Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het huurbeleid in tijden van corona: gericht problemen voorkomen
27 926 Huurbeleid
Nr. 324
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 17 juni 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties over de brief van 20 mei
2020 over het huurbeleid in tijden van corona: gericht problemen voorkomen (Kamerstuk
27 926, nr. 320).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 juni 2020 aan de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 16 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over het huurbeleid in tijden
van corona: gericht problemen voorkomen. Zij hebben hierbij meerdere vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe vaak er door huurders al gebruik is gemaakt
van de spoedwet verlening tijdelijke huurcontracten. Deze leden vragen ook of er toch
zaken voor de rechter gekomen zijn en zo ja, hoe vaak?
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel corporaties en institutionele vastgoedbeleggers
gehoor hebben gegeven aan de oproep van de Minister om huurders die tijdelijk hun
huur niet kunnen betalen met betalingsproblemen tegemoet te komen. Hoeveel betalingsregelingen
en kwijtscheldingen zijn er door corporaties en institutionele vastgoedbeleggers getroffen?
Deze leden willen ook weten hoeveel huurders er naar goedkopere huurwoningen zijn
geholpen en hoeveel huisuitzettingen er uit huurwoningen zijn geweest sinds medio
maart, ook ten opzichte van de dezelfde periode vorig jaar.
De leden van de VVD-fractie vragen ook hoeveel banken gehoor hebben gegeven aan de
oproep van de Minister om kopers die tijdelijk hun hypotheek niet kunnen betalen tegemoet
te komen? Hoeveel betalingsregelingen en kwijtscheldingen zijn er door banken getroffen?
De leden van de VVD-fractie vragen ook welke gemeenten wel en welke gemeenten niet
gehoor hebben gegeven aan de oproep van de Minister om bewoners niet uit hun recreatiewoning
te zetten. Graag een overzicht waarin alle gemeenten staan.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister het beeld herkent van woningen in
de grote steden die eerst via online platforms illegaal aan toeristen verhuurd werden.
Deze leden willen weten om hoeveel woningen dit ongeveer gaat en wat de Minister gaat
doen om te voorkomen dat na de coronacrisis deze woningen weer illegaal aan toeristen
verhuurd worden.
De leden van de VVD-fractie vragen tot slot hoeveel onderhoudswerkzaamheden er door
corporaties zijn uitgesteld. Zij willen daarbij weten of de Minister met corporaties
in gesprek is gegaan om te voorkomen dat er (grote) achterstanden ontstaan.
De leden van de PVV-fractie hebben de volgende vragen en opmerkingen.
Zij lezen in de brief dat «Verhuurders en huurders maatwerk afspreken waar dit nodig
is.»
De leden van de PVV-fractie vragen hoe dit in de praktijk gaat. Hoeveel huurders –
die nu in de financiële problemen zitten – hebben reeds om maatwerk verzocht, en hoeveel
van hen hebben dat ook daadwerkelijk gekregen? Tot hoeveel (gedeeltelijke) huurkwijtschelding
of huurverlaging heeft dit tot dusverre gemiddeld geleid?
«Verhuurders kunnen op dit moment al wel de huur verlagen, maar kunnen deze op basis
van de huidige wetgeving niet na de afgesproken periode weer terugbrengen naar het
oorspronkelijke niveau.», zo schrijft de Minister. De leden van de PVV-fractie vragen
waarom de huur per se weer naar het oorspronkelijke niveau moet worden teruggebracht.
Deelt de Minister de conclusie dat het – na jarenlange huurverhogingen en de almaar
nijpender wordende financiële situatie van steeds meer huurders – de hoogste tijd
is voor een níét-tijdelijke huurkorting/-verlaging? Zij verzoeken de Minister daarbij
in haar antwoord niet aan te komen met het in hun ogen afgezaagde argument dat de
huurverhogingen van de afgelopen jaren «gematigd» zouden zijn geweest.
«Het is aan de verhuurder, waaronder woningcorporaties, om te bepalen of deze tegemoet
komt aan het verzoek van de huurder om tijdelijke huurverlaging.», lezen de leden
van de PVV-fractie in de onderhavige brief. Deelt de Minister de mening (1) dat dit
té vrijblijvend is, (2) dat de huurder hiermee té afhankelijk wordt van de welwillendheid
van de verhuurder en (3) dat derhalve een generieke huurverlaging de juiste oplossing
is?
De Minister schrijft: «Ik heb de Autoriteit woningcorporaties verzocht om anticiperend
te handhaven, zodat ook woningcorporaties nu al de mogelijkheid krijgen om medewerking
te verlenen aan verzoeken van huurders om tijdelijke huurverlaging.» De leden van
de PVV-fractie vragen wat «anticiperend handhaven» in de praktijk inhoudt. Deelt de
Minister de mening dat haar «verzoek» – net als haar eerdere «morele appèl» op de
verhuurders – veel te vrijblijvend en afwachtend is? Wat komt hier feitelijk van terecht?
Hoeveel huurders zullen hiermee daadwerkelijk geholpen zijn?
De leden van de PVV-fractie lezen: «De huidige wetgeving staat het verhuurders (niet
zijnde woningcorporaties) toe om een vooraf overeengekomen huurverhoging (indexeringsclausule)
enige tijd niet in rekening te brengen.» Welk belang hebben verhuurders (niet-zijnde
woningcorporaties) om – zeker gezien het grote aantal woningzoekenden – hier gehoor
aan te geven? Deelt de Minister wederom de mening dat dit té vrijblijvend en afwachtend
is? Hoeveel verhuurders zijn hiertoe bereid?
De Minister schrijft: «Deze coronatijd vraagt extra aandacht voor de betaalbaarheid
voor huurders met een laag inkomen. Zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer hebben
hier aandacht voor gevraagd. Het is een belangrijk onderwerp waar het kabinet, ook
vanuit het huurbeleid, aandacht voor heeft.» De leden van de PVV-fractie vragen of
de Minister de mening deelt dat «het hebben van aandacht» veel te weinig, veel te
gemakkelijk en veel te vaag is? Deelt de Minister de conclusie dat het kabinet – gezien
het feit dat maar liefst een kwart van de huurders, oftewel 800.000 huishoudens, nú
al financieel klem zit, terwijl zij blijft weigeren om de zoveelste toegestane huurverhoging
(per 1 juli aanstaande) te schrappen – de huurders keihard in de kou laat staan?
«In de afgelopen jaren zijn de gemiddelde huurverhogingen voor zowel de huurwoningen
in de gereguleerde sector als de huurwoningen in de vrije sector gematigd geweest.
Zoals aangegeven, verwacht ik dat ook dit jaar de gemiddelde huurverhogingen gematigd
zullen zijn, ook in de vrije sector.», lezen de leden van de PVV-fractie in de brief.
Deelt de Minister de conclusie dat ook een «gematigde» huurverhoging nog altijd een
verhoging is? Is zij ervan op de hoogte dat elke huurverhoging – hoe «gematigd» zij
die ook wilt noemen – zeker nu, in tijden van crisis, dramatisch kan zijn voor de
portemonnee van de huurders? Deelt zij de conclusie dat het na jaren van huurverhogingen
– ook al zijn die in haar ogen «gematigd» – de hoogste tijd is voor huurverlaging?
Naar aanleiding van de passage: «Tegelijkertijd is er sinds 2015 beleid ingezet om
de betaalbaarheid voor huurders te verbeteren.», vragen de leden van de PVV-fractie
of de Minister de conclusie deelt dat het kabinet op dit punt – gezien het feit dat
maar liefst een kwart van de huurders financieel klem zit – ronduit heeft gefaald?
Zo nee, wat hebben huurders – die huurverhoging na huurverhoging voor hun kiezen hebben
gekregen – van deze zogenaamde «verbeterde betaalbaarheid» in de praktijk gemerkt?
Verder lezen de leden van de PVV-fractie: «Woningcorporaties bouwen daarnaast meer
goedkope woningen, onder meer door de aftrek in de verhuurderheffing voor goedkope
nieuwbouw.» Zij vragen of de Minister, als zij dit nota bene zélf als een succesvolle
maatregel ziet, er alsnog toe bereid is de regeling heffingsvermindering nieuwbouw
ook ná 1 juni aanstaande geopend te houden?
Naar aanleiding van de zin: «Een generieke huurbevriezing helpt niet de mensen die
daadwerkelijk betalingsproblemen hebben.», vragen de leden van de PVV-fractie wanneer
de Minister stopt met het vinden van allerlei smoesjes en zij simpelweg begint met
het uitvoeren van de aangenomen Eerste Kamermotie met betrekking tot een huurstop?
«Een generieke huurbevriezing heeft daarnaast op de lange termijn een structureel
effect op het investeringsvermogen van verhuurders, bijvoorbeeld voor verduurzaming
en nieuwbouw.», zo lezen de leden van de PVV-fractie. Zij vragen of hieruit geconcludeerd
kan worden dat de huren níét generiek worden bevroren/verlaagd, onder andere vanwege
de kosten van verduurzaming? Betekent dit dus dat de huurders – van wie maar liefst
een kwart, oftewel 800.000 huishoudens, door jarenlange huurverhogingen nú al financieel
klem zit – ook nog even moeten opdraaien voor de gigantische kosten van haar eigen
klimaatobsessie? De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister ertoe bereid is
de klimaatmaatregelen van het kabinet te schrappen en er alsnog voor te zorgen dat
de huren worden verlaagd? Zo nee, waarom kiest zij voor zinloos, onbetaalbaar klimaatbeleid
en níét voor de portemonnee van de huurders?
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister de conclusie deelt – haar hele brief
overziende – dat de maatregelen veel te vrijblijvend en veel te mager zijn en geenszins
getuigen van daadkracht. Zo nee, hoeveel huurders zullen, als zij haar brief lezen,
een gat in de lucht springen, denkt de Minister? Wanneer gaan zij, die nu financieel
klem zitten, hier iets van merken in hun portemonnee?
Wanneer stopt de Minister met het optrekken van rookgordijnen – om te verdoezelen
dat het kabinet de huurders nog altijd keihard in de steek laat – en gaat zij de aangenomen
Eerste Kamermotie met betrekking tot een huurstop uitvoeren, zo vragen de leden van
de PVV-fractie.
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van de brief inzake het huurbeleid in tijden van corona.
De leden van de CDA-fractie waarderen het dat samen met Aedes, IVBN, Vastgoed Belang
en Kences is afgesproken dat huisuitzettingen als gevolg van betalingsproblemen door
het coronavirus worden uitgesteld en dat er telkens naar een maatwerkoplossing voor
deze huurders zal worden gezocht. Graag vernemen zij de eerste ervaringen ten aanzien
van dat besluit.
De leden van de CDA-fractie onderschrijven de wens om te komen tot een verlenging
van de tijdelijke wet Verlenging tijdelijke huurovereenkomsten aangezien contracten
die aflopen in juli en augustus dan ook onder de werking van de wet kunnen komen te
vallen. Deze leden benadrukken dat het tijdpad voor versoepelingen van corona-maatregelen
onzeker is, hetgeen tot aanpassing van voornemens kan leiden.
De leden van de CDA-fractie zien met belangstelling uit naar het conceptwetsvoorstel
Huur en inkomensgrenzen. Graag vernemen zij daarbij de criteria die gehanteerd zullen
gaan worden in situaties dat de huur na een verlaging na de afgesproken periode weer
terug gebracht wordt naar het oorspronkelijke niveau.
De leden van de CDA-fractie onderschrijven het uitgangspunt dat verhuurders niet als
gevolg van hun coulance geconfronteerd mogen worden met een onbedoelde permanente
huurverlaging of daarom geen gebruik willen maken van de mogelijkheid van een tijdelijke
huurkorting.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Autoriteit woningcorporaties als men anticiperend
zal handhaven, zodat woningcorporaties de mogelijkheid krijgen om medewerking te verlenen
aan verzoeken van huurders om tijdelijke huurverlaging, ook de financiële situatie
van de corporatie zelf beziet. Als dat zo is, ontstaat dan niet het risico dat «rijke
corporaties» anders met deze beleidsruimte om gaan dan de «armere corporaties»? Deze
leden menen dat dat ongewenst is omdat huurders van «armere corporaties» dan onterecht
niet in aanmerking zouden komen voor huurverlaging.
De leden van de CDA-fractie vragen of er signalen zijn dat gebruik gemaakt zal worden
van uitstel van huurverhogingen in de vrije sector. Graag vernemen zij de gedachte
aard en omvang van die maatregel.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag welk effect de tijdelijke huurverlagingen
zullen hebben op de investeringscapaciteit van corporaties. Hebben gerichte maatregelen
inzake huurverlaging directe gevolgen voor nieuw te bouwen woningen in de directe
toekomst, zo vragen zij.
De leden van de CDA-fractie menen dat ondanks de trend van voorliggende jaren en het
ingezette beleid om de betaalbaarheid voor huurders te verbeteren, juist vanwege de
coronacrisis alles anders kan komen te liggen. Graag vernemen zij wat de stappen zullen
zijn als de verwachtingen ten aanzien van betaalbaarheid door corona toch anders blijken
te zijn. Deze leden wijzen erop dat de Minister in haar brief aangeeft dat de huurquote
de laatste jaren licht afneemt en dat slechts 0,4% van de huurders zich heeft gemeld
bij de verhuurder omdat ze in directe betalingsproblemen komen. Graag vernemen zij
hoe groot de groep is waarbij de huurlasten ten opzichte van het inkomen fors zullen
stijgen. Wat zijn de voornemens om de betaalbaarheid te verbeteren voor deze groep,
zo vragen zij.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief Huurbeleid in tijden van corona: gericht problemen
voorkomen. Deze leden hebben nog enkele vragen die ze aan de regering wil voorleggen.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister momenteel in gesprek is met huurders-
en verhuurdersorganisaties om te kijken hoe maatwerk ook de komende maanden toegepast
kan worden. Deze leden vragen wanneer hierover duidelijkheid wordt verwacht, en hoeveel
huurders in de afgelopen periode een verzoek tot maatwerk bij hun verhuurder hebben
gedaan. Zijn er signalen dat verhuurders hier niet aan meewerken?
De leden van de D66-fractie zijn content dat de regeling om tijdelijke contracten
in coronatijd te verlengen langer doorloopt, en nu ook in juli en augustus aflopende
contracten onder de regeling vallen. Deze leden vragen hoe veel huurders al gebruik
hebben gemaakt van de regeling in de afgelopen periode, en wat de verwachting is voor
wat betreft de aantallen huurders die in juli en augustus van de regeling gebruik
zullen maken?
De leden van de D66-fractie lezen dat er momenteel al de mogelijkheid bestaat voor
huurders om een tijdelijke huurkorting overeen te komen. Deze leden vragen op welke
wijze deze mogelijkheid duidelijk gemaakt wordt aan huurders, en hoeveel huurders
hiervan reeds gebruik hebben gemaakt?
De leden van de D66-fractie lezen dat huurders die een huurkorting toegewezen krijgen
zelf contact hierover dienen op te nemen met de Belastingdienst over de huurtoeslag.
Op welke wijze wordt ervoor gezorgd dat dit breed bekend is onder huurders?
De leden van de fractie van GroenLinks maken zich grote zorgen over de betaalbaarheid van woningen in Nederland in algemene
zin en in het bijzonder hebben zij nu zorgen over hoe mensen die door de corona pandemie
minder inkomsten hebben en daardoor in de financiële problemen komen hun woonlasten
niet goed kunnen betalen. Deze leden vinden het goed dat het kabinet maatregelen heeft
genomen, maar zij hebben ernstige twijfels of dit wel voldoende is. Eerder hebben
deze leden (in samenwerking met andere fracties) al diverse concrete voorstellen gedaan
die helaas allemaal door de Minister en een meerderheid van de Kamer zijn afgewezen.
De zorgen over de betaalbaarheid blijven bij de aan het woord zijnde leden evenwel
onverminderd voort leven. Over de voorliggende kabinetsbrief hebben deze leden een
aantal vragen.
De Minister verwijst met enige regelmaat naar de afspraken die zij gemaakt heeft met
Aedes, Vastgoed Belang, IVBN en Kences. Deze afspraken hebben evenwel geen betrekking
op huurders die een woning huren bij verhuurders die niet aangesloten zijn bij een
van de voornoemde koepelorganisaties. Hoe wordt voorkomen dat deze huurders niet tussen
wal en schip vallen en toch de volledige – soms bijzonder hoge percentages – huurverhoging
moeten betalen terwijl ook deze huurders mede als gevolg van corona in de financiële
problemen komen? Graag vernemen deze leden wat de Minister concreet voor deze groep
huurders gaat doen. Deelt zij de mening van deze leden dat een moreel appèl alleen
onvoldoende is? Zo nee, waarom niet?
De Minister schrijft in haar brief dat een generieke huurkorting ervoor zorgt dat
corporaties minder woningen kunnen bouwen. En dat zij daarom de motie-Kox die in de
Eerste Kamer is aangenomen niet zal uitvoeren. Hoe rijmt de Minister dit met de uitspraken
die zij eerder gedaan heeft dat corporaties voldoende investeringscapaciteit hebben
ondanks de verhuurderheffing? Is het dan niet logisch, zo vragen de aan het woord
zijnde leden, dat de verhuurderheffing tijdelijk wordt opgeschort zodat corporaties
meer ruimte krijgen om, zonder verlies aan investeringscapaciteit, de huren verder
kunnen matigen? Zo nee, waarom niet?
Betaalbaarheid is in bredere zin een grote zorg voor de leden van de fractie van GroenLinks.
Met name in de grote steden stijgen de prijzen nog steeds en soms fors. Deelt het
kabinet de mening van deze leden dat de tweedeling hierdoor alleen nog maar groter
dreigt te worden? En hoe kijkt het kabinet aan tegen bijvoorbeeld het feit dat op
1 juni op woningwebsite Funda in Amsterdam 642 woningen van meer dan een miljoen euro
worden aangeboden en dat tegelijkertijd er slechts 602 objecten in Amsterdam tot 300.000
euro worden aangeboden, waarvan 92 objecten een parkeerplaats betreft? 1) Deelt het
kabinet de mening dat dit soort cijfers symbool staan voor een woningmarkt waarbij
het voor mensen met een laag en gemiddeld inkomen amper mogelijk is om een betaalbare
woning te vinden? Zo nee, waarom niet?
De Minister schrijft in haar brief dat zij in overleg zal treden met de Staatssecretaris
van SZW om verder te onderzoeken hoe de woonlasten, betalingsrisico’s en mogelijke
betaalproblemen voor huishoudens met een laag inkomen er voor deze huishoudens uitzien.
De leden van de fractie van GroenLinks zouden graag een concreet tijdpad zien wanneer
deze onderzoeken klaar zijn en met de Kamer worden gedeeld. En graag vernemen deze
leden ook wanneer het kabinet met concrete maatregelen zal komen om betaalrisico’s
te verminderen.
Een andere grote zorg van de leden van de fractie van GroenLinks is het aantal mensen
zonder dak boven hun hoofd. Zeker in coronatijd wordt weer scherp duidelijk hoe groot
dit maatschappelijke probleem werkelijk is. Deze week kwam het kabinet met plannen
om 10.000 plekken voor dakloze mensen te realiseren. Dit is wat de leden van de fractie
van GroenLinks een goede eerste stap vinden, maar bij lange na niet voldoende voor
de naar schatting meer dan 40.000 dakloze mensen. Hoe gaat het kabinet er voor zorgen
dat voor al deze mensen een woning in zicht komt? Deelt het kabinet de mening dat
corporaties een grote rol kunnen spelen bij het realiseren van voldoende woonruimte
voor alle mensen die dakloos zijn? Is het kabinet bereid om corporaties financieel
meer ruimte te geven om snel nog meer extra betaalbare woningen te realiseren? Zo
nee, waarom niet?
Leefbaarheid in wijken en buurten is van groot belang, zeker ook wanneer veel mensen
vanwege corona steeds meer thuis en in hun eigen omgeving verblijven. De leden van
de fractie van GroenLinks maken zich zorgen over de leefbaarheid in veel stadswijken.
Gemeenten en corporaties hebben vaak onvoldoende middelen om te investeren of mogen
wettelijk gezien niet investeren in leefbare buurten (dit laatste geldt voor corporaties).
Hoe ziet het kabinet dit? Hoe wordt de leefbaarheid voldoende geborgd? En deelt het
kabinet de mening dat het juist ook mede een taak van corporaties zou moeten zijn
om de leefbaarheid in buurten te verbeteren? Zo nee, waarom niet? En hoe gaat het
kabinet leefbaarheid in wijken en buurten waarborgen?1
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de Kamerbrief van 20 mei 2020 over het huurbeleid tijdens
de coronacrisis. Het coronavirus waarde toen al enkele maanden in ons land rond wat
grote gevolgen heeft (gehad) voor de samenleving. De leden van de SP-fractie hebben
daarom in een vroeg stadium meermaals Kamervragen gesteld om zoveel mogelijk (financiële)
problemen voor mensen in huur- of koopwoningen te voorkomen. Een goed en veilig dak
boven je hoofd is essentieel tijdens een corona-uitbraak. De richtlijn vanuit de regering
was immers niet voor niets: blijf zoveel mogelijk thuis en ga alleen de straat op
als het echt noodzakelijk is.
Het is daarom voor de leden van de SP-fractie onbegrijpelijk en pijnlijk dat – ondanks
meerdere oproepen van verschillende kanten – er geen spoedwet is gekomen om huisuitzettingen
te stoppen. De leden van de SP-fractie willen weten hoeveel huishoudens uit hun huis
zijn gezet tijdens de coronacrisis. En hoeveel huishoudens met kinderen waren daarbij?
Ook vragen de leden van de SP-fractie of de redenen van de huisuitzettingen uitgesplitst
kunnen worden in betalingsproblemen of andere oorzaken. Daarbij vernemen de leden
van de SP-fractie graag waarom de verhuurder(s) en de autoriteiten toch zijn overgegaan
tot het aanvragen van een uitzetting ten tijde van de coronacrisis.
Het is eveneens pijnlijk en onbegrijpelijk te vernemen dat er niet alles aan is gedaan
om dakloze mensen van straat te halen. De leden van de SP-fractie vragen daarom hoeveel
dak- en thuisloze mensen wél onderdak is geboden door een overheid tijdens de coronacrisis.
Daarnaast willen ze graag weten hoeveel gemeenten zich hiervoor hebben ingespannen
en welke gemeenten dit waren. De leden van de SP-fractie zien graag een overzicht
tegemoet.
Verlenging tijdelijke wet Verlenging tijdelijke huurovereenkomsten
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel verhuurders of huurders van de mogelijkheid
gebruik hebben gemaakt om tijdelijke huurcontracten, die aflopen in de periode van
1 april 2020 tot en met 30 juni 2020, te verlengen met maximaal drie maanden tot 1 september.
Tevens vragen de leden van de SP-fractie of de regering het met deze leden eens is
dat de coronacrisis het probleem van tijdelijke huurcontracten extra blootlegt. Minder
huurprijsbescherming en minder zekerheid kunnen zorgen voor extra problemen voor huurders.
Is de regering daarom bereid om de mogelijkheden voor tijdelijke huurcontracten te
beperken, en actief in te zetten op volwaardige huurcontracten voor alle huurders,
zo vragen de leden van de SP-fractie. Want, zo vragen de leden van de SP-fractie,
wat zegt het de regering, dat een wet over een verlenging van tijdelijke huurcontracten
al na 2 maanden weer verlengd moet worden?
Bovendien willen de leden van de SP-fractie graag weten waar een extra verlenging
van 2 maanden op is gebaseerd. Waarom zouden 2 extra maanden nu wel voldoende zijn?
De leden van de SP-fractie vragen of het niet makkelijker en minder bureaucratisch
is om tijdelijke huurcontracten van 2 jaar af te schaffen en om te zetten in volwaardige
contracten of contracten van 5 jaar.
Grote onzekerheid en zelfs rechteloosheid gelden helaas ook voor mensen met een bruikleencontract,
oftewel een antikraakcontract. De leden van de SP-fractie willen weten hoeveel mensen
met een antikraakcontract op straat zijn gekomen of moesten verhuizen tijdens de coronacrisis.
Daarnaast willen deze leden graag weten of de regering bereid is om de inzet van bruikleencontracten,
die niet worden gezien als huurcontracten, te stoppen en deze contracten om te zetten
in huurcontracten. Graag zien de leden van de SP-fractie een toelichting tegemoet,
want als de regering stelt dat problemen voorkomen moeten worden, kan deze groep niet
buiten beschouwing blijven.
Betaalbaarheid
Zoals hierboven betoogd is het ten tijde van de coronacrisis belangrijk om een betaalbaar
huis te hebben. De leden van de SP-fractie hebben meermaals voorstellen gedaan of
Kamervragen gesteld om de betaalbaarheid van huurhuizen te verbeteren, want al vóór
de coronacrisis was dit een probleem. De leden van de SP-fractie willen weten waarom
de regering deze Kamervragen niet of veel te laat beantwoord. Is de regering het met
de leden van de SP-fractie eens dat het onbeschoft is in de richting van huurders
en in de richting van de volksvertegenwoordiging om geen antwoord te geven, of hen
maanden op antwoorden te laten wachten? Wat gaat u doen om in het vervolg de Kamervragen
wel op tijd te beantwoorden, met name in een tijd van crisis, zo vragen de leden van
de SP-fractie.
Graag zien de leden van de SP-fractie per direct antwoorden op de volgende openstaande
vragen:
– Vragen van het lid Beckerman over het bericht «Huren vrije sectorwoningen blijven
stijgen», ingestuurd op 29 januari 2020 (zaaknummer 2020Z01474)
– Vragen van het lid Beckerman over maatwerk voor huurders bij Vestia, ingestuurd op
23 april 2020 (zaaknummer 2020Z07383)
– Vragen van de leden Nijboer, Smeulders en Beckerman over het tijdelijk bevriezen van
huurprijzen, ingestuurd op 23 april 2020 (zaaknummer 2020Z07389)
Motie Kox c.s.
De leden van de SP-fractie willen weten waarom de regering de motie Kox c.s. (aangenomen
in de Eerste Kamer met Kamerstuk 35 431, D) niet uitvoert. De regering heeft het meermaals over uitzonderlijke tijden gehad
en stelt problemen te willen voorkomen. Dan bevreemdt het de leden van de SP-fractie
dat de regering een uitspraak van de Eerste Kamer naast zich neerlegt. Waar komt de
weerstand vandaan, zo is de vraag,
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie met klem wat de regering op dit moment
doet om de huurstijgingen in de vrije sector te stoppen. Er is een wet in de maak,
maar die blijft uitgaan van huurverhogingen, bovenop de inflatie, terwijl er een heldere
Kameruitspraak ligt voor een stop. Een bevriezing.
Waarom schrijft de regering in haar brief aan de Autoriteit Woningcorporaties dat
de term «huurstop» door de Minister wordt opgevat als een «(gedeeltelijke) kwijtschelding
vooraf», terwijl uit het debat in de Eerste Kamer en in de Tweede Kamer is gebleken
dat het om een bevriezing van de huurprijzen gaat, vragen de leden van de SP-fractie.
De regering stelt dat ze maatwerk wil. De leden van de SP-fractie zijn het daarmee
eens. Het leveren van maatwerk sluit echter een (aanvullende) generieke maatregel
niet uit. Sterker nog, de Eerste Kamer is op de hoogte van de inzet van maatwerk,
maar heeft daarnaast in ruime meerderheid gekozen voor een generieke maatregel voor
de sociale en de vrije sector. De leden van de SP-fractie vragen de regering een reflectie
hierop en vragen nogmaals om de gehele motie Kox c.s. adequaat uit te voeren, mede
in het licht van de nieuwe motie van de heer Kox, die door een meerderheid in de Eerste
Kamer is ondertekend.
De leden van de SP-fractie vragen wat de regering ervan vindt dat de Eerste Kamer
zich genoodzaakt ziet via een nieuwe motie een dringend beroep te doen op de regering
om de aangenomen motie alsnog uit te voeren óf duidelijke te maken dat de regering
het dictum van de motie niet wil uitvoeren. De leden van de SP-fractie ontvangen graag
een toelichting op de bereidheid van de regering om deze tweede motie uit te voeren.
Op 2 juni jl. zei de Minister in de Eerste Kamer een meldpunt in te richten bij de
Huurcommissie. De leden van de SP-fractie willen graag weten hoe het meldpunt eruit
komt te zien en op welke termijn het operationeel zal zijn.
Daarnaast heeft de Minister in de Eerste Kamer gesteld een «stap-voor-stap» benadering
te willen. De leden van de SP-fractie vragen om een uitleg van deze woorden en hoe
dit zich verhoudt tot het bevriezen van de huurprijzen als noodmaatregel. Deze leden
vragen of de Minister zich niet wil bedienen van vertragende tactieken die funest
zijn voor huurders.
Telkens stelt de regering in gesprek te zijn met betrokkenen, maar concrete daden
om de betaalbaarheid te verbeteren blijven uit. De leden van de SP-fractie vragen
om een reflectie hierop. Wat hebben al die jaren praten nu opgeleverd voor huurders?
Welk concreet effect heeft het «morele appel» van de regering gehad voor al de huurders
die weer met een huurverhoging worden geconfronteerd?
De leden van de SP-fractie vragen naar de door de regering beloofde noodknop om excessieve
huurprijzen mee aan te pakken. Waar is de noodknop? De leden van de SP-fractie vragen
waarom zij moeten geloven dat er een beperking komt op huurstijgingen in de vrije
sector, aangezien de noodknop er na jaren ook (nog) niet is en omdat de regering de
motie Kox c.s. niet uitvoert.
Motie Smeulders c.s
De motie van de leden Smeulders, Beckerman, Nijboer (Kamerstuk 35 431, nr. 29) maakt mogelijk dat de huur van huurders in een corporatiewoning (gedeeltelijk) wordt
kwijtgescholden en kan worden overgegaan tot een tijdelijke huurverlaging of tijdelijke
huurkorting. De leden van de SP-fractie hebben verschillende vragen over de uitvoering
van ook deze motie.
Ten eerste de vraag op welke manier de regering de motie betrekt op corporatiewoningen
met een geliberaliseerde huurprijs. Deze huurwoningen hebben al hoge huurprijzen,
dus de vraag luidt wat daaraan wordt gedaan.
Ten tweede de vraag van de leden van de SP-fractie waarom de regering kwijtschelding
niet als noodmaatregel in wil stellen. Waarom wordt dit «ingewikkeld en tijdrovend»
genoemd, en hoe kan dat worden veranderd? Hoe gaat dit deel van de motie alsnog worden
uitgevoerd?
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie een overzicht van het aantal:
– dit jaar aangevraagde huurkortingen, met daarbij hoeveel er zijn geaccordeerd;
– dit jaar aangevraagde huurverlagingen, met daarbij hoeveel er zijn geaccordeerd.
Voorts hebben de leden van de SP-fractie de vraag waarom, na een periode van huurkorting,
de huurprijs versneld terug moet komen op het oude niveau. Wat wordt precies verstaan
onder «versneld» en waarom wordt huurders de kans ontnomen om op een ontspannen manier
terug te komen op het oude huurniveau, zo vragen de leden van de SP-fractie. Wanneer
verschillende coronamaatregelen tegelijkertijd aflopen, dan is het denkbaar dat huurders
alsnog in de financiële problemen komen. De leden van de SP-fractie vragen op welke
manieren dit wordt voorkomen door de regering.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van de brief van de regering over het huurbeleid tijdens de
Corona-crisis. Daarover hebben zij nog enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de regering uitvoering zou moeten
geven aan de door de Eerste Kamer aangenomen motie Kox c.s. Deze leden constateren
dat uit de beraadslaging in de Eerste Kamer blijkt dat de indieners van de motie een
generieke huurbevriezing beogen, maar aan de regering laten op welke wijze deze huurbevriezing
gerealiseerd kan worden. De leden van de PvdA-fractie constateren eveneens dat uit
de beraadslaging blijkt dat de indieners kiezen voor een generieke maatregel, in plaats
van gerichte maatwerk-oplossingen, omdat deze snel getroffen kunnen worden als noodmaatregel.
Deze leden vragen de regering waarom zij niet onderzocht heeft hoe invulling gegeven
kan worden aan een tijdelijke, generieke huurbevriezing, voor de sociale en de vrije
sector. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om onverkort uitvoering te
geven aan de motie Kox c.s. en een tijdelijke, generieke huurbevriezing mogelijk te
maken. Wanneer denkt de regering hieraan uitvoering te geven?
De leden van de PvdA-fractie zijn zeer bezorgd over de betaalbaarheid van de huren.
Zij constateren dat reeds voor de uitbraak van de Corona-crisis een kwart van de huurders
moeite had om rond te komen, en dat de helft van de huurders onvoldoende buffers heeft.
Voornoemde leden vragen de regering hierop te reageren. Waarom voert de regering geen
beleid om de betaalbaarheid te verbeteren? Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie
of de regering met hen van mening is dat een huurbevriezing ervoor kan zorgen dat
de lasten van de crisis eerlijker worden verdeeld, omdat verhuurders daarmee ook een
bijdrage leveren.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat het Nibud aangeeft dat een huurbevriezing
huurders kan helpen om een buffer op te bouwen, die zij hard nodig zullen hebben nu
de economie hard geraakt wordt als gevolg van de Corona-crisis. Zij vragen waarom
de regering de noodzaak hiertoe niet inziet.
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat woningcorporaties financieel gecompenseerd
moeten worden als overgegaan wordt tot een huurbevriezing. Kan de regering een inschatting
geven van de budgettaire consequenties daarvan? Voornoemde leden vragen of de regering
bereid is de verhuurderheffing gedurende twee jaar af te schaffen, om zo huurbevriezing
mogelijk te maken, maar tegelijkertijd de bouw van betaalbare huurwoningen te stimuleren.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennis genomen van het voornemen
van de regering om tijdelijke huurkortingen mogelijk te maken. De leden van de PvdA-fractie
zijn van mening dat huurders ook het recht zouden moeten krijgen deze verlaging af
te dwingen. Zij vragen de regering in welke gevallen de huurder een dergelijke verlaging
kan afdwingen. Of is de regering wederom van mening dat volstaan kan worden met een
moreel appel? Voornoemde leden vragen de regering om een inschatting te geven van
de budgettaire consequenties, als woningcorporaties financieel worden gecompenseerd
voor de tijdelijke huurkortingen.
De leden van de PvdA-fractie lezen met verbazing dat de regering de huurverhogingen
in de vrije sector kwalificeert als gematigd. Zij constateren dat Capital Value concludeert
dat de huren in grootstedelijke gemeenten jaarlijks met 8 procent stegen. Is de regering
daadwerkelijk van mening dat huurverhogingen van 8 procent gematigd zijn? Voornoemde
leden vragen de regering waarom niet wordt ingegaan op de forse huurstijgingen, zowel
bij mutatie als voor zittende huurders. Bovendien constateren de leden van de PvdA-fractie
dat de gemiddelde woonquote in de vrije sector in 2018 was gestegen tot 42,6 procent
van het besteedbaar inkomen, en dat een-vijfde van de huurders zelfs meer dan 50 procent
van het besteedbaar inkomen kwijt was aan woonlasten. Is de regering met de leden
van de PvdA-fractie van mening dat een woonquote van meer dan 40 procent erop duidt
dat mensen gedwongen onverantwoorde financiële risico’s lopen? De leden van de PvdA-fractie
vragen of de regering de opvatting deelt dat beleid gevoerd zou moeten worden om deze
hoge woonquotes te laten dalen. Deelt de regering de opvatting dat een tijdelijke,
generieke huurbevriezing daaraan kan bijdragen?
Ten slotte constateren de leden van de PvdA-fractie dat de regering blijft vertrouwen
op het moreel appel om maatwerk toe te passen en huurverhogingen te matigen. Zij vragen
de regering om inzicht te bieden in de naleving van de gemaakte afspraken, en uiteen
te zetten hoeveel particuliere verhuurders de huurverhogingen daadwerkelijk matigen.
Voorts vragen zij op welke wijze de regering waarborgt dat de overige 20% verhuurders
zorgt voor gematigde huurverhogingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van het kabinet inzake huurbeleid
in tijden van corona. Zij maken van de gelegenheid gebruik om enkele vragen te stellen.
Allereerst willen de leden van de ChristenUnie-fractie hun waardering uitspreken voor
de vele verhuurders die maatwerk en coulance toepassen in deze tijd van crisis; het
is goed om te zien dat door verhuurders verantwoordelijkheid wordt genomen. Tegelijkertijd
constateren genoemde leden dat er ook verhuurders zijn die lak lijken te hebben aan
de vele oproepen van het ministerie en de richtlijnen die brancheverenigingen hebben
opgesteld. Daar hebben deze leden grote zorgen over.
Allereerst vragen de leden van de ChristenUnie-fractie hoeveel mensen nu daadwerkelijk
in de knel komen met de betaling van de huur. Op welke manier laat de Minister zich
hierover informeren? Doet de Woonbond onderzoek hiernaar? Hoe weten huurders dat zij
een beroep kunnen doen op huurverlaging?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de brief niets terug over een appel
dat is gedaan door het kabinet om gebruik te maken van de mogelijkheid tot uitstel
van huurverhoging. Dit terwijl de motie van het lid Dik-Faber (Kamerstuk 35 431, nr. 28) hiertoe oproept. Graag ontvangen zij een overzicht op welke plekken en op welke
momenten dit appel aan verhuurders is gedaan. Indien het kabinet dit nog niet heeft
gedaan ontvangen zij graag een toelichting waarom dit nog niet is gebeurd en wanneer
hier wel toe wordt overgegaan. Genoemde leden hechten eraan te benoemen dat zij het
enkel plaatsen op een website van de mogelijkheden tot uitstel van verhoging, niet
zien als het doen van een moreel appel.
Daarnaast ligt er, volgens de leden van de ChristenUnie-fractie, niet alleen een verwachting
ten aanzien van verhuurders als het gaat om coulance, maar ook ten aanzien van banken.
Wat is de indruk hoe zij handelen wanneer mensen problemen hebben met het betalen
van de hypotheek en doen zij ook écht geen uitzettingen?
Ten aanzien van de motie van het lid Smeulders c.s. over het kwijtschelden van de
huur in uitzonderlijke gevallen, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of kwijtschelding
vooraf niet ontzettend belangrijk kan zijn voor het mentaal welzijn van mensen met
grote financiële problemen. Zij vragen de regering niet alleen de puur financiële
gevolgen voor huurders te overwegen, maar ook te kijken naar het mentaal welzijn van
huurders en de gevolgen van financiële stress wanneer niet zeker is of huur zal worden
kwijtgescholden.
Daarnaast ontvangen de leden van de ChristenUnie-fractie nog steeds signalen van mensen
die, ondanks de inzet van het kabinet, toch nog hun huis uitgezet worden en niet onder
de uitzonderingsgronden lijken te vallen die het kabinet heeft geformuleerd. Op welke
plek kunnen deze mensen zich melden, zo vragen genoemde leden. Overigens heeft een
aantal van deze mensen wel de mogelijkheid tot betrekking van een recreatiewoning
die zij bezitten; echter is het vaak niet toegestaan die voor langere tijd te betrekken.
Welke mogelijkheden zijn er om, in aanloop naar reeds aangekondigde wetgeving, hier
een tijdelijke voorziening voor te treffen?
Aangaande de motie van de leden Smeulders en Dik-Faber (Kamerstuk 35 431, nr. 30) over een structurele aanpak om huisuitzetting op grond van financiële problemen
te voorkomen, plaatsen de leden van de ChristenUnie-fractie grote vraagtekens of nu
daadwerkelijk tot een aanpak wordt overgegaan die huisuitzetting op grond van financiële
problemen voorkomt. Zij zullen dit op korte termijn in een debat aan de orde stellen.
De leden van de ChristenUnie-fractie brengen graag ook de kwetsbare positie van mensen
in de prostitutie onder de aandacht, ook waar het de huisvesting betreft. Genoemde
leden hebben verschillende zorgelijke signalen gehoord van verhuurders van woonruimte
– die vaak ook de verhuurder zijn van de werkruimte aan de prostitué(e) – die op dit
moment achterstallige huur van de eerste maanden van de coronacrisis terugeisen terwijl
genoemde groep, vanwege verschillende redenen, vaak op geen enkele wijze in aanmerking
komt voor financiële ondersteuning en geen inkomen heeft. Er zijn verschillende signalen
dat dit ertoe leidt dat mensen noodgedwongen onveilig aan het werk gaan. De leden
van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet de Vereniging Exploitanten Relaxbedrijven
en het Samenwerkend Overleg Raamexploitanten expliciet en nadrukkelijk te wijzen op
hun verplichtingen in deze en daar bovenop een appel te doen op coulance en maatwerk
juist ook omdat het hier een groep betreft die door het kabinet als een groep met
een kwetsbare sociaaleconomische positie wordt gezien. Voorts vragen de leden van
de ChristenUnie-fractie er in het bijzonder op toe te zien dat juist bij deze groep
geen huisuitzettingen plaatsvinden.
De leden van de ChristenUnie-fractie snappen dat het de verantwoordelijkheid primair
bij de huurder ligt om tijdelijke huurverlaging door te geven aan de Belastingdienst
met oog op de huurtoeslag. Tegelijkertijd zijn zij zich er ook van bewust dat huurders
die tijdelijke huurverlaging nodig hebben, een hele boel zaken moeten regelen vanwege
de financiële problemen waar zij inzitten. Genoemde leden kunnen zich voorstellen
dat dit er toe leidt dat huurders zich niet realiseren dat zij de Belastingdienst
moeten informeren. Op welke wijze worden huurders op deze verplichting gewezen? Is
de Minister bereid met de verantwoordelijk bewindspersoon van financiën te overleggen
hoe wordt gehandeld wanneer huurders de Belastingdienst onverhoopt niet, of niet op
tijd, informeren?
De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen op de benarde situatie van arbeidsmigranten,
bijvoorbeeld zij die werken in slachterijen. De slechte huisvesting, waarbij mensen
sanitair maar vaak ook kamers delen, leidt ertoe dat het coronavirus makkelijk om
zich heen grijpt. Spreekt de Minister werkgevers en gemeenten hierop aan? Welke andere
acties onderneemt zij om de huisvestingssituatie voor arbeidsmigranten te verbeteren?
De Minister heeft in het Wetgevingsoverleg begrotingsonderdeel wonen en ruimte d.d.
12 november 2018 (Kamerstuk 35 000 VII, nr. 78) toegezegd met gemeenten te overleggen, bijvoorbeeld in de vorm van een miniconferentie,
over de huisvesting van arbeidsmigranten. Genoemde leden vinden dit actueler dan ooit.
Is de Minister voornemens een dergelijke bijeenkomst te initiëren?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de Kamerbrief van 15 mei 2020 over betaalbaar
wonen voor starters met een middeninkomen (Kamerstuk 32 847, nr. 654) dat het kabinet voor de zomer met voorstellen komt voor de differentiatie van de
overdrachtsbelasting (in lijn met de gewijzigde motie van de leden Dik-Faber en Ronnes,
Kamerstuk 32 847, nr. 504) en de marktverkenning (in lijn met de motie van de leden Ronnes, Dik-Faber en Smeulders).
Zij moedigen het kabinet, gezien de onzekere positie van starters die een woning zoeken,
met klem aan om op korte termijn met voorstellen te komen en spreken de verwachting
uit hier voor het zomerreces over te worden geïnformeerd.
II. Reactie van de Minister
De leden van de VVD-fractie vragen hoe vaak er door huurders al gebruik is gemaakt
van de spoedwet verlening tijdelijke huurcontracten. Deze leden vragen ook of er toch
zaken voor de rechter gekomen zijn en zo ja, hoe vaak?
Het is niet mogelijk om een exact aantal te geven van tijdelijke contracten die op
basis van de spoedwet zijn verlengd. Huurcontracten (en de ingangs- en einddatum)
worden niet centraal geregistreerd.
Het is wel mogelijk om een inschatting te maken van het aantal contracten met een
einddatum gelegen in de periode dat de tijdelijke wet van kracht is. Op basis van
CBS cijfers over tijdelijke verhuur lijken er ruim 20.000 van deze tijdelijke contracten
te zijn, waarvan ca. 17.0002 voor woningen en ca. 3.500 voor kamers. Er van uitgaande dat de contracten evenredig
over het jaar worden afgesloten en dat deze contracten voor (gemiddeld) één jaar worden
gesloten zou dit gaan om 17.000 / 12 maanden x 3 maanden3 = ruim 4.000 contracten voor woningen.
Verhoudingsgewijs worden tijdelijke contracten het vaakst gebruikt door particuliere
verhuurders. Vastgoed Belang heeft aangegeven dat 29% van de verhuurders met tijdelijke
huurcontracten die afliepen in de afgelopen coronaperiode, een verzoek hebben gekregen
van de huurder om het contract te verlengen. Er zijn mij geen rechtszaken bekend,
daarom ga ik ervan uit dat deze contracten ook verlengd zijn. Het onderzoek is ingevuld
door 656 leden. Het kan zijn dat huurders bij de overige verhuurders al vervangende
woonruimte hadden en het huurcontract niet verlengd hoefde te worden. Ook zijn er
andere oplossingen gevonden, zoals het aanbieden van een andere woning en zijn er
ook contracten verlengd voor onbepaalde tijd.
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel corporaties en institutionele vastgoedbeleggers
gehoor hebben gegeven aan de oproep van de Minister om huurders die tijdelijk hun
huur niet kunnen betalen met betalingsproblemen tegemoet te komen. Hoeveel betalingsregelingen
en kwijtscheldingen zijn er door corporaties en institutionele vastgoedbeleggers getroffen?
Deze leden willen ook weten hoeveel huurders er naar goedkopere huurwoningen zijn
geholpen en hoeveel huisuitzettingen er uit huurwoningen zijn geweest sinds medio
maart, ook ten opzichte van de dezelfde periode vorig jaar.
Betalingsregelingen
Uit een enquête van Aedes onder hun leden eind mei blijkt dat 0,59% van de huurders
(van woonruimte) zich heeft gemeld met betalingsproblemen. Daarbij geven corporaties
in ieder geval aan de volgende maatregelen (meerdere maatregelen mogelijk):
– Uitstel huurincasso voor 1 of meerdere maanden
75,9%
– Uitstel huurverhogingsdatum van 1 of meerdere maanden
13,8%
– Tijdelijke huurverlaging voor 1 of meerdere maanden
27,6%
– Tijdelijke kwijtschelding huurbetaling voor 1 of meerdere maanden
16,1%
– Structurele huurbevriezing (geen huurverhoging)
16,1%
– Structurele huurverlaging
12,6%
– Anders (vooral combi van bovenstaande en betalingsregelingen)
25,3%
De leden van IVBN rapporteren dat huurders zich in zeer beperkte mate melden met betalingsproblemen
die samenhangen met de coronacrisis. Eind mei 2020 betrof het gemiddeld 0,5% tot 1%
van het totale IVBN-woningbestand in de Nederlandse woningportefeuilles. Het algemene
beeld van IVBN is dat huurachterstanden de afgelopen jaren steeds meer afnemen (procentueel
gezien was dit al zeer beperkt) en dit door de coronacrisis slechts zeer beperkt oploopt.
Voorbeelden van maatwerk dat door leden van IVBN wordt geboden zijn onder andere:
– (Gedeeltelijke) huuruitstel. Huurders kunnen aangeven welk bedrag ze kunnen missen
voor de eerstvolgende aankomende huurbetaling(en).
– Soepele terugbetalingsregelingen.
– Bemiddeling naar een (bij het nieuwe, lagere inkomen) passende huurwoning. Zo mogelijk
binnen de portefeuille, met overlegmogelijkheden tussen IVBN-leden onderling.
– (Gedeeltelijke of tijdelijke) inzet waarborgsommen.
Er zijn mij vooralsnog weinig signalen bekend dat verhuurders geen maatwerk of oplossingen
wilden bieden, maar het zou kunnen dat deze mij niet hebben bereikt. Ik vind het belangrijk
om de vinger aan de pols te houden en richt daarom bij de Huurcommissie een registratiepunt
in waar huurders zich kunnen melden als de verhuurder niet wil meewerken aan een oplossing.
Ik roep huurders dan ook op om zich hier te melden als hun verhuurder geen maatwerk
wil toepassen. Tegelijkertijd zal ik aan Aedes, IVBN en Vastgoed Belang vragen om
hun enquête onder leden te herhalen. Daarnaast zal ik alle individuele woningcorporaties
verzoeken om mij te berichten over de wijze waarop zij hun maatwerk inrichten.
Huisuitzettingen algemeen
Uit de corporatiemonitor 20194 blijkt dat er in 2018 in totaal 3.000 huisuitzettingen hebben plaatsgevonden bij
corporaties. Dit waren 19% minder uitzettingen dan in 2017. Cijfers over ontruimingen
in 2019 zijn nog niet bekend, maar het ligt in de lijn der verwachting dat deze gelijk
of, gezien de dalende trend, lager zijn. Uitgaande van eenzelfde aantal als 2018 en
van een gelijke verdeling van uitzettingen door het jaar heen betreft het in een periode
van 3 maanden 750 huisuitzettingen. In de eerder aangehaalde enquête van Aedes geeft
in ieder geval de helft van corporaties aan dat zij huisuitzettingen uitstellen.
De leden van IVBN hebben in totaal een bestand van 140.000 woningen. Zij geven aan
ontruiming in te zetten als laatste redmiddel en proberen bij betalingsproblemen eerst
tot een minnelijke oplossing te komen. Uit een onderzoek van IVBN in april jl. bij
een grote vastgoedbeheerder met veel institutionele huurwoningen komt naar voren dat
circa 0,2% van de woningen per jaar wordt ontruimd. Dit is inclusief de gevallen waar
bijvoorbeeld wietplantages zijn aangetroffen of waar sprake was van overlast.
Huisuitzettingen tijdens de coronacrisis
In een gezamenlijk statement met verhuurderorganisaties5 heb ik afgesproken dat er geen huisuitzettingen wegens betaalproblemen zouden plaatsvinden,
behoudens situaties zoals (extreme) overlast of het uitvoeren van criminele activiteiten.
Ook heeft de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) deurwaarders
geadviseerd om tijdens de periode met de maatregelen niet over te gaan tot ontruiming.
Dit is in lijn met het landelijke beleid van de rechtspraak. Rolzittingen waar een
besluit over ontbinding en ontruiming moest worden genomen, zijn verplaatst naar een
latere datum6.
Ik heb geen signalen dat er huisuitzettingen als gevolg van betalingsproblemen door
de coronacrisis hebben plaatsgevonden. Exacte cijfers over het aantal huisuitzettingen
die hebben plaatsgevonden tijdens de coronacrisis zijn mij niet bekend. Ik ben blijvend
met verhuurders in gesprek over huisuitzettingen.
De leden van de VVD-fractie vragen ook hoeveel banken gehoor hebben gegeven aan de
oproep van de Minister om kopers die tijdelijk hun hypotheek niet kunnen betalen tegemoet
te komen? Hoeveel betalingsregelingen en kwijtscheldingen zijn er door banken getroffen?
Het hypotheekstatement over het opschorten van gedwongen verkopen van huizen gedurende
coronacrisis is een gezamenlijk product van de Minister voor Milieu en Wonen, de Nederlandse
Vereniging van Banken, het Verbond van Verzekeraars, Nationale Hypotheekgarantie en
Vereniging Eigen Huis. De leden van de NVB en het Verbond zijn gezamenlijk verantwoordelijk
voor 93% van de markt. Daarnaast heeft ook een aantal regiepartijen zich achter het
statement geschaard, waarmee nagenoeg de gehele sector betrokken is. De betaalpauze
is onderdeel van het statement. Gezamenlijk hebben kredietverstrekkers inmiddels aan
ruim 20.000 huishoudens een betaalpauze verleend.
De leden van de VVD-fractie vragen ook welke gemeenten wel en welke gemeenten niet
gehoor hebben gegeven aan de oproep van de Minister om bewoners niet uit hun recreatiewoning
te zetten. Graag een overzicht waarin alle gemeenten staan.
Deze oproep is aan zowel gemeenten als veiligheidsregio’s gedaan. De verordeningen
van de veiligheidsregio´s zijn dusdanig opgesteld dat deze niet gelden voor mensen
die permanent op een vakantiepark wonen. Zij kunnen dus niet op basis van de noodverordening
naar aanleiding van de uitbraak van het coronavirus uit hun recreatiewoning worden
gezet. Verder hebben mij geen signalen bereikt dat gemeenten zich niet aan deze oproep
hebben gehouden. Een overzicht per gemeente is dan ook niet voorhanden.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister het beeld herkent van woningen in
de grote steden die eerst via online platforms illegaal aan toeristen verhuurd werden.
Deze leden willen weten om hoeveel woningen dit ongeveer gaat en wat de Minister gaat
doen om te voorkomen dat na de coronacrisis deze woningen weer illegaal aan toeristen
verhuurd worden.
In de afgelopen maanden is het aantal beschikbare huurwoningen in een aantal steden
toegenomen. Volgens Pararius7 betreft dit met name tijdelijke huurovereenkomsten. Pararius geeft hiervoor als mogelijke
verklaring dat woningen die voorheen werden aangeboden aan toeristen, expats en buitenlandse
studenten door de coronacrisis nu op de reguliere huurmarkt worden aangeboden. Het
is niet inzichtelijk hoeveel woningen die nu voor tijdelijke verhuur worden aangeboden
voorheen – al dan niet illegaal – werden verhuurd aan toeristen. Met het wetsvoorstel
Toeristische verhuur van woonruimte (Kamerstuk 35 353) dat bij uw Kamer in behandeling is, kunnen gemeenten straks inzichtelijk maken hoeveel
woningen worden aangeboden en waar deze woningen zich exact bevinden zodat illegale
verhuur aan toeristen beter kan worden bestreden.
De leden van de VVD-fractie vragen tot slot hoeveel onderhoudswerkzaamheden er door
corporaties zijn uitgesteld. Zij willen daarbij weten of de Minister met corporaties
in gesprek is gegaan om te voorkomen dat er (grote) achterstanden ontstaan.
Ik heb direct vanaf het begin van de coronacrisis met corporaties de impact van de
coronacrisis- en maatregelen op de werkzaamheden van corporaties besproken. Daaruit
is naar voren gekomen dat uitstel van onderhoudswerkzaamheden aan de buitenkant van
de woning zeer gering heeft plaatsgevonden. Voor onderhoud aan de binnenkant van de
woning geldt dat corporaties binnen de richtlijnen van het RIVM en het latere Protocol
Veilig Werken naar een veilige en efficiënte manier van werken hebben gezocht. Ik
heb ook met de corporaties gesproken over de inhaalslag. Samen met Aedes, bouwpartijen
en andere overheden heb ik de gemeenschappelijke verklaring «Samen doorbouwen aan
Nederland» getekend, waarmee alle partijen zich hebben verbonden aan het zoveel mogelijk
borgen van de continuïteit in bouwproductie en werkgelegenheid. Waar onderhoudswerkzaamheden
aan de binnenkant de eerste weken werden beperkt tot spoedeisende zaken, hebben corporaties
deze werkzaamheden, zodra de richtlijnen dit toelieten, met extra inspanningen en
financiële middelen zoveel mogelijk in gang gezet.
De leden van de PVV-fractie hebben de volgende vragen en opmerkingen.
Zij lezen in de brief dat «Verhuurders en huurders maatwerk afspreken waar dit nodig
is.» De leden van de PVV-fractie vragen hoe dit in de praktijk gaat. Hoeveel huurders
– die nu in de financiële problemen zitten – hebben reeds om maatwerk verzocht, en
hoeveel van hen hebben dat ook daadwerkelijk gekregen? Tot hoeveel (gedeeltelijke)
huurkwijtschelding of huurverlaging heeft dit tot dusverre gemiddeld geleid?
In het eerder aangehaalde statement dat ik met verhuurders sloot om huisuitzettingen
zoveel mogelijk uit te stellen tijdens de coronacrisis, maakten we ook afspraken over
het toepassen van maatwerk voor huurders die in de betalingsproblemen zijn gekomen
als gevolg van de coronacrisis. De verhuurdersorganisaties Aedes (vereniging van woningcorporaties),
IVBN (institutionele beleggers in vastgoed, Nederland), Vastgoed Belang (vereniging
van particuliere verhuurder) en Kences (Kenniscentrum Studentenhuisvesting) vertegenwoordigen
circa 80% van de huurwoningen. De verhuurdersorganisaties geven aan dat bij hun leden
circa 0,5% tot 2% van de huurders om maatwerkoplossingen vragen. De verhuurdersorganisaties
laten weten dat het maatwerk dat hun leden toepassen mede afhangt van (1) de financiële
situatie van de getroffen huurders, (2) het perspectief van de huurder op financieel
herstel en (3) dat hierbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheden van de huurder
om gebruik te maken van steunmaatregelen van het kabinet. Ik heb u reeds in de beantwoording
op de vraag van de leden van de VVD-fractie teruggekoppeld op welke wijzen er door
de achterbannen van Aedes en IVBN maatwerk wordt toegepast bij huurders met betalingsproblemen
als gevolg van de coronacrisis. De leden van Vastgoed Belang rapporteren dat circa
2% van de huurders vraagt om maatwerk. In 75% van de gevallen is al maatwerk getroffen.
De maatwerkafspraken betreffen voornamelijk uitstel van de huur (50%) of tijdelijke
huurkorting (33%). In 5% is de huur structureel omlaag bijgesteld. Wanneer er (nog)
geen maatwerkoplossing is overeengekomen loopt het contact nog of zijn er specifieke
redenen voor.
«Verhuurders kunnen op dit moment al wel de huur verlagen, maar kunnen deze op basis
van de huidige wetgeving niet na de afgesproken periode weer terugbrengen naar het
oorspronkelijke niveau.», zo schrijft de Minister. De leden van de PVV-fractie vragen
waarom de huur per se weer naar het oorspronkelijke niveau moet worden teruggebracht.
Deelt de Minister de conclusie dat het – na jarenlange huurverhogingen en de almaar
nijpender wordende financiële situatie van steeds meer huurders – de hoogste tijd
is voor een níét-tijdelijke huurkorting/-verlaging? Zij verzoeken de Minister daarbij
in haar antwoord niet aan te komen met het in hun ogen afgezaagde argument dat de
huurverhogingen van de afgelopen jaren «gematigd» zouden zijn geweest.
De huidige wetgeving staat verhuurders toe om een permanente huurverlaging bij huurders
toe te passen. Dit kan bij huurders in bepaalde situaties een oplossing zijn. Zie
bijvoorbeeld de afspraken voor specifiek maatwerk uit het Sociaal Huurakkoord 2018,
waarin afspraken zijn gemaakt over huurbevriezing of huurverlaging voor huishoudens
met een structureel laag inkomen en een voor hun inkomen hoge huur8. Maar daarvoor hoeft, zoals in de brief vermeld, de wetgeving niet te worden aangepast.
In sommige situaties is de huurder geholpen wanneer zijn huur tijdelijk wordt bevroren
of verlaagd of wanneer de huurder huurgewenning bij de verhuizing naar een andere
woning kan worden geboden. Daaraan staat de huidige wetgeving in de weg. Om verhuurders
de mogelijkheid te geven om de huur op verzoek van de huurder tijdelijk te bevriezen
of te verlagen, ga ik het wetsvoorstel Tijdelijke huurkorting indienen.
«Het is aan de verhuurder, waaronder woningcorporaties, om te bepalen of deze tegemoet
komt aan het verzoek van de huurder om tijdelijke huurverlaging.», lezen de leden
van de PVV-fractie in de onderhavige brief. Deelt de Minister de mening (1) dat dit
té vrijblijvend is, (2) dat de huurder hiermee té afhankelijk wordt van de welwillendheid
van de verhuurder en (3) dat derhalve een generieke huurverlaging de juiste oplossing
is?
In mijn brief «Betaalbaar huren: generieke en specifieke maatregelen» aan de Eerste
Kamer van 5 juni jl. (Kamerstuk 27 926, nr. 322 en Kamerstuk 35 431, I) waarvan ik uw Kamer ook een afschrift van heb gestuurd heb ik aangegeven dat ik
de volgende stappen onderneem:
– Monitoring van de jaarlijkse huurverhoging;
– Monitoring van het toegepaste maatwerk, waarvoor ik ook een registratiepunt bij de
Huurcommissie inricht;
– In kaart brengen van de economische gevolgen en koopkrachteffecten van de coronacrisis
voor huurders met betalingsrisico’s
– Op basis daarvan overzien welke aanvullende maatregelen getroffen kunnen worden
Het monitoren van het toegepaste maatwerk is dus een belangrijke stap om te bepalen
of er aanvullende maatregelen moeten worden getroffen. Ik heb daarvoor aangekondigd
dat ik op zeer korte termijn een registratiepunt ga inrichten bij de Huurcommissie
waar huurders zich kunnen melden als hun verhuurder geen maatwerk wil bieden. Het
opleggen van een generieke huurverlaging heeft verstrekkende financiële consequenties
voor de investeringsruimte, voor onder andere nieuwbouw. Ik vind dit dan ook geen
oplossing.
De Minister schrijft: «Ik heb de Autoriteit woningcorporaties verzocht om anticiperend
te handhaven, zodat ook woningcorporaties nu al de mogelijkheid krijgen om medewerking
te verlenen aan verzoeken van huurders om tijdelijke huurverlaging.» De leden van
de PVV-fractie vragen wat «anticiperend handhaven» in de praktijk inhoudt. Deelt de
Minister de mening dat haar «verzoek» – net als haar eerdere «morele appèl» op de
verhuurders – veel te vrijblijvend en afwachtend is? Wat komt hier feitelijk van terecht?
Hoeveel huurders zullen hiermee daadwerkelijk geholpen zijn?
Ik zie dat er onder verhuurders grote bereidheid is om huurders die getroffen worden
door de coronacrisis te helpen. Daarom heb ik de Autoriteit woningcorporaties gevraagd
om anticiperend te handhaven op de tijdelijke huurkorting. Dit houdt in dat de Autoriteit
woningcorporaties vooruitlopend op de wetgeving zijn handhaving inricht alsof de wet
al in werking is getreden. Gelijktijdig monitor ik de situatie en roep ik huurders
op zich te melden als hun verhuurder geen maatwerk wil bieden. Ik ga ervan uit dat
de verhuurders binnen hun mogelijkheden deze huurders helpen.
De leden van de PVV-fractie lezen: «De huidige wetgeving staat het verhuurders (niet
zijnde woningcorporaties) toe om een vooraf overeengekomen huurverhoging (indexeringsclausule)
enige tijd niet in rekening te brengen.» Welk belang hebben verhuurders (niet-zijnde
woningcorporaties) om – zeker gezien het grote aantal woningzoekenden – hier gehoor
aan te geven? Deelt de Minister wederom de mening dat dit té vrijblijvend en afwachtend
is? Hoeveel verhuurders zijn hiertoe bereid?
IVBN heeft haar leden geadviseerd om de jaarlijkse huurverhoging te beperken tot inflatie
tot maximaal 1% boven inflatie. Overigens hebben daarbij ook leden van IVBN besloten
om de huurverhoging uit te stellen.
Uit een enquête van Vastgoed Belang, ingevuld door 656 leden, blijkt dat 50% van de
verhuurders vanwege corona generiek andere keuzes heeft gemaakt over de jaarlijkse
huurverhogingen. Deze keuzes betreffen o.a.:
– Geen (circa 50%) of lagere huurverhoging doorvoeren;
– Uitstel van huurverhogingen (15%);
– Op eigen initiatief huurders informeren over mogelijkheden tot maatwerk in het geval
van problemen met het betalen van de huur (15%).
Het niet doorberekenen van de huurverhoging kan ook een mogelijke oplossing in het
kader van maatwerk kunnen zijn, bijvoorbeeld wanneer een huurder een beperkte structurele
inkomensdaling doormaakt. Bij woningcorporaties gaat het dan om circa 15 euro per
maand. Dit ligt niet enkel besloten in de gemaakte afspraken in het statement. Een
verhuurder is immers, uitgaande van verhuur voor onbepaalde tijd, gebaat bij een bestendige
huurrelatie. Verhuurders laten hiermee zien zich zeer bewust te zijn van de rol die
zij kunnen spelen om hun huurders te helpen.
De Minister schrijft: «Deze coronatijd vraagt extra aandacht voor de betaalbaarheid
voor huurders met een laag inkomen. Zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer hebben
hier aandacht voor gevraagd. Het is een belangrijk onderwerp waar het kabinet, ook
vanuit het huurbeleid, aandacht voor heeft.» De leden van de PVV-fractie vragen of
de Minister de mening deelt dat «het hebben van aandacht» veel te weinig, veel te
gemakkelijk en veel te vaag is? Deelt de Minister de conclusie dat het kabinet – gezien
het feit dat maar liefst een kwart van de huurders, oftewel 800.000 huishoudens, nú
al financieel klem zit, terwijl zij blijft weigeren om de zoveelste toegestane huurverhoging
(per 1 juli aanstaande) te schrappen – de huurders keihard in de kou laat staan?
In mijn eerdere brief van 20 mei (Kamerstuk 27 926, nr. 320) gaf ik aan dat het aantal huishoudens met een betalingsrisico’s steeds verder afneemt.
Voor deze groep zijn er sinds 2015 verschillende maatregelen getroffen, zoals de herintroductie
van passend toewijzen. Deze heb ik toegelicht in mijn brief aan uw Kamer. Aedes en
de Woonbond hebben in het Sociaal Huurakkoord 2018 afspraken met elkaar gemaakt over
specifiek maatwerk voor huurders met een laag inkomen en een relatief hoge huur en
dragen verder bij aan deze betaalbaarheid. Ik verwacht dat het resultaat van deze
afspraken eraan bijdraagt dat er een verdere afname wordt gerealiseerd in het aantal
huishoudens dat betalingsrisico’s heeft. Op basis van de huurenquête van Aedes blijkt
dat het aandeel corporaties dat maatwerk in hun huurbeleid in 2020 heeft verwerkt
flink is toegenomen ten opzichte van vorig jaar. Ik verwacht hiervan de resultaten
terug te zien in een afname van het aantal huishoudens met betalingsrisico’s in 2020.
In de overleggen met verhuurders is ook verder ingezoomd op de potentiële risico’s
voor deze huishoudens die reeds betalingsrisico’s hebben. De bevindingen hiervan beschreef
ik in mijn eerdere brief. Ik schreef u al dat voor de huishoudens die hun belangrijkste
inkomen halen uit een uitkering of een pensioen blijft hun inkomen gedurende deze
coronacrisis stabiel. Ik verwacht daarom dat het probleem dat de leden van de PVV-fractie
nu stellen door de coronacrisis niet wordt vergroot voor deze huishoudens. Dit geldt
niet voor mensen met een kleine baan of zzp’ers en flexwerkers. Het Nibud geeft daarbij
aan dat de hoogte van de woonlasten niet altijd het probleem is voor deze huishoudens,
maar dat ook de hoogte van het inkomen een rol speelt. De steunmaatregelen van het
kabinet zijn ook gericht op de zzp’ers. Ik vind het belangrijk om nogmaals aan te
geven dat ik verder in gesprek ga met mijn collega van SZW om onderzoek te doen naar
de huishoudens die een betalingsrisico hebben en te onderzoeken hoe hun daadwerkelijke
betalingsproblemen en woonlasten er uitzien. Ook in reactie op het IBO Toeslagen (Kamerstuk
31 066, nr. 624) heeft het kabinet aangegeven met een bredere blik te willen kijken naar de ondersteuning
van betaalbaar wonen.
«In de afgelopen jaren zijn de gemiddelde huurverhogingen voor zowel de huurwoningen
in de gereguleerde sector als de huurwoningen in de vrije sector gematigd geweest.
Zoals aangegeven, verwacht ik dat ook dit jaar de gemiddelde huurverhogingen gematigd
zullen zijn, ook in de vrije sector.», lezen de leden van de PVV-fractie in de brief.
Deelt de Minister de conclusie dat ook een «gematigde» huurverhoging nog altijd een
verhoging is? Is zij ervan op de hoogte dat elke huurverhoging – hoe «gematigd» zij
die ook wilt noemen – zeker nu, in tijden van crisis, dramatisch kan zijn voor de
portemonnee van de huurders? Deelt zij de conclusie dat het na jaren van huurverhogingen
– ook al zijn die in haar ogen «gematigd» – de hoogste tijd is voor huurverlaging?
Ik verwijs u graag naar het antwoord op de eerdere vraag van uw fractie waarin u pleit
voor huurverlaging.
Naar aanleiding van de passage: «Tegelijkertijd is er sinds 2015 beleid ingezet om
de betaalbaarheid voor huurders te verbeteren.», vragen de leden van de PVV-fractie
of de Minister de conclusie deelt dat het kabinet op dit punt – gezien het feit dat
maar liefst een kwart van de huurders financieel klem zit – ronduit heeft gefaald?
Zo nee, wat hebben huurders – die huurverhoging na huurverhoging voor hun kiezen hebben
gekregen – van deze zogenaamde «verbeterde betaalbaarheid» in de praktijk gemerkt?
Het onderzoek waar deze cijfers op zijn gebaseerd dateren uit 2015. Het aantal huishoudens
met een betalingsrisico neemt af. Het PBL heeft een onderzoek gedaan naar betalingsrisico’s
op basis van het WoON-onderzoek uit 2015 en 2018. Het belangrijkste verschil is dat
in het onderzoek van de PBL sociale participatie (90 euro) niet bij het basisbudget
wordt meegerekend. Daarmee komt PBL in 2015 op circa 550.000 en in 2018 op circa 430.000
van de hurende huishoudens met een betalingsrisico. Een betalingsrisico betekent overigens
niet dat de huurder ook daadwerkelijk betalingsproblemen heeft. Ik schreef u al dat
ik verwacht dat dit aantal huishoudens verder is afgenomen en dat de betaalbaarheid
is verbeterd. Zoals ik heb geschetst in antwoord op uw eerdere vraag over huishoudens
die financieel in de knel zitten, zie ik dat er huurders zijn met een laag inkomen
die mogelijke betalingsrisico’s hebben. Ik gaf u al aan dat ik samen met mijn collega
van SZW onderzoek doe naar mogelijke aanvullende oplossingen voor deze huishoudens.
Verder lezen de leden van de PVV-fractie: «Woningcorporaties bouwen daarnaast meer
goedkope woningen, onder meer door de aftrek in de verhuurderheffing voor goedkope
nieuwbouw.» Zij vragen of de Minister, als zij dit nota bene zélf als een succesvolle
maatregel ziet, er alsnog toe bereid is de regeling heffingsvermindering nieuwbouw
ook ná 1 juni aanstaande geopend te houden?
Er is inmiddels voor € 1,8 miljard aangevraagd, € 800 miljoen meer dan was uitgetrokken
voor deze heffingsvermindering voor de komende 10 jaar. Voor het openhouden van de
heffingsvermindering is daarom geen budget meer.
Door de heffingsvermindering nieuwbouw worden 16.000 woningen met een huur onder de
aftoppingsgrens gemiddeld per jaar gebouwd tot en met 2025. Daarnaast staan er nog
42.000 heffingsverminderingen voor nieuwbouw open van de heffingsvermindering die
in 2018 is gesloten. Deze dienen uiterlijk in 2023 te worden gerealiseerd. Dat brengt
het totaal aan woningen die de komende jaren gerealiseerd kunnen worden middels een
heffingsvermindering op 122.000. Dat is over de komende 5 jaar gemiddeld meer dan
24.000 woningen per jaar. Hier komen de woningen waarvan de aanvangshuur hoger ligt
dan de aftoppingsgrens nog bij. Als dit daadwerkelijk gerealiseerd wordt, zal de realisatie
van woningen veel groter zijn dan de afgelopen jaren. Het open houden van de vermindering
zorgt realistisch gezien niet voor meer woningen op de korte termijn. Dit komt doordat
er dan tegen de grenzen van de bouwproductie en beschikbare ruimte op de korte termijn
wordt aangelopen. Er zijn daarnaast op dit moment geen signalen dat op korte termijn
corporaties de genoemde aantallen niet kunnen bouwen. Uit de financiële kengetallen
van de sector blijkt dat de sector de komende jaren over voldoende leenruimte beschikt
om extra te investeren, bovenop de voorgenomen plannen die in de boeken staan.
Naar aanleiding van de zin: «Een generieke huurbevriezing helpt niet de mensen die
daadwerkelijk betalingsproblemen hebben.», vragen de leden van de PVV-fractie wanneer
de Minister stopt met het vinden van allerlei smoesjes en zij simpelweg begint met
het uitvoeren van de aangenomen Eerste Kamermotie met betrekking tot een huurstop?
In mijn brief «Huurbeleid ten tijden van corona: gericht problemen voorkomen» (Kamerstuk
27 926, nr. 320) van 20 mei jl. en in mijn daaropvolgende brief: «Betaalbaar huren: generieke en
specifieke maatregelen» heb ik u geschetst hoe ik uitvoering geef aan de motie-Kox
c.s. (Kamerstuk 27 926, nr. 322).
«Een generieke huurbevriezing heeft daarnaast op de lange termijn een structureel
effect op het investeringsvermogen van verhuurders, bijvoorbeeld voor verduurzaming
en nieuwbouw.», zo lezen de leden van de PVV-fractie. Zij vragen of hieruit geconcludeerd
kan worden dat de huren níét generiek worden bevroren/verlaagd, onder andere vanwege
de kosten van verduurzaming? Betekent dit dus dat de huurders – van wie maar liefst
een kwart, oftewel 800.000 huishoudens, door jarenlange huurverhogingen nú al financieel
klem zit – ook nog even moeten opdraaien voor de gigantische kosten van haar eigen
klimaatobsessie? De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister ertoe bereid is
de klimaatmaatregelen van het kabinet te schrappen en er alsnog voor te zorgen dat
de huren worden verlaagd? Zo nee, waarom kiest zij voor zinloos, onbetaalbaar klimaatbeleid
en níét voor de portemonnee van de huurders?
Betaalbaarheid heeft mijn aandacht en ik wil tegelijkertijd ook aandacht houden voor
de beschikbaarheid van betaalbare woningen voor huurders. Het generiek uitstellen
van de huurverhoging van gemiddeld 15 euro per maand bij woningcorporaties, welke
voor huurtoeslagontvangers grotendeels gecompenseerd wordt, betekent voor woningcorporaties
een structureel negatief effect dat wordt ingeschat op jaarlijks circa 400 miljoen
euro. Afhankelijk van het huurbeleid dat woningcorporaties bij mutatie hanteren, zorgt
dit voor een afname van hun investeringsruimte van 4,5 tot 11,5 miljard euro, wat
gelijk staat aan 22.000 tot 57.000 nieuwbouwwoningen. Een generieke maatregel met
een tegemoetkoming voor alle huurders is daarom niet proportioneel en doeltreffend,
omdat de keerzijde is dat er minder betaalbare woningen bij kunnen komen voor huurders
die deze nodig hebben.
Uitgangspunt bij het Klimaatakkoord is dat de verduurzamingsopgave haalbaar en betaalbaar
is voor iedereen. In het Klimaatakkoord is vastgelegd dat het streven is dat de woonlasten
van de huurder bij verduurzamingmaatregelen niet toenemen. Dat geldt voor iedereen,
dus ook voor huurders.
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister de conclusie deelt – haar hele brief
overziende – dat de maatregelen veel te vrijblijvend en veel te mager zijn en geenszins
getuigen van daadkracht. Zo nee, hoeveel huurders zullen, als zij haar brief lezen,
een gat in de lucht springen, denkt de Minister? Wanneer gaan zij, die nu financieel
klem zitten, hier iets van merken in hun portemonnee?
Ik heb u in eerdere antwoorden op vragen van uw fractie reeds toegelicht welke stappen
er voorafgaand aan de coronacrisis en tijdens de coronacrisis zijn genomen. Ik kan
in augustus overzien of aanvullende maatregelen nodig zijn en genomen kunnen worden.
Wanneer stopt de Minister met het optrekken van rookgordijnen – om te verdoezelen
dat het kabinet de huurders nog altijd keihard in de steek laat – en gaat zij de aangenomen
Eerste Kamermotie met betrekking tot een huurstop uitvoeren, zo vragen de leden van
de PVV-fractie.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de vierde vraag van de leden van
uw fractie.
De leden van de CDA-fractie waarderen het dat samen met Aedes, IVBN, Vastgoed Belang
en Kences is afgesproken dat huisuitzettingen als gevolg van betalingsproblemen door
het coronavirus worden uitgesteld en dat er telkens naar een maatwerkoplossing voor
deze huurders zal worden gezocht. Graag vernemen zij de eerste ervaringen ten aanzien
van dat besluit.
Verhuurders hebben zich bereidwillig opgesteld om samen afspraken te maken. Er zijn
verschillende voorbeelden gegeven waarbij maatwerk is toegepast en de eerste ervaringen
zijn goed. Ik verwijs u graag naar vraag 2 van de VVD voor een verdere onderbouwing.
Vooralsnog heb ik weinig signalen dat verhuurders niet bereid zijn om huurders tegemoet
te komen. Het kan echter zijn dat deze signalen mij nog niet hebben bereikt. Ik vind
het belangrijk om de vinger aan de pols te houden. Ik zal daarom een registratiepunt
inrichten bij de Huurcommissie waar huurders met betaalproblemen zich kunnen melden
als verhuurders niet willen meewerken aan maatwerkoplossingen als de huurder daarom
verzoekt.
De leden van de CDA-fractie zien met belangstelling uit naar het conceptwetsvoorstel
Huur en inkomensgrenzen. Graag vernemen zij daarbij de criteria die gehanteerd zullen
gaan worden in situaties dat de huur na een verlaging na de afgesproken periode weer
terug gebracht wordt naar het oorspronkelijke niveau.
Het onderdeel Tijdelijke huurkorting uit het conceptwetsvoorstel Huur en inkomensgrenzen
zal als een separaat wetsvoorstel bij uw Kamer ingediend worden9. Het wetsvoorstel gaat een tijdelijke huurkorting mogelijk maken door toe te staan
dat een verhuurder na maximaal drie jaar na het ingaan van een op verzoek van de huurder
toegepaste tijdelijke huurbevriezing de huur verhoogt met de in de periode van tijdelijke
huurbevriezing opgeschorte huurverhogingen, of na een tijdelijke huurverlaging de
huur verhoogt tot het niveau van de huur vóór de tijdelijke huurverlaging vermeerderd
met de in de periode van tijdelijke huurverlaging opgeschorte huurverhogingen. Voor
het toepassen van die huurverhoging worden geen criteria gesteld.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Autoriteit woningcorporaties als men anticiperend
zal handhaven, zodat woningcorporaties de mogelijkheid krijgen om medewerking te verlenen
aan verzoeken van huurders om tijdelijke huurverlaging, ook de financiële situatie
van de corporatie zelf beziet. Als dat zo is, ontstaat dan niet het risico dat «rijke
corporaties» anders met deze beleidsruimte om gaan dan de «armere corporaties»? Deze
leden menen dat dat ongewenst is omdat huurders van «armere corporaties» dan onterecht
niet in aanmerking zouden komen voor huurverlaging.
Het is in eerste instantie aan (de besturen van) woningcorporaties om te bepalen of
zij huurverlaging willen toepassen of niet. De corporatie zelf moet ook een inschatting
maken wat dit voor financiële gevolgen heeft. De Autoriteit woningcorporaties kijkt
niet mee bij individuele verzoeken en bekijkt dus ook niet naar de financiële situatie
van de corporatie bij een dergelijk verzoek. Het is uiteraard wel zo dat de corporatie
financieel gezond moet blijven, dat is onderdeel van het reguliere toezicht op corporaties.
Gezien het zeer beperkte aantal huurders waarvoor huurverlaging mogelijk nodig is
(0,59% volgens de eerder genoemde Aedes-enquête) en de huidige financiële positie
van de corporaties volgens de Staat van de Corporatiesector is het op voorhand onaannemelijk
dat niet vrijwel alle corporaties in staat zijn om in enige mate huurverlaging toe
te passen bij huurders die dat vanwege de corona-problematiek nodig hebben.
De leden van de CDA-fractie vragen of er signalen zijn dat gebruik gemaakt zal worden
van uitstel van huurverhogingen in de vrije sector. Graag vernemen zij de gedachte
aard en omvang van die maatregel.
Ik verwijs u naar het eerder gegeven antwoord op de leden van de PVV-fractie, waar
de signalen op basis van enquêtes van IVBN en Vastgoed Belang worden geschetst.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag welk effect de tijdelijke huurverlagingen
zullen hebben op de investeringscapaciteit van corporaties. Hebben gerichte maatregelen
inzake huurverlaging directe gevolgen voor nieuw te bouwen woningen in de directe
toekomst, zo vragen zij.
Het effect van tijdelijke huurverlagingen op de investeringscapaciteit is sterk afhankelijk
van de omvang, mate en duur van deze tijdelijke huurverlagingen en of ze op termijn
weer ongedaan worden gemaakt. Maatwerk in de vorm van tijdelijke op termijn weer ongedaan
te maken huurverlagingen gericht op specifieke huurders zullen naar verwachting hooguit
een beperkt effect hebben op de investeringscapaciteit.
De leden van de CDA-fractie menen dat ondanks de trend van voorliggende jaren en het
ingezette beleid om de betaalbaarheid voor huurders te verbeteren, juist vanwege de
coronacrisis alles anders kan komen te liggen. Graag vernemen zij wat de stappen zullen
zijn als de verwachtingen ten aanzien van betaalbaarheid door corona toch anders blijken
te zijn. Deze leden wijzen erop dat de Minister in haar brief aangeeft dat de huurquote
de laatste jaren licht afneemt en dat slechts 0,4% van de huurders zich heeft gemeld
bij de verhuurder omdat ze in directe betalingsproblemen komen. Graag vernemen zij
hoe groot de groep is waarbij de huurlasten ten opzichte van het inkomen fors zullen
stijgen. Wat zijn de voornemens om de betaalbaarheid te verbeteren voor deze groep,
zo vragen zij.
In antwoord op de vragen van de leden van de PVV-fractie heb ik reeds geschetst welke
stappen ik onderneem om invulling te geven aan de motie Kox c.s. uit de Eerste Kamer.
Ik wil in augustus bezien welke aanvullende maatregelen, bijvoorbeeld op basis van
generiek maatwerk, kunnen worden genomen om deze huishoudens bij te staan. Ik sluit
hierbij op voorhand geen maatregelen uit, ook geen generieke huurmaatregelen. Generieke
huurmaatregelen zullen met het oog op bestuurlijke zorgvuldigheid tijdig worden aangekondigd.
Daarnaast besprak ik met de Eerste Kamer de mogelijkheden voor generiek maatwerk.
Zoals ik reeds in mijn brief «Betaalbaar huren: generieke en specifieke maatregelen»
aan de Eerste Kamer van 5 juni jl. (Kamerstuk 27 926, nr. 322 en Kamerstuk 35 431, I) heb aangegeven zie ik daarvoor onder meer de huurtoeslag als optie. Daarnaast gaf
ik aan te onderzoeken of gemeenten een rol kunnen spelen in het kader van schuldhulpverlening.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister momenteel in gesprek is met huurders-
en verhuurdersorganisaties om te kijken hoe maatwerk ook de komende maanden toegepast
kan worden. Deze leden vragen wanneer hierover duidelijkheid wordt verwacht, en hoeveel
huurders in de afgelopen periode een verzoek tot maatwerk bij hun verhuurder hebben
gedaan. Zijn er signalen dat verhuurders hier niet aan meewerken?
Verhuurders geven op dit moment aan dat 0,5% tot 2% van de huurders zich heeft gemeld
met betalingsproblemen. Conform de gemaakte afspraken wordt er gekeken naar een passende
oplossing voor die huurders. Er zijn mij vooralsnog weinig signalen bekend dat verhuurders
niet willen meewerken. Ik vind het belangrijk om vinger aan de pols te houden en richt
daarom bij de Huurcommissie een registratiepunt in waar huurders zich kunnen melden
als de verhuurder niet wil meewerken aan een oplossing.
De leden van de D66-fractie zijn content dat de regeling om tijdelijke contracten
in coronatijd te verlengen langer doorloopt, en nu ook in juli en augustus aflopende
contracten onder de regeling vallen. Deze leden vragen hoe veel huurders al gebruik
hebben gemaakt van de regeling in de afgelopen periode, en wat de verwachting is voor
wat betreft de aantallen huurders die in juli en augustus van de regeling gebruik
zullen maken?
Graag verwijs ik u naar vraag 1 van de VVD voor een inschatting van het aantal huurders
dat reeds gebruik heeft gemaakt van de Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten.
De leden van de D66-fractie lezen dat er momenteel al de mogelijkheid bestaat voor
huurders om een tijdelijke huurkorting overeen te komen. Deze leden vragen op welke
wijze deze mogelijkheid duidelijk gemaakt wordt aan huurders, en hoeveel huurders
hiervan reeds gebruik hebben gemaakt?
Het is mij niet precies bekend hoe vaak er gebruikt is gemaakt van de mogelijkheid
om een tijdelijke huurkorting overeen te komen. Uit de eerder aangehaalde enquête
van Vastgoed Belang blijkt dat verhuurders aangesloten bij Vastgoed Belang bij 33%
van de getroffen huurders een tijdelijke huurkorting toepast. Uit een enquête van
Aedes bij woningcorporaties blijkt dat ruim een kwart van de woningcorporaties aangeeft
een tijdelijke huurverlaging voor één of meerdere maanden af te spreken met getroffen
huurders. Op de website www.woningmarktbeleid.nl en www.rijksoverheid.nl wordt er aandacht besteed aan diverse mogelijkheden om maatwerk toe te passen, tevens
besteden de verhuurdersorganisaties en huurdersorganisatie hier aandacht op hun website
aan.
De leden van de D66-fractie lezen dat huurders die een huurkorting toegewezen krijgen
zelf contact hierover dienen op te nemen met de Belastingdienst over de huurtoeslag.
Op welke wijze wordt ervoor gezorgd dat dit breed bekend is onder huurders?
Op de site van de Belastingdienst staat dat huurders wijzigingen moeten doorgeven
die van invloed zijn op de huurtoeslag10. Ik heb reeds bij verhuurderorganisaties aandacht gevraagd om bij het toepassen van
maatwerk huurders erop te wijzen dat, als zij huurtoeslag ontvangen, zij de huurverlaging
moeten doorgeven aan de Belastingdienst/Toeslagen. En ook op de website www.rijksoverheid.nl zal ik huurtoeslagontvangers erop wijzen dat zij een huurverlaging aan de Belastingdienst/Toeslagen
moeten doorgeven. Ik zal de Woonbond verzoeken dat ook op zijn website te doen.
De Minister verwijst met enige regelmaat naar de afspraken die zij gemaakt heeft met
Aedes, Vastgoed Belang, IVBN en Kences. Deze afspraken hebben evenwel geen betrekking
op huurders die een woning huren bij verhuurders die niet aangesloten zijn bij een
van de voornoemde koepelorganisaties. Hoe wordt voorkomen dat deze huurders niet tussen
wal en schip vallen en toch de volledige – soms bijzonder hoge percentages – huurverhoging
moeten betalen terwijl ook deze huurders mede als gevolg van corona in de financiële
problemen komen? Graag vernemen deze leden van de fractie van GroenLinks wat de Minister
concreet voor deze groep huurders gaat doen. Deelt zij de mening van deze leden dat
een moreel appèl alleen onvoldoende is? Zo nee, waarom niet?
In de beantwoording op eerdere vragen in dit schriftelijk overleg heb ik al aangegeven
dat ik zowel de huurverhogingen als het toepassen van maatwerk bij huurders monitor.
Ik krijg tot dusver weinig signalen vanuit huurders dat verhuurders onwelwillend reageren
op verzoeken tot het toepassen van maatwerk. Ik richt een registratiepunt bij de Huurcommissie
in zodat huurders waarbij de verhuurder geen maatwerk wil toepassen zich kunnen melden.
Ik verwacht dat het registratiepunt rond 17 juni kan worden gestart.
De Minister schrijft in haar brief dat een generieke huurkorting ervoor zorgt dat
corporaties minder woningen kunnen bouwen. En dat zij daarom de motie-Kox die in de
Eerste Kamer is aangenomen niet zal uitvoeren. Hoe rijmt de Minister dit met de uitspraken
die zij eerder gedaan heeft dat corporaties voldoende investeringscapaciteit hebben
ondanks de verhuurderheffing? Is het dan niet logisch, zo vragen de aan het woord
zijnde leden, dat de verhuurderheffing tijdelijk wordt opgeschort zodat corporaties
meer ruimte krijgen om, zonder verlies aan investeringscapaciteit, de huren verder
kunnen matigen? Zo nee, waarom niet?
In de motie Kox c.s. van 21 april jl. (Kamerstuk 35 431, D) is verzocht om als noodmaatregel een tijdelijke huurstop mogelijk te maken. Ik acht
dit een minder effectieve maatregel, voor woningcorporaties en andere verhuurders.
Huurders die door de corona-crisis grote inkomensproblemen hebben gekregen worden
hierdoor mogelijk onvoldoende geholpen. In de door mij voorgestane aanpak kunnen corporaties
en andere verhuurders maatwerk leveren met op de inkomenspositie van de huurders afgestemde
huurkortingen.
Wat betreft het effect van een algemene huurstop op de investeringscapaciteit van
woningcorporaties merk ik op dat deze afhankelijk is van de vormgeving van de huurstop
en vooral van de vraag of de tijdelijke huurstop later weer wordt ingelopen. Anders
dan investeringen in nieuwbouw (die ook weer huurinkomsten generen) zorgt een huurverlaging
enkel voor een afkapping van de financiële middelen. Een structurele (dus blijvende)
huurverlaging heeft een aanzienlijk effect op de investeringscapaciteit van corporaties.
De financiële positie van de corporatiesector op langere termijn wordt onderzocht
in het kader van de motie van het lid Ronnes c.s. (Kamerstuk 35 000 VII, nr. 52). Hierbij worden ook de fiscale lasten, waaronder de verhuurderheffing in beschouwing
genomen. Ik streef ernaar uw Kamer de uitkomsten van dit onderzoek nog voor de zomer
aan te bieden.
Betaalbaarheid is in bredere zin een grote zorg voor de leden van de fractie van GroenLinks.
Met name in de grote steden stijgen de prijzen nog steeds en soms fors. Deelt het
kabinet de mening van deze leden dat de tweedeling hierdoor alleen nog maar groter
dreigt te worden? En hoe kijkt het kabinet aan tegen bijvoorbeeld het feit dat op
1 juni op woningwebsite Funda in Amsterdam 642 woningen van meer dan een miljoen euro
worden aangeboden en dat tegelijkertijd er slechts 602 objecten in Amsterdam tot 300.000
euro worden aangeboden, waarvan 92 objecten een parkeerplaats betreft? 1) Deelt het
kabinet de mening dat dit soort cijfers symbool staan voor een woningmarkt waarbij
het voor mensen met een laag en gemiddeld inkomen amper mogelijk is om een betaalbare
woning te vinden? Zo nee, waarom niet?
Ik ben doordrongen van het feit dat de betaalbaarheid van woningen in gebieden met
een gespannen woningmarkt onder druk staat. Dit geldt met name voor mensen met een
middeninkomen. Dit onderstreept de noodzaak voor doeltreffende maatregelen.
Een groot deel van mijn beleid is er nadrukkelijk op gericht om de bouw van meer betaalbare
woningen te ondersteunen. Dit is uiteindelijk de meest effectieve aanpak om de betaalbaarheid
van wonen te verbeteren. Zo heb ik bijvoorbeeld afspraken over nieuwbouwambities gemaakt
met de regio’s waar het belang van extra woningen het grootst is. In deze afspraken
was ook expliciete aandacht voor de bouw van betaalbare huurwoningen, zowel in het
gereguleerde segment als het middenhuursegment.
Daarnaast voer ik beleid om de excessen op de woningmarkt te bestrijden. Denk hierbij
aan de maximering van de jaarlijkse huurprijsstijging en de opkoopbescherming. Verdergaande
regulering van de woningmarkt, bijvoorbeeld in de vorm van het doortrekken van het
Woningwaarderingsstelsel, schiet mijn doelstelling van excessen tegengaan voorbij.
Ik vrees dat dit de nieuwbouwproductie disproportioneel zal verstoren, waarmee het
de toegankelijkheid van de woningmarkt op de lange termijn schaadt.
De Minister schrijft in haar brief dat zij in overleg zal treden met de Staatssecretaris
van SZW om verder te onderzoeken hoe de woonlasten, betalingsrisico’s en mogelijke
betaalproblemen voor huishoudens met een laag inkomen er voor deze huishoudens uitzien.
De leden van de fractie van GroenLinks zouden graag een concreet tijdpad zien wanneer
deze onderzoeken klaar zijn en met de Kamer worden gedeeld. En graag vernemen deze
leden ook wanneer het kabinet met concrete maatregelen zal komen om betaalrisico’s
te verminderen.
Ik heb reeds aangegeven dat ik in augustus beter zicht heb op de toegepaste huurverhogingen,
het toegepaste maatwerk en mogelijke aanvullende maatregelen voor de huishoudens met
een betalingsrisico. Ik verwacht uw Kamer daarover te kunnen informeren rond Prinsjesdag.
Een andere grote zorg van de leden van de fractie van GroenLinks is het aantal mensen
zonder dak boven hun hoofd. Zeker in coronatijd wordt weer scherp duidelijk hoe groot
dit maatschappelijke probleem werkelijk is. Deze week kwam het kabinet met plannen
om 10.000 plekken voor dakloze mensen te realiseren. Dit is wat de leden van de fractie
van GroenLinks een goede eerste stap vinden, maar bij lange na niet voldoende voor
de naar schatting meer dan 40.000 dakloze mensen. Hoe gaat het kabinet er voor zorgen
dat voor al deze mensen een woning in zicht komt? Deelt het kabinet de mening dat
corporaties een grote rol kunnen spelen bij het realiseren van voldoende woonruimte
voor alle mensen die dakloos zijn? Is het kabinet bereid om corporaties financieel
meer ruimte te geven om snel nog meer extra betaalbare woningen te realiseren? Zo
nee, waarom niet?
Het doel van de brede aanpak Een (t)huis, een toekomst is om het aantal dak- en thuisloze mensen fors terug te dringen. Dat doet het kabinet
door in te zetten op het verminderen van de instroom in de maatschappelijke opvang
en het versnellen van de doorstroom. Het realiseren van 10.000 extra woonplekken voor dak- en thuisloze mensen bovenop de reguliere uitstroom uit de maatschappelijke
opvang in 1,5 jaar tijd is een ambitieuze doelstelling waar het kabinet gezien het
commitment van betrokken partijen vertrouwen in heeft. De basis die Een (t)huis, een toekomst legt voor de beweging «van opvang naar wonen met begeleiding» zal ook in de komende
jaren leiden tot een verminderde instroom en versnelde uitstroom uit de maatschappelijke
opvang. Het kabinet deelt de mening dat corporaties een grote rol kunnen spelen bij
het realiseren van woonruimte voor mensen die dakloos zijn: daarom is een van de doelstellingen
dat alle gemeenten voor eind 2021 (aangescherpte) prestatieafspraken maken met woningcorporaties
en huurdersorganisaties, over het aantal extra te realiseren woonplekken voor (dreigend)
dak- en thuisloze mensen. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met cliëntenorganisaties,
zorgaanbieders en andere relevante partijen en sluit aan bij de reeds eerder gestelde
ambitie van de Taskforce Wonen en Zorg. Corporaties kunnen voor de realisatie van
extra woningen gebruik maken van reeds bestaande instrumenten zoals de vermindering
op de verhuurderheffing voor betaalbare sociale huurwoningen of de vrijstelling op
de verhuurderheffing voor de realisatie van tijdelijke en flexibele woningen. Daarnaast
is onlangs 50 miljoen euro beschikbaar gekomen uit het doorbouwpakket voor de bouw
van woningen voor kwetsbare doelgroepen, waaronder dak- en thuisloze mensen.
Leefbaarheid in wijken en buurten is van groot belang, zeker ook wanneer veel mensen
vanwege corona steeds meer thuis en in hun eigen omgeving verblijven. De leden van
de fractie van GroenLinks maken zich zorgen over de leefbaarheid in veel stadswijken.
Gemeenten en corporaties hebben vaak onvoldoende middelen om te investeren of mogen
wettelijk gezien niet investeren in leefbare buurten (dit laatste geldt voor corporaties).
Hoe ziet het kabinet dit? Hoe wordt de leefbaarheid voldoende geborgd? En deelt het
kabinet de mening dat het juist ook mede een taak van corporaties zou moeten zijn
om de leefbaarheid in buurten te verbeteren? Zo nee, waarom niet? En hoe gaat het
kabinet leefbaarheid in wijken en buurten waarborgen?
Juist deze tijd, waarin we veel thuis zijn, laat zien hoe belangrijk het is om een
prettige leefomgeving te hebben. Buren die een handje kunnen helpen als dat nodig
is of een verzorgde straat zonder zwerfafval. Het kunnen kleine dingen zijn die ervoor
zorgen dat je je thuis voelt. Woningcorporaties zijn belangrijk voor de leefbaarheid
in de wijken waar hun woningen staan. Het klopt niet dat woningcorporaties wettelijk
gezien niet mogen investeren, zoals de leden van de fractie van GroenLinks stellen.
De Woningwet duidt het begrip leefbaarheid door aan te geven welke bijdragen woningcorporaties
hieraan kunnen leveren. Zo kunnen zij investeren in de aanleg en onderhoud van kleinschalige
infrastructuur, sociaal beheer en een schone, veilige leefomgeving zonder overlast.
Corporaties kunnen ook bijdragen aan leefbaarheid door de woningvoorraad in hun wijken
te differentiëren. Naar aanleiding van de evaluatie van de Woningwet werk ik aan een
aanpassing om onder meer de ruimte voor lokaal maatwerk, ook ten aanzien van leefbaarheid,
verder te vergroten. Ik streef ernaar dat uw Kamer dit wetsvoorstel nog voor de zomer
ontvangt.
Hoewel uit verschillende onderzoeken blijkt dat het over het algemeen goed gaat met
de leefbaarheid en veiligheid in ons land, zijn er ook gebieden, wijken en buurten
waar het de verkeerde kant dreigt op te gaan. Dit bevestigt mijn zorg over de leefbaarheid
in bepaalde wijken en ondersteunt mijn inzet op het interbestuurlijk programma Leefbaarheid
en Veiligheid, dat ik begin 2020 in samenwerking met betrokken gemeenten en mijn collega’s
van J&V, OCW, SZW en VWS ben gestart11. Dit programma richt zich op een verkenning van nut, noodzaak en mogelijkheden van
een meerjarige Rijksinzet ten behoeve van een integrale maatwerkaanpak van deze gebieden.
Waar nodig en mogelijk wordt ook al een concrete invulling gegeven aan die Rijksinzet.
De sociale en economische gevolgen van de Coronacrisis – die vooral zullen neerslaan
in de meest kwetsbare gebieden – onderstrepen nog eens te meer het belang en de urgentie
van een dergelijke aanpak. Het spreekt voor zich dat woningcorporaties – naast de
betrokken gemeente en hun maatschappelijke partners, zoals scholen, bedrijven, politie
en inwoners – bij die aanpak een belangrijke rol spelen. Naast het programma en in
aanvulling op de aanpassingen in de Woningwet ben ik samen met o.a. VNG, Aedes en
de Woonbond een informatietraject gestart om onder meer de samenwerking op lokaal
niveau te stimuleren. Om echt iets op te lossen is de inzet van alle lokale partijen
nodig.
Het is daarom voor de leden van de SP-fractie onbegrijpelijk en pijnlijk dat – ondanks
meerdere oproepen van verschillende kanten – er geen spoedwet is gekomen om huisuitzettingen
te stoppen. De leden van de SP-fractie willen weten hoeveel huishoudens uit hun huis
zijn gezet tijdens de coronacrisis. En hoeveel huishoudens met kinderen waren daarbij?
Ook vragen de leden van de SP-fractie of de redenen van de huisuitzettingen uitgesplitst
kunnen worden in betalingsproblemen of andere oorzaken. Daarbij vernemen de leden
van de SP-fractie graag waarom de verhuurder(s) en de autoriteiten toch zijn overgegaan
tot het aanvragen van een uitzetting ten tijde van de coronacrisis.
In antwoord op de leden van de VVD-fractie schreef ik dat ik een gezamenlijk statement
met verhuurderorganisaties12 heb afgesproken dat er geen huisuitzettingen wegens betaalproblemen zouden plaatsvinden,
behoudens situaties zoals (extreme) overlast of het uitvoeren van criminele activiteiten.
Ook heeft de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) deurwaarders
geadviseerd om tijdens de periode met de maatregelen niet over te gaan tot ontruiming.
Dit is in lijn met het landelijke beleid van de rechtspraak. Rolzittingen waar een
besluit over ontbinding en ontruiming moest worden genomen, zijn verplaatst naar een
latere datum13.
Ik heb geen signalen dat er huisuitzettingen als gevolg van betalingsproblemen door
de coronacrisis hebben plaatsgevonden. Exacte cijfers over het aantal huisuitzettingen
die hebben plaatsgevonden tijdens de coronacrisis zijn mij niet bekend. Ik ben blijvend
met verhuurders in gesprek over huisuitzettingen.
Het is eveneens pijnlijk en onbegrijpelijk te vernemen dat er niet alles aan is gedaan
om dakloze mensen van straat te halen. De leden van de SP-fractie vragen daarom hoeveel
dak- en thuisloze mensen wél onderdak is geboden door een overheid tijdens de coronacrisis.
Daarnaast willen ze graag weten hoeveel gemeenten zich hiervoor hebben ingespannen
en welke gemeenten dit waren. De leden van de SP-fractie zien graag een overzicht
tegemoet.
Het Ministerie van VWS heeft op 27 maart jl. in nauw overleg met Valente, VNG, COMO,
RIVM en IGJ een richtlijn vastgesteld over de opvang en ondersteuning van dak- en
thuisloze mensen. Deze richtlijn bood handvatten voor gemeenten en opvanginstellingen
voor de manier waarop de opvang georganiseerd moet worden ten tijde van corona. In
de richtlijn stond onder andere dat gemeenten de nachtopvang open moeten houden, dat
het wenselijk is om ook tijdelijk opvang te realiseren voor niet-rechthebbenden en
zijn gemeenten opgeroepen om overdag te zorgen voor inloopvoorzieningen. Het algemene
beeld is dat de dak- en thuisloze mensen die in de (nacht)opvang wilden verblijven,
dit ook konden. Alle centrumgemeenten hebben zich hiervoor ingespannen. De afgelopen
periode heeft meerdere keren per week overleg plaatsgevonden met o.a. VNG en Valente
om signalen te delen en waar nodig maatregelen te treffen. Op basis van signalen uit
dit overleg heeft het ministerie een aantal keer gemeenten benaderd waarbij het moeizamer
verliep. Dit is slechts een enkele keer voorgekomen.
Volledigheidshalve meld ik u dat een deel van de dak- en thuisloze mensen niet in
de opvang wilde slapen. De outreachende (wijk)teams hebben contact gezocht met deze
mensen.
Er is op dit moment geen landelijk beeld beschikbaar van het aantal dak- en thuisloze
mensen dat tijdens de coronacrisis een plek in de opvang heeft gekregen. Het is aan
gemeenten – die primair verantwoordelijk zijn voor de maatschappelijke opvang – om
hier zicht op te houden. Ik zie daarbij veel goede voorbeelden hoe gemeenten dit hebben
opgepakt, bijvoorbeeld door het aanbieden van plekken in hotels.
Inmiddels is de richtlijn op 1 juni vervangen door een nieuwe richtlijn die aansluit
bij de huidige fase van de crisis. Met deze richtlijn roept de Staatssecretaris van
VWS gemeenten op de norm om 1,5 meter afstand te houden op een meer duurzame manier
te organiseren. Dit is nodig nu deze norm langere tijd van kracht zal zijn en alternatieve
voorzieningen als hotels en gymzalen waarschijnlijk steeds meer in gebruik worden
genomen voor hun oorspronkelijke doeleinden.
Verlenging tijdelijke wet Verlenging tijdelijke huurovereenkomsten
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel verhuurders of huurders van de mogelijkheid
gebruik hebben gemaakt om tijdelijke huurcontracten, die aflopen in de periode van
1 april 2020 tot en met 30 juni 2020, te verlengen met maximaal drie maanden tot 1 september.
Tevens vragen de leden van de SP-fractie of de regering het met deze leden eens is
dat de coronacrisis het probleem van tijdelijke huurcontracten extra blootlegt. Minder
huurprijsbescherming en minder zekerheid kunnen zorgen voor extra problemen voor huurders.
Is de regering daarom bereid om de mogelijkheden voor tijdelijke huurcontracten te
beperken, en actief in te zetten op volwaardige huurcontracten voor alle huurders,
zo vragen de leden van de SP-fractie. Want, zo vragen de leden van de SP-fractie,
wat zegt het de regering, dat een wet over een verlenging van tijdelijke huurcontracten
al na 2 maanden weer verlengd moet worden?
Bovendien willen de leden van de SP-fractie graag weten waar een extra verlenging
van 2 maanden op is gebaseerd. Waarom zouden 2 extra maanden nu wel voldoende zijn?
De leden van de SP-fractie vragen of het niet makkelijker en minder bureaucratisch
is om tijdelijke huurcontracten van 2 jaar af te schaffen en om te zetten in volwaardige
contracten of contracten van 5 jaar.
De Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten geeft verhuurders en huurders
de mogelijkheid om tijdelijke huurcontracten van maximaal 2 jaar voor zelfstandige
woningen en van maximaal 5 jaar voor kamers die aflopen in de periode van 1 april
2020 tot en met 30 juni 2020, tijdelijk te verlengen met maximaal drie maanden tot
uiterlijk 30 september 2020. Graag verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen
van de VVD-fractie voor een inschatting van de keren dat er gebruik is gemaakt van
deze mogelijkheid. Deze tijdelijke wet is een noodmaatregel omdat tijdens de coronacrisis
het zoeken naar andere woonruimte wordt bemoeilijkt als mensen te kampen hebben met
bijvoorbeeld quarantaine, ziekte, ontslag of dubbele diensten in de zorg. In de voorgestelde
werkingstijd van de wet is gezocht naar een balans tussen de belangen van huurders
en die van verhuurders.
Ten tijde van het opstellen van de Tijdelijke wet was niet bekend hoe lang de maatschappelijke
beperkingen zouden gelden of hoelang huurders door quarantaine, ziekte, ontslag of
overuren in de zorg beperkt worden in hun mogelijkheden om naar een nieuwe woning
te zoeken. Daarom is in deze Tijdelijke wet de mogelijkheid opgenomen om in het geval
dat de beperkingen na 1 juli 2020 nog voortduren, de geldigheid en werking van die
wet bij algemene maatregel van bestuur te verlengen met één maand, twee maanden of
drie maanden, tot uiterlijk 1 december. Het kabinet is voornemens om de wet te verlengen
met 2 maanden, zodat de huurovereenkomsten die eindigen tussen 30 juni en 1 september
ook onder de werking van de wet zullen vallen. De beperkende maatregelen worden ondertussen
stapsgewijs versoepeld, maar het perspectief blijft onzeker. Het kabinet wil daarnaast
iedereen de tijd gunnen om in (meer) normale omstandigheden naar een nieuwe woning
te kunnen zoeken. Daarbij zoekt het kabinet (weer) een balans tussen de behoefte van
huurders in deze tijd aan tijdelijke verlenging van hun tijdelijke huurcontract en
het belang dat de verhuurder kan hebben bij beëindiging van het tijdelijke huurcontract
op de overeengekomen einddatum.
Overigens hebben huurders met tijdelijke huurcontracten van maximaal 2 jaar voor zelfstandige
woningen en van maximaal 5 jaar voor kamers, in tegenstelling tot de vraag veronderstelt,
huurprijsbescherming. Dat geldt ook voor tijdelijk verlengde tijdelijke huurcontracten.
Tijdelijke contracten, in meer algemene zin, bieden een uitkomst wanneer een huurder
op zoek is naar tijdelijke woonruimte. Ook voor verhuurders biedt het een mogelijk
om, bijvoorbeeld voorafgaand aan sloop of verkoop, tijdelijk te verhuren. Tijdelijk
verhuren vervult daarmee een behoefte die huurders en verhuurders hebben. Omzetting
van alle bestaande tijdelijke huurcontracten in contracten voor onbepaalde tijd, waarmee
voorbij wordt gegaan aan de bedoeling van huurder en verhuurder ten tijde van het
sluiten van het huurcontract, getuigt niet van behoorlijk bestuur. Op dit moment ben
ik reeds begonnen met de voorbereidingen voor de evaluatie van de wet Doorstroming
Huurmarkt, zodat de evaluatie gereed is binnen de termijn van 5 jaar14. Hoe de wet wordt ervaren door huurders en verhuurders en hoe tijdelijke contracten
in de praktijk worden gebruikt, is een onderdeel van de evaluatie.
Grote onzekerheid en zelfs rechteloosheid gelden helaas ook voor mensen met een bruikleencontract,
oftewel een antikraakcontract. De leden van de SP-fractie willen weten hoeveel mensen
met een antikraakcontract op straat zijn gekomen of moesten verhuizen tijdens de coronacrisis.
Daarnaast willen deze leden graag weten of de regering bereid is om de inzet van bruikleencontracten,
die niet worden gezien als huurcontracten, te stoppen en deze contracten om te zetten
in huurcontracten. Graag zien de leden van de SP-fractie een toelichting tegemoet,
want als de regering stelt dat problemen voorkomen moeten worden, kan deze groep niet
buiten beschouwing blijven.
In aansluiting op het statement dat verhuurdersorganisaties en ik hebben afgesproken
over huisuitzettingen en maatwerk voor huurders met betalingsproblemen, hebben leegstandbeheerders
in een eigen verklaring aangegeven hoe ze omgaan met hun bewoners in deze crisistijd.
Volgens de Vereniging van Leegstandbeheerders Nederland (VLBN) zijn geen mensen op
straat komen te staan die door de coronacrisis in financiële problemen zijn gekomen.
Met degenen die wel in de financiële problemen zijn gekomen zijn individuele afspraken
gemaakt. In die situaties waar de bruikleenovereenkomst moest worden beëindigd omdat
de eigenaar het vastgoed dringend nodig had, is met betrokken partijen naar een passende
oplossing is gezocht.
Iedereen in Nederland heeft het recht om fatsoenlijk en betaalbaar te wonen. Dat geldt
ook voor mensen die anti-kraak wonen. Anti-kraak kan aan de ene kant een goed middel
zijn om leegstand te voorkomen en aan de andere kant een tijdelijke oplossing voor
woningzoekenden bieden zonder dat het huurrecht van toepassing is. In principe vind
ik het een goede zaak dat leegstaand vastgoed tijdelijk wordt beheerd zodat verloedering
kan worden voorkomen. Het is daarnaast in beginsel aan de eigenaar van het vastgoed
om te bezien op welke wijze leegstand tegen wordt gegaan. Hoewel het gros van de anti-kraak
bewoners zich bewust is van de tijdelijkheid en desondanks prettig woont, geef ik
de voorkeur aan tijdelijke verhuur.
Betaalbaarheid
Zoals hierboven betoogd is het ten tijde van de coronacrisis belangrijk om een betaalbaar
huis te hebben. De leden van de SP-fractie hebben meermaals voorstellen gedaan of
Kamervragen gesteld om de betaalbaarheid van huurhuizen te verbeteren, want al vóór
de coronacrisis was dit een probleem. De leden van de SP-fractie willen weten waarom
de regering deze Kamervragen niet of veel te laat beantwoord. Is de regering het met
de leden van de SP-fractie eens dat het onbeschoft is in de richting van huurders
en in de richting van de volksvertegenwoordiging om geen antwoord te geven, of hen
maanden op antwoorden te laten wachten? Wat gaat u doen om in het vervolg de Kamervragen
wel op tijd te beantwoorden, met name in een tijd van crisis, zo vragen de leden van
de SP-fractie.
Graag zien de leden van de SP-fractie per direct antwoorden op de volgende openstaande
vragen:
– Vragen van het lid Beckerman over het bericht «Huren vrije sectorwoningen blijven
stijgen», ingestuurd op 29 januari 2020 (zaaknummer 2020Z01474)
– Vragen van het lid Beckerman over maatwerk voor huurders bij Vestia, ingestuurd op
23 april 2020 (zaaknummer 2020Z07383)
– Vragen van de leden Nijboer, Smeulders en Beckerman over het tijdelijk bevriezen van
huurprijzen, ingestuurd op 23 april 2020 (zaaknummer
2020Z07389
)
Bij het beantwoorden van Kamervragen vind ik het van belang dat ik in de beantwoording
van uw vragen een compleet beeld geef. Dit betekent dat ik voor de beantwoording van
vragen bijvoorbeeld informatie over de uitvoeringspraktijk moet opvragen (onder meer
bij de Aw en WSW), in gesprek ga met de verschillende partijen, zoals de Woonbond
en Vestia, en dat ik daarnaast de Eerste Kamer ordentelijk wil informeren. De antwoorden
op de vragen over het bericht «Huren vrije sectorwoningen blijven stijgen» (Aanhangsel
Handelingen II 2019/20, nr. 3054) en de antwoorden op de vragen over het tijdelijk bevriezen van huurprijzen (Aanhangsel
Handelingen II 2019/20, nr. 3127) heeft u inmiddels ontvangen. Ik zal mij ervoor inzetten om de openstaande vragen
over maatwerk voor huurders bij Vestia op korte termijn te beantwoorden.
Motie Kox c.s.
De leden van de SP-fractie willen weten waarom de regering de motie Kox c.s. (aangenomen
in de Eerste Kamer met Kamerstuk 35 431, D) niet uitvoert. De regering heeft het meermaals over uitzonderlijke tijden gehad
en stelt problemen te willen voorkomen. Dan bevreemdt het de leden van de SP-fractie
dat de regering een uitspraak van de Eerste Kamer naast zich neerlegt. Waar komt de
weerstand vandaan, zo is de vraag.
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie met klem wat de regering op dit moment
doet om de huurstijgingen in de vrije sector te stoppen. Er is een wet in de maak,
maar die blijft uitgaan van huurverhogingen, bovenop de inflatie, terwijl er een heldere
Kameruitspraak ligt voor een stop. Een bevriezing.
In mijn brief Betaalbaar huren: generieke en specifieke maatregelen van 5 juni 2020
aan de Eerste Kamer (Kamerstuk 27 926, nr. 322) en Kamerstuk 35 431, I) waarvan ik een afschrift naar uw Kamer heb gezonden, heb ik toegelicht op welke
wijze ik uitvoering geef aan de motie. Zoals in die brief toegelicht passen verhuurders
individueel maatwerk toe als huurders door de coronacrisis in financiële problemen
komen. Ik haalde al eerder de resultaten aan van het toegepaste maatwerk
Uit een enquête van Aedes onder hun leden eind mei blijkt dat 0,59% van de huurders
(van woonruimte) zich heeft gemeld met betalingsproblemen. Daarbij geven corporaties
in ieder geval aan de volgende maatregelen (meerdere maatregelen mogelijk):
– Uitstel huurincasso voor 1 of meerdere maanden
75,9%
– Uitstel huurverhogingsdatum van 1 of meerdere maanden
13,8%
– Tijdelijke huurverlaging voor 1 of meerdere maanden
27,6%
– Tijdelijke kwijtschelding huurbetaling voor 1 of meerdere maanden
16,1%
– Structurele huurbevriezing (geen huurverhoging)
16,1%
– Structurele huurverlaging
12,6%
– Anders (vooral combi van bovenstaande en betalingsregelingen)
25,3%
De leden van IVBN rapporteren dat huurders zich in zeer beperkte mate melden met betalingsproblemen
die samenhangen met de coronacrisis. Eind mei 2020 betrof het gemiddeld 0,5% tot 1%
van het totale IVBN-woningbestand in de Nederlandse woningportefeuilles. Het algemene
beeld van IVBN is dat huurachterstanden de afgelopen jaren steeds meer afnemen (procentueel
gezien was dit al zeer beperkt) en dit door de coronacrisis slechts zeer beperkt oploopt.
Voorbeelden van maatwerk dat door leden van IVBN wordt geboden zijn onder andere:
– (Gedeeltelijke) huuruitstel. Huurders kunnen aangeven welk bedrag ze kunnen missen
voor de eerstvolgende aankomende huurbetaling(en).
– Soepele terugbetalingsregelingen.
– Bemiddeling naar een (bij het nieuwe, lagere inkomen) passende huurwoning. Zo mogelijk
binnen de portefeuille, met overlegmogelijkheden tussen IVBN-leden onderling.
– (Gedeeltelijke of tijdelijke) inzet waarborgsommen.
De leden van Vastgoed Belang rapporteren dat circa 2% van de huurders vraagt om maatwerk.
In 75% van de gevallen is al maatwerk getroffen. De maatwerkafspraken betreffen voornamelijk
uitstel van de huur (50%) of tijdelijke huurkorting (33%). In 5% is de huur structureel
omlaag bijgesteld. Wanneer er (nog) geen maatwerkoplossing is overeengekomen loopt
het contact nog of zijn er specifieke redenen voor.
Er zijn mij vooralsnog weinig signalen bekend dat verhuurders geen maatwerk of oplossingen
wilden bieden, maar het zou kunnen dat deze mij niet hebben bereikt. Ik vind het belangrijk
om de vinger aan de pols te houden en richt daarom bij de Huurcommissie een registratiepunt
in waar huurders zich kunnen melden als de verhuurder niet wil meewerken aan een oplossing.
Ik roep huurders dan ook op om zich hier te melden als hun verhuurder geen maatwerk
wil toepassen. Tegelijkertijd zal ik aan Aedes, IVBN en Vastgoed Belang vragen om
hun enquête onder leden te herhalen.
Daarbij heb ik aangegeven dat ik het generiek maximeren of uitstellen van de huurverhoging
in 2020 die gebruikelijk plaats vindt op 1 juli, niet van behoorlijk bestuur vind
getuigen, vanwege twee redenen: de maatregelen zijn niet tijdig aangekondigd en niet
proportioneel. De motie Kox c.s. is 21 april jongstleden ingediend, waardoor het voor
verhuurders niet tijdig voorzienbaar zou zijn geweest dat de gemaakte afspraken in
het huurcontract of de gebruikelijke jaarlijkse huurverhogingsronde geen doorgang
konden vinden. Verhuurders zijn wettelijk verplicht om minimaal twee maanden van tevoren
aan huurders aan te kondigen welke huurverhoging zij voorstellen. Omdat tot dusver
circa 0,5% – 2% van de huurders zich hebben gemeld met betalingsproblemen, acht ik
een dergelijke inbreuk op het eigendomsrecht op dit moment niet proportioneel en rechtvaardig.
Met de maximering van de jaarlijkse huurprijsverhoging in de vrije sector zorg ik
ervoor dat huurders gedurende de komende jaren niet worden overvallen door een excessieve
huurverhoging. Tegelijkertijd hecht ik er belang aan dat investeringen in onder meer
nieuwbouw van middenhuurwoningen doorgaan. Verder kan ik in augustus overzien of aanvullende
maatregelen genomen kunnen worden. Ik verwacht uw Kamer daarover te kunnen informeren
rond Prinsjesdag.
Waarom schrijft de regering in haar brief aan de Autoriteit Woningcorporaties dat
de term «huurstop» door de Minister wordt opgevat als een «(gedeeltelijke) kwijtschelding
vooraf», terwijl uit het debat in de Eerste Kamer en in de Tweede Kamer is gebleken
dat het om een bevriezing van de huurprijzen gaat, vragen de leden van de SP-fractie.
Met deze tijdelijke huurkorting kunnen verhuurders de huur tijdelijke bevriezen of
vooraf besluiten dat de huurder een deel van de huur niet hoeft te betalen. Ik lichtte
u in mijn eerdere antwoorden al toe dat verhuurders al van deze mogelijkheid gebruik
maken. In mijn voorgaande antwoord heb ik u geschetst hoe ik verder uitvoering geef
aan de motie Kox c.s. (Kamerstuk 35 431, F en I).
De regering stelt dat ze maatwerk wil. De leden van de SP-fractie zijn het daarmee
eens. Het leveren van maatwerk sluit echter een (aanvullende) generieke maatregel
niet uit. Sterker nog, de Eerste Kamer is op de hoogte van de inzet van maatwerk,
maar heeft daarnaast in ruime meerderheid gekozen voor een generieke maatregel voor
de sociale en de vrije sector. De leden van de SP-fractie vragen de regering een reflectie
hierop en vragen nogmaals om de gehele motie Kox c.s. adequaat uit te voeren, mede
in het licht van de nieuwe motie van de heer Kox, die door een meerderheid in de Eerste
Kamer is ondertekend.
In bovenstaande antwoorden en eerdere brieven heb ik toegelicht hoe ik uitvoering
geef aan de motie Kox c.s. In de brief van 5 juni jl. aan de Eerste Kamer bespreek
ik welke maatregelen ik nog meer neem en welke maatregelen ik nog zou kunnen nemen.15 Graag verwijs ik u naar de inhoud van deze brieven.
De leden van de SP-fractie vragen wat de regering ervan vindt dat de Eerste Kamer
zich genoodzaakt ziet via een nieuwe motie een dringend beroep te doen op de regering
om de aangenomen motie alsnog uit te voeren óf duidelijke te maken dat de regering
het dictum van de motie niet wil uitvoeren. De leden van de SP-fractie ontvangen graag
een toelichting op de bereidheid van de regering om deze tweede motie uit te voeren.
Ik heb u reeds in uw voorgaande vragen toegelicht op welke wijze ik uitvoering aan
de motie geef.
Op 2 juni jl. zei de Minister in de Eerste Kamer een meldpunt in te richten bij de
Huurcommissie. De leden van de SP-fractie willen graag weten hoe het meldpunt eruit
komt te zien en op welke termijn het operationeel zal zijn.
Ik verwacht dat dit registratiepunt omstreeks 17 juni gestart kan worden. Ik zal hier
via communicatie aandacht aan besteden.
Daarnaast heeft de Minister in de Eerste Kamer gesteld een «stap-voor-stap» benadering
te willen. De leden van de SP-fractie vragen om een uitleg van deze woorden en hoe
dit zich verhoudt tot het bevriezen van de huurprijzen als noodmaatregel. Deze leden
vragen of de Minister zich niet wil bedienen van vertragende tactieken die funest
zijn voor huurders.
Ik vind het belangrijk om gericht de huurders te helpen die in de betaalproblemen
zijn geraakt door de coronacrisis. Met verhuurders heb ik afspraken gemaakt over het
bieden van maatwerk aan deze groep. Huurders kunnen zich melden bij hun verhuurders
zodat er samen naar passende oplossingen kan worden gezocht. Ik richt daarnaast een
registratiepunt in bij de Huurcommissie. In mijn brief van 5 juni jl. aan de Eerste
Kamer en in mijn antwoorden op voorgaande vragen heb ik toegelicht welke, meer generieke,
maatregelen ik kan nemen. Zo kan ik «stap voor stap» bepalen, afhankelijk van de noodzaak
daartoe, welke maatregelen er genomen dienen te worden om huurders bij te staan.
Telkens stelt de regering in gesprek te zijn met betrokkenen, maar concrete daden
om de betaalbaarheid te verbeteren blijven uit. De leden van de SP-fractie vragen
om een reflectie hierop. Wat hebben al die jaren praten nu opgeleverd voor huurders?
Welk concreet effect heeft het «morele appel» van de regering gehad voor al de huurders
die weer met een huurverhoging worden geconfronteerd?
In de beantwoording op de vragen van de PVV-fractie heb ik reeds toelichting gegeven
op mijn inzet voor huishoudens met een betalingsriscio’s. Op basis van de monitoring
van de jaarlijkse huurverhoging van het CBS zie ik dat verhuurders in de afgelopen
jaren in zowel het gereguleerde als in de geliberaliseerde sector gemiddeld gematigde
huurverhogingen hebben doorgevoerd.
Tabel: Gemiddelde (nominale) huurontwikkeling voor zittende bewoners in de gereguleerde
en geliberaliseerde huursector 2013–2019 (op basis van de Staat van de Woningmarkt
2019)
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
Inflatie (t-1)
2,5%
2,5%
1,0%
0,6%
0,3%
1,4%
1,7%
Huurverhoging voor zittende bewoners in gereguleerde segment (corporaties)
4,2%
4,0%
1,9%
1,0%
0,6%
1,4%
1,7%
Huurverhoging voor zittende bewoners in gereguleerde segment (overige verhuurders)
3,6%
3,5%
2,4%
2,0%
2,3%
2,9%
3,0%
Huurverhoging voor zittende bewoners in geliberaliseerde segment
2,8%
2,2%
1,6%
1,6%
1,7%
2,0%
2,6%
In het antwoord op de vragen van de leden van de PVV-fractie heb ik reeds toegelicht
welke stappen de leden van de verschillende verhuurderorganisaties ondernemen in de
jaarlijkse huurverhoging.
De leden van de SP-fractie vragen naar de door de regering beloofde noodknop om excessieve
huurprijzen mee aan te pakken. Waar is de noodknop? De leden van de SP-fractie vragen
waarom zij moeten geloven dat er een beperking komt op huurstijgingen in de vrije
sector, aangezien de noodknop er na jaren ook (nog) niet is en omdat de regering de
motie Kox c.s. niet uitvoert.
In de Kamerbrief mensen met een middeninkomen op de woningmarkt van 4 juli 2019 presenteerde ik uw Kamer een eerste uitwerking van de noodknop middenhuur16. In deze brief gaf ik tevens aan dat zowel marktpartijen als gemeenten deze variant
hadden afgewezen. Naar aanleiding van dit signaal heb ik nader onderzoek gedaan naar
een treffende uitwerking van de noodknop. Met de Kamerbrief Betaalbaar wonen voor starters en mensen met een middeninkomen van 15 mei jl. communiceerde ik de definitieve variant17. Met de maximering van de jaarlijkse huurprijsstijging in de vrije sector bestrijd
ik excessieve huurprijsstijgingen. Daarmee bied ik huurders meer zekerheid over de
toekomstige huurontwikkeling nadat zij een huurovereenkomst zijn aangegaan met een
voor hen acceptabele huurprijs. Naast het wettelijk vastleggen van de maximale huurprijsstijging
voor lopende contracten zal ik met de sector bespreken hoe men huurders meer inzicht
kan bieden in de wijze waarop de aanvangshuurprijs tot stand komt. Ik verwacht dit
najaar een convenant met afspraken hierover met uw Kamer te kunnen delen.
Motie Smeulders c.s.
De motie Smeulders, Beckerman, Nijboer (Kamerstuk 35 431, nr. 29) maakt mogelijk dat de huur van huurders in een corporatiewoning (gedeeltelijk) wordt
kwijtgescholden en kan worden overgegaan tot een tijdelijke huurverlaging of tijdelijke
huurkorting. De leden van de SP-fractie hebben verschillende vragen over de uitvoering
van ook deze motie. Ten eerste de vraag op welke manier de regering de motie betrekt
op corporatiewoningen met een geliberaliseerde huurprijs. Deze huurwoningen hebben
al hoge huurprijzen, dus de vraag luidt wat daaraan wordt gedaan.
Zoals ik aankondigde in mijn brief Huurbeleid in tijden van corona: Gericht problemen
voorkomen (Kamerstuk 27 926, nr. 320) zal ik in het wetsvoorstel Tijdelijke huurkorting ook de belemmering weghalen voor
woningcorporaties om een tijdelijke huurkorting in het geliberaliseerde segment toe
te passen.
Ten tweede de vraag van de leden van de SP-fractie waarom de regering kwijtschelding
niet als noodmaatregel in wil stellen. Waarom wordt dit «ingewikkeld en tijdrovend»
genoemd, en hoe kan dat worden veranderd? Hoe gaat dit deel van de motie alsnog worden
uitgevoerd?
In mijn brief aan de directeur van de Autoriteit woningcorporaties heb ik dit ingewikkeld
en tijdrovend genoemd omdat het mogelijk maken van kwijtschelding vooraf een aanpassing
van artikel 47 en/of 48 van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015
(BTIV) behelst. Doel van deze artikelen is om te zorgen dat het maatschappelijk kapitaal
van woningcorporaties ook wordt gebruikt waar het voor bedoeld is, namelijk de volkshuisvesting.
Het aanpassen hiervan kan leiden tot andere vormen van financiële overdracht die wellicht
onwenselijk zijn. Omdat hetzelfde doel van kwijtschelding vooraf (namelijk het niet
betalen van huur) ook bereikt kan worden door maximaal gebruik te maken van de nieuwe
mogelijkheid tot tijdelijke huurkorting (al dan niet tot 0 euro), is er geen aanleiding
om alsnog het BTIV aan te passen en daarbij mogelijk ongewenste neveneffecten te creëren.
Het zal de huurder immers weinig uitmaken welke juridische redenering ten grondslag
ligt aan de kwijtschelding/tijdelijke huurkorting.
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie een overzicht van het aantal:
– dit jaar aangevraagde huurkortingen, met daarbij hoeveel er zijn geaccordeerd;
– dit jaar aangevraagde huurverlagingen, met daarbij hoeveel er zijn geaccordeerd.
Uit een enquête van Vastgoed Belang18 onder hun achterban blijkt dat bij 75% van de huurders die zich heeft gemeld al een
maatwerkoplossing is afgesproken. Het gaat hierbij om uitstel van de betaling van
de huur (50%) of een tijdelijke huurkorting (33%). Daarnaast gaat bij 5% van de huurders
de huur structureel omlaag. Uit een enquête van Aedes bij woningcorporaties blijkt
dat ruim een kwart van de woningcorporaties aangeeft een tijdelijke huurverlaging
voor 1 of meerdere maanden af te spreken met getroffen huurders. Een op de acht corporaties
zet ook structurele huurverlaging in.
Voorts hebben de leden van de SP-fractie de vraag waarom, na een periode van huurkorting,
de huurprijs versneld terug moet komen op het oude niveau. Wat wordt precies verstaan
onder «versneld» en waarom wordt huurders de kans ontnomen om op een ontspannen manier
terug te komen op het oude huurniveau, zo vragen de leden van de SP-fractie. Wanneer
verschillende coronamaatregelen tegelijkertijd aflopen, dan is het denkbaar dat huurders
alsnog in de financiële problemen komen. De leden van de SP-fractie vragen op welke
manieren dit wordt voorkomen door de regering.
De huidige wetgeving leidt ertoe dat in de praktijk alleen een permanente huurverlaging
(of huurbevriezing) mogelijk is. In sommige situaties is de huurder geholpen wanneer
zijn huur tijdelijk wordt bevroren of verlaagd of wanneer de huurder huurgewenning
bij de verhuizing naar een andere woning kan worden geboden. Maar daaraan staat de
huidige wetgeving in de weg. Dit vormt een drempel voor verhuurders om via tijdelijke
huurkortingen huurders te hulp te schieten. Om verhuurders de mogelijkheid te geven
om de huur op verzoek van de huurder tijdelijk te bevriezen of te verlagen, ga ik
het wetsvoorstel Tijdelijke huurkorting indienen. Met dat wetsvoorstel wordt het voor
de verhuurder mogelijk om de huur na een tijdelijke huurverlaging van maximaal 3 jaar
de huur te verhogen naar het niveau van vóór de huurverlaging, vermeerderd met de
in de periode van tijdelijke huurverlaging opgeschorte huurverhogingen. Het staat
verhuurders en huurders vrij om, binnen de wettelijke kaders, afspraken te maken om
terug te komen op het oude huurniveau.
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de regering uitvoering zou moeten
geven aan de door de Eerste Kamer aangenomen motie Kox c.s. Deze leden constateren
dat uit de beraadslaging in de Eerste Kamer blijkt dat de indieners van de motie een
generieke huurbevriezing beogen, maar aan de regering laten op welke wijze deze huurbevriezing
gerealiseerd kan worden. De leden van de PvdA-fractie constateren eveneens dat uit
de beraadslaging blijkt dat de indieners kiezen voor een generieke maatregel, in plaats
van gerichte maatwerk-oplossingen, omdat deze snel getroffen kunnen worden als noodmaatregel.
Deze leden vragen de regering waarom zij niet onderzocht heeft hoe invulling gegeven
kan worden aan een tijdelijke, generieke huurbevriezing, voor de sociale en de vrije
sector. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om onverkort uitvoering te
geven aan de motie Kox c.s. en een tijdelijke, generieke huurbevriezing mogelijk te
maken. Wanneer denkt de regering hieraan uitvoering te geven?
Graag verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie.
De leden van de PvdA-fractie zijn zeer bezorgd over de betaalbaarheid van de huren.
Zij constateren dat reeds voor de uitbraak van de Corona-crisis een kwart van de huurders
moeite had om rond te komen, en dat de helft van de huurders onvoldoende buffers heeft.
Voornoemde leden vragen de regering hierop te reageren. Waarom voert de regering geen
beleid om de betaalbaarheid te verbeteren? Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie
of de regering met hen van mening is dat een huurbevriezing ervoor kan zorgen dat
de lasten van de crisis eerlijker worden verdeeld, omdat verhuurders daarmee ook een
bijdrage leveren.
In mijn brief van 20 mei 202019 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het aantal huishoudens met een betalingsrisico’s
steeds verder afneemt en dat voor deze groep er sinds 2015 verschillende maatregelen
zijn getroffen, zoals de herintroductie van passend toewijzen.
Op basis van WoON-2018 lijkt deze groep huurders met betalingsrisico’s voornamelijk
te bestaan uit huishoudens met een laag inkomen, dat wil zeggen een inkomen op het
niveau van het sociaal minimum of daaronder. De huishoudens die een uitkering, AOW
of pensioen als belangrijkste inkomensbron hebben zullen niet direct een inkomensdaling
als gevolg van de coronacrisis doormaken. Overigens zij opgemerkt dat een betalingsrisico niet per definitie betekent dat het huishouden ook daadwerkelijk problemen heeft om
de huur te betalen. Dat neemt niet weg dat er een groep huishoudens met een laag inkomen
is die betalingsrisico’s heeft. Het Nibud geeft daarbij aan dat de hoogte van de woonlasten
niet altijd het probleem is, maar dat ook de hoogte van het inkomen een rol speelt.
Bij huishoudens met een laag inkomen is er vaker sprake van hoge woonlasten in relatie
tot het inkomen dan bij huishoudens met een hoger inkomen.
Het kabinet heeft aandacht voor deze huishoudens met een laag inkomen en vindt het
belangrijk om de risico’s voor deze groep in een breder perspectief te bekijken. In
de kabinetsreactie op het IBO Toeslagen (Kamerstuk 31 066, nr. 624) heeft het kabinet al aangekondigd dat het met een bredere blik wil kijken naar de
ondersteuning van betaalbaar wonen, waarbij inkomensbeleid, de subsidiëring op de
huur- en koopmarkt alsmede de verhuurderheffing in samenhang worden bezien. Ik gaf
u al aan dat ik samen met mijn collega van SZW mogelijke aanvullende oplossingen voor
deze huishoudens onderzoek.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat het Nibud aangeeft dat een huurbevriezing
huurders kan helpen om een buffer op te bouwen, die zij hard nodig zullen hebben nu
de economie hard geraakt wordt als gevolg van de Corona-crisis. Zij vragen waarom
de regering de noodzaak hiertoe niet inziet.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u terug naar de beantwoording van de vraag
van PVV over huishoudens die financieel knel zitten.
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat woningcorporaties financieel gecompenseerd
moeten worden als overgegaan wordt tot een huurbevriezing. Kan de regering een inschatting
geven van de budgettaire consequenties daarvan? Voornoemde leden vragen of de regering
bereid is de verhuurderheffing gedurende twee jaar af te schaffen, om zo huurbevriezing
mogelijk te maken, maar tegelijkertijd de bouw van betaalbare huurwoningen te stimuleren.
In de brief die ik aan de Eerste Kamer heb geschreven op 5 juni heb ik aangegeven
dat alleen voor woningcorporaties de inschatting al is dat de kosten ruim 400 miljoen
euro bedragen. Woningcorporaties vragen er aandacht voor dat dit geld is dat maar
één keer uitgegeven kan worden, terwijl we nog een beter beeld moeten krijgen van
de economische nasleep van de coronacrisis. Een afschaffing van de verhuurderheffing
zou niet helpen om bij elke verhuurder huurbevriezing mogelijk te maken, omdat niet
elke verhuurder verhuurderheffing betaalt. De leden van de PvdA-fractie verwijzen
ook naar het afschaffen van de verhuurderheffing om de bouw van betaalbare huurwoningen
te stimuleren. Uit de indicatieve bestedingsruimte woningcorporaties (IBW) 2019 blijkt
dat corporaties op sectorniveau op korte termijn kunnen investeren, bovenop de reeds
ingeplande investeringsvoornemens. Dit blijkt ook uit de rapportage verhuurderheffing,
die ik op 29 mei 2020 aan de Tweede Kamer heb gestuurd. Daaruit bleek dat de corporaties
meer hadden kunnen investeren binnen de financiële kaders dan dat ze hebben gedaan.
Ook blijkt uit de aanvragen voor de heffingsvermindering voor nieuwbouw die tot 1 juli
2020 is aan te vragen dat verhuurders kunnen blijven bouwen de komende jaren. Op langere
termijn kan dat heel anders liggen. In het kader van de motie van het lid Ronnes c.s.
(Kamerstuk 35 000 VII, nr. 52) wordt in beeld gebracht hoe de opgaven en middelen van corporaties zich op de middellange
en lange termijn tot elkaar verhouden. Voor de zomer zal ik de resultaten hiervan
aan uw Kamer doen toekomen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennis genomen van het voornemen
van de regering om tijdelijke huurkortingen mogelijk te maken. De leden van de PvdA-fractie
zijn van mening dat huurders ook het recht zouden moeten krijgen deze verlaging af
te dwingen. Zij vragen de regering in welke gevallen de huurder een dergelijke verlaging
kan afdwingen. Of is de regering wederom van mening dat volstaan kan worden met een
moreel appel? Voornoemde leden vragen de regering om een inschatting te geven van
de budgettaire consequenties, als woningcorporaties financieel worden gecompenseerd
voor de tijdelijke huurkortingen.
De verhuurdersorganisaties en ik hebben in de nadere invulling van het statement20 over maatwerkoplossingen voor huurders een beeld gegeven van oplossingen die passend
zijn bij de situatie van de huurder. Het is afhankelijk van de aard van de financiële
situatie van de huurder, tijdelijk of meer structureel, of een tijdelijke huurkorting
een geschikte maatwerkoplossing is. Ik wil deze oplossing daarom niet verplichten.
Een dergelijke verplichting brengt daarnaast allerlei vraagstukken met zich mee. In
de eerste plaats past een voor huurders afdwingbaar recht niet binnen het uitgangspunt
om woningcorporaties meer mogelijkheden voor lokale invulling te geven. Want voor
een dergelijk afdwingbaar recht (dat met het oog op rechtsgelijkheid zou gelden voor
zowel huurders van woningcorporaties als huurders van overige verhuurders, zie hieronder)
zouden er aan de voorkant (in de regelgeving) allerlei limitatieve criteria en voorwaarden
gesteld moeten worden waaraan de toepassing van de tijdelijke huurkorting (door woningcorporaties
en andere verhuurders, maar in geval van geschillen ook door de Huurcommissie en/of
de rechter) getoetst zou moeten worden.
Ten tweede worden door een afdwingbaar recht op (inkomensafhankelijke) huurverlaging
en huurbevriezing huurders niet gestimuleerd om naar een meer passende woning te verhuizen.
Tegelijk worden verhuurders erdoor gestimuleerd om woningen alleen aan huurders met
een hoger (midden)inkomen toe te wijzen om het risico op toekomstige tijdelijke huurverlaging
en huurbevriezing te minimaliseren en zo zekerheid over hun huurinkomsten te waarborgen.
Ten slotte zou het in het huurprijzenrecht opnemen van een voor huurders afdwingbaar
recht op tijdelijke huurkorting vanwege rechtsgelijkheid betekenen dat ook huurders
van andere verhuurders dan woningcorporaties een dergelijk afdwingbaar recht zouden
krijgen. De (koepels van) particuliere verhuurders en institutionele beleggers hebben
zich niet bij het Sociaal Huurakkoord 2018 en dus ook niet bij de in dit akkoord opgenomen
afspraken over individueel maatwerk (tijdelijke huurkorting) aangesloten. Via Aedes
hebben de woningcorporaties wel vrijwillig afspraken gemaakt over tijdelijke huurverlaging
dan wel huurbevriezing. Ik heb daarom ook geen inschatting van de budgettaire consequenties
van het compenseren van woningcorporaties en andere verhuurders voor deze tijdelijke
huurkorting. Aedes geeft in hun schrijven aan de Eerste Kamer aan dat het om een bedrag
van enkele duizenden euro’s per huishoudens gaat. Monitoring van het toegepaste maatwerk
is onderdeel van de vervolgstappen die ik heb aangekondigd om invulling te geven aan
de motie Kox c.s.
De leden van de PvdA-fractie lezen met verbazing dat de regering de huurverhogingen
in de vrije sector kwalificeert als gematigd. Zij constateren dat Capital Value concludeert
dat de huren in grootstedelijke gemeenten jaarlijks met 8 procent stegen. Is de regering
daadwerkelijk van mening dat huurverhogingen van 8 procent gematigd zijn? Voornoemde
leden vragen de regering waarom niet wordt ingegaan op de forse huurstijgingen, zowel
bij mutatie als voor zittende huurders. Bovendien constateren de leden van de PvdA-fractie
dat de gemiddelde woonquote in de vrije sector in 2018 was gestegen tot 42,6 procent
van het besteedbaar inkomen, en dat een-vijfde van de huurders zelfs meer dan 50 procent
van het besteedbaar inkomen kwijt was aan woonlasten. Is de regering met de leden
van de PvdA-fractie van mening dat een woonquote van meer dan 40 procent erop duidt
dat mensen gedwongen onverantwoorde financiële risico’s lopen? De leden van de PvdA-fractie
vragen of de regering de opvatting deelt dat beleid gevoerd zou moeten worden om deze
hoge woonquotes te laten dalen. Deelt de regering de opvatting dat een tijdelijke,
generieke huurbevriezing daaraan kan bijdragen?
De huren worden op twee momenten verhoogd – bij aanvang van een nieuw huurcontract
en gedurende het huurcontract. Bij aanvang liggen deze huurverhogingen vaak hoger,
omdat er dan ook wordt gekeken naar de dan geldende marktsituatie. De huurder heeft
op dat moment de keuze om de woning wel of niet te accepteren. Gedurende het contract
heeft de huurder die keuze echter niet. De marktmacht ligt dan volledig bij de verhuurder.
Daarom heb ik de noodknop ingericht op de huurverhogingen tijdens het contract, zodat
de huurder verzekerd is van een betaalbare huur.
De door uw fractie aangehaalde cijfers liggen boven het de landelijk gemiddelde huurprijsontwikkeling
in de vrije sector, die volgens het CBS voor de hele periode 2016–2019 1,0% boven
inflatie voor zittende huurders bedroeg. Als gevolg van harmonisatie kwam daar nog
eens 0,7% bij. Gemiddeld bedroeg de inflatie in deze drie jaren 1,1%. Daarnaast heb
ik reeds aangekondigd de maximale huurverhoging in de vrije sector wettelijk vast
te gaan stellen op 2,5% boven inflatie. Ik heb uw Kamer reeds laten weten dat ik de
dit jaar toegepaste huurverhogingen monitor en onderdeel is van het bepalen van mijn
vervolgstappen. Overigens rapporteerde de NVM in februari 2020 in zowel Den Haag als
Utrecht een daling van de gemiddelde huurprijs per vierkante meter. De landelijk gemiddelde
huurprijs per vierkante meter van de door de NVM geregistreerde transacties tussen
de tweede helft van 2018 en de tweede helft van 2019 bedroeg 4,5%. Dat is in lijn
met de bevindingen van het CBS.
Er kan sprake zijn van onverantwoorde financiële risico’s indien huishoudens onvoldoende
inkomen hebben voor een budget voor noodzakelijk levensonderhoud, waaronder wonen.
Bij een hoog inkomen hoeft de door uw aangehaalde voorbeeld-huurquote niet automatisch
tot onverantwoorde financiële risico’s te leiden. Daarom deel ik uw opvatting niet.
Wel is de regering van mening dat voor huishoudens met een daadwerkelijk verlies aan
inkomsten en daaruitvolgende betalingsproblemen, er individueel maatwerk tussen huurder
en verhuurder mogelijk moet zijn. Zoals gemeld in eerdere brieven meldt circa 0,5%
tot 2,0% van de huurders zich bij de verhuurder voor specifiek maatwerk als gevolg
van de coronacrisis. Ik maak het voor deze groep mogelijk dat een tijdelijke huurkorting
kan worden toegepast.
Ten slotte constateren de leden van de PvdA-fractie dat de regering blijft vertrouwen
op het moreel appel om maatwerk toe te passen en huurverhogingen te matigen. Zij vragen
de regering om inzicht te bieden in de naleving van de gemaakte afspraken, en uiteen
te zetten hoeveel particuliere verhuurders de huurverhogingen daadwerkelijk matigen.
Voorts vragen zij op welke wijze de regering waarborgt dat de overige 20% verhuurders
zorgt voor gematigde huurverhogingen.
Ik verwijs voor deze vraag naar eerdere antwoorden waaruit blijkt dat verhuurders
zich coulant opstellen.
Allereerst vragen de leden van de ChristenUnie-fractie hoeveel mensen nu daadwerkelijk
in de knel komen met de betaling van de huur. Op welke manier laat de Minister zich
hierover informeren? Doet de Woonbond onderzoek hiernaar? Hoe weten huurders dat zij
een beroep kunnen doen op huurverlaging?
Via diverse kanalen worden huurders geïnformeerd over de mogelijkheden tot maatwerk.
Ook is er in diverse media aandacht geweest voor deze afspraken. Ik overleg met mijn
collega van SZW om onderzoek te doen naar mogelijke aanvullende oplossingen voor deze
huishoudens. Het Nibud geeft namelijk ook aan dat de hoogte van de woonlasten niet
altijd het probleem is voor deze huishoudens, maar dat ook de hoogte van het inkomen
een rol speelt.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de brief niets terug over een appel
dat is gedaan door het kabinet om gebruik te maken van de mogelijkheid tot uitstel
van huurverhoging. Dit terwijl de de motie van het lid Dik-Faber (Kamerstuk 35 431, nr. 28) hiertoe oproept. Graag ontvangen zij een overzicht op welke plekken en op welke
momenten dit appel aan verhuurders is gedaan. Indien het kabinet dit nog niet heeft
gedaan ontvangen zij graag een toelichting waarom dit nog niet is gebeurd en wanneer
hier wel toe wordt overgegaan. Genoemde leden hechten eraan te benoemen dat zij het
enkel plaatsen op een website van de mogelijkheden tot uitstel van verhoging, niet
zien als het doen van een moreel appel.
Ik heb het appèl ten eerste tijdens het debat van 15 april 2020 met uw Kamer over
de Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten gedaan (Kamerstuk 35 431, nr. 34). Dat appèl is herhaald tijdens de overleggen met de verhuurdersorganisaties naar
aanleiding van de motie Kox c.s.; in dat overleg is ook aangedrongen op het toepassen
van maatwerk aan huurders die door de coronacrisis in financiële problemen raken en
tot uitdrukking gekomen in de nadere invulling van het statement. Ik heb reeds toegelicht
bij de beantwoording van de vraag van de SP hoe de verschillende verhuurders omgaan
met de huurverhogingen.
Daarnaast ligt er, volgens de leden van de ChristenUnie-fractie, niet alleen een verwachting
ten aanzien van verhuurders als het gaat om coulance, maar ook ten aanzien van banken.
Wat is de indruk hoe zij handelen wanneer mensen problemen hebben met het betalen
van de hypotheek en doen zij ook écht geen uitzettingen?
In het hypotheekstatement hebben banken en verzekeraars aangegeven dat consumenten
contact op kunnen opnemen met hun hypotheekverstrekker om samen te zoeken naar een
passende oplossing. Dit kan een betaalpauze zijn. De inspanningen van de kredietverstrekkers
zijn er altijd op gericht dat alle consumenten in hun huis kunnen blijven wonen als
de klant dat wil en als dat enigszins haalbaar is. Gezamenlijk hebben kredietverstrekkers
inmiddels aan ruim 20.000 huishoudens een betaalpauze verleend. Hypotheekverstrekkers
hebben daarnaast aangegeven dat tot ten minste 1 juli 2020 geen gedwongen verkopen
van woningen zullen plaatsvinden. Op dit moment vindt overleg plaats over een eventuele
verlenging van deze periode. Ik ontvang geen signalen vanuit de markt dat er toch
gedwongen verkopen plaats zouden vinden.
Ten aanzien van de motie Smeulders c.s. over het kwijtschelden van de huur in uitzonderlijke
gevallen, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of kwijtschelding vooraf niet
ontzettend belangrijk kan zijn voor het mentaal welzijn van mensen met grote financiële
problemen. Zij vragen de regering niet alleen de puur financiële gevolgen voor huurders
te overwegen, maar ook te kijken naar het mentaal welzijn van huurders en de gevolgen
van financiële stress wanneer niet zeker is of huur zal worden kwijtgescholden.
Het kabinet zet met allerlei maatregelen in op inkomensondersteuning van bedrijven
en zelfstandigen, die erop gericht zijn inkomensdalingen – ook van werknemers – zoveel
mogelijk te voorkomen. Voor de huishoudens die hun belangrijkste inkomen halen uit
een uitkering, AOW of een pensioen blijft hun inkomen gedurende deze coronacrisis
stabiel.
De verhuurdersorganisaties hebben aangegeven ruimhartig maatwerk toe te passen voor
huurders die door de coronacrisis in financiële problemen komen. Daarbij mogen verhuurders
ook andere factoren dan alleen de financiële positie van betrokken huurders betrekken.
Ik deel de mening dat hierbij aandacht moet zijn voor het welzijn van huurders. Om
zorgen weg te nemen kan een verhuurder bijvoorbeeld bij aanvang van een huurkorting
aangeven voor hoe lang de verhuurder deze wil toepassen.
Daarnaast ontvangen de leden van de ChristenUnie-fractie nog steeds signalen van mensen
die, ondanks de inzet van het kabinet, toch nog hun huis uitgezet worden en niet onder
de uitzonderingsgronden lijken te vallen die het kabinet heeft geformuleerd. Op welke
plek kunnen deze mensen zich melden, zo vragen genoemde leden.
Zoals ik heb aangegeven tijdens een debat met uw Kamer, hoor ik graag van de leden
als zij signalen van huishoudens ontvangen. Ik zal daarbij het onderscheid maken tussen
huisuitzettingen en de weigeringsgronden die zijn opgenomen in de Tijdelijke wet verlenging
tijdelijke huurovereenkomsten, waarbij huurders ook de mogelijkheid hebben om dit
voor te leggen bij de rechter. Mensen die toch uit huis gezet worden kunnen zich melden
bij hun gemeente. Overigens ben ik blijvend in gesprek met verhuurders over huisuitzettingen.
Ik kijk hierbij ook met interesse naar het wetsvoorstel dat de Staatssecretaris van
SZW in voorbereiding heeft, namelijk een voorstel tot wijziging van de Wet gemeentelijke
schuldhulpverlening t.b.v. de uitwisseling van persoonsgegevens (35 316). Dit wetsvoorstel is aangenomen door de Tweede Kamer en ligt nu ter behandeling
in de Eerste Kamer. Bij inwerkingtreding, voorzien op 1 januari 2021, ontstaat een
duidelijke juridische grondslag voor alle verhuurders om een signaal over de betaalachterstanden
naar de gemeente te sturen. De wetswijzing regelt ook dat alle gemeenten deze huurders
vervolgens een aanbod tot hulpverlening doen. Een belangrijke belemmering voor het
opschalen van deze bewezen effectieve aanpak voor de vroegsignalering van schulden
wordt hiermee weggenomen.
Overigens heeft een aantal van deze mensen wel de mogelijkheid tot betrekking van
een recreatiewoning die zij bezitten; echter is het vaak niet toegestaan die voor
langere tijd te betrekken. Welke mogelijkheden zijn er om, in aanloop naar reeds aangekondigde
wetgeving, hier een tijdelijke voorziening voor te treffen?
Middels de brief van 3 april jl. van de Minister voor Milieu en Wonen aan uw Kamer
(Kamerstukken 32 847 en 25 295, nr. 640) en aan de VNG zijn gemeenten en veiligheidsregio’s verzocht bewoners van vakantieparken
niet op straat te laten belanden tijdens de coronacrisis. Zij verzocht partijen gedurende
de coronacrisis niet te handhaven op permanente bewoning van vakantieparken tenzij
er sprake is van een onveilige situatie of criminaliteit.
Gemeenten beschikken reeds over diverse instrumenten om bewoning van recreatieobjecten
toe te staan of te gedogen. Dat kunnen zij doen door een bestemmingsplanwijziging,
een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de bestemming (wanneer de bewoner
kan aantonen sinds 1 oktober 2003 onafgebroken in de recreatiewoning te wonen) of
bijvoorbeeld door middel van een gedoogbeschikking aan te geven dat zij (tijdelijk)
afzien van handhaving op overtreding van het bestemmingsplan. Met de aangekondigde
voorgenomen wijzing van het Besluit Omgevingsrecht (op initiatief van de Kamerleden
Koerhuis en Van Eijs) wordt – vooruitlopend om de inwerkingtreding van de Omgevingswet
– de mogelijkheid voor een objectgebonden omgevingsvergunning mogelijk gemaakt.
Aangaande de motie van de leden Smeulders en Dik-Faber (Kamerstuk 35 431, nr. 30) over een structurele aanpak om huisuitzetting op grond van financiële problemen
te voorkomen, plaatsen de leden van de ChristenUnie-fractie grote vraagtekens of nu
daadwerkelijk tot een aanpak wordt overgegaan die huisuitzetting op grond van financiële
problemen voorkomt. Zij zullen dit op korte termijn in een debat aan de orde stellen.
Zoals de Staatssecretaris van VWS, mede namens de Staatssecretaris van SZW en mij,
recent in zijn brief met de brede aanpak voor dak- en thuisloosheid «Een (t)huis,
een toekomst» aan uw Kamer liet weten, vindt het kabinet het belangrijk dat huurders
altijd een laatste kans moeten krijgen wanneer het hebben van schulden de hoofdoorzaak
is van een dreigende huisuitzetting. Het kabinet wil het aantal huisuitzettingen tot
een absoluut minimum beperken. De wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
voor uitwisseling persoonsgegevens tussen woningverhuurders en gemeenten geeft een
effectief instrument om huisuitzetting vanwege betalingsachterstanden terug te dringen.
Bij inwerkingtreding hiervan moeten alle verhuurders een signaal sturen over de betaalachterstanden
naar de gemeente. Alle gemeenten moeten huurders vervolgens een aanbod tot schuldhulpverlening
doen. Gemeenten kunnen in dat geval de huurder met betalingsachterstanden ontzorgen.
Iemand blijft verantwoordelijk voor zijn of haar eigen schuld, maar de gemeente kan
bijvoorbeeld iemand budgetbeheer aanbieden.
De leden van de ChristenUnie-fractie brengen graag ook de kwetsbare positie van mensen
in de prostitutie onder de aandacht, ook waar het de huisvesting betreft. Genoemde
leden hebben verschillende zorgelijke signalen gehoord van verhuurders van woonruimte
– die vaak ook de verhuurder zijn van de werkruimte aan de prostitué(e) – die op dit
moment achterstallige huur van de eerste maanden van de coronacrisis terugeisen terwijl
genoemde groep, vanwege verschillende redenen, vaak op geen enkele wijze in aanmerking
komt voor financiële ondersteuning en geen inkomen heeft. Er zijn verschillende signalen
dat dit ertoe leidt dat mensen noodgedwongen onveilig aan het werk gaan. De leden
van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet de Vereniging Exploitanten Relaxbedrijven
en het Samenwerkend Overleg Raamexploitanten expliciet en nadrukkelijk te wijzen op
hun verplichtingen in deze en daar bovenop een appel te doen op coulance en maatwerk
juist ook omdat het hier een groep betreft die door het kabinet als een groep met
een kwetsbare sociaaleconomische positie wordt gezien. Voorts vragen de leden van
de ChristenUnie-fractie er in het bijzonder op toe te zien dat juist bij deze groep
geen huisuitzettingen plaatsvinden.
Het gezamenlijke statement van verhuurdersorganisaties en het kabinet om waar mogelijk
coulant om te gaan met huurders die door corona in betalingsproblemen komen en maatwerk
toe te passen is ook van toepassing op verhuurders die woonruimte aan sekswerkers
verhuren. Zoals gezegd worden huurders via diverse kanalen geïnformeerd over deze
mogelijkheden tot maatwerk. De Vereniging Exploitanten Relaxbedrijven heeft in een
brief aan Minister de Jonge aangegeven dat de medewerkers in de sector werken deels
buiten de diverse maatregelen voor inkomensondersteuning vallen en de hoogte van het
inkomen een probleem vormt om in vaste lasten te voorzien. Eenzelfde signaal gaf SeksWerkExpertise
af in een brandbrief aan bewindspersonen van VWS, SZW, EZK en JenV. De Minister van
SZW21 gaf recent aan in gesprek te zijn en blijven met Divosa, VNG en gemeenten om knelpunten
met betrekking tot de financiële regelingen voor sekswerkers te bespreken.
De leden van de ChristenUnie-fractie snappen dat het de verantwoordelijkheid primair
bij de huurder ligt om tijdelijke huurverlaging door te geven aan de Belastingdienst
met oog op de huurtoeslag. Tegelijkertijd zijn zij zich er ook van bewust dat huurders
die tijdelijke huurverlaging nodig hebben, een hele boel zaken moeten regelen vanwege
de financiële problemen waar zij inzitten. Genoemde leden kunnen zich voorstellen
dat dit er toe leidt dat huurders zich niet realiseren dat zij de Belastingdienst
moeten informeren. Op welke wijze worden huurders op deze verplichting gewezen? Is
de Minister bereid met de verantwoordelijk bewindspersoon van financiën te overleggen
hoe wordt gehandeld wanneer huurders de Belastingdienst onverhoopt niet, of niet op
tijd, informeren?
Ik verwijs u graag naar het antwoord op de eerdere vraag over het informeren van huurders
van de leden van de D66-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen op de benarde situatie van arbeidsmigranten,
bijvoorbeeld zij die werken in slachterijen. De slechte huisvesting, waarbij mensen
sanitair maar vaak ook kamers delen, leidt ertoe dat het coronavirus makkelijk om
zich heen grijpt. Spreekt de Minister werkgevers en gemeenten hierop aan? Welke andere
acties onderneemt zij om de huisvestingssituatie voor arbeidsmigranten te verbeteren?
De Minister heeft in het Wetgevingsoverleg begrotingsonderdeel wonen en ruimte d.d.
22 november 2018 toegezegd met gemeenten te overleggen, bijvoorbeeld in de vorm van
een miniconferentie, over de huisvesting van arbeidsmigranten. Genoemde leden vinden
dit actueler dan ooit. Is de Minister voornemens een dergelijke bijeenkomst te initiëren?
Met de integrale Aanpak misstanden arbeidsmigranten zet het kabinet in op regionale
afspraken voor de huisvesting van arbeidsmigranten.22 Met verschillende partijen wordt gewerkt aan het verbeteren van de huisvesting. Momenteel
worden ook gesprekken met provincies gevoerd over hoe zij hun coördinerende rol kunnen
pakken.
Hiernaast zet het kabinet in op concrete plannen voor de huisvesting van arbeidsmigranten
via de woondeals, stimuleringsaanpak flexwonen en de 50 miljoen die onlangs beschikbaar
is gesteld in het kader van het doorbouwplan.23
Ook is op 4 mei 2020 het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten aangesteld onder
leiding van Emile Roemer.24 Het aanjaagteam zal ervoor zorgen dat alle partijen die betrokken zijn bij arbeidsmigranten
hieraan bijdragen en dat problemen en knelpunten op dit gebied worden weggenomen.
Het aanjaagteam agendeert de bescherming van arbeidsmigranten bij werkgevers, gemeenten
en provincies, en brengt partijen op regionaal niveau samen. Tegelijkertijd zoekt
zij gezamenlijk met deze partijen en interdepartementaal naar maatregelen voor de
bescherming van arbeidsmigranten op de korte en (middel)lange termijn. Het kan zijn
dat dit vraagt om lokale oplossingen, maar ook dat er moet worden gekeken naar landelijk
beleid. Het Aanjaagteam komt in de week van 8 juni met aanbevelingen voor de korte
termijn.
Naar aanleiding van de corona-crisis heeft het kabinet bovendien nadrukkelijk een
oproep gedaan aan bedrijven om werknemers niet te ontslaan, maar in dienst te houden
en gebruik te maken van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid
(NOW). De NOW-regeling stimuleert werkgevers om hun personeel in dienst te houden.
De NOW is ook van toepassing op de loonkosten voor werknemers waarvoor de werkgever
geen loondoorbetalingsplicht heeft. Denk bijvoorbeeld aan werknemers met een oproepcontract
of een flexibel contract, mits zij in dienst blijven gedurende de aanvraagperiode.
Werkgevers kunnen dus ook werknemers met flexibele contracten met behulp van de tegemoetkoming
in de loonkosten in dienst houden. Ditzelfde geldt voor uitzendbureaus die uitzendkrachten
in dienst hebben en houden. Indien een werkgever wel de arbeidsmigrant ontslaat, vraagt
het kabinet de werkgever om hier een verantwoordelijkheid voor te nemen en de arbeidsmigrant
niet per direct op straat te zetten. Indien iemand acute hulp nodig heeft kunnen gemeenten
onder bepaalde voorwaarden tijdelijk onderdak bieden.
Met de VNG, het IPO en provincie Noord-Brabant en Zuid-Holland zijn gesprekken geweest
over het houden van een conferentie over het thema huisvesting van arbeidsmigranten
in het najaar. Dit staat nog steeds op de planning.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier