Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Diertens en Bergkamp over de kwaliteit van mondkapjes in verpleeghuizen
Vragen van de leden Diertens en Bergkamp (beiden D66) aan de Minister voor Medische Zorg over de kwaliteit van mondkapjes in verpleeghuizen (ingezonden 27 mei 2020).
Antwoord van Minister Van Rijn (Medische Zorg) (ontvangen 16 juni 2020).
Vraag 1, 2, 3
Hoe beoordeelt u het artikel in het Algemeen Dagblad van 25 mei 2020 «Veel falende
mondkapjes in verpleeghuizen: «Schandalig, we zijn besodemieterd»?1
Klopt het dat verpleeghuizen nog steeds te kampen hebben met tekorten ondanks het
ingestelde verdeelmodel op 11 april 2020 en ondanks het signaal van het Landelijk
Consortium Hulpmiddelen (LCH) dat er genoeg beschermingsmiddelen beschikbaar zijn?
Zo ja, begrijpt u dat verpleeghuizen
hierdoor genoodzaakt zijn zelf over te gaan tot de aanschaf van persoonlijke beschermingsmiddelen
(PBM)?
Kunt u objectief aantonen dat er geen tekort is aan PBM in verpleeghuizen, aangezien
ons de afgelopen weken signalen blijven bereiken dat dit tekort er wel is? Is er bijvoorbeeld
een uitvraag gedaan of enquête uitgezet bij de 2500 verpleeghuizen in Nederland voor
een actuele stand van zaken? Zo nee, kunt u een dergelijke enquête initiëren?
Antwoord 1, 2, 3
Ik heb navraag gedaan bij de koepels van de langdurige zorg (Actiz, Zorgthuisnl, VGN,
Verenso, NVAVG en V&VN) wat hun beeld is van de beschikbaarheid van PBM. Zij geven
aan dat er de laatste weken geen signalen meer zijn van tekorten aan mondneusmaskers.
De tekorten aan handschoenen en schorten worden nu ingelopen. Dit is in overeenstemming
met de berichten vanuit het LCH. De voorraden bij zorgaanbieders zijn soms kleiner
dan men doorgaans aanhoudt. Het LCH geeft aan dat zij op basis van de huidige bestellingen
verwacht eind juni voldoende materiaal te hebben mocht zich een tweede piek in coronabesmettingen
voordoen. Er zijn ondertussen circa zesduizend instellingen in het aanvraagsysteem
van het LCH opgenomen, waarvan ongeveer de helft ook daadwerkelijk bestellingen doet
via het aanvraagportaal.
Wat betreft het aanschaffen van persoonlijke beschermingsmiddelen via andere kanalen
dan het LCH, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4 t/m 10.
Vraag 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10
Hoe beoordeelt u specifiek de stelling dat chirurgische mondmaskers ondanks de RIVM-richtlijn
onvoldoende bescherming bieden in de verpleeghuissetting en dat verpleeghuizen daarom
zelf zijn overgegaan tot de aanschaf van FFP2-maskers?
Klopt het dat, als verpleeghuizen zelf overgaan tot de aanschaf van mondmaskers, waaronder
de FFP2-maskers, maar ook chirurgische mondmaskers, de kwaliteit van deze mondmaskers
niet gegarandeerd kan worden?
Wil het LCH-verpleeghuizen faciliteren bij deze aanschaf van PBM? Zo ja, vanaf wanneer
kan het LCH deze taak op zich nemen? Zo nee, waarom is dit niet mogelijk?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat verpleeghuizen op korte termijn hun eigen bestelde PBM
kunnen laten keuren op voldoende bescherming indien zij inderdaad zelf PBM aanschaffen,
daar waar u in uw eerdere correspondentie aangaf dat het een verpleeghuis in ieder
geval vrij staat om zelf over te gaan tot de aanschaf van PBM?
In welke mate maken verpleeghuizen al gebruik van de huidige mogelijkheden tot het
keuren van PBM?
Kunt u tips delen met verpleeghuizen waar zij op moeten letten bij de eigen aanschaf
van PBM om te voorkomen dat zij de verkeerde spullen krijgen? En kunnen de ervaringen
van het LCH hierbij gebruikt worden?
Wie is (eind)verantwoordelijk voor de kwaliteit van PBM en andere hulpmiddelen die
in de Nederlandse zorg worden gebruikt?
Antwoord 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10
Het is belangrijk dat zorgverleners veilig hun werk kunnen doen. De verschillende
beschermingsmiddelen worden ingezet volgens de richtlijnen van het RIVM. Daarin staat
onder andere welke type mondkapjes voor welke medische handelingen moeten worden gebruikt
om voldoende bescherming te bieden.
Fabrikanten en leveranciers zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun beschermingsmiddelen
die zij leveren aan de zorg. Zorginstellingen zijn ervoor verantwoordelijk hun werknemers
goed beschermd te kunnen laten werken en daarvoor de gepaste beschermingsmiddelen
te verschaffen.
Om deze bescherming te borgen kunnen zorginstellingen het beste beschermingsmiddelen
kopen met een geldige CE-markering, via reguliere leveranciers. Voor het geval deze
reguliere leveranciers niet of onvoldoende kunnen voorzien in beschermingsmiddelen,
heb ik het LCH ingericht. Het LCH is er om te voorzien in de extra vraag die is ontstaan
door de COVID-uitbraak in aanvulling op de reguliere inkoop. Via het LCH kunnen zorgaanbieders
persoonlijke beschermingsmiddelen aanvragen. Het LCH geeft aan dat er voldoende voorraad
is om aan de huidige vraag naar mondmaskers te voldoen, ook voor verpleeghuizen. Naar
aanleiding van signalen uit het veld met betrekking tot de kwaliteit over de eerste
uitgeleverde mondmaskers, heeft het RIVM vanaf dat moment alle mondmaskers die via
het LCH geleverd worden, nader getest bij aankomst in het distributiecentrum.
Als zorginstellingen besluiten om naast hun reguliere kanalen, niet bij het LCH te
bestellen, maar zelf aanvullende beschermingsmiddelen in te kopen die niet voorzien
zijn van een CE-markering en/of afkomstig zijn van een leveranciers waar zij niet
eerder zaken mee hebben gedaan, dan dienen zij zelf te controleren of deze mondmaskers
van voldoende kwaliteit zijn om hun werknemers te beschermen. Hiervoor kunnen zij
bij verschillende instituten terecht – zoals universiteiten en ziekenhuizen – die
filtertesten uitvoeren. Ik heb met de NFU afgesproken dat zorginstellingen die twijfelen
over de kwaliteit van maskers deze bij de UMC’s kunnen laten testen. De coördinatie
hiervan loopt via de ROAZ. Het proces hiervoor wordt op dit moment uitgewerkt.
Ook kunnen zorginstellingen terecht bij particuliere bedrijven die deze testen aanbieden
(zoals Kalibra, TUDelft, Proqares, BSI, Inspec en bij Dekra via diens zusterbedrijf
in Duitsland).
Het is mij niet bekend in hoeverre zorginstellingen hier gebruik van maken. Indien
er signalen zijn over de kwaliteit of de veiligheid van de maskers, dan kunnen instellingen
dit melden bij de toezichthouders IGJ of ISZW.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.J. van Rijn, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.