Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Stoffer over de ondersteuning van mkb-bedrijven tijdens de Corona-crisis
Vragen van het lid Stoffer (SGP) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën over de ondersteuning van mkb-bedrijven tijdens de coronacrisis (ingezonden 8 april 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Ministers
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van
Financiën en de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst (ontvangen
12 juni 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2661.
Vraag 1
Bent u bereid de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) verder te versoepelen zodat kredietverstrekking
voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) vereenvoudigd wordt?
Antwoord 1
Ja. Sinds het moment van indiening van de vragen van het lid Stoffer heb ik verschillende
maatregelen getroffen om de kredietverstrekking voor het midden- en kleinbedrijf te
vereenvoudigen.1
Vraag 2
Kunt u per maatregel uit de volgende opsomming aangeven of u versoepeling prudent
vindt en bent u bereid het beleid hierop aan te passen:
– verlagen van de provisie die de overheid bij de bank in rekening brengt;
– de provisie over looptijd van de lening uitstrijken;
– verlengen van de looptijd van twee jaar;
– verhogen van het borgstellingspercentage?
Antwoord 2
Verlagen van de provisie die de overheid bij de bank in rekening brengt
Zoals het kabinet heeft aangegeven in de brief van 7 april jl. heeft het kabinet besloten
om de provisie voor de coronamodule van de BMKB (hierna: BMKB-C) te verlagen naar
2% bij kredieten met een looptijd van maximaal twee jaar.2
De provisie over looptijd van de lening uitstrijken
Onder de reguliere BMKB is het al mogelijk om de provisie over de looptijd van de
lening uit te strijken (artikel 3.11.4, derde lid, Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies).
Verlengen van de looptijd van twee jaar
Het kabinet heeft besloten om de looptijd van de BMKB-C te verlengen tot 4 jaar. De
provisie bij kredieten met een looptijd van meer dan twee jaar tot 4 jaar bedraagt
3%.
Verhogen van het borgstellingspercentage
Het borgstellingspercentage voor de BMKB-C is reeds met terugwerkende kracht tot en
met 16 maart 2020 verhoogd van 45% naar 67,5%.3
Vraag 3
Bent u bereid kredietverstrekkers op te roepen om het gehanteerde rentepercentage
zo veel mogelijk in lijn te brengen met de rente die Qredits hanteert (2%) en hierbij
eventueel passende steunmaatregelen te nemen?
Antwoord 3
De rente van 2% bij Qredits geldt alleen over de periode van uitstel van aflossing
van 6 maanden van bestaande leningen. Qredits ontvangt een financiële bijdrage van
de overheid om deze rentekorting mogelijk te maken. Een rente van 2% past niet altijd
bij het risico dat banken nog steeds lopen bij het verstrekken van leningen, ondanks
voorzieningen zoals de BMKB. Het ligt dus niet in de rede dat kredietverstrekkers
in algemene zin het gehanteerde rentepercentage gelijkstellen aan het percentage dat
Qredits hanteert. Wel spreekt het kabinet de banken er dringend op aan dat zij het
voordeel dat de BMKB-C door de versoepeling van de voorwaarden van overheidswege oplevert
doorgeven aan de ondernemers.
Vraag 4
Gezien de recente ontwikkelingen die ervoor kunnen zorgen dat gezonde ondernemingen
in geldnood komen te zitten en dat er ketenreacties kunnen ontstaan doordat de liquiditeitspositie
van gelieerde ondernemingen soms sterk verslechtert, hoe gaat u voorkomen dat (nu
nog) gezonde ondernemingen over enkele maanden omvallen. Bent u bereid maatwerk te
bieden?
Antwoord 4
Het is het uitgangspunt van het kabinet om liquiditeit aan het bedrijfsleven zoveel
als mogelijk te vergroten via generieke financieringsregelingen, zoals GO, BMKB, TOGS
en de ondersteuning van Qredits. Voor GO en BMKB zijn aparte coronamodules gemaakt.
De generieke liquiditeitsinstrumenten zorgen voor een zo groot mogelijk bereik.
In de brief van 1 mei 2020 heeft het kabinet een afwegingskader gegeven voor de steun
aan individuele ondernemingen.4 Eén van de indicatoren die meespeelt in de afweging is de vraag of een onderneming
een belangrijke clusterrol speelt in de waardeketen. Dat sluit aan op de door het
lid Stoffer genoemde ketenreacties.
Vraag 5
Herkent u de signalen dat banken terughoudend zijn met het verstrekken van leningen
aan ondernemingen die nu nog geen kredietrelatie met banken hebben? Welke maatregelen
neemt u om dit tegen te gaan?
Antwoord 5
Het kabinet ontvangt dezelfde signalen. Het heeft kabinet als extra maatregel een
kredietfaciliteit geïntroduceerd met de banken en non-bancaire financiers om de kredietverlening
aan klanten zonder kredietrelatie op gang te krijgen. Dit betreft een faciliteit voor
kleine kredieten tot 50.000 euro.5Daarnaast heeft het kabinet een fonds geïntroduceerd voor non-bancair gefinancierde
ondernemers, de Corona-overbruggingslening (COL), waarvan de uitvoering ligt bij de
Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s).
Vraag 6
Bent u bereid om de BMBK-C ook open te stellen voor crowdfundplatforms? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 6
De BMKB-C is opengesteld voor non-bancaire financiers, waaronder crowdfundingplatforms,
onder de voorwaarde dat die mede financieren met kapitaal van een professionele investeerder.
Vraag 7
Bent u ervan op de hoogte dat diverse groepen ondernemingen, die wel directe, financiële
gevolgen ondervinden van de overheidsmaatregelen, geen aanspraak kunnen maken op de
Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren (TOGS), doordat de SBI-code buiten de
regeling valt? Bent u bereid de regeling uit te breiden tot meer sectoren?
Antwoord 7
Het doel van de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS) is om ondernemers,
die een direct effect zien op hun bedrijfsvoering door het wegblijven van de consument
als direct gevolg van de kabinetsmaatregelen, snel ondersteuning te bieden in de dekking
van hun vaste kosten, zoals de huur van een bedrijfspand. In eerste instantie is bij
het bepalen van de doelgroep gekeken naar sectoren die direct getroffen waren door
de volgende drie overheidsmaatregelen: gedwongen sluiting van bepaalde bedrijven,
het verbod op het organiseren van bijeenkomsten en evenementen en het negatieve reisadvies
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Uw Kamer is op dinsdag 7 april jl.6 geïnformeerd over een uitbreiding van de lijst met sectoren op basis van voortschrijdend
inzicht. Met deze uitbreiding kunnen vanaf 15 april bijvoorbeeld ondernemers in de
non-food retail, eigenaren van kampeerterreinen, vakantiehuisjes en groepsaccommodaties,
en taxibedrijven aanspraak maken op de tegemoetkoming. Daarnaast is er een correctie
gedaan omtrent de SBI-codes voor nevenactiviteiten. Hierdoor komen ondernemers sinds
25 april 2020 ook met de nevenactiviteit van hun onderneming in aanmerking voor de
TOGS-regeling. Op dit moment is een verdere uitbreiding niet aan de orde. Desalniettemin
zullen wij de signalen blijven verzamelen en de TOGS monitoren en evalueren.
Tot slot merken we op dat het kabinet tot een breed pakket aan maatregelen heeft besloten
om ondernemers en bedrijven op verschillende manieren te ondersteunen, met bijvoorbeeld
een voorziening gericht op het doorbetalen van lonen aan werknemers, een regeling
voor zzp’ers, het vergemakkelijken van kredietverstrekking door de banken en meer.
Het is dus goed mogelijk dat ondernemers die weliswaar niet in aanmerking komen voor
de TOGS, wel een beroep kunnen doen op andere regelingen.
Vraag 8
Hoe wilt u omgaan met recreatieondernemingen die getroffen worden door ingrijpende
maatregelen van veiligheidsregio’s, zoals bijvoorbeeld in Zeeland? Kunnen zij aanspraak
gaan maken op de TOGS?
Antwoord 8
Op dinsdag 7 april jl. is uw Kamer geïnformeerd over een uitbreiding van de lijst
met SBI-codes die in aanmerking komen voor de TOGS. Kampeerterreinen, de verhuur van
vakantiehuisjes en appartementen en jeugdherbergen en vakantiekampen zijn in deze
uitbreiding opgenomen. De volledige lijst met SBI-codes die in aanmerking komen voor
de TOGS is te vinden op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).
Sinds woensdag 15 april 2020 kunnen recreatieondernemingen die in de uitbreiding zijn
opgenomen hun aanvraag indienen bij RVO.nl.
Vraag 9
Bent u ervan op de hoogte dat diverse groepen ondernemingen, die wel directe, financiële
gevolgen ondervinden van de overheidsmaatregelen, geen aanspraak kunnen maken op de
TOGS doordat het vestigingsadres van hun onderneming overeen komt met het huisadres
van de eigenaar, hetgeen tot vervelende situaties kan leiden, bijvoorbeeld bij rijschoolhouders?
Hoe worden dergelijke ondernemingen ondersteund? Bent u bereid hierin maatwerk te
bieden, zodat zij toch gebruik kunnen maken van de TOGS?
Antwoord 9
De tegemoetkoming via de TOGS is bedoeld om ondernemers die te maken hebben met omvangrijke,
terugkerende vaste lasten, bijvoorbeeld door de huur van een bedrijfspand, te ondersteunen
bij de eerste, acute nood. Natuurlijk kunnen er gevallen zijn die tussen wal en schip
vallen bij het strak hanteren van de vestigingsvereiste. Om dat te voorkomen is in
de brief die dinsdag 7 april jl. aan uw Kamer is gestuurd, toegelicht dat we aan de
hand van sectorspecifieke criteria ondernemers met significante, periodiek terugkerende
vaste lasten, terwijl zij ingeschreven staan op het huisadres, tegemoetkomen. Hiervoor
zal van deze ondernemers een aanvullende verklaring worden gevraagd. Uit deze verklaring
moet blijken dat de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager een zekere minimale omvang
hebben.
Daarnaast is toegelicht dat het voor een aantal sectoren kenmerkend is dat de ondernemer
zijn bedrijf uitoefent met ambulante bedrijfsmiddelen, die voor hoge vaste lasten
zorgen, terwijl de ondernemer staat ingeschreven op het woonadres. Het gaat dan om
bedrijfsmiddelen die cruciaal zijn voor de bedrijfsuitvoering. Een voorbeeld zijn
de auto- en motorrijschoolhouders die veelal op hun huisadres geregistreerd staan
maar omvangrijke lasten dragen voor hun lesvoertuig(en). Voor deze sectoren geldt
dat zij voor de TOGS in aanmerking komen ook als zij ingeschreven staan op hun woonadres.
Naast de auto- en motorrijscholen geldt dit voor zijn taxibedrijven, touringcar operators,
markthandelaren, kermisexploitanten en binnenvaartdienstverleners (passagiersvaart
en veerdiensten).
Vraag 10
Herkent u het signaal dat er grote concerns zijn die de betaaltermijn voor hun kleinere
leveranciers dermate oprekken dat de wettelijke betaaltermijn (ruimschoots) overschreden
wordt?7 Bent u voornemens hen hierop aan te spreken?
Antwoord 10
Ja, dit signaal is bekend. Wij houden dergelijke signalen nauwlettend in de gaten
en zullen in geval van nieuwe signalen bedrijven hier op aanspreken.
Vraag 11
Wat kunt u doen om scale-ups te ondersteunen die in de problemen dreigen te komen
door zich terugtrekkende investeerders, terwijl bestaande regelingen niet voldoen
omdat de omzetreferentie voor hen niet representatief is voor het investeringsniveau?8
Antwoord 11
De Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) is zo vormgegeven dat
op zeer korte termijn een robuuste regeling kan worden uitgevoerd waarbij snelle ondersteuning
van bedrijven voorop staat. Voor een generieke maatregel is gekozen om snelle invoering
mogelijk te maken en de regeling voor een ieder zo eenvoudig mogelijk te houden. Het
kabinet krijgt veel signalen dat de omzetreferentie niet representatief is voor snelgroeiende
bedrijven, waaronder startups en scale-ups en dat veel snelgroeiende bedrijven bij
de NOW buiten de boot vallen.
Kabinetsbreed wordt verkend of aanvullende maatregelen nodig en mogelijk zijn, in
aanvulling op de maatregelen die zijn opgenomen in het Noodpakket banen en economie.
In een aantal urgente gevallen – zoals de sierteelt en culturele sector, die op bijzondere
wijze aan het seizoen gebonden zijn – zijn specifieke maatregelen getroffen. Het kabinet
heeft voor startups, scale-ups en andere innovatieve mkb-bedrijven de Corona-overbruggingslening
(COL) geïntroduceerd, zoals aangegeven bij vraag 5.
Zoals aangegeven in de eerder genoemde brief van 7 april jl. heeft het kabinet verder
reeds besloten om de geplande uitfasering van de Groeifaciliteit, die onder andere
gericht is op groeibedrijven, met één jaar opgeschort tot 1 juli 2021.9 Met de Groeifaciliteit krijgt de financier van een onderneming 50% overheidsgarantie
op achtergestelde leningen en op aandelen van participatiemaatschappijen.
Vraag 12
Bent u bekend met het feit dat de werkgeverslasten in de uitzendsector in veel gevallen
hoger liggen dan 30% van de loonsom, waardoor het kan voorkomen dat het voor een uitzendonderneming
voordeliger uitpakt om geen gebruik te maken van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging
voor behoud van werkgelegenheid (NOW) omdat het gebruiken van deze regeling leidt
tot een forse toename van de kosten en een groter netto verlies? Bent u bereid het
percentage wat als opslag voor werkgeverslasten gebruikt wordt, specifiek voor de
uitzendsector te verhogen? Zo nee, hoe gaat u ervoor zorgen dat ook ondernemingen
in de uitzendbranche gebruik kunnen maken van de NOW, zonder dat dit extra lasten
met zich mee brengt?
Antwoord 12
Uitzendondernemingen kunnen, indien zij aan de voorwaarden voldoen, een tegemoetkoming
krijgen in de loonkosten van bij hen in dienst zijnde (uitzend)werknemers. Voor het
compenseren van aanvullende lasten en kosten zoals onder andere werkgeverspremies
en werknemersbijdragen aan pensioen en de opbouw van vakantiebijslag wordt in de NOW-regeling
een forfaitaire opslag van 30% gehanteerd. Dit percentage geldt voor alle ondernemingen,
inclusief die uit de uitzendbranche.
Dit is geen opslag waarmee volledige compensatie plaatsvindt, net zomin als de volledige
loonkosten worden overgenomen via de NOW (maximaal 90%). In de keuze van het percentage
van 90% komt tot uitdrukking dat het kabinet een afweging heeft gemaakt tussen de
verantwoordelijkheid van de overheid om bedrijven in deze bijzondere situatie tegemoet
te komen en het beroep dat de overheid doet op het bedrijfsleven om onder deze bijzondere
omstandigheden ook een eigen verantwoordelijkheid te nemen om te doen wat van breder
maatschappelijk belang is.
Deze eigen verantwoordelijkheid voor bedrijven geldt ook voor werkgeverslasten en
derhalve ook voor bedrijven uit de uitzendbranche.
De omvang van de aanvullende werkgeverslasten is bovendien sterk afhankelijk per werkgever,
bijvoorbeeld vanwege verschillen in het hoge en lage tarief van de WW, pensioenpremies
en premies voor arbeidsongeschiktheid en ziekte. De lasten en kosten kunnen zelfs
per werknemer verschillen. Omwille van de uitvoerbaarheid door UWV is daarom gekozen
voor de forfaitaire opslag van 30% voor deze werkgeverslasten, in plaats van het in
aanmerking nemen van de precieze werkgeverslasten in individuele situaties of voor
specifieke branches. Ook voor de uitzendbranche wordt geen afwijkend percentage gehanteerd.
Vanwege die verschillen is de opslag van 30% bovenop het loon is dan ook niet te herleiden
naar een concrete berekening en kunnen de daadwerkelijke werkgeverslasten hoger uitkomen
dan 30%.
Vraag 13
Bent u bekend met de situatie van de uitzendondernemingen die ten gevolge van de Wet
arbeidsmarkt in balans geen gebruik meer maken van een backofficedienstverlener, maar
de uitzendkrachten nu zelf op de payroll hebben staan? Klopt het dat deze uitzendondernemingen,
doordat zij geen omzetverlies kunnen aantonen, niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming
uit de NOW? Zo ja, deelt u de mening dat het onwenselijk is dat ten gevolge hiervan
deze uitzendondernemingen door recent omzetverlies afscheid moeten nemen van hun flexkrachten
en ziet u mogelijkheden hiervoor een oplossing te treffen?
Antwoord 13
De uitzendwerkgever kan, indien hij aan de voorwaarden voldoet, voor zijn eigen werknemers,
waaronder ook de uitzendkrachten zelf een beroep doen op de NOW, zodat hij deze kan
doorbetalen. Het kan zijn dat er geen sprake is van 20% omzetdaling, omdat er nog
voldoende omzet wordt gegeneerd in andere sectoren of met andere activiteiten. Er
kan dan geen beroep op de NOW gedaan worden. Dit geldt niet alleen voor uitzendondernemingen,
maar ook voor andere ondernemingen die hun omzetverlies kunnen compenseren met andere
activiteiten. Het klopt voorts dat als de genoemde uitzendondernemingen in 2019 nauwelijks
omzet hadden, zij ook waarschijnlijk niet voldoen aan de eis van ten minste 20% omzetdaling.
Dit betekent dat zij, net als alle andere werkgevers die hier niet aan voldoen, niet
in aanmerking komen voor de NOW.
Vraag 14
Wat is uw reactie op pleidooien van ondernemers om de extra arbeidsrechtelijke verplichtingen
voor werkgevers, zoals het aanbieden van een contract met vaste arbeidsomvang, voorlopig
buiten toepassing te laten?
Antwoord 14
Het versoepelen of laten vervallen van onderdelen van regels uit het arbeidsrecht
heeft verstrekkende maatschappelijke gevolgen. Dergelijke maatregelen acht het kabinet
op dit moment niet opportuun. Naast de andere maatregelen die zijn opgenomen in het
Noodpakket banen en economie, wordt kabinetsbreed verkend of aanvullende maatregelen
nodig en mogelijk zijn.
Vraag 15, 16
Hoe gaat u om met sectoren, zoals de sierteelt, die forse omzetverliezen leiden, maar
waarvoor de huidige steunregelingen niet voldoen? Bent u bereid ruimte te laten voor
het toepassen van een andere referentieperiode, indien evident is dat de referentieperiode
uit de noodmaatregel zoals de NOW niet adequaat is, zoals bij boomkwekers, of bent
u bereid deze ondernemingen op een andere manier extra te ondersteunen?
Herkent u het feit dat seizoensgerelateerde agrarische bedrijven in veel gevallen
te maken hebben met een lagere loonsom in januari, en een hogere loonsom vanaf maart,
samenvallend met de piekperiode van de omzet? Bent u van mening dat deze bedrijven
hierdoor onvoldoende ondersteuning genieten door de NOW? Hoe gaat u ervoor zorgen
dat ook deze bedrijven op een adequate wijze tegemoetgekomen kunnen worden? Bent u
bijvoorbeeld bereid om voor deze groep de loonsom van maart 2019 als referentie aan
te wijzen?10
Antwoord 15, 16
In het debat met de bewindspersonen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 april
2020 over de Tweede incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie
is het feit dat de NOW-regeling onvoldoende aansluit op de behoefte van seizoensgerelateerde
agrarische bedrijven reeds aan de orde gekomen. De motie van de leden Tielen en Palland
over de specifieke situatie van bedrijven die seizoensgebonden werkzaamheden verrichten
is inmiddels door de Tweede Kamer aangenomen.11 Het kabinet blijft verkennen of eventuele aanvullende maatregelen op het noodpakket
banen en economie nodig en mogelijk zijn.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft op 15 april 2020
per brief aan uw Kamer gemeld dat de sierteeltsector, specifieke onderdelen van de
voedingstuinbouw en de fritesaardappelsector tegemoet zullen worden gekomen omdat
bestaande noodmaatregelen zoals de NOW in bepaalde situaties die specifiek zijn voor
deze sectoren onvoldoende soelaas bieden.12
Vraag 17
Bent u bereid te bezien of onbenutte gelden onder pijler 2 van het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid ingezet zouden kunnen worden als ondersteuning voor getroffen landbouwsectoren?
Antwoord 17
Pijler 2 van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (POP3) wordt grotendeels door de
provincies uitgevoerd. Om deze reden is het kabinet bij hen nagegaan in hoeverre er
sprake is van nog niet benutte middelen die voor de getroffen landbouwsectoren zouden
kunnen worden ingezet. Omdat POP3 tegen het einde van zijn programmeerperiode loopt,
is er momenteel niet of nauwelijks sprake van onbenutte middelen. Wat resteert is
al gereserveerd voor de Regeling Jonge landbouwers. Het kabinet ziet hier dus geen
mogelijkheden.
Vraag 18
Bent u bereid een gepaste betalingsregeling voor belastingschulden te treffen met
ondernemingen, waardoor voorkomen wordt dat zij in directe financiële problemen komen
na de aflooptermijn van de huidige uitstelregelingen?13
Antwoord 18
Ja. Ondernemers krijgen op eerste verzoek drie maanden uitstel van betaling. Om te
faciliteren dat ondernemers gemakkelijk uitstel van betaling aanvragen, geldt tot
1 oktober 2020 de verlaagde invorderingsrente van 0,01%. Op verzoek van de ondernemer
is verlenging van het uitstel van betaling mogelijk als hij aannemelijk maakt dat
hij aan de voorwaarden voldoet. Als langer dan drie maanden uitstel van betaling is
toegekend, dan duurt dit voort totdat het uitstel weer wordt ingetrokken. Dat zal
in ieder geval niet eerder zijn dan 1 oktober 2020, zoals toegezegd in de brief van
20 mei jl.14 Bij het aflopen van het uitstel zal de Belastingdienst ondernemers een passende betalingsregeling
aanbieden voor de opgebouwde schuld. Het kabinet informeert uw Kamer nog over de concrete
vormgeving hiervan. Het kabinet constateert bovendien dat ondernemers in veel sectoren
onverminderd betalingsproblemen ondervinden. Daarom verlengt het kabinet de periode
waarin ondernemers zich voor de uitstelregeling kunnen aanmelden van 19 juni naar
1 oktober 2020.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.