Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op de vragen van de leden Peters, Van der Molen en Slootweg over de uitgestelde invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel
Vragen van de leden Peters, Van der Molen en Slootweg (allen CDA) aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties over de uitgestelde invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel (ingezonden 29 mei 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 18 juni 2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de financiële problemen van bijvoorbeeld een gemeente als
Goirle, waar men onder andere hoop heeft op een snelle invoering van het woonplaatsbeginsel?1
Antwoord 1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Vraag 2
Deelt u de conclusie dat sommige gemeenten onder de huidige systematiek niet of onvoldoende
gecompenseerd worden en dus een stevig nadeel hebben van uitstel van het woonplaatsbeginsel?
Zo nee, kunt u onderbouwen waarom dat niet het geval zou zijn?
Antwoord 2
Nee, deze conclusie deel ik niet. Het jeugdhulpbudget bij de huidige definitie van
het woonplaatsbeginsel wordt op twee manieren verdeeld; objectief en op basis van
werkelijk gebruik. Het grootste deel wordt objectief verdeeld. Het budget voor kinderen
met een voogdijmaatregel en kinderen met verlengde jeugdhulp, ongeveer 17% van het
budget, wordt op basis van werkelijk zorggebruik verdeeld. Het verdelen op basis van
werkelijk zorggebruik heeft als nadeel dat het twee jaar achter loopt. Voor de verschillen
in de ontvangen gelden op basis van het verleden en de daadwerkelijke gemaakte kosten
is de compensatieregeling voogdij en 18+ in het leven geroepen.
In de gemeente Goirle is sprake van een bijzondere situatie. In Goirle staat namelijk
een instelling voor vrouwenopvang, Sterk Huis, die deels is gecombineerd met een jeugdhulpaanbieder.
Hierdoor hoeven kinderen die met hun moeder in de vrouwenopvang verblijven en jeugdhulp
met verblijf nodig hebben niet van hun moeder te worden gescheiden, omdat er binnen
de instelling voor vrouwenopvang ook jeugdhulp met verblijf wordt gerealiseerd.
Goirle maakt geen kosten voor de vrouwenopvang. Deze kosten lopen via Tilburg, als
centrumgemeente. Goirle maakt wel kosten voor de jeugdhulp die kinderen in de vrouwenopvang
ontvangen. Voor de kinderen met een voogdijmaatregel ontvangt Goirle compensatie via
het reguliere budget voogdij en 18+. Voor de kinderen die zonder voogdijmaatregel
in de instelling voor vrouwenopvang verblijven is Goirle onder het huidige woonplaatsbeginsel
jeugd verantwoordelijk. Hiervan ondervindt Goirle nadelige financiële consequenties.
Zodoende kan Goirle gebruik maken van de compensatieregeling voogdij en 18+ onder
de noemer van de uitzonderingsclausule.
Wat betreft de jeugdzorgkosten zou Goirle hierdoor geen financieel nadeel moeten ondervinden.
Wel geldt dat zij jaarlijks een aanvraag moeten indienen voor compensatie. Het huidige
woonplaatsbeginsel bezorgt hen daardoor wel administratieve lasten.
Vraag 3
Wat kunt u doen om juist deze gemeenten te helpen en te voorkomen dat uitstel van
het woonplaatsbeginsel de afbraak van voorzieningen betekent?
Antwoord 3
Nu de invoering van het woonplaatsbeginsel jeugd met een jaar is uitgesteld, wordt
de compensatieregeling voogdij en 18+ met een jaar verlengd. De verlenging van deze
regeling is verwerkt in de meicirculaire gemeentefonds 2020. Het begrote bedrag voor
de compensatieregeling is het komende jaar verhoogd van € 20 mln. naar € 30 mln.
Vraag 4
Kunt u nader toelichten wat de reden is van het uitstel van de invoering van het woonplaatsbeginsel?
Antwoord 4
Het besluit tot uitstel van de invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel jeugd volgt
uit een samenloop van omstandigheden, die na de wetsbehandeling in de Tweede en Eerste
Kamer (resp. januari en februari 2020) hebben plaatsgevonden.
De invoering van de Wet wijziging woonplaatsbeginsel zorgt voor eenmalige administratieve
lasten. Gemeenten moeten, ondersteund door aanbieders, de financieel verantwoordelijke
gemeente uitzoeken op basis van het nieuwe woonplaatsbeginsel om de administratieve
verhuizing bij het ingaan van de wet soepel te laten verlopen. Deze handeling dient
tijdig voor de beoogde ingangsdatum van het nieuwe woonplaatsbeginsel te worden uitgevoerd,
zodat de «nieuwe» financieel verantwoordelijke gemeenten voldoende tijd hebben om
(indien noodzakelijk) contracten af te sluiten met de betreffende zorgaanbieders.
In het implementatietraject bleek dat de gevraagde werkzaamheden van gemeenten en
aanbieders meer tijd zou kosten dan voorzien.
De huidige coronacrisis vergt momenteel echter veel tijd en werk van gemeenten en
aanbieders om de continuïteit van zorg te organiseren. Het afhandelen van de aanvragen
voor (financiële) compensatiemaatregelen komt in tijden van de coronacrisis in gemeenten
veelal terecht bij dezelfde backoffice medewerkers die ook uitzoekwerk moeten verrichten
voor de eenmalige gegevensoverdracht. Diverse gemeenten hebben aangegeven hierdoor
in de problemen te komen. In de afweging tussen een zorgvuldige invoering van de wet
en een snelle invoering van de wet is uiteindelijk gekozen voor zorgvuldigheid, om
de continuïteit van zorg voor alle jeugdigen optimaal te kunnen waarborgen. Dit heeft
geleid tot uitstel van invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel jeugd tot 1 januari
2022.
Na invoering van het woonplaatsbeginsel kan het budget voor voogdij en 18+ objectief
verdeeld worden. Daarmee loopt de invoering van het woonplaatsbeginsel gelijk met
de invoering van de nieuwe verdeling voor het gemeentefonds, die eveneens met een
jaar is uitgesteld (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 35 300B, nr.15).
Vraag 5
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg jeugd (op dit moment gepland
op 23 juni a.s.)?
Antwoord 5
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.