Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bromet over het bericht 'Het is onduidelijk en onzeker welke natuurgebieden baat hebben bij de stikstofaanpak'
Vragen van het lid Bromet (GroenLinks) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Het is onduidelijk en onzeker welke natuurgebieden baat hebben bij de stikstofaanpak» (ingezonden 3 juni 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 17 juni
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Het is onduidelijk en onzeker welke natuurgebieden
baat hebben bij de stikstofaanpak» en de «Toelichting bij berekening stikstofdepositie
kamerbrief 24 april 2020» van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)?1
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waarom heeft het RIVM gebruikgemaakt van «de gemiddelde kritische depositiewaarde
per hexagoon van 64 hectare» bij zijn berekening van de mate waarin stikstofgevoelige
natuur onder de kritische depositiewaarde (KDW) komt?
Antwoord 2
Het kabinet wil de Kamer een zo goed en overzichtelijk mogelijk overzicht geven van
de reeds bekende effecten van de maatregelen. De kaarten geven daartoe een ruimtelijk,
globaal beeld van het gemiddelde effect van de bronmaatregelen bij elkaar opgeteld.
De weergave op hexagonen van 64 ha met gemiddelde KDW doet daar recht aan. Het aantal
hectares met stikstofgevoelige natuur dat onder de KDW komt, kan pas met meer precisie
vastgesteld worden wanneer de bronmaatregelen verder uitgewerkt zijn en de effecten
optreden.
Vraag 3 en 4
Hoe wordt bij deze methode in ogenschouw genomen dat meer stikstofgevoelige en minder
stikstofgevoelige natuur binnen een hexagoon kan voorkomen?
Waarom heeft het RIVM geen methode gebruikt waarbij wordt uitgegaan van de hoeveelheid
habitattypen onder de KDW?
Antwoord 3 en 4
In het stikstofbeleid wordt gepoogd om de stikstofneerslag op zoveel mogelijk hectaren
van daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden onder de KDW te krijgen. Dé
KDW van een hectare – waar in het dagelijkse taalgebruik naar wordt gerefereerd –
kent in technische zin de volgende uitleg. Elk habitattype en leefgebied van soorten
heeft een eigen KDW. De facto hebben hectaren waar meerdere habitattypen of leefgebieden
voorkomen, dus meerdere KDW’s. De relevante KDW voor een hectare, is de KDW van het
meest gevoelige habitattype of leefgebied. Die duidt de grens aan waar de stikstofdepositie
onder moet blijven om het risico weg te nemen dat de kwaliteit van het habitat significant
wordt aangetast door de verzurende en/of vermestende invloed van atmosferische stikstofdepositie.
Op deze manier wordt gestreefd naar het voorkomen van overbelasting van alle habitattypen
en leefgebieden die op een hectare voorkomen. Zodoende is een methode om het aantal
habitattypen te meten dat zich per hectare boven of onder de betreffende KDW van een
specifieke habitattype bevindt, niet relevant voor de stikstofdoelstelling. Daarom
zie ik ook geen meerwaarde in het inzichtelijk maken hiervan.
Vraag 5
Deelt u de mening dat door de gehanteerde methode van het RIVM stikstofgevoelige habitattypen
worden weggemiddeld in de totale oppervlakte (minder) stikstofgevoelige leefgebieden
en habitattypen, wetende dat de minder gevoelige een groot oppervlak innemen?
Antwoord 5
Het kabinet is van mening dat de gehanteerde methode recht doet aan de vraag om een
globaal beeld te schetsen, zoals is toegelicht in de beantwoording van vraag 2. De
precieze stikstofgevoeligheid van habitattypen en leefgebieden van soorten op hectareniveau
wordt gebruikt bij de toestemmingsverlening. Dit gedetailleerd beeld is onderdeel
van de uitwerking van het maatregelenpakket en de systematiek van monitoring en bijsturing.
Vraag 6
Bent u bereid om het RIVM aanvullend te laten berekenen hoeveel habitattypen er voldoende
onder de KDW komen, om zo inzichtelijk te maken wat de door het kabinet geformuleerde
ambitie betekent voor de meer stikstofgevoelige habitattypen?
Antwoord 6
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van vraag 4.
Vraag 7
Kunt u deze vragen beantwoorden voordat het eerstvolgende Kamerdebat over de stikstofproblematiek
plaatsvindt?
Antwoord 7
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.