Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Von Martels en Peters over het bericht 'Samenwerking bij verwijderen asbest loopt vast, 'overheid moet ingrijpen''
Vragen van de leden Von Martels en Peters (beiden CDA) aan de Staatssecretaris voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Samenwerking bij verwijderen asbest loopt vast, «overheid moet ingrijpen»» (ingezonden 20 mei 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
15 juni 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Samenwerking bij verwijderen asbest loopt vast, «overheid
moet ingrijpen»»1 en het onderzoeksrapport «Gevangen door belangen»2?
Antwoord 1
Ik ben bekend met het essay «Het Asbeststelsel; Gevangen door belangen?» en het daarop
gebaseerde artikel in de Volkskrant.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de kritiek van hoofdonderzoeker Frissen op Ascert en de «verziekte
verhoudingen» binnen Ascert? Kunt u daarbij in het bijzonder ingaan op de brief van
16 december 2019 «stand van zaken uitvoer verbeteringen functioneren asbeststelsel»?3
Antwoord 2
Voor een algemene reactie op het rapport van De Nederlandse School voor Openbaar Bestuur
(NSOB) verwijs ik u naar mijn reactie in bijgevoegde brief. Ik herken het beeld niet
dat de verhoudingen binnen Ascert verziekt zouden zijn. In mijn brief van 16 december
jl.4 heb ik aangegeven dat Ascert, in uitvoering van de beleidsreactie asbest5, haar interne structuur opnieuw tegen het licht heeft gehouden om tot een gebalanceerde
vertegenwoordiging tussen opdrachtgevers, opdrachtnemers en onafhankelijke instituten
te komen. Hiertoe zijn de statuten van Ascert aangepast en daarmee de samenstelling
van de verschillende gremia die een rol spelen bij de totstandkoming van de certificatieschema’s
asbest. Hiermee is de vertegenwoordiging meer in balans en zijn besluitvormingsprocessen
voor iedereen helder, evenals de rollen en verantwoordelijkheden.
Vraag 3
Hoe gaat u de innovatie binnen de asbestsector stimuleren, iets wat niet genoeg gebeurt
volgens Frissen? Hoe verhoudt zich deze conclusie van het onderzoek van Frissen tot
de aangenomen motie van het lid Von Martels6 die de regering verzoekt innovaties in de asbestsector voortvarend op te pakken?
En hoe verhoudt zich deze conclusie van het onderzoek van Frissen tot de aangenomen
motie van de leden Stoffer en Von Martels7?
Antwoord 3
In de voornoemde beleidsreactie heb ik een achttal lijnen geschetst langs welke ik
inzet op stelselverbeteringen. De inzet op innovatie is daar één van. Deze maand is
het nieuwe, onafhankelijke loket voor het indienen van innovatieve werkwijzen geopend:
het Validatie- en Innovatiepunt (VIP). Hierover bent u geïnformeerd met de Kamerbrief
van 2 juni jl.8 In de Kamerbrief van 16 december 2019 ben ik ingegaan op de motie Von Martels, die
verzocht om een overzicht van reeds goedgekeurde innovaties voor het eind van 20199. Middels dezelfde brief heb ik u ook geïnformeerd over de aangehouden motie Stoffer
en Von Martels10. Ik heb aangegeven dat, hoewel ik de motie zoals die luidde, binnen het huidige bestel
niet kan uitvoeren, mij wel kan vinden in het doel: zorgen dat innovatieve ideeën
sneller beoordeeld kunnen worden, en dat nieuwe werkwijzen sneller op de markt kunnen
komen. Daarvoor is het VIP opgericht.
Vraag 4
Kunt u een update geven over de stand van zaken betreffende de invoering van innovaties
in de asbestsector, conform motie Von Martels?11
Antwoord 4
Zoals in mijn antwoord op vraag 3 aangegeven, heb ik in de Kamerbrief van 16 december
jl. een overzicht gegeven van de tot dan toe goedgekeurde innovaties in 2019. De motie
beschouw ik daarmee als afgedaan. Sindsdien heeft de beoordelingscommissie SCi 547
aanvullend daarop nog een tweetal innovaties goedgekeurd, namelijk een innovatieve
werkwijze voor het verwijderen van een asbesthoudende bitumencoating bij gasbuizen
en een methode voor de verwijdering van asbesthoudende pakkingen waarin hogere percentages
chrysotiel zijn verwerkt. In de Kamerbrief van 2 juni jl.12 heb ik u gemeld dat innovaties vanaf dan bij het VIP kunnen worden ingediend. Het
VIP neemt de beoordeling van nieuwe aanvragen over innovatieve werkwijzen op zich.
Vraag 5
Wat vindt u van de oplossingen die hoofdonderzoeker Frissen voorstelt, dat wil zeggen
dat u zelf weer de normen moet gaan stellen of een onafhankelijke autoriteit gevormd
moet worden die normen oplegt en handhaaft?
Antwoord 5
De Arbowet- en regelgeving biedt de kaders waarbinnen het gezond en veilig werken
met asbest moet plaatsvinden. Het Ministerie van SZW stelt de normen, is voor deze
kaders verantwoordelijk en de Inspectie SZW is verantwoordelijk voor het toezicht
en handhaving daar op. Dit toezicht wordt aangevuld met controles vanuit de certificerende
instellingen op de certificaathouders. Een onafhankelijke autoriteit bovenop de reeds
bestaande, is niet aan de orde.
Vraag 6
Kunt u de mogelijkheid onderzoeken om een onafhankelijke autoriteit op te richten
die zelf normen oplegt en handhaaft waardoor een sector ontstaat die enerzijds innovatie
kan doorvoeren, maar anderzijds ook rekening houdt met de volksgezondheid?
Antwoord 6
Op dit moment vind ik het niet noodzakelijk om de mogelijkheid voor het oprichten
van een onafhankelijke autoriteit te onderzoeken. Enerzijds omdat er door de overheid
kaders worden gesteld waarbinnen asbestverwijdering gezond en veilig kan plaatsvinden.
Anderzijds omdat ik momenteel bezig ben met de uitvoering van de maatregelen zoals
aangekondigd in de beleidsreactie. Ik ben van mening dat deze maatregelen bijdragen
aan een fundamentele verbetering van het stelsel waarbij aandacht is voor handhaafbaarheid
en eenduidigheid van regels en normen, sterkere publieke sturing en ruimte voor innovatie
en kostenbeheersing.
Vraag 7
Hoe kijkt u tegen uw recente beslissing aan om de rol van Ascert minder prominent
te maken, met de resultaten en conclusies van het onderzoek van Paul Frissen in het
achterhoofd?
Antwoord 7
Deze beslissing past mijns inziens binnen de stelselverandering die is ingezet met
de overgang naar certificatie onder accreditatie. In het verleden bepaalde SZW in
verband met de wettelijk verplichte arbocertificatie wie het schemabeheer uitvoerde
en heeft zij met alle schemabeheerders, en dus ook met Ascert, juridisch niet-bindende
convenanten afgesloten. Dit convenant is recent opgezegd naar aanleiding van Europese
regelgeving, waardoor alle certificerende instellingen (CI’s) geaccrediteerd moeten
zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de CI’s om een schemabeheerder aan te wijzen
voor het schema dat zij uitvoeren. Tot dusver is gebleken dat CI’s op alle terreinen
van arbocertificatie gebruik blijven maken van de reeds bestaande schemabeheerders,
waaronder Ascert.
Een nadere toelichting over de overgang van certificatie naar accreditatie vindt u
in de Kamerbrief van 13 februari 2020.13 In deze brief heb ik u een toelichting op het certificatiestelsel binnen de Arbeidsomstandighedenwet
gegeven.
Vraag 8
Kunt u uitleggen welke rol u ziet voor de private beheerstichting Ascert binnen de
wettelijk en wetenschappelijk vast te stellen risicoklassen?
Antwoord 8
Op dit moment ben ik bezig met de ontwikkeling van een nieuw instrument voor vaststellen
van de risicoklassen (werktitel SMArt-nieuwe stijl). Daarbij hoort ook een herverdeling
van de rollen die daarbij spelen. SZW zal finaal zeggenschap hebben over de inhoud
van SMArt-nieuwe stijl. TNO adviseert, naast VIP, op het wetenschappelijk vlak. Ascert
heeft op dat moment geen rol meer in of invloed op de inhoud van SMArt. Ascert heeft
dan alleen een rol in het beheer.
Tot dit moment is – nu het VIP geopend is – er ook behoefte aan een duidelijke route
voor het verwerken van VIP-adviezen in het huidige SMArt. Daartoe heb ik een convenant
gesloten met Ascert als huidig beheerder van SMArt. In dit convenant wordt geregeld
dat Ascert in opdracht van SZW SMArt aanpast als gevolg van een door het VIP uitgebracht
advies14. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de nader gewijzigde motie Stoffer/Von Martels15.
Vraag 9
Kunt u aangeven of de drie Certificerende Instellingen (CI) reeds zijn begonnen met
de actualisatie van het Certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie
en Asbestverwijdering? Zo ja, wanneer wordt de Kamer hiervan inhoudelijk op de hoogte
gesteld?
Antwoord 9
Een certificatieschema dient tot stand te komen in samenspraak met alle betrokken
partijen, waaronder CI’s die actief zijn op het terrein van bedrijfs- en persoonscertificaten.
Het bespreken van mogelijke verbeteringen of aanpassingen in het certificatieschema
is een continu proces. Als er meerdere certificerende instellingen zijn, moet gezamenlijk
overleg ertoe leiden dat alle betrokken instellingen de certificatie-eisen op dezelfde
wijze interpreteren en indien nodig gezamenlijk aanpassingen van het certificatieschema
voorbereiden. Er is altijd slechts één certificatieschema dat geldig is binnen een
wettelijke certificatieverplichting. Dit is noodzakelijk omdat er anders voor het
voldoen aan een wettelijke verplichting meerdere en mogelijk zelfs tegenstrijdige
eisen zouden bestaan.
Een onderhanden wijziging van het asbestprocesschema, waar de afgelopen twee jaar
aan is gewerkt, is door de schemabeheerder aan SZW aangeboden. Het nieuwe schema zal
naar verwachting rond deze zomer voor publicatie aan de Staatscourant worden aangeboden.
Mij is op dit moment geen verdere actualisatie door de 3 CI’s bekend. Wel wordt door
mij een wijziging voorbereid waarbij de eisen over werkwijzen en emissiebeheersing
uit de schema’s worden gehaald en een plek zullen krijgen in arboregelgeving of handhavingsrichtlijnen.
Dit betreft uitvoer van een van de maatregelen uit mijn beleidsreactie over het functioneren
van het stelsel.
Vraag 10
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Externe Veiligheid op 10 juni
2020?
Antwoord 10
Dat is helaas niet gelukt. Daarbij merk ik op dat u het Algemeen Overleg over Externe
Veiligheid voert met mijn collega bewindspersoon staatssecretaris Van Veldhoven van
het ministerie van IenW die verantwoordelijk is voor het dossier asbest in de leefomgeving.
Voor het gezond en veilig werken met asbest is het ministerie van SZW beleidsmatig
verantwoordelijk. Voor een uitgebreidere toelichting op deze rolverdeling verwijs
ik u naar de Kamerbrief die u op 11 mei van dit jaar van staatssecretaris Van Veldhoven
heeft ontvangen.16
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.