopolie en dat moeten we handhaven.
Is de Minister het met mij eens dat als boa's te maken krijgen met geweld, ze ook
onderdeel moeten zijn van de politieorganisatie en dat ze ook een aangepaste politieopleiding,
een aangepaste politie-uitrusting en begeleiding vanuit de politieorganisatie moeten
krijgen?
Minister Grapperhaus:
Het geweldsmonopolie ligt overigens bij de Staat. Laten we daar mee beginnen. Ik zie
de heer Van Dam al kijken alsof hij mij dat niet toevertrouwt. Vervolgens komt het
via de Staat in beginsel bij de politie en bij het leger, maar er zijn ook andere
instanties waarvoor uitzonderingen zijn, zoals de Douane, maar ook bijvoorbeeld de
groene boa's, waar eerder vragen over zijn gesteld. Laten we daar even mee beginnen.
Verder geldt qua opleiding het equivalentiebeginsel. Dat wil zeggen dat als een bepaald
geweldsmiddel wordt gebruikt, daarvoor dezelfde opleiding, training, beoordeling en
controle moet zijn als voor de politie bij het gebruik van dat geweldsmiddel. Ik onderstreep
wat de heer Van Raak zegt: we moeten daar dus goed inzetten op opleiding en training.
Ik wil nog eens benadrukken dat er driehoeken zijn die zeggen: wij willen dit niet.
En ik vind de wijze waarop zij de handhaving om hen moverende redenen inzetten heel
legitiem. Er zijn driehoeken die dit wel willen. Vandaar dat wij de bestaande regeling
via een AMvB de komende maanden zodanig verder gaan uitwerken dat de afweging en de
verantwoording zo veel mogelijk komen te liggen waar die moeten liggen, namelijk bij
de lokale driehoek.
De heer Van Raak (SP):
Maar er is nu een wildgroei. Er zijn grote verschillen. Klopt het dat de Minister
dat wil gaan uniformeren? En hoor ik de Minister zeggen dat de opleidingen voor boa's
die politieachtige taken doen – daar bedoel ik mee dat ze geconfronteerd kunnen worden
met geweld en dat taken die vroeger bij de politie waren belegd, nu bij boa's worden
belegd – ook politieopleidingen zijn? Worden die bewapening, de communicatie en de
informatie ook aangestuurd vanuit de politieorganisatie? Krijgen we dus één politieorganisatie
in Nederland of krijgen we nu een nationale politie en stiekem allemaal verschillende
gemeentepolities?
Minister Grapperhaus:
Voor alle duidelijkheid: de boa's worden niet geïncorporeerd of semi-geïncorporeerd
in de nationale politie. Dat zou een heel andere discussie met elkaar vergen. Daar
ben ik naar aanleiding van vragen van uw collega, het lid Van Nispen, een paar weken
geleden ook al op ingegaan. Dat is een heel andere discussie. Die is hier wat mij
betreft niet aan de orde, omdat er binnen bepaalde grenzen bepaalde uitzonderingen
mogelijk zijn op het geweldsmonopolie. Op het moment dat men dat zou willen uitbreiden,
dan komt men geleidelijk aan bij de vraag terecht of we van boa's niet zo langzamerhand
een soort gemeentepolitie gaan maken. Dat is zeer zeker niet de discussie die ik zal
aanzwengelen.
De voorzitter:
Heel kort.
De heer Van Raak (SP):
Heel kort, voorzitter. Hoe handhaaf je dan het geweldsmonopolie? Want dan wordt het
een geweldsduopolie of een geweldstriapolie en dat willen we niet. Staatsrechtelijk
hebben we niet voor niks besloten tot een geweldsmonopolie, want anders krijg je alle
problemen die daarbij voorzien zijn. Dus hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het
geweldsmonopolie gehandhaafd blijft? Hij zegt nu dat er uitzonderingen mogelijk zijn.
Nee, dat zie ik niet. Een monopolie is een monopolie.
Minister Grapperhaus:
Hier zit een klein institutioneel misverstand. Het geweldsmonopolie ligt bij de Staat.
De Staat bepaalt vervolgens dat de politie en het leger...
De voorzitter:
Dat heeft u net al uitgelegd.
Minister Grapperhaus:
O, pardon. Excuus.
De voorzitter:
Het lijkt mij helder.
Minister Grapperhaus:
Ik wou behulpzaam zijn.
De voorzitter:
De heer Van Dam, op ditzelfde punt.
De heer Van Dam (CDA):
Ja, op ditzelfde punt of een beetje aanverwant. Wij hebben hier in de Kamer eerder
de evaluatie van de Politiewet behandeld, het rapport van de heer Kuijken. We hebben
nu een korpschef, die net is aangetreden, waarvan ik in de krant las dat een van zijn
prioriteiten het versterken van de basisteams is. Dat was ook een van de uitkomsten
van de evaluatie van Kuijken. Ik wil de korpschef niet storen in zijn 100 wittebroodsdagen,
maar ik zou heel graag een keer in gesprek gaan, ook als commissie, met de Minister
en de korpschef over hoe dat nou misschien vormgegeven wordt. We kunnen wel allemaal
roepen dat er enorm veel meer agenten moeten komen. Mijn stelling is dat er nog nooit
zo veel agenten zijn geweest maar dat ze op de verkeerde plekken zitten in het korps
en dat we juist vanuit het korps...
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Van Dam (CDA):
Mijn concrete vraag is dus: zouden wij, misschien na de zomer, een keer als commissie
in gesprek kunnen met die korpschef om hem te vragen hoe hij dat nou vorm gaat geven,
om die basisteams te versterken?
De voorzitter:
Daar hoeft u niet de toestemming van de Minister voor te hebben. Misschien wel, dat
weet ik eigenlijk niet.
Minister Grapperhaus:
Dat bevalt me eigenlijk wel op deze manier.
De heer Van Dam (CDA):
Ik vind wel degelijk dat ik daar de toestemming voor moet hebben. Want ik controleer
niet de korpschef, ik controleer de Minister. Dat is de verhouding waarbinnen ik werk.
De voorzitter:
U heeft gelijk.
Minister Grapperhaus:
Ik wil daar zonder meer aan meewerken. Ik moet eerlijk zijn dat ik daar bij de heer
Van Raak nog niet helemaal op ben ingegaan. Ik waak er wel voor dat boa's op een gegeven
moment worden ingezet in situaties waarvan we eigenlijk vinden dat die toch echt voor
de politie zijn. Laat ik een simpel voorbeeld noemen uit de praktijk van de boa's,
met wie ik de afgelopen paar jaar gesproken heb en met wie ik zelf ook op pad ben
gegaan: iemand op straat die verward gedrag vertoont en ineens een wapen – dat kan
een gevaarlijke schroevendraaier of weet ik wat zijn – tevoorschijn haalt. Dat is
een situatie die zich ineens voordoet. Dan kun je niet zeggen: daar mag je alleen
de politie voor inzetten. Ik vind het daarom terecht dat er een beroep op mij is gedaan
en is gezegd: daar moeten wij wel iets mee kunnen. Maar ik wil er echt van wegblijven
dat de boa's in de vaart komen van wat nou juist taken en verantwoordelijkheden van
de politie zijn. Om het makkelijker te maken: ik zou erg voor zo'n gesprek over de
sterkte en de bezetting zijn. Dat moet misschien eerst eens in de vorm van een technische
briefing, bijvoorbeeld van uw Kamer met de korpschef, over dat onderwerp.
De voorzitter:
Fijn, daar komen we op terug. Voordat we verdergaan, heeft mevrouw Kuiken nog een
vraag.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Nog geen week geleden bij het mondelinge vragenuur zei de Minister nog: ik voel er
eigenlijk niks voor. Nu lijkt hij de grootste pleitbezorger van geweldsmiddelen voor
boa's te zijn. Maar op heel fundamentele vragen krijgen we eigenlijk geen antwoord.
Het is geen kwestie van «niet willen», maar als je dingen doet, moet je ze weloverwogen
doen. Mijn vraag, maar ook die van de heer Van Raak, is: welke opleiding krijgen ze
dan exact? Want in de brief staat «in beginsel». Wij vinden, ik vind, dat het dezelfde
opleiding moet zijn. Want als je zo'n instrument gebruikt, moet het een gelijkluidende
opleiding zijn. Mijn vraag was ook hoe we nu evalueren en bewaken dat die boa niet
steeds verder ingezet wordt in het domein waar eigenlijk politieagenten thuishoren.
Ook de politie is kritisch op dit voornemen. Want ik vraag natuurlijk ook aan hen
hoe zijn daartegen aankijken. Dan zeggen ze: weet je, we hebben fantastische collega's,
maar de kwaliteit en het opleidingsniveau wisselen wel degelijk zeer. De laatste vraag,
die ook gesteld is: hoe voorkom je politieke willekeur? Ik weet bijvoorbeeld dat de
burgemeester van Rotterdam niet vóór is. De heer Dales, die een brief heeft gestuurd,
is zeer vóór. Dat heeft niks te maken met objectieve toepassingscriteria. Dan staat
die willekeur weer op de stoep.
De voorzitter:
Uw vraag is?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Mijn vraag is: kan de Minister in ieder geval op dit soort fundamentele vraagstukken
een helder antwoord geven? Want wat we gaan doen, is nogal wat. Je kunt niet zomaar
een pilot starten, zonder dat je heel heldere kaders hebt waaraan je dat gaat toetsen.
Minister Grapperhaus:
Ik denk dat ik eerst iets moet rechtzetten. In het mondelinge vragenuur heb ik wat
uitleg gegeven over het geweldsmonopolie en de issues die spelen, wat maakt dat je
niet zomaar kunt zeggen: geef maar wapens aan boa's en that's it. Ik heb daarin aangegeven
dat we daarover al een tijd in gesprek zijn, maar dat ik in het licht van de dingen
ook vond dat we daar misschien wat versnelling in moesten gaan brengen. Misschien
dat dat ook door de coronaperiode wat vertraagd was. Maar mijn standpunt is nog steeds
wat het altijd geweest is, namelijk dat we heel zorgvuldig moeten kijken naar het
al dan niet toekennen van boa's in domein I. Want daar praten we steeds over: inzetten
ten behoeve van de openbare orde. Dan kom ik even op die afweging: inderdaad, ik heb
net al gezegd dat het equivalentiebeginsel voor de opleiding geldt. Er moeten dus
gewoon dezelfde vereisten aan de opleiding worden gesteld als er aan de politie worden
gesteld als het gaat om die wapenstok. Dat is één.
Twee. Bij het toepassen van de toetsingscriteria voor het toekennen van die uitzondering,
moet de lokale driehoek met een duidelijke motivatie komen. Ik heb alleen gezegd dat
ik die slechts marginaal zal toetsen. Uit de aanvraag van de lokale driehoek moet
in elk geval blijken dat echt aan de opleidingsvereisten wordt voldaan, want anders
komen de boa's in situaties die ze zelf ook niet willen. Ook de samenwerking met de
politie moet heel duidelijk geborgd zijn. Er moet ook enigerlei vorm van monitoring
en rapportage richting de eigen gemeenteraad zijn, om het democratische proces op
orde te houden, maar ook om te blijven monitoren. Daarmee doe ik nu juist recht aan
het feit dat je inderdaad wel een algemeen toetsingskader op hoofdlijnen moet hebben,
maar dat er lokaal verschillen kunnen zijn. Mag ik nog even kort het voorbeeld van
Haarlemmermeer geven, voorzitter?
De voorzitter:
U moet zelf om 13.00 uur in een call zitten.
Minister Grapperhaus:
Nee, oké, goed.
De voorzitter:
Ik waardeer uw behoefte om de Kamer maximaal te informeren, maar ik moet toch ook
een beetje op de tijd gaan letten. Dat is ook in uw belang, denk ik. En in het landsbelang,
begreep ik zelfs.
Minister Grapperhaus:
Alles is in het landsbelang.
De voorzitter:
Ik kijk even of mevrouw Kuiken nog een vraag heeft. Nee, dat is niet het geval.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik mag niet meer.
De voorzitter:
Uw tweede vraag in deze interruptie mag nog wel.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Het klinkt wellicht wat dramatisch, maar ik concludeer dat we, als we niet oppassen,
straks toch weer een soort gemeentepolitie terug hebben. Er ligt wel degelijk willekeur
op de loer, want er liggen geen heldere criteria en het is ook maar een marginale
toetsing. En dan gaat het nu nog over een wapenstok. Het lokaal bestuur had eigenlijk
altijd al wel de mogelijkheid om dat toe te zenden. Daarvan kun je dus nog zeggen: waar maak je je druk over?
Maar jongens, als het straks ook nog over de pepperspray of misschien zelfs over de
taser gaat, dan vind ik het gewoon niet zorgvuldig genoeg als het op deze manier gaat.
Ik vind het niet goed als we op deze manier omspringen met ons geweldsmonopolie. Ik
vraag de Minister dus echt om zich daar nog nader op te bezinnen en te kijken of het
niet wat meer volgens bepaalde criteria moet. Want hoe moet je straks dan toetsen
of er wel of niet rechtmatig gebruik van is gemaakt?
Minister Grapperhaus:
Maar dat doet mijn brief toch geen recht. Ik heb daarin namelijk ook duidelijk gemaakt
dat het punt van de pepperspray bijvoorbeeld niet aan de orde is. Laat ik het even
simpel zeggen, omwille de tijd. Ik heb ook het hoe, wat en waarom uitgelegd. Het tweede
punt, dat ik hier herhaal, is dat de wijze waarop de samenwerking met en de opvolging
door de politie plaatsvindt ook heel duidelijk moet zijn meegenomen in het verzoek
van de lokale driehoek voor die toekenning. En dan moeten we nog steeds met elkaar,
en ik primair, goed volgen of die taakverdeling juist blijft. Ik heb namelijk dezelfde
terughoudendheid als het lid Kuiken en het lid Van Raak. Zoals ik al een paar keer
heb gezegd, moeten we wat mij betreft echt niet richting een nieuwe gemeentepolitie,
want dan moeten we een hele andere discussie voeren.
De voorzitter:
Meneer Van Raak wil ook zijn tweede interruptie gebruiken.
De heer Van Raak (SP):
En toch is dat wat er gebeurt. De allereersten die we daar onrecht mee doen, zijn
de boa's zelf. Ja, er is veel te weinig politie. Er is veel te weinig politie en er
zal de komende jaren een nog groter tekort komen. Dan is het terecht dat er vanuit
gemeentes wordt gezegd: we moeten een alternatief hebben, want als die agenten er
niet zijn, wie doet het dan? Dat klopt. En dan worden er boa's in het leven geroepen.
Die mensen doen ontzettend hun best, maar ze doen politietaken zonder politieopleiding,
zonder politiebewaking en zonder onderdeel te zijn van een politieorganisatie. Dan
krijg je wel degelijk een gemeentepolitie die van de nationale politie is afgedreven.
We gaan dan boa's de straat op sturen met opdrachten waar zij niet aan kunnen voldoen.
Dat is wel iets wat ik de Minister kwalijk neem. Ik neem het de Minister kwalijk dat
hij dat niet onder ogen ziet. Dat is de reden dat ik in ieder geval, maar mevrouw
Kuiken volgens mij ook, zo benadruk dat we dat geweldsmonopolie hebben. Dat is geen
theoretische discussie; dat is gewoon iets heel praktisch. Wij willen dat politietaken
worden uitgevoerd door mensen die een eerlijke opleiding en een eerlijke bewapening
hebben gekregen en die goed worden aangestuurd.
Minister Grapperhaus:
Hoewel ik geen vraag hoor, zeg ik toch even dit. Dit heeft zich ontwikkeld vanuit
de gesprekken die dus nu ongeveer een halfjaar hebben plaatsgevonden met de politiebonden
en de boa-bonden. Daarbij is uiteraard duidelijk toegekeken vanuit de korpsleiding
in de zin van «ga je nu niet te veel een bepaalde kant op?». Ik noemde net dat punt
van een persoon die om wat voor reden dan ook op straat uit zijn dak gaat, waar boa's
gewoon mee geconfronteerd worden en waar je helemaal niet van kunt zeggen dat er sprake
is van het overnemen van politietaken. Nee, het voorbeeld dat mij vanuit de praktijk
werd gegeven betrof de gewone taak, ergens in een winkelcentrum, waarbij men zegt:
daar moeten we in ieder geval toch een zeker verdedigingsmiddel hebben, al was het
maar om toch maar af te schrikken. Dat is dan naast de bodycam, waarvan we ook zeggen:
die schrikt nog weleens mensen af. Dat vind ik dus echt nog een heel andere discussie.
Die heeft niet zozeer te maken met het te weinig inzetbaar zijn van de politie.
De voorzitter:
Meneer Van Raak, tot slot.
De heer Van Raak (SP):
Nee, dat klopt gewoon niet. Je ziet een aantal dingen gebeuren. Er is een groot tekort
aan politie. Dan zie je dat er heel veel particuliere bewaking wordt ingehuurd. Je
ziet veel particuliere bewakers op straat en voor de winkels staan. Als ik 's nachts
op pad ga met de politie in Amsterdam, zijn er vijf soorten boa's waar zij mee te
maken heeft. Dan heeft de politie een plan voor die avond om een bepaalde buurt, een
bepaalde wijk op de orde te houden. En dan zie je dat de boa's, vol goeie bedoelingen,
echt háár werk doen. Je ziet dus nu al gebeuren dat die verschillende organisaties
te weinig samenwerken en te veel langs elkaar heen gaan werken. Dat is de oproep die
ik doe: zorg dat je één soort politieorganisatie hebt waar iedereen bij aangesloten
is. Ik snap niet waarom de Minister niet zegt dat deze boa's gewoon een echte, goeie
opleiding moeten krijgen: een politieopleiding en politiebewapening. Waarom mogen
ze niet onderdeel zijn van de politieorganisatie? Waarom mogen deze boa's niet de
oren en ogen zijn van de politieorganisatie? Ik snap niet waarom de Minister die knip
wil maken, behalve het feit dat hij gewoon veel te weinig agenten heeft.
De voorzitter:
Ik zou de Minister willen vragen om niet in herhaling te vallen.
Minister Grapperhaus:
Ik heb geen vraag gehoord, dus ik wou het er eigenlijk maar bij laten.
De voorzitter:
Goed. Dan gaat u verder. Ik zie nog een hele stapel.
Minister Grapperhaus:
Mevrouw Van der Graaf had het ook over de glijdende schaal van geweldsmiddelen. Daarvoor
wil ik toch verwijzen naar wat in de brief staat en wat ik zojuist geantwoord heb.
Maar ik wil naar haar uitspreken dat dit nu juist iets is waar ik zelf ook zeer scherp
op blijf letten, want dit is nu juist niet de bedoeling.
Over C2000 en de noodknop heb ik al iets gezegd. Het is overigens een beslissing van
het lokaal gezag om dat te doen, net als bodycams. Wij stimuleren dat zeer. Ik zie
ook dat dat steeds vaker gebeurt.
De nieuwe regeling voor bewapening en uitrusting van boa's zal straks ook regels bevatten
ten aanzien van de groene boa's. Ik kom daar na de zomer met een brief bij u op terug.
Dat is overigens echt een kwestie van de AMvB goed formuleren en zorgen dat die het
juiste traject volgt.
Voorzitter. Dan waren er een aantal vragen over de politiecapaciteit.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Yeşilgöz.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Als ik het goed heb, rondt de Minister hiermee het boa-deel af. Ik heb nog twee vragen;
dan hoef ik daar straks niet meer op terug te komen. Het is voor mij nog niet duidelijk
wanneer wat ingaat. Dus gaat het besluit over de wapenstok – het lokaal gezag is hierin
leidend – nu in, ervan uitgaande dat dit geldt voor degenen die daarvoor goed opgeleid
zijn? Ik vind het heel terecht dat de Minister zegt: op het moment dat de boa een
wapen trekt of gebruikt, hoort daar een bepaalde administratie bij. Hoort die administratie
er ook bij als een boa iemand aanhoudt? Naar mijn weten is de administratie dan voor
rekening van de politie. Wordt er ook bekeken hoe we die bij de boa's kunnen houden,
zodat zij dat hele traject kunnen afronden en de politie niet een extra taak krijgt?
De voorzitter:
De Minister, eerst over de ingangsdatum.
Minister Grapperhaus:
Op dat laatste moet ik echt even studeren, zoals dat heet. Daar kan ik niet iets over
toezeggen. Ik hoop dat mevrouw Yeşilgöz dat begrijpt.
Verder is het zo dat er – laat dat even duidelijk zijn – nu al de mogelijkheid is
om lokaal zo'n aanvraag te doen. We hopen dat die nieuwe regeling echt zo snel mogelijk...
Maar goed, die moet geformuleerd worden. Ik doe mijn uiterste best om die nog voor
het reces helemaal opgeschreven te hebben en zo snel mogelijk bij uw Kamer te hebben.
We moeten daar zo snel mogelijk mee aan de slag. Maar lokaal gezag kan er nu al, op
basis van het huidige regime, een aanvraag voor doen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Ik kom dan even op de sterkte...
De voorzitter:
O, de heer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ja, je moet als voorzitter in deze tijd wel alle kanten op kunnen kijken. Ik besef
dat dit wat extra's vraagt van de voorzitter. Ik heb nog één vraag over de boa's.
Hoe voorkom je dat er een soort politieke willekeur ontstaat, dat de een terughoudender
is dan de ander? De Minister gaf in de brief al aan dat hij de regeling zo wil uitwerken
dat er zo min mogelijk lokale verschillen kunnen ontstaan. Er is wel een algemene
zorgplicht van de overheid aan de orde, ook voor de mensen die voor lastige situaties
gesteld worden. Kan de Minister er wat meer woorden aan geven? Hoe wil hij voorkomen
dat er onnodige lokale verschillen ontstaan, die meer met politieke opvattingen te
maken hebben dan met de vraag of je als boa daadwerkelijk met geweld dreigt te worden
geconfronteerd?
Minister Grapperhaus:
Door mijn nogal intensieve ervaring met veel burgemeesters in de afgelopen vier maanden
matig ik me wel een beetje aan... Sinds de coronacrisis hebben we echt heel veel met
elkaar opgetrokken, veel vergaderd, ook in het Veiligheidsberaad. Ik breek er wel
een lans voor dat onze burgemeesters echt heel bestuurlijk naar dit soort dingen kijken,
en niet vanuit een politieke overtuiging de ene kant of de andere kant op denken.
De verdere borging zit ’m in die vier criteria die ik net noemde. Ik ga ze niet herhalen.
Ze staan ook in de brief. Die moeten er toch voor zorgen dat het landelijk zo veel
mogelijk langs dezelfde lijnen gaat, met nog steeds de mogelijkheid dat de ene driehoek
zegt «wij vinden het verstandiger om het in onze omstandigheden niet te doen» terwijl
de andere, met andere omstandigheden, zegt «wij doen het wel».
De heer Van der Staaij (SGP):
Om dat politieke wat concreter te maken, zou het daarbij misschien ook helpen om...
Laten we het zo zeggen: hoe ga je om met het geweldsmonopolie? Daar zijn ook verschillende
scholen in. Hoe terughoudend wil je daarmee zijn? We hebben die discussie in de Kamer
ook jarenlang gehad over private beveiligers op koopvaardijschepen. De commissie-De
Wijkerslooth heeft dat nog eens helemaal uitgesponnen en heeft gezegd: «Let op, het
geweldsmonopolie is niet absoluut; er is ook een zorgplicht van de overheid.» Dat
heeft toen ook geholpen om er wat kader aan te geven. Kan de Minister bevorderen dat
er, waar er echt ruimte is, zo breed mogelijk een uniforme opvatting over gehanteerd
wordt en dat dit niet de reden wordt voor lokale verschillen?
Minister Grapperhaus:
Maar dat was een beetje mijn inleiding. Ik kan u er geen empirisch onderzoek over
aanbieden, maar mijn persoonlijke overtuiging en ervaring is dat burgemeesters over
het algemeen hierover eenzelfde bandbreedte, of een kleine bandbreedte in opvattingsverschillen
hebben, om het zo maar te zeggen. Waar het vooral uit elkaar gaat, is dat men lokaal
nog weleens een verschillende aanpak heeft van bepaalde problematieken. De een zet
toch meer in op boa's. De ander laat dat anders verlopen, laat het meer open of laat
het alleen aan de politie als het nodig is. Maar dan ga ik twee voorbeelden noemen.
Daar zit het verschil in.
De voorzitter:
Meneer Van Dam, een punt van orde, begrijp ik dat goed?
De heer Van Dam (CDA):
Ja, een punt van orde. Ik begrijp de discussie heel goed. Maar voormalig Kamerlid
Den Boer heeft een motie ingediend met een verzoek om een rapport van de WRR over
de bredere politiefunctie. Volgens mij valt dit heel veel daarin. Is het niet wat
dat de Minister wat licht laat schijnen over wanneer dat rapport verwacht wordt? Dan
kunnen we deze discussie verder voeren.
De voorzitter:
Dat gaat nog even duren, begrijp ik.
Minister Grapperhaus:
Uit mijn hoofd en uit het hoofd van een van mijn meest gewaardeerde ambtenaren gezegd,
dus ons beider hoofd, komt dat rapport echt pas ergens in de loop van volgend jaar.
De voorzitter:
Oké, dank u zeer. Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Ja. Ik weet niet of ik moet versnellen.
De voorzitter:
Gaat u verder in uw bekende staccatotempo.
Minister Grapperhaus:
Ik ga het heel erg staccato doen, voorzitter. Ik kom even op een aantal punten over
de sterkte en de opleiding. De heer Van Dam wees op de begeleiding vanuit de staande
organisatie en vroeg hoe ik dat nou zie. Dat is echt een belangrijk aandachtspunt.
Aspiranten mogen niet onbegeleid de straat op, maar we moeten de komende twee jaar
echt wel gaan investeren om problemen op langere termijn te voorkomen. Dat betekent
dat door de vernieuwing van de basisopleiding de inzetbaarheid vanaf 2022 fors stijgt,
maar we daarvoor wel even die extra belasting zullen hebben. Het klopt dat dit jaar
een van de instroommomenten voor aspiranten vervalt, zoals de heer Van Dam suggereerde.
Er zijn vanwege de coronacrisis onderwijsachterstanden ontstaan en die moeten we inlopen.
Daarnaast heeft de Politieacademie de capaciteit nodig om een nieuwe basisopleiding
voor de politie te ontwikkelen. Daarom is ervoor gekozen om het instroommoment van
week 41 te laten vervallen. Er waren overigens op dat moment twee aspiranten aangenomen
en enkelen bevonden zich in het selectieproces. Die zullen in de eerste helft van
2021 alsnog aan de opleiding kunnen beginnen en kunnen dus de opleiding sneller voltooien
dan als zij dit jaar waren begonnen.
Mevrouw Van Beukering vraagt terecht aandacht voor het tegengaan van de uitstroom
en de bevordering van de zijinstroom. Die uitstroom is heel lastig te beïnvloeden.
Het gaat om mensen die met pensioen gaan. Meneer Van Dam heeft daar ook wat zorgen
over gehad, want wij hebben natuurlijk dat akkoord bereikt, maar laten we even wel
zeggen: ik sta wel voor mensen die een heel groot aantal jaren gewerkt hebben bij
de politie. Op een gegeven moment willen die echt uitstromen, gezien de intensiviteit
van het beroep. Ondertussen treffen we ook maatregelen om juist deze groep mensen
te verleiden om toch langer te blijven. Er stromen nu meer aspiranten in dan aan het
begin van de kabinetsperiode, maar we zitten gewoon met het punt dat die uitstroom
er helaas is. Die vernieuwing van de basispolitieopleiding gaat echt maken dat aspiranten sneller in een operationele
functie aan de slag kunnen.
Er wordt ook ingezet op die hogere zijinstroom, maar dat is niet voor alle functies
mogelijk, want voor heel veel politiefuncties heb je de brede politieopleiding nodig.
We proberen daar steeds meer mensen in te krijgen, maar op een gegeven moment is het
aantal functies dat zich daarvoor leent beperkt. Overigens overtrof vorig jaar de
zijinstroom de verwachtingen. We hadden toen 775 fte-realisatie, terwijl we er maar
500 hadden begroot. Het moet niet ten koste gaan van de kwaliteit en er worden ook
geen concessies gedaan aan de kwaliteit, maar ik antwoord aan mevrouw Van Beukering
dat de nieuwe basispolitieopleiding is gebaseerd op de in 2019 door de politie vastgestelde
beroepsprofielen. Daardoor sluit het beter aan bij de ontwikkelingen in de taakuitvoering
van de politie en daarmee wordt het ook toekomstbestendiger, flexibeler en efficiënter.
Door middel van verschillende leerroutes krijgen groepen aspiranten een onderwijsprogramma
op maat dat past bij hun achtergrond en voorkennis. Eigenlijk hebben we dus van de
nood een deugd gemaakt. Daar is die taskforce ook voor geweest. Hoe kunnen we nou
versnellen én vernieuwen, zodanig dat de aantallen toenemen, maar de kwaliteit behouden
blijft?
De heer Van Dam wil meer zicht op de sterkte, per kwartaal. Ik doe het nu twee keer
per jaar, maar ik zou ook bereid zijn om dat telkens met de plannings- en controleperiode
mee te nemen. Dan wordt het drie keer per jaar. Dat wil ik hier in ieder geval aan
de heer Van Dam aanbieden of toezeggen.
Voorzitter. Dan de PTSS'ers. Daarbij ben ik het met de heer Van Dam eens dat het huidige
stelsel te bureaucratisch en te juridisch is vormgegeven. Ik heb uw Kamer daarover
een gezamenlijk plan van bonden, korpsleiding en mijn departement toegezonden. Daarover
blijven we in gesprek, want dat moet nu echt verder worden uitgerold. Dan gaat het
niet alleen om de aanspraken in het stelsel, maar ook om een adequate uitvoering van
preventie en re-integratie. Dat laatste heb ik me de afgelopen twee jaar ook echt
persoonlijk, als Minister, aangetrokken, zoals u gemerkt zult hebben, door te zeggen:
daar kan nog veel meer in gebeuren en in verbeterd worden. Die tien jaar achterstand
– om het zo maar even te zeggen – op Defensie gaan we misschien niet inhalen, maar
ik denk echt dat de politie op dit moment, samen met de bonden en de or, met een forse
inhaalslag bezig is. Defensie is ook bij de totstandkoming van de contouren van die
aanpak betrokken geweest. Het is allemaal ook nauw verwant aan, maar niet hetzelfde
als het Veteranenloket. Maar goed, we werken in ieder geval aan een duidelijk loket
voor alle beroepsziekten, dat het verlenen van zorg moet stroomlijnen.
Mevrouw Van der Graaf vroeg: is er een mogelijkheid om het stelsel rondom beroepsziekten
versneld door te voeren? Dat moeten we echt wel zorgvuldig met elkaar doen. Het plan
moet nog helemaal concreet worden uitgewerkt, in samenwerking met de vakbonden en
de cor, de centrale ondernemingsraad. We streven ernaar om de besluitvormingsdocumenten
en de conceptregelgeving eind 2020 met de vakorganisaties te hebben vastgesteld. Daarna
kunnen we het verankeren in regelgeving. Maar ik wil alvast toezeggen dat ik in het
najaar, bij het halfjaarbericht, op de voortgang op dit punt terugkom.
Mevrouw Van der Graaf had ook gevraagd naar het mentale welzijn. Ik denk dat de aandacht
voor het welzijn van de politiemedewerkers echt onverminderd belangrijk is, ook of
misschien juist in deze coronacrisis. Daar heb ik bij de korpsleiding en bij enkele
eenheden, als ik daar was, ook specifiek naar gevraagd. Er wordt zeer op gelet dat
er voldoende hulp bij de psychische belasting is. Misschien mag ik er heel snel één
voorbeeld uitlichten, als ik heel snel praat. Ik ben vorig jaar uitvoerig in gesprek gegaan
met het team dat betrokken was bij de tramaanslag. Daarna heb ik daar nog een paar
keer verder mee gesproken, om te kijken hoe dat gaat. Dat gaat echt met geestelijk
verzorgers. Daar hebben mevrouw Van der Graaf het eerder met elkaar over gehad. Dat
gaat ook met psychologen, maar ook met mensen uit de leiding zelf. Er wordt telkens
een volgende fase ingezet. De mensen die erg in de verdrukking zitten, worden er ook
op een goede manier uitgehaald, om te kijken wat er nog extra kan gebeuren. Ik zeg
daar heel eerlijk over: ik ben zeer onder de indruk van hoe zorgvuldig men dat in
dat Utrechtse voorbeeld doet.
Een ietwat ander onderwerp, dat toch ook met de bescherming te maken heeft, betreft
de vraag van de leden Yeşilgöz en Azarkan over de beschikbaarheid van spuugmaskers.
Op dit moment hebben agenten de beschikking over voldoende beschermingsmiddelen. Elke
politieauto heeft een kit met maskers en handschoenen. De politie heeft ook voldoende
middelen op voorraad voor de komende tijd. Ik wil hier wel nog eens mijn grote waardering
en bewondering uitspreken voor het feit dat de politie in de begintijd af en toe in
dat opzicht inderdaad moest schipperen, omdat er niet altijd een politieauto was waarin
zo'n kit aanwezig was. En dat terwijl de politie in Nederland – laat ik dat maar eens
hardop zeggen – bij grote dingen toch echt altijd als eerste ter plaatse is om actief
hulp te verlenen, om te reanimeren en dergelijke. Ik heb daar enorm veel respect voor,
ook voor agenten die in een situatie terechtkomen waarin ze met zo'n coronaspuger
te maken hebben, want dat leidt vaak tot vervelende situaties en spanning en dergelijke,
niet alleen als je klachten zou hebben en je vervolgens getest wordt, maar ook als
je geen klachten hebt en een test geen zin heeft. Ik wil hier in mijn eigen tijd toch
wel even uitspreken dat ik erg veel waardering heb voor die agenten.
Dan kom ik op het Programma Vernieuwd Registreren. De heer Van Dam stelde daar een
vraag over. Hij was daar nogal negatief over. Het gaat bij winkeldiefstal over 35.000
feiten per jaar. Daarnaast zijn al eerder de e-briefing en het systeem Executie &
Signalering in werking gebracht. Dat is voor collega Dekker en mij echt belangrijk
bij de tenuitvoerlegging van straffen. Er loopt nu een onderzoek naar de haalbaarheid
van het operationeel platform projecten, en dat is deze zomer klaar. Na een check
door de politie komt er een nieuwe planning. Dan is er ook meer zicht op de uitfasering
van de Basisvoorziening Handhaving in 2024. Ik hoop dat de heer Van Dam geduldig is
en de politie en mij ietwat tijd wil geven, laten we zeggen tot dit najaar, want ik
denk echt dat we dan een aantal grote stappen hebben laten zien.
Voorzitter. Dan is er C2000. In de brief van 5 juni heb ik u gemeld dat het beeld
is dat het bij de brandweer, de ambulancezorg en Defensie helemaal goed gaat met C2000.
Bij de politie is het nog niet positief genoeg. Men ziet wel dat de meeste problemen
zijn opgelost en dat het aantal klachten echt sterk is gedaald in de afgelopen tijd.
Er wordt nog steeds gewerkt aan bepaalde restproblematiek. We moeten ons wel realiseren
dat sommige van die restproblemen evenzeer speelden in het oude C2000. Dat maakt niet
dat we die problemen niet moeten verhelpen; het is wel een punt dat we moeten zien.
We willen dat met het nazorgteam zo snel mogelijk oplossen, maar ik laat het op dit
moment door een onafhankelijke toetsinstantie, Valori, en de experts van TNO onderzoeken.
Ik hoop over een paar weken duidelijkheid te hebben over de staat en de totstandkoming
van het vernieuwde C2000.
Er waren nog vragen over de brief van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers. Morgen
spreek ik met de portefeuillehouder brandweer van het Veiligheidsberaad, de heer Kolff.
Ik zie hem vanavond ook, maar dan gaat het niet hierover. In dat gesprek zal ik die
brief onder de aandacht brengen en hem om een reactie vragen. Ik heb de inspectie
ook gevraagd om een reactie. Zij heeft de VBV al uitgenodigd voor een gesprek. Ik
hoop dat men snel met elkaar de kritiekpunten kan bespreken. Ik beloof aan uw Kamer
dat ik, als dat allemaal is gebeurd, in een rapportage terugkom op de vraag hoe die
gesprekken zijn gegaan.
De heer Van der Staaij vroeg nog even naar de zorg bij de vrijwilligers over de Deeltijdrichtlijn.
Samen met vrijwilligers, bestuur en brandweer onder leiding van professor Verburg
wordt onderzocht hoe we dat op een goede manier vorm kunnen geven. Daar is nog steeds
voortgang in; dat is het goede nieuws. Ik hoop daar binnenkort zelf ook meer over
te horen en uw Kamer dan te kunnen berichten. Maar het goede nieuws vind ik in ieder
geval dat men, misschien ook dankzij de strakke lijn van professor Verburg, daar wel
degelijk een oplossing lijkt te vinden.
Voorzitter. Mevrouw Van Beukering vroeg nog naar het zo goed mogelijk kunnen blijven
volgen van de fysieke training. Schiettrainingen kunnen op dit moment weer plaatsvinden,
met inachtneming van de 1,5 meter. De Politieacademie heeft een plan opgesteld voor
de doorstart van alle andere opleidingen en examens vanaf de tweede helft van dit
jaar, dus na 1 juli. Er is een protocol voor het anderhalvemeterpolitieonderwijs opgesteld.
Dan zou er ook weer gekeken kunnen worden naar de trainingen op het onderdeel geweldsbeheersing.
De heer Azarkan vroeg naar de coronaboetes en het strafblad. Collega Dekker en ik
hebben uitgelegd dat in ieder geval bij de vog-beoordeling, want daar gaat het natuurlijk
om, één coronaboete niet tot een weigering van een vog zal leiden. Als je één keer
zo'n boete hebt gekregen, dan telt die niet mee voor je vog, je verklaring over onbesproken
gedrag. Punt. Dat staat in de brief zoals die is uitgegaan; de heer Azarkan vond die,
geloof ik, wat kort van stof, maar dat kan soms ook plezierig zijn. Waarom is dat?
Omdat we ons wel moeten realiseren... Nogmaals, bij boetes onder de € 100 – dus dat
geldt voor minderjarigen – speelt het al helemaal niet. We moeten ons natuurlijk wel
realiseren dat in beginsel alles wat er gebeurt, in iemands justitiële documentatie
wordt opgenomen. Als we zouden zeggen «we gaan dat ten aanzien van het een niet doen
en ten aanzien van het ander wel», dan moeten we het hele wettelijk systeem op de
schop nemen.
In de Tijdelijke wet COVID-19 – ik ga meteen over naar de vragen van mevrouw Kuiken
– komen we op dit punt nog nader bij u terug in de memorie van toelichting. We kunnen
daar nog uitvoerig over debatteren. Het concept van die wet is afgelopen vrijdag door
de ministerraad gegaan, zoals dat heet. De consultatie is geweest en heeft de nodige
commentaarpunten opgeleverd. Er wordt nu hard gewerkt zodat die punten kunnen worden
verwerkt, de wet naar de Raad van State kan en de wet dan bij uw Kamer kan worden
ingediend. Het streven is absoluut nog steeds om dat in deze maand, juno, te kunnen
doen. Dat is nog 2,5 week, geloof ik.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Over 2,5 week pas? Mag ik een procesvraag stellen?
De voorzitter:
Ja. Gaat uw gang, mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Een punt van orde, want we hebben nog 4 weken; 4,5 week als ik een beetje ruim ben.
Maar als het nog 2,5 week duurt voordat de wet komt, betekent het dat wij in een vluggertje
– en dat wilden we nou juist niet – de wetgeving moeten afronden. De concepten zijn
al ingezien. RTL Nieuws had er ook al dingen over. Er is heel fundamentele kritiek.
Het wordt voor ons niet echt doenlijk om er op die manier iets fatsoenlijks van te
maken.
De heer Van Raak (SP):
Mag ik me daarbij aansluiten? Dit is een vrij fundamentele wet. Ik wil de Minister
alvast een winstwaarschuwing geven: die gaat hier niet in een week door de Kamer.
Wij hebben daar vrij fundamentele vragen over en ik sluit ook niet uit dat we daar
deskundigen over willen horen. Als de Minister de gedachte heeft dat die wet in een
week door de Kamer komt – want hij moet ook nog door de Eerste Kamer – dan ben ik
bang dat we een winstwaarschuwing moeten geven.
De voorzitter:
Goed. Ik denk dat we het hier even bij moeten laten, maar het geluid is dadelijk,
wat dit punt betreft.
Minister Grapperhaus:
Ik zal dat overbrengen aan de eerste ondertekenaar van de wet. Dat is de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik zeg dat even om u in ieder geval vast een
beeld te geven, want uiteindelijk moet het een wet zijn – dat wil ik wel al aangeven
– die aansluit bij de systematiek van de Wet publieke gezondheid. Dat is het enige
wat ik er nu over wil zeggen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Dan de vraag van mevrouw Yeşilgöz naar de aanbesteding van het stroomstootwapen. Die
procedure loopt geen gevaar en is gestart.
De heer Van der Staaij had een vraag over de Wapenwet. In 2018 en 2019 is onderzocht
welke punten anders uitgewerkt kunnen worden met het oog op de herziening van de Wet
wapens en munitie. De aandacht is daarna uitgegaan naar de implementatie van de Europese
Vuurwapenrichtlijn en de e-screener. Ik heb u op 6 mei een brief gestuurd waarin staat
dat ik de eerder opgehaalde punten zal actualiseren en in het najaar de resultaten
van de verkenning met uw Kamer zal delen. Een paar vraagstukken die ik bijvoorbeeld
wil verkennen is het verlengen van de geldigheidsduur van wapenvergunningen van één
naar drie jaar. Dat komt er allemaal in terug.
De heer Azarkan vroeg naar verbetering in de naleving van de Wet politiegegevens.
Dat is een zaak van de lange termijn, waarbij we stap voor stap verbetering bereiken.
Op basis van de voorliggende audit constateer ik dat er op die punten al voortgang
is geboekt. Alle punten die mijn ambtsvoorganger als prioriteit heeft aangemerkt,
zijn alweer verder.
Ik deel volledig de zorgen van mevrouw Van der Graaf over mensenhandel. Er zijn inderdaad
gedurende de COVID-19-crisis een aantal werkzaamheden op dit punt opgeschort, zoals
huisbezoeken, omdat die zouden leiden tot fysiek contact. Die komen nu weer op gang.
Ondertussen zijn de opsporingsinstanties actief geweest met onderzoeken op allerlei
webfora en sociale media, om te zien of daar illegale prostituees actief waren en
er sprake was van mensenhandel. U heeft mijn brief aan uw Kamer gezien waarin ik heb
gezegd dat we het langs die weg zijn gaan oppakken. Dat was een initiatief van de
burgemeester van Rotterdam, die daar alle credits voor verdient. De Staatssecretaris
zal hierop in de voortgangsbrief, die nog voor het zomerreces naar de Kamer komt,
nader ingaan. Als u het goed vindt, wil ik het op dat punt hierbij laten.
Dan de verwarde personen. Daar heeft mevrouw Kuiken terecht naar gevraagd. Mijn...
De voorzitter:
Voordat u daartoe overgaat eerst een interruptie van mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Nu gaat de Minister wel heel snel over een van de allergrootste prioriteiten van zijn
Veiligheidsagenda heen. Ik heb in mijn eerste termijn betoogd en aangegeven dat het
kabinet in een bijzin van een brief heeft aangegeven de Veiligheidsagenda, en de prioriteiten
daarin, te gaan herijken. Dat is eufemistisch taalgebruik voor: we gaan er minder
aandacht aan geven. Althans, zo leest de ChristenUnie dat. Kan de Minister hier klip-en-klaar
uitleggen wat hij van plan is te gaan herijken, dat dit in ieder geval niet de strijd
tegen mensenhandel is, en dat het kabinet er alles aan gelegen is om alles te doen
aan de kwalitatieve doelstellingen, namelijk het aantal zaken dat zal worden aangehaald
en opgespoord?
Minister Grapperhaus:
Ik denk dat we hier echt zeer op inzetten. De reden dat ik er nu niet verder op inga,
is niet zozeer dat het me niet zeer aan het hart gaat of dat we er niet mee bezig
zijn, maar omdat ik dan toch echt in de portefeuille van de Staatssecretaris zou gaan
treden. Zij komt er in een brief bij uw Kamer op terug.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik moet nu aannemen dat we er in dit debat niet verder mee komen. Ik ga hier wel een
motie over indienen. Ik vind het echt onacceptabel. We hebben in deze coronatijd weinig
momenten om er aandacht voor te vragen, maar dit leeft Kamerbreed. Wij hebben er Kamervragen
over gesteld, maar ook het CDA, de Partij van de Arbeid, D66, GroenLinks en SGP hebben
vragen gesteld over dit onderwerp. Wij merken bij het kabinet absoluut te weinig urgentie.
Mijn Kamervragen zijn vanochtend beantwoord. Ik kreeg over de inzet van de webcrawler
exact hetzelfde antwoord als in november. We kunnen al een jaar lang lokprofielen
inzetten als instrument om online kindermisbruik en gedwongen prostitutie op te sporen,
maar dat is nul keer gebeurd. Dit was een prioriteit in deze kabinetsperiode, ook
van deze Minister van Justitie, die verantwoordelijk is voor de politie, de aanpak
en de mensenhandelrechercheurs. Ik vraag hier dus echt meer aandacht voor, en ook
meer hart van deze Minister, ook binnen zijn departement.
Minister Grapperhaus:
Die laatste opmerking over «meer hart in mijn departement» wijs ik echt af. Hier zijn
de afgelopen jaren juist mensen voor vrijgemaakt, die alleen hiermee bezig zijn. Inderdaad,
het valt niet te ontkennen – ook door de coronasituatie van de afgelopen tijd – dat
er dingen nog niet zo gelopen zijn zoals ze zouden moeten lopen. Dat heb ik net gezegd.
De Staatssecretaris komt daarop terug en zal dan ook laten zien dat dit wel degelijk
prioriteit voor haar heeft. En wat betreft het kindermisbruik online heb ik wel degelijk
een aantal zaken stevig opgepakt, waaronder het nu neerzetten van een zandloper voor
de webproviders om al het materiaal dat daarmee verband houdt tussen nu en 1 september
weg te halen, op straffe van naming-and-shaming en andere dingen. Er zijn wat dat
betreft ook andere maatregelen getroffen, maar zoals ik al gezegd heb – en dan houd
ik erover op – kan ik niet ontkennen dat een aantal dingen de afgelopen maanden nog
niet goed ingezet konden worden.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Dan het punt van de verwarde personen. Daar is op dit moment extra aandacht voor vanuit
mijn ministerie, omdat wij inderdaad toch hebben gezien dat juist daar de overlast
– ja, dat klinkt heel cynisch – doorliep in de coronatijd, terwijl allerlei andere
door de politie gemonitorde incidenten aanzienlijk terugliepen. Ik blijf er op dit
moment vooral op inzetten dat de triage in de meldkamer echt beter moet en vervolgens
de triage ten aanzien van zowel vervoer als opvang. Ik ben daarover nog steeds in
gesprek met zowel de collega van VWS alsook de andere betrokken partijen. Ik kan niet
ontkennen dat dit een dossier is waar echt heel dringend afspraken over nodig zijn
en meer vooruitgang in moet worden geboekt.
De voorzitter:
Bent u bijna klaar?
Minister Grapperhaus:
Ik wou alleen nog heel kort over de demonstraties zeggen dat er een handreiking uit
2018 is van mijn ambtsgenoot van BZK voor de toepassing van bevoegdheden. Die wilde
ik in ieder geval toch ook hier onder de aandacht brengen.
Ik meen dat ik hiermee klaar ben.
De voorzitter:
Dit was het?
Minister Grapperhaus:
Ja.
De voorzitter:
Meneer Azarkan, u heeft nog een onbeantwoorde vraag?
De heer Azarkan (DENK):
Dat klopt, voorzitter. Ik heb nog een vraag gesteld over het opschorten van de oefeningen
voor geweldsbeheersing en aanhouding. Ik heb daar ook een motie over voorbereid. De
vraag is: geldt dat nog steeds? Wanneer stopt dat? En kunnen mensen die negatief getest
zijn, alsnog hun training gaan volgen?
Minister Grapperhaus:
Ik heb net gezegd, maar misschien ging dat iets te snel: een aantal zaken, zoals schiettraining,
kan inmiddels alweer, maar de Politieacademie werkt momenteel aan een protocol, een
plan, dat het mogelijk moet maken om vanaf de tweede helft van 2020 weer wel al deze
trainingen en tests op te pakken en te geven.
De voorzitter:
Ik zag mevrouw Van der Graaf nog. U heeft ook een onbeantwoorde vraag?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik heb drie onbeantwoorde vragen. Misschien kan de Minister die snel beantwoorden.
Ik had een vraag gesteld over hoe het gesprek met de kerken verloopt. Heeft dat al
plaatsgevonden? Welke afspraken zijn er gemaakt? Ten aanzien van de demonstraties
tegen racisme heb ik twee vragen gesteld aan de Minister. Is de Minister bereid om
met de organisatoren van deze demonstraties, Black Lives Matter, in gesprek te gaan
over het onderwerp dat zij, terecht, aan de kaak willen stellen? En hoe kan de lokale
driehoek nou beter worden ondersteund om zijn informatiepositie goed op orde te hebben?
Wij zien dat burgemeesters of lokale driehoeken het ingewikkeld vinden of er moeite
mee hebben om goed in te kunnen schatten hoeveel mensen er op een demonstratie af
zullen komen.
Minister Grapperhaus:
Om met dat laatste te beginnen: over die informatiepositie moet natuurlijk nog meer
duidelijk worden. Ik vind het lastig om daar nu al iets over te zeggen, maar ik neem
dat punt wel mee. Want ik vind de voorvraag heel belangrijk: hoe zit dat nu met die
informatiepositie? Is die informatiepositie voldoende of moet daar nog wat aan worden
gedaan? U heeft mij nu twee keer in uw Kamer horen zeggen – ik zeg het voor de derde
keer – dat ik vind dat we eerst nu gewoon even netjes het debat in de gemeenteraad
in Amsterdam moeten afwachten. Daarna moeten we aan de slag met de vraag hoe het zit
met de informatiepositie. Dan kun je kijken of de ondersteuning voldoende is of dat
daar dingen in moeten worden veranderd.
Dan de vraag over het gesprek met de kerken. Voorzitter, via u bied ik mijn excuses
aan mevrouw Van der Graaf aan, want ik heb die vraag inderdaad overgeslagen, want...
Nou ja, want? Ik weet niet «want». Dat was misschien freudiaans. Ik ben voortdurend
in gesprek met de kerken. Ik heb de afgelopen twee weken ook kerkdiensten van verschillende
gezindten bezocht. Ik zal dat aanstaande zondagavond ook weer doen, en de week daarna
ook weer, om ter plekke steun te geven aan het feit dat men daar weer heel behoedzaam
heropent. Wij zijn ook nog steeds met elkaar in gesprek over de vraag hoe dat nu voortgang
moet vinden. Ik zal de Kamer desgewenst op de hoogte houden van de voortgang van die
gesprekken, maar die zijn ongeveer wekelijks omdat het natuurlijk een behoorlijk stevige,
maar overigens vrijwillige, stap van de kerken is geweest om te zeggen: ondanks dat
we met 30 mensen mogen samenkomen, doen we een tijd helemaal niets, alleen maar digitaal.
Ik waardeer het overigens enorm dat men dat zelf heeft besloten.
Dan is er nog één vraag: ben ik bereid om met de organisatoren in gesprek te gaan?
Dat geldt dan voor het kabinet, want ik weet even niet precies of ik die plek moet
opeisen. Ik vind dat we steeds in gesprek moeten blijven over dit onderwerp en dat
er nu misschien extra aanleiding is om die gesprekken te verstevigen en misschien
zelfs meer te structureren; dat wil ik hier in elk geval hardop uitgesproken hebben.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee eindigt de eerste termijn van de zijde van de Minister. Ik kijk
even naar de klok. Ik weet dat de Minister om 13.00 uur zijn call heeft. Die duurt
een kwartier. Ik kan me voorstellen dat we om 13.00 uur de tweede termijn van de Kamer
hebben afgerond en dat we de tweede termijn van de zijde van de Minister van 13.15
uur tot 13.30 uur doen. Misschien gaat het sneller, maar dat gaan we zien. U heeft
1 minuut en 40 seconden, namelijk een derde van de spreektijd in de eerste termijn.
Dat is inclusief het voorlezen van moties.
Het woord is aan mevrouw Yeşilgöz van de VVD.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik kan kort zijn. Ik had wel moties voorbereid over de verdedigingsmiddelen
voor boa's, maar ik wacht graag af wat de Minister nu zegt te gaan doen. Ik ben blij
dat hij zegt: zo snel mogelijk. Ik ben ook blij dat de Minister zegt dat hij vlak
na de zomer terugkomt op de groene boa's. Ik hoop dat hij dan ook ingaat op de fundamentele
zorgen die er leven. Ik heb die zojuist ook genoemd.
Ten slotte kom ik nog even terug op C2000, het communicatiesysteem dat ervoor zorgt
dat onze hulpverleners en agenten veilig hun werk kunnen doen en anders heel snel
hulp kunnen inschakelen. Ik wil nogmaals aangeven dat wij vanuit het veld heel veel
zorgelijke signalen daarover ontvangen. Daar komt dan nog het volgende bij. Ik begrijp
dat de Minister zegt dat de wijze waarop de boa's daarop aangesloten zijn een lokale
verantwoordelijkheid is, maar nu we toch aan het kijken zijn hoe we landelijk wat
meer duidelijkheid kunnen krijgen in de vorm van richtlijnen, zou ik hier ook echt
aandacht voor willen vragen. Ik zou niet willen dat dat in de ene gemeente gewoon
goed geregeld is, terwijl we voor een andere gemeente elke keer in elk AO weer aandacht
moeten vragen. Ik vraag dus extra aandacht van de Minister voor deze onderdelen. Ik
hoop dat hij daar heel snel op terugkomt.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Mevrouw Buitenweg, GroenLinks.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Om gelijk op dat laatste aan te sluiten, ik vind de suggestie van de heer Van Dam
om te kijken of het WRR-rapport hier eerder behandeld kan worden wel heel belangrijk.
Ik zou de Minister echt willen vragen om te vragen of het voor maart hier kan zijn,
want wij maken ons er allemaal zorgen over dat er toch een soort gemeentepolitie ontstaat
versus een soort justitiële politie. Dat is niet iets wat we willen.
Dan heb ik één motie. Laat ik het maar heel snel gaan doen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van maatschappelijk belang is om transparant te zijn over hoeveel
agenten zijn vervolgd wegens geweldsincidenten en hoeveel burgers jaarlijks overlijden
onder verantwoordelijkheid van de politie;
verzoekt de regering beide gegevens jaarlijks in kaart te brengen en de Kamer te doen
toekomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Buitenweg en Azarkan. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 949 (29 628).
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ten slotte wil ik iets zeggen over de noodwet. Ik ging er tot nu toe van uit dat die
bij Justitie zou worden ingediend, maar dat blijkt nu VWS te zijn. Eerlijk gezegd
vind ik dit een beetje een gekke gang van zaken. Het is min of meer toevallig aan
welke wet de noodwet wordt opgehangen. Die wet gaat fundamenteel over de verdeling
van de machtsverhoudingen tussen de lokale en de landelijke autoriteiten. Vorige week
heb ik tijdens de procedurevergadering gezegd dat ik twee weken de tijd wil hebben
om mij goed te kunnen inlezen en om inderdaad – zoals collega Van Raak heeft gezegd
– experts te kunnen raadplegen. Ik wil niet dat dit afgeraffeld wordt. Die wet ligt
al weken en weken op ministeries en komt onze kant maar niet op. Vervolgens moeten
wij de wet onder stoom en kokend water er hier doorheen jassen. Dat vind ik gewoon
niet aanvaardbaar. Ik meld alvast dat mijn fractie daar niet aan gaat meewerken. Ik
wil echt de tijd hebben om dit zorgvuldig te doen.
De voorzitter:
De Kamer beslist dat uiteindelijk, zo zeg ik er maar eventjes bij.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik hoop op begrip hiervoor van de hele coalitie.
De voorzitter:
Daarvoor moet u mij niet aankijken. Dat merkt u vanzelf.
Het woord is aan meneer Van Dam van het CDA.
De heer Van Dam (CDA):
Voorzitter. Ik beperk mij tot het voorlezen van twee moties. Je zou daarvan kunnen
zeggen dat de Minister dat al heeft toegezegd, maar deze onderwerpen, ICT en de sterkte,
spelen al jarenlang en zijn al jarenlang weerbarstig. Ik vind dat ik als Kamerlid
hier echt een punt moet maken.
De eerste motie is medeondertekend door collega Buitenweg.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ten aanzien van de ICT-ontwikkeling bij de politie, in het bijzonder
het Programma Vernieuwend Registreren (PVR) en het Operationeel Politie Platform (OPP),
onduidelijk is met welk tijdpad en welke (tussentijdse) doelen gewerkt wordt;
verzoekt de regering om voor 1 oktober 2020 ten aanzien van PVR en OPP een tijdpad,
inclusief te bereiken doelstellingen, aan de Kamer toe te zenden, inclusief zicht
op beëindiging van de Basisvoorziening Handhaving (BVH),
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam en Buitenweg. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 950 (29 628).
De heer Van Dam (CDA):
De tweede motie is medeondertekend door collega Kuiken.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat vanwege de verwachte hoge uitstroom en instroom van politiepersoneel
de beschikbaarheid van politiecapaciteit nog verder onder druk komt te staan;
verzoekt de regering vanaf nu drie maal per jaar de Kamer te informeren over de ontwikkeling
van de (operationele) sterkte van de politie, inclusief realisatiecijfers van de werving
en de primaire opleiding, inclusief een prognose van de uitstroom en de instroom in
het lopende jaar én de twee daaropvolgende kalenderjaren, uitgesplitst per politie-eenheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 951 (29 628).
Dank u zeer. Dan is het woord aan de heer Van Raak.
De heer Van Raak (SP):
Dat die noodwetgeving er hier in een week door de commissie Zorg doorheen wordt gejast,
dat gaat gewoon niet gebeuren. Dat kan gewoon niet. Het gaat om grondrechten. Wij
zullen dat zorgvuldig moeten doen. We hebben nu een crisis. We hebben het kabinet
alle ruimte geboden die het nodig heeft. Maar nu zal de Kamer ook de ruimte moeten
nemen om ervoor te zorgen dat alles goed geregeld wordt.
Het klopt dat het geweldsmonopolie aan de Staat valt. Die heeft dat belegd bij de
politie voor zover dat gaat om de binnenlandse orde en veiligheid. Ik merk dat meer
woordvoerders zich daar zorgen over maken. We willen hier geen Belgische toestanden.
We willen niet dat het geweldsmonopolie bij meerdere organisaties wordt belegd die
gewoon naast elkaar gaan werken. Ik zeg dit ook omdat de boa's dat niet verdienen.
We sturen de boa's de straat op en dan verdienen zij een goede aansturing vanuit de
politieorganisatie, een goede opleiding vanuit de politieorganisatie en een goede
bewapening vanuit de politieorganisatie. Als ik de Minister goed hoor, zegt hij niet
dat deze boa's beter zijn dan politiemensen, maar dat deze boa's gewoon politiemensen
horen te zijn. De reden dat er boa's zijn, is dat er een tekort aan politiemensen
is. Een tekort bij de politie kan nooit een reden zijn om het geweldsmonopolie geweld
aan te doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Van Beukering van D66.
Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de Minister voor de beantwoording van onze vragen.
In de eerste plaats wil ik even wijzen op onze website waar ons plan tegen racisme
opstaat. Dat kan men teruglezen in verband met mijn inbreng van vanmorgen. Wij vragen
iedereen om met ons te blijven praten en dit onderwerp hoog op de agenda te laten
staan.
Tot slot wil ik nog een oproep doen om echt goed na te denken over de capaciteit bij
de politie. Dit is in lijn met wat andere Kamerleden vanochtend al gezegd hebben.
Als we zorgen dat de politiecapaciteit op orde komt, wordt het probleem van de bewapening
van de boa's minder. Ik roep de Minister op om met een echt aanvalsplan te komen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Kuiken, PvdA.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal niet aanwezig zijn bij de beantwoording in tweede termijn,
maar die zal ik even teruglezen. Ik heb een aantal moties meeondertekend, dus die
volgen.
Ik wil nog wel een paar opmerkingen maken. Ten eerste sluit ik me aan bij de opmerkingen
die zijn gemaakt, en die ikzelf ook heb gemaakt, over de covidwetgeving. Het gaat
over grondrechten, over de lokale democratie, over de tijdigheid van dergelijke wetgeving.
Dat moet echt zorgvuldig gebeuren. Wij zijn inderdaad heel welwillend geweest. Eerdere
wetsvoorstellen zijn soms zelfs binnen 24 uur doorgezet, maar er is wel een grens
aan wat je parlementair moet toestaan. Anders nemen we onszelf niet serieus.
Twee. Over verwarde personen. Ik geloof in alle intenties, maar als het bij intenties
blijft, gaat er niets veranderen. Op het moment dat er geen keiharde doelen worden
gesteld – zowel wat betreft het aantal incidenten als de wijze waarop die worden afgehandeld
– en die doelen niet nationaal navolging krijgen, is het heel leuk communiceren met
de collega's Blokhuis en Hugo de Jonge, maar is het vooral mooi en niet concreet.
Ik zou de Minister toch ook willen oproepen om dat om te zetten in heldere resultaten.
Tot slot. Ik had nog één punt, maar ik weet het even niet meer. O ja, de boa's. Ik
zie dat boa's onder de huidige wetgeving een wapenstok mogen hebben, maar gelijktijdig
ben ik het er ook heel erg mee eens dat taken elkaar niet moeten verdringen. Ook stelde
ik eerder al de vraag hoe je beoordeelt of je boa's nog inzet zoals ze zijn bedoeld.
Wordt het dan inderdaad niet een verdringing van taken? Hoe voorkom dat je het een
soort glijdende schaal wordt? De Minister heeft onze zorgen daarover niet kunnen wegnemen.
Daar rond ik mee af.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Van der Staaij van de SGP heeft het woord.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de Minister danken voor zijn beantwoording en de toezeggingen
op een aantal punten.
Ik wil nog terugkomen op het punt van de noodwet. Eerlijk gezegd heb ik daar een beetje
gemengde gevoelens bij. We kunnen wel zeggen dat we uitgebreid de tijd willen nemen
– dat wil ik ook heel graag – maar tegelijkertijd willen we ook niet dat de situatie
met een krakkemikkige noodverordening voortduurt. Volgens mij hebben we een gemeenschappelijk
belang om die wet zo snel mogelijk te krijgen, zodat we dan een zorgvuldige, goede
behandeling kunnen hebben. Dat lijkt mij een gedeeld belang van iedereen hierin.
De voorzitter:
Een ogenblik. Er is een interruptie van de heer Van Raak.
De heer Van Raak (SP):
Is de heer Van der Staaij het dan met mij eens dat de liefde van twee kanten moet
komen? Het kan toch niet zo zijn dat we heel, heel, heel lang moeten wachten op het
kabinet en dat we dan als Kamer, omdat het kabinet wellicht zo veel tijd moet nemen
omdat het zo ingewikkeld en zo moeilijk is, voor het blok worden gezet en in een week
ja of nee zullen moeten zeggen? Dat kunnen we feitelijk niet.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ja, de liefde moet van twee kanten komen. Dus het is inderdaad goed dat er wel even
serieus naar gekeken wordt, maar ik zit er ook met smart op te wachten omdat we eigenlijk
zeggen: je moet zo snel mogelijk van de noodverordening af. Maar wij moeten als parlement
natuurlijk ook heel serieus en zorgvuldig die wet kunnen beoordelen. Absoluut.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik was bang dat de indruk zou ontstaan dat wij vooral heel lang de tijd willen hebben,
maar het was vooral een aanmaning richting het kabinet om ermee op te schieten, zodat
wij onze taak ook goed en zorgvuldig kunnen doen. Ik denk dat we het wel gedeeld eens
zijn dat het hoog tijd is dat die noodwet vanuit het ministerie onze kant opkomt.
De heer Van der Staaij (SGP):
Daar ben ik het helemaal mee eens. Mijn accent lag even op het dilemma dat je bij
dit onderwerp ervaart dat als een Minister vraagt «vindt u het goed dat wij even zorgvuldig
de tijd nemen», ik eigenlijk nee zeg omdat ik wil dat die wet morgen naar de Kamer
komt, terwijl het tegelijkertijd ook een goede wet moet zijn. Dat is een beetje het
spanningsveld. Maar we begrijpen elkaar. Dus die oproep steun ik.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Van der Staaij (SGP):
Nog één concrete vraag over de kerkdiensten. Dat punt raakte mevrouw Van der Graaf
ook aan. In de grotere coronadebatten hebben we het hier ook altijd over gehad: komt
het punt van maatwerk en perspectief terug in het kader van deze wet of is de Minister
van plan om ons daarover apart te informeren? Dat is de feitelijke vraag die ik daarover
nog wilde stellen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van der Graaf, ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel. Aansluitend op dit punt zou ik graag willen weten welke termijn de Minister
in gedachten heeft om de Kamer te informeren over de voortgang om met de kerk tot
afspraken te komen.
Ik wil de Minister aansporen om ook als Minister van Justitie het gesprek aan te gaan
met de organisatoren van Black Lives Matter-demonstraties. Ik denk dat het goed is,
gelet op het maatschappelijke debat en de onrust die hierover is ontstaan.
Ik sluit af met twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de ambitie vanuit het regeerakkoord om de aanpak van mensenhandel
te versterken onder meer is uitgewerkt in kwalitatieve doelstellingen in de Veiligheidsagenda,
maar dat deze doelstellingen voor 2019 niet zijn behaald en voor 2020 mogelijk naar
beneden worden bijgesteld;
constaterende dat met de motie-Segers/Asscher jaarlijks 10 miljoen euro extra wordt
geïnvesteerd in de AVIM, de mensenhandelpolitie, maar dat de AVIM kampt met een hoger
verzuim en een hogere gemiddelde leeftijd en dus een hogere uitstroom in vergelijking
met andere politie-eenheden;
verzoekt de regering alles in het werk te stellen om de originele kwalitatieve doelstellingen
mensenhandel vanuit de Veiligheidsagenda niet naar beneden bij te stellen, die te
behalen en de Kamer over de voortgang hiervan te informeren;
verzoekt de regering tevens een actieplan op te stellen om het bovengemiddelde verzuim
en de hogere uitstroom binnen de AVIM terug te dringen en bovendien aan te geven of
de extra middelen vanuit de motie-Segers/Asscher hiervoor afdoende zijn, en de Kamer
hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Kuiken. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 952 (29 628).
Ik hoop dat uw volgende motie een stuk korter is.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Zeker.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat het zorgelijk is te constateren dat de webcrawler en lokprofielen nog
altijd niet worden ingezet terwijl deze van groot belang zijn in de strijd tegen mensenhandel;
verzoekt de regering met prioriteit deze innovatieve opsporingsinstrumenten in te
zetten en tevens kwalitatieve doelstellingen op te stellen voor de komende jaren waarin
de ambitie van de regering helder wordt geformuleerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Kuiken. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 953 (29 628).
Tot slot de heer Azarkan van DENK.
De heer Azarkan (DENK):
Dank, voorzitter. Ik begin even met complimenten te maken aan mijn collega Van Dam
voor zijn samenvatting van een aantal gesprekken die hij heeft gevoerd over PTSS.
Ik heb ook een aantal van die mensen gesproken na afloop van het gesprek tussen de
Minister, de bonden en de korpsleiding. Ik spreek de hoop uit dat die resultaten echt
leiden tot een oplossing voor deze mensen, omdat een aantal mensen echt vastzit. De
pijn, de afwijzing en met name het gevoel dat ze tegen hun oude organisatie moeten
knokken, is voor hen erg triest.
Voorzitter, ik heb vier moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de politie stapsgewijs de omslag zal maken van werving en selectie
van diversiteit naar werving en selectie van competenties;
constaterende dat de politie ernaar streeft dat op wat langere termijn geen kwantitatieve
streefcijfers voor diversiteit meer nodig zijn;
spreekt uit dat een representatieve politieorganisatie, waarin iedereen ongeacht afkomst,
geslacht, geaardheid of huidskleur de samenleving dient, van groot belang is en blijft;
verzoekt de regering onverkort als beleidsdoelstelling te blijven hanteren dat de
politieorganisatie een afspiegeling van de samenleving is op het gebied van diversiteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 954 (29 628).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de oefeningen voor geweldsbeheersing en aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden
voor agenten zijn opgeschort vanwege de RIVM-richtlijnen;
verzoekt de regering te bezien of het op korte termijn mogelijk gemaakt kan worden
om agenten te testen op corona en hen na een negatieve test de oefeningen voor geweldsbeheersing
en aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden te laten doen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 955 (29 628).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de politie haar opdracht alleen maar kan uitvoeren als zij in verbinding
is met de verschillende groepen in de samenleving;
constaterende dat instroom en ook het behoud van diversiteit in de politieorganisatie
hier van groot belang voor is;
constaterende dat de politie de instroom van diversiteit registreert;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe het mogelijk gemaakt zou kunnen worden om
ook te rapporteren over de uitstroom van diversiteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 956 (29 628).
De heer Azarkan (DENK):
Tot slot.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit onderzoek van de Adviescommissie Etnisch profileren Amsterdam
onder andere blijkt dat:
– slechts 28% van de politiefunctionarissen bekend is met het handelingskader proactief
controleren;
– 35% van de politiefunctionarissen van geen enkele bestaande maatregel om etnisch profileren
tegen te gaan, kennis heeft;
– 32% van de politiefunctionarissen aangeeft behoefte te hebben aan meer/beter opleiden
om etnisch profileren tegen te gaan;
verzoekt de regering om te monitoren hoeveel van de politiefunctionarissen bekend
zijn met maatregelen en hulpmiddelen om etnisch profileren tegen te gaan en hoe dit
zich in de tijd ontwikkelt, en hierover te rapporteren aan de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 957 (29 628).
Het viel mij overigens op dat uw eerste motie zowel een spreek-uitmotie als een verzoekmotie
is. Ik weet niet of dat nog ingewikkeld is. Dan kijk ik ook even naar de heer Van
der Staaij. Een motie waarin de Kamer zich zowel uitspreekt als een verzoek doet aan
de regering? Tja, alles kan hier.
De heer Van der Staaij (SGP):
Alles kan.
De voorzitter:
Oké. Daar houden we het dan maar even op.
De heer Azarkan (DENK):
Als meneer Van der Staaij het zegt, dan moet het goed zijn.
De voorzitter:
Dan is het goed. Uiteindelijk wordt toch bepaald of de Kamer ervoor of ertegen is.
Daarmee eindigt de tweede termijn van de Kamer. Minister, u mag beginnen. Gaat uw
gang.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Ik heb een aantal moties gekregen. Daar begin ik mee. Daarna kom ik op
een aantal losse punten terug. Daarvoor zouden we dan eventueel nog moeten schorsen.
De motie op stuk nr. 949 van mevrouw Buitenweg verzoekt om gegevens jaarlijks in kaart
te brengen. Die krijgt wat mij betreft oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 949: oordeel Kamer.
Minister Grapperhaus:
Ja, dat is voor uw administratie.
De motie op stuk nr. 950 van de heer Van Dam over de ICT-ontwikkeling: ook oordeel
Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 950: oordeel Kamer.
Minister Grapperhaus:
De motie op stuk nr. 951 van de heer Van Dam over drie keer per jaar informatie: ook
oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 951: oordeel Kamer.
Minister Grapperhaus:
Mevrouw Van der Graaf heeft twee moties ingediend. De eerste motie pak ik er even
bij. Dat is de motie over... Ik moet ze niet door elkaar halen. De eerste motie gaat
over de prioritering van de innovatieve opsporingsinstrumenten.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dat is de tweede.
Minister Grapperhaus:
Goed, dan moet ik het even in de goede volgorde doen. De eerste motie, op stuk nr.
952, gaat over de AVIM. Ik verzoek om die motie aan te houden, totdat de Staatssecretaris
met de brief is gekomen en de Kamer daarover met haar in gesprek is gegaan.
Dan...
De voorzitter:
Een ogenblik. Ik kijk even naar mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Wanneer kunnen we die voortgangsbrief precies verwachten? We wachten er al even op.
Minister Grapperhaus:
Die komt, heb ik begrepen, voor het reces.
De voorzitter:
Dus voor het zomerreces. Gaat u de motie aanhouden of niet? U kunt er nog een week
over nadenken.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik denk dat ik dat doe, omdat ik zeker wil weten dat ik de motie nog in stemming kan
brengen. Op zich vind ik een aangehouden motie niet verkeerd, hoor. Die hangt dan
boven de markt. De intentie is duidelijk.
De voorzitter:
U mag haar ook nu aanhouden en alsnog...
Minister Grapperhaus:
Van de andere motie ben ik het nummer even kwijt.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 953.
Minister Grapperhaus:
Deze motie gaat over de webcrawler en lokprofielen. Die motie krijgt oordeel Kamer.
De voorzitter:
Nog even over de motie op stuk nr. 952: als die niet wordt aangehouden, wordt die
neem ik aan ontraden?
Minister Grapperhaus:
Ik zou het heel vervelend vinden, maar dan moet ik die ontraden.
De voorzitter:
Ja, zo werkt het. Maar de motie op stuk nr. 953 krijgt dus oordeel Kamer.
Wat zegt u, mevrouw Van der Graaf?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
De motie op stuk nr. 952 houd ik aan, om het helder te houden, met als doel om die
als drukmiddel boven de markt te houden.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van der Graaf stel ik voor haar motie (29 628, nr. 952) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Er waren nog vier moties, van meneer Azarkan.
De heer Azarkan (DENK):
Allemaal oordeel Kamer!
Minister Grapperhaus:
De heer Azarkan wil natuurlijk alle ballen goed... Zijn eerste motie, op stuk nr.
954, gaat over de politie als afspiegeling. Die krijgt oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 954: oordeel Kamer.
Minister Grapperhaus:
Zijn tweede motie, op stuk nr. 955, over coronatesten in relatie tot opleidingen en
dergelijke: ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 955: oordeel Kamer.
Minister Grapperhaus:
De motie op stuk nr. 956 verzoekt om de registratie van de uitstroom te onderzoeken.
Ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 956: oordeel Kamer.
Minister Grapperhaus:
Ik moet het heel eerlijk zeggen – ik schiet tekort – maar de vierde motie van de heer
Azarkan ben ik even kwijt.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 957 gaat over etnisch profileren, hoor ik iedereen roepen.
De heer Azarkan (DENK):
Ja, over bewustwording en voorlichting, omdat er te weinig...
Minister Grapperhaus:
Ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 957: oordeel Kamer. Nou, een royale bui. Had nou maar een motie
ingediend, meneer Van Raak.
De heer Van Raak (SP):
Ja, een kans gemist!
Minister Grapperhaus:
Zo houden we met z'n allen de nul vast. Maar als de heer Van Raak niet meedoet...
Voorzitter. Ik wil nog iets over de Tijdelijke wet COVID-19 zeggen. Ik heb niet beoogd
te stellen dat we daar haastwerk van moeten maken. Ik vind het wel terecht dat hier
wordt gezegd: waar blijft die tijdelijke wet? Ik begrijp dat. Het is een zorgvuldig
proces geweest om dat goed in elkaar te zetten. Daar zijn ook verschillende departementen
bij betrokken geweest. Ik trek het mij ook aan dat u zegt dat het wel even heeft geduurd,
maar het moest echt zo. Ik wilde alleen maar zeggen: hij is nu door de ministerraad
en we zetten alles op alles om hem zo snel mogelijk bij uw Kamer te krijgen. Vervolgens
gaat u bepalen hoe u hem behandelt. U kent mij als iemand die niet zo aanmatigend
is dat hij vindt dat hij enige invloed op dat proces heeft.
Voorzitter, volgens mij heb ik alle punten gehad. Er waren verder geen vragen meer,
of doe ik iemand tekort?
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik had nog een vraag gesteld. Komt dat punt van die kerken ook terug bij die wet?
Minister Grapperhaus:
Over die kerken wil ik u een separate brief sturen, want ik merk dat daar toch een
soort van licht misverstand over is. Ik heb vier maanden lang met allerlei soorten
organisaties, van horeca tot kerken, gesproken. Dat gebeurde steeds periodiek. Overigens
heb ik dat ook met synagogen, moskeeën en andere organisaties gedaan. Ik heb daar
goede gesprekken mee gehad. Soms was men ook even ongelukkig en wat dies meer zij.
Maar ik kom met een brief over, zal ik zeggen, twee weken na vandaag. Daarin zet ik
even op een rij wat we hebben gedaan en hoever we zijn gekomen. Dat loopt goed. Maar
daar kom ik speciaal in een brief op terug.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee eindigt de tweede termijn van de zijde van de Minister.
Over de ingediende moties zal volgende week dinsdag, 16 juni, worden gestemd. Daar
kunt u dus nog even over nadenken. Ik dank de Minister, zijn ambtenaren, de leden,
onze onvolprezen ondersteuning in alle gedaanten en iedereen die dit debat gevolgd
heeft. Ik wens u allen nog een mooie dag toe.
Sluiting 13.01 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.E.A.J. Hessing-Puts, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.