Amendement (gewijzigd/nader/vervangend) : Gewijzigd amendement van het lid Groothuizen c.s. t.v.v. nr. 14 over een horizonbepaling met voorhang
35 079 Voorstel van wet van de leden Kuiken, Van Toorenburg, Van Wijngaarden, Van der Graaf en Van der Staaij houdende regels over het bestuursrechtelijk verbieden van organisaties die een cultuur van wetteloosheid creëren, bevorderen of in stand houden (Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties)
Nr. 18
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID GROOTHUIZEN C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT
ONDER NR. 14
Ontvangen 15 juni 2020
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 12a wijziging Boek 2 BW als deze wet vervalt
Als deze wet ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 13, tweede lid, vervalt,
wordt artikel 19 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek als volgt gewijzigd:
1. in het eerste lid vervalt onderdeel g onder vervanging van de puntkomma aan het slot
van onderdeel f door een punt;
2. in het derde lid wordt na «de Kamer van Koophandel» ingevoegd «en» en vervalt «en
in het geval als bedoeld in lid 1, onder g, door Onze Minister voor Rechtsbescherming»;
3. in het vierde lid vervalt «Bij een ontbinding als bedoeld in lid 1, onder g, wordt
de opgaaf gedaan door Onze Minister voor Rechtsbescherming.».
II
Artikel 13 komt te luiden:
Artikel 13 inwerkingtreding en verval
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. Deze wet vervalt zeven jaar na de inwerkingtreding van artikel 2, tenzij bij algemene
maatregel van bestuur anders wordt bepaald.
3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel
van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers
der Staten-Generaal is overgelegd.
4. Het oude recht blijft van toepassing op een verbod, opgelegd op grond van artikel
2, eerste lid.
Toelichting
Het amendement regelt dat de wet (hierna ook: de Wbvo) na zeven jaar vervalt, tenzij
bij algemene maatregel van bestuur anders wordt besloten. Deze algemene maatregel
van bestuur wordt voorgelegd aan beide kamers, zodat de zorgen over eventueel verkeerde
toepassing kunnen worden besproken. Vanwege de mogelijkheid in artikel 13 om de Wbvo
gefaseerd in werking te laten treden, is de zevenjaarstermijn gekoppeld aan artikel
2, de bepaling die de Minister bevoegd maakt om OMG’s te verbieden.
Artikel 12a regelt dat als de Wbvo vervalt, de verwijzing naar die wet in artikel
2:19 BW (zie artikel 10 Wbvo) wordt geschrapt.
Artikel 13, vierde lid, regelt dat het vervallen van de Wbvo geen gevolgen heeft voor
verboden die voordien zijn opgelegd. Daarvoor blijft «het oude recht» gelden, dus
de Wbvo, maar bijvoorbeeld ook de daarmee samenhangende bepalingen in artikel 2:19
BW. Artikel 140, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht blijft ook na
het vervallen van de Wbvo verwijzen naar die wet, omdat voortzetting van de werkzaamheid
van een organisatie die voor het vervallen van de Wbvo is verboden, uiteraard strafbaar
blijft.
De formulering «Het oude recht» ziet ook op beslissingen die betrekking hebben op
een bestuurlijk verbod dat is opgelegd voordat de Wbvo vervalt, maar die worden genomen
of in werking treden nadat de Wbvo is vervallen, zoals een beschikking van de Minister
op grond van artikel 5 (ontbinding Nederlandse rechtspersoon) en rechtshandelingen
van de civiele rechter op grond van de artikelen 6 en 7 (het onder bewind stellen
van goederen van de organisatie en het benoemen van vereffenaars). «Het oude recht»
doelt ook op de rechtsbescherming.
Groothuizen Buitenweg Van Nispen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Groothuizen, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
K.M. Buitenweg, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Michiel van Nispen, Tweede Kamerlid