Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het rapport bij de Nationale verklaring 2020 (Kamerstuk 35470-4)
35 470 Financieel jaarverslag van het Rijk 2019
Nr. 26 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 17 juni 2020
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Financiën over de brief van de Algemene Rekenkamer van 20 mei 2020 inzake het
rapport bij de Nationale Verklaring 2020 (Kamerstuk 35 470, nr. 4).
De Minister van Financiën heeft deze vragen beantwoorde bij brief van 12 juni 2020.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Vraag 1
Welke lidstaten geven nog meer een Nationale Verklaring af?
Antwoord op vraag 1
Naast Nederland wordt in Zweden verantwoording afgelegd over de besteding van Europese
middelen, als onderdeel van de jaarlijkse verantwoording van de Zweedse overheid.
Andere lidstaten die voorheen ook een nationale verklaring afgaven, zoals het Verenigd
Koninkrijk en Denemarken, zijn daar inmiddels mee gestopt.
Vraag 2
Waarom is de Nationale Verklaring niet verplicht?
Antwoord op vraag 2
In het Financieel Regelement van de Europese Commissie is getracht op Europees niveau
de lidstaatverklaring als verplichting op te nemen. Vanwege de grote weerstand van
lidstaten was het maximaal haalbare dat lidstaten zelf kiezen om een Nationale Verklaring
uit te geven. Op nationaal niveau is met artikel 6.9 van de Comptabiliteitswet aangesloten
op het Financieel Regelement.
Vraag 3
Waarom zijn effecten en resultaten van de besteding van EU-fondsen niet opgenomen
in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2019?
Antwoord op vraag 3
Vanuit de systeemverantwoordelijkheid verklaart de Minister van Financiën in de Nationale
Verklaring namens het kabinet over de rechtmatigheid van bestedingen en het functioneren
van de controle- en beheerssystemen. De departementen zijn verantwoordelijk voor de
doeltreffendheid en doelmatigheid van de besteding van EU-fondsen en verantwoorden
hierover in de eigen departementale jaarverslagen.
Vraag 4
Hoe ziet de afweging eruit om EU-fondsen in plaats van eigen fondsen aan te boren?
Antwoord op vraag 4
Voor de meeste Europese fondsen ligt het initiatief voor het verlenen van een Europese
subsidie bij de aanvrager, niet bij het verstrekkende departement. Er is in die gevallen
dus geen sprake van een afweging door het verstrekkende departement of voor een project
een nationale- of Europese subsidie wordt verleend. Bij de migratie- en veiligheidsfondsen
kan het voorkomen dat projecten rechtstreeks, op voordracht van de Europese Commissie
worden toegekend, waarbij de afweging wordt gemaakt of het project voor een EU-bijdrage
in aanmerking komt of dat deze vanuit de reguliere begroting kan worden gefinancierd.
De voorwaarden die door de Europese Commissie aan de fondsen worden gesteld en de
risico’s ten aanzien van de uitvoerbaarheid spelen hierbij een rol. Daarnaast komt
het bij het Fonds voor de Interne Veiligheid (ISF) voor dat geoormerkt geld door de
Commissie wordt verstrekt om een EU-richtlijn te implementeren. De betreffende gelden
worden dan via een subsidie verleend aan de organisatie die voor het betreffende onderwerp
in Nederland aan de lat staat. Het initiatief voor de subsidie ligt in dat geval bij
de Commissie.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier