Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Groot over het bericht “Wederom kleuren Nederlandse akkers oranje-geel door gebruik van het omstreden middel glyfosaat”
Vragen van het lid De Groot (D66) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Wederom kleuren Nederlandse akkers oranje-geel door gebruik van het omstreden middel glyfosaat» (ingezonden 15 april 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 15 juni
            2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2671.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het artikel «Wederom kleuren Nederlandse akkers oranje-geel door
               gebruik van het omstreden middel glyfosaat»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Bent u bekend met de artikelen 11 en 12 van Richtlijn 2009/128/EG (richtlijn duurzaam
               gebruik) waarin wordt vastgesteld dat lidstaten maatregelen kunnen treffen omwille
               van het aquatisch drinkmilieu of de bescherming van specifieke gebieden? Zo ja, bent
               u ook bekend met het feit dat lidstaten op grond van artikel 14 van de richtlijn eveneens
               maatregelen kunnen treffen om bestrijding met lage pesticideninzet te bevorderen,
               waarbij zij waar mogelijk voorrang geven aan niet-chemische methoden?
            
Antwoord 2
            
Ja, ik ben bekend met de artikelen 11, 12 en 14 van Richtlijn 2009/128/EG. Deze artikelen
               zijn geïmplementeerd in nationale regelgeving.
            
Vraag 3
            
Bent u bekend met de grondslag van de richtlijn duurzaam gebruik, namelijk de artikelen
               191 en 192 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)?
            
Antwoord 3
            
Ja, ik ben bekend met de artikelen 191 en 192 van het Verdrag betreffende de werking
               van de Europese Unie (hierna: VWEU).
            
Vraag 4
            
Bent u bekend met artikel 193 VWEU, waarin bepaald is dat beschermende maatregelen
               die worden vastgesteld uit hoofde van artikel 192, een lidstaat niet beletten verdergaande
               beschermingsmaatregelen te treffen en handhaven?
            
Antwoord 4
            
Ja, ik ben bekend met artikel 193 van het VWEU.
Vraag 5, 6, 7, 8
            
Kunt u toelichten of u op basis van artikel 14 van de Richtlijn Duurzaam Gebruik jo.
               artikel 78 Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden jo. artikel 193 VWEU uitvoering
               kunt geven aan de motie-De Groot (Kamerstuk 27 858, nr. 463) over een verbod op glyfosaat buiten geïntegreerde gewasbescherming? Zo nee, waarom
               niet?
            
Kunt u uiteenzetten wat het verschil in wettelijke grondslag is tussen het huidige
               verbod op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de land-
               en tuinbouw en het in de motie-De Groot (Kamerstuk 27 858, nr. 426) voorgestelde verbod op het gebruik van glyfosaathoudende middelen voor gebruik buiten
               geïntegreerde gewasbescherming (zoals kalenderspuiten, resetten van grasland en pre-harvest)?
               Zo ja, kunt u dan toelichten waarin het wezenlijke verschil tussen de twee verboden
               ligt, dat u er nu van weerhoudt om uitvoering te geven aan de motie-De Groot (Kamerstuk
               27 858, nr. 463)?
            
Kunt u aangeven hoe uw antwoorden op vraag 5 en 6 zich verhouden tot de volgende tekst
               uit de nota van toelichting bij het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden
               in verband met het niet toestaan van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten
               de landbouw: «Het treffen van een verdergaande beschermingsmaatregel dan waartoe de
               artikelen 11 en 12 van de richtlijn [Duurzaam Gebruik] verplichten, is op grond van
               artikel 193 VWEU mogelijk, mits de maatregel verenigbaar is met onder meer het VWEU
               [...] Het gebruiksverbod wordt wel ter uitvoering van [...] artikel [14 van de Richtlijn
               Duurzaam Gebruik] getroffen waarbij gebruik wordt gemaakt van de vrije beleidsruimte
               daarin om alle nodige maatregelen te treffen om een lage inzet van chemische bestrijdingsmiddelen
               te bevorderen [...] Een dergelijke maatregel binnen het kader van artikel 14 of een
               verdergaande maatregel dan waartoe artikelen 11 en 12 van richtlijn 2009/128/EG verplichten,
               is toegestaan als daarvoor een rechtvaardiging bestaat in de in artikel 36 VWEU genoemde
               gronden»?2
Kunt u toelichten waarom een totaalverbod op glyfosaat wel is toegestaan in Luxemburg
               vanaf 1 januari 2021? Op basis van welke Europese wetgeving heeft Luxemburg het totaalverbod
               kunnen instellen? Ziet u op basis van deze wetgeving een kans voor Nederland om het
               gebruik van glyfosaat buiten geïntegreerde gewasbescherming uit te bannen?3
Antwoord 5, 6, 7, 8
            
In Nederland dienen alle agrarische ondernemers de beginselen van geïntegreerde gewasbescherming
               toe te passen conform artikel 14 van Richtlijn 2009/128/EG. Uit de tussenevaluatie
               van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst is naar voren gekomen dat nog niet alle
               agrarische ondernemers op dit moment alle mogelijkheden benutten. Dit leidt tot de
               vraag hoe we kunnen bevorderen dat agrarische ondernemers wel alle mogelijkheden van
               geïntegreerde gewasbescherming gaan benutten. De «Toekomstvisie gewasbescherming 2030»
               voorziet hierin via onder meer het realiseren van weerbare planten en teeltsystemen.
               Geïntegreerde gewasbescherming is namelijk een wezenlijk onderdeel van weerbare teeltsystemen.
            
Dit leidt tot de vraag in hoeverre de in de vragen genoemde artikelen en regelgeving
               een grondslag bieden voor het verbieden van één specifiek gewasbeschermingsmiddel
               of van specifieke toepassingen van een gewasbeschermingsmiddel.
            
Verordening (EG) 1107/2009 bevat regels voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen.
               Deze verordening biedt de Europese Commissie de mogelijkheid om op basis van een wetenschappelijke
               beoordeling al dan niet werkzame stoffen goed te keuren en biedt het College voor
               de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (hierna: Ctgb) de mogelijkheid om al dan
               niet gewasbeschermingsmiddelen toe te laten in Nederland op basis van goedgekeurde
               werkzame stoffen. Het uitgangspunt is hierbij het voorkomen van onaanvaardbare risico’s
               voor mens, dier en milieu.
            
De verordening biedt de Europese Commissie en het Ctgb handvatten om in te grijpen
               in de goedkeuring van een werkzame stof of in de toelating van een gewasbeschermingsmiddel
               op het moment dat er nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn, waaruit blijkt dat niet
               meer aan de goedkeurings- of toelatingsvoorwaarden wordt voldaan. Deze nieuwe wetenschappelijke
               inzichten zijn er volgens het Ctgb op dit moment niet voor de werkzame stof glyfosaat
               of voor glyfosaathoudende gewasbeschermingsmiddelen. Wel heeft het Ctgb in oktober
               2019 het principebesluit genomen om de volvelds vooroogst-toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen
               op basis van de werkzame stof glyfosaat in Nederland te verbieden. Deze toepassingen
               zijn namelijk in strijd met EU-uitvoeringsverordening 2017/2324 (Kamerstuk 27 858, nr. 487). Het Ctgb implementeert dit principebesluit bij de herbeoordeling van glyfosaathoudende
               gewasbeschermingsmiddelen en bij nieuwe aanvragen voor dergelijke middelen.
            
Luxemburg heeft de Europese Commissie en de lidstaten geïnformeerd over het feit dat
               gebruik wordt gemaakt van artikel 44 van Verordening (EG) 1107/2009 voor het intrekken
               van de toelating van alle glyfosaathoudende gewasbeschermingsmiddelen per 1 februari
               2020. De wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt echter. Het Ctgb heeft mij laten
               weten deze maatregel van Luxemburg niet over te kunnen nemen, omdat er daarvoor geen
               wetenschappelijke onderbouwing is. Bovendien sluit een dergelijk verbod niet aan bij
               de wetenschappelijke lijn die ik volg, namelijk handelen op basis van adviezen van
               ECHA, EFSA en het Ctgb. Deze lijn heeft ten grondslag gelegen aan het feit dat Nederland
               eind 2017 heeft ingestemd met het voorstel van de Europese Commissie om de Europese
               goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat te hernieuwen voor een periode van vijf
               jaar. Binnenkort zullen vier rapporterende lidstaten – voor Nederland het Ctgb -starten
               met de nieuwe herbeoordeling van de werkzame stof glyfosaat, zodat er op basis van
               alle wetenschappelijke inzichten eind 2022 weer besluitvorming kan plaatsvinden op
               Europees niveau.
            
De milieuregelgeving is aanvullend op Verordening (EG) 1107/2009 en biedt de mogelijkheid
               om generieke milieuvoorschriften te stellen met als criteria noodzakelijkheid, geschiktheid
               en evenredigheid. Deze criteria gelden overigens ook als er een beroep wordt gedaan
               op artikel 36 van het VWEU en artikelen 11, 12 en 14 van Richtlijn 2009/128/EG. Het
               generieke verbod op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten
               de landbouw4, de zuiveringsplicht in de glastuinbouw en de verplichting voor agrarische ondernemers
               om bij het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen de verwaaiing van spuitvloeistof
               te verminderen met ten minste 75% voldoen aan deze criteria.
            
Als voor een verbod op specifieke gewasbeschermingsmiddelen of specifieke toepassingen
               daarvan Verordening (EG) 1107/2009 aangevoerd zou worden, dan dient het Ctgb dit te
               baseren op nieuwe wetenschappelijke inzichten. Aangezien deze inzichten er op dit
               moment niet zijn, zou zo’n verbod de verordening doorkruisen. Als een verbod specifieke
               gewasbeschermingsmiddelen of specifieke toepassingen daarvan gebaseerd zou worden
               op de milieuregelgeving, dan dient voldaan te worden aan de hierboven genoemde criteria.
               Daar is geen sprake van. We zullen dan ook moeten afwachten in hoeverre het verbod
               dat in Luxemburg is ingesteld gerechtelijk zal worden aangevochten en hoe de rechter
               in dezen zal oordelen. Ik treed daar verder niet in.
            
Ik heb inmiddels – ter uitvoering van de motie De Groot (Kamerstuk 27 858, nr. 463) – afspraken gemaakt met de agrarische sector over gebruik van glyfosaathoudende
               gewasbeschermingsmiddelen voor het bestrijden van onkruiden, in graslandbeheer en
               het behandelen van groenbemesters en vanggewassen. Hiervoor gaat een «nee, tenzij»-beleid
               gelden, waarbij de principes van geïntegreerde gewasbescherming leidend zijn. Dit
               was niet nodig voor kalenderspuiten (het regelmatig preventief op een vast moment
               gebruiken van een gewasbeschermingsmiddel om te voorkomen dat een plaag, ziekte of
               onkruid zich ontwikkelt). Dit preventief toepassen doet zich namelijk niet voor met
               glyfosaathoudende gewasbeschermingsmiddelen, omdat deze middelen systemisch werken
               en uitsluitend worden ingezet als het onkruid al aanwezig is (Kamerstuk 27 858, nr. 487).
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.