Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2019
35 470 XIV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2019
Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 22 juni 2020
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief
van 20 mei 2020 inzake het Jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
en Diergezondheidsfonds 2019 (Kamerstuk 35 470 XIV, nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 juni 2019. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Verhoev
1
Kunt u beknopt uiteenzetten wat de ontwikkelingen in 2019 waren rondom het bijenrichtsnoer
van de European Food Safety Authority (EFSA) en wat de huidige stand van zaken is?
Antwoord
In maart 2019 heeft EFSA het mandaat van de Europese Commissie gekregen om het bijenrichtsnoer
op onderdelen verder uit te werken. Nederland heeft aangedrongen om spoedig voortgang
te maken.
De onderdelen die al voldoende wetenschappelijk actueel en praktisch uitvoerbaar waren,
zouden op korte termijn kunnen worden geïmplementeerd. Daartoe had de Europese Commissie
een voorstel opgesteld tot wijziging van de Uniforme Beginselen, waarmee grenswaarden
uit het EFSA bijenrichtsnoer zouden worden opgenomen in regelgeving. De EU-lidstaten
hebben in juli 2019 met een gekwalificeerde meerderheid ingestemd met dit voorstel.
Het Europees Parlement heeft dit voorstel op 23 oktober jl. echter afgewezen. Over
dit voorstel en de afwijzing van het Europees Parlement heb ik uw Kamer geïnformeerd
(Kamerstuk 27 858, nrs. 479 en 487). Met de beslissing van het Europees Parlement heeft de Europese Commissie besloten
om een nieuw voorstel voor de implementatie van het bijenrichtsnoer aan de lidstaten
voor te leggen als EFSA de uitwerking heeft afgerond. Dit voorstel zal naar verwachting
in maart 2021 worden gepubliceerd.
2
Zijn er in 2019 aanpassingen geweest in het Europese of Nederlandse toelatingsbeleid
voor bestrijdingsmiddelen? Zo ja, welke?
Antwoord
Er zijn in 2019 geen aanpassingen geweest in het Europese en nationale toelatingsbeleid.
Wel is in januari 2019 een voorstel van de Europese Commissie aangenomen tot het instellen
van een geharmoniseerde risico-indicator, waarmee de voortgang van het duurzame gebruik
van gewasbeschermingsmiddelen beter kan worden gevolgd. Het betrof hier de uitwerking
van reeds eerder vastgelegd beleid in de richtlijn over duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
(Richtlijn (EG) 2009/128). Ik heb uw Kamer op 23 januari 2019 hierover geïnformeerd
(Kamerstuk 27 858, nr. 439).
3
Zijn er in 2019 ontwikkelingen geweest in de capaciteit van de EFSA die invloed kunnen
hebben op het tijdig beoordelen van stoffen, waardoor procedurele verlengingen in
toenemende of afnemende mate aan de orde zijn? Zo ja, heeft u zich daar in 2019 over
uitgesproken?
Antwoord
Wanneer de reguliere herbeoordeling van werkzame stoffen, buiten de schuld van toelatinghouder,
niet tijdig is afgerond, voorziet artikel 17 van Verordening (EG) 1007/2009 erin dat
de goedkeuring van een werkzame stof tijdelijk wordt verlengd tot de herbeoordeling
is afgerond. Ik heb uw Kamer hier eerder nader over geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1181). De reden voor de vertragingen liggen veelal niet bij EFSA, maar bij de beoordelende
instanties van lidstaten. Er zijn mij geen nieuwe ontwikkelingen bij EFSA bekend die
direct invloed hebben op het tijdig beoordelen van stoffen.
4
Hoeveel hectare landbouwgrond was eind 2019 in gebruik en hoeveel hectare was dat
meer of minder dan eind 2018?
Antwoord
Het totale areaal cultuurgrond bedroeg volgens de meest recente cijfers van het CBS
(CBS Statline: Landbouw; gewassen, dieren, grondgebruik en arbeid op nationaal niveau,
laatst gewijzigd 3 maart 2020) in 2019 1.816.320 hectare, dat is 6.050 ha minder in
2018, toen het totale areaal cultuurgrond 1.822.370 hectare bedroeg.
5
Wat was de gemiddelde landbouwopbrengst per hectare in 2019?
Antwoord
Bijgaand treft u op basis van voorlopige cijfers van het CBS (CBS Statline: Akkerbouwgewassen;
productie naar regio, laatst gewijzigd 31 maart 2020, Groenteteelt; oogst en teeltoppervlakte
per groentesoort, laatste gewijzigd 28 april 2020), de gemiddelde landbouwopbrengst
per hectare in 2019 voor verschillende akkerbouw- en groentegewassen:
Onderwerp
Totale bruto opbrengst
Beteelde oppervlakte
Geoogste oppervlakte
Bruto opbrengst per ha
Gewassen
1.000 kg
ha
ha
1.000 kg
Totaal tarwe
1.157.429
121.064
120.546
9,6
Wintertarwe
1.095.086
112.203
111.756
9,8
Zomertarwe
62.343
8.861
8.790
7,1
Wintergerst
100.389
11.134
11.092
9,1
Zomergerst
147.797
22.570
22.297
6,6
Rogge
5.428
1.875
1.491
3,6
Haver
8.558
1.535
1.430
6
Triticale
7.208
1.334
1.326
5,4
Korrelmais
127.395
12.668
12.424
10,3
Snijmais
8.014.566
187.400
186.226
43
Corn Cob Mix
67.773
6.632
6.585
10,3
Bruine bonen
3.505
1.413
1.413
2,5
Koolzaad
6.038
1.794
1.775
3,4
Vezelvlas
13.356
2.291
2.291
5,8
Lijnzaad
2.149
2.291
2.291
0,9
Cichorei
171.888
4.041
3.975
43,2
Hennep
14.074
1.877
1.877
7,5
Aardappelen, totaal
6.961.230
167.523
165.733
42
Consumptieaardappelen, totaal
3.716.187
78.887
77.544
47,9
Pootaardappelen, totaal
1.545.981
43.688
43.240
35,8
Zetmeelaardappelen
1.699.063
44.949
44.949
37,8
Suikerbieten
6.644.707
79.176
79.176
83,9
Zaai-uien
1.369.020
27.583
27.206
50,3
Zaai-uien na uitval
1.276.784
27.583
27.206
46,9
(Bron: CBS Statline: Akkerbouwgewassen; productie naar regio, laatst gewijzigd 31 maart
2020)
Onderwerp
Oogst
Teeltoppervlakte
Oogst/teeltoppervlakte
Groenten
mln kg
hectare
1.000 kg / ha
Champignons
300,0
61
4.918,0
Aardbeien, productie
23,7
1.149
20,6
Aardbeien onder glas en tunnels
51,8
489
105,9
Andijvie
9,4
309
30,4
Asperges
18,1
2.946
6,1
Knolvenkel
3,5
195
17,9
Prei
92,4
2.542
36,3
Selderij, bleek/groen
4,5
170
26,5
Sla, krop en overig
15,6
758
20,6
Sla, ijsberg
86,0
2.480
34,7
Spinazie
74,2
3.386
21,9
Witlof
52,6
3.095
17,0
Bos- en waspeen
169,0
3.147
53,7
Knolselderij
92,2
1.880
49,0
Rode bieten
37,6
875
43,0
Radijs
24,0
100
240,0
Schorseneren
17,6
689
25,5
Uien
1.256,3
34.301
36,6
Winterpeen
446,9
6.767
66,0
Bloemkool
46,0
2.577
17,9
Boerenkool
7,0
340
20,6
Broccoli
19,7
2.081
9,5
Chinese kool
9,1
302
30,1
Groene kool
2,1
67
31,3
Rode kool
40,4
599
67,4
Spitskool
16,9
542
31,2
Spruitkool
54,4
2.730
19,9
Witte kool
114,5
1.471
77,8
Doperwten
25,3
3.813
6,6
Sperziebonen
48,8
3.973
12,3
Tuinbonen
5,1
616
8,3
Aubergines
64,0
125
512,0
Courgette
16,7
412
40,5
Komkommers
410,0
580
706,9
Paprika's
375,0
1.504
249,3
Tomaten
910,0
1.800
505,6
Overige groenten
71,6
4.043
17,7
(Bron: CBS Statline: Groenteteelt; oogst en teeltoppervlakte per groentesoort, laatste
gewijzigd 28 april 2020)
6
Wat was de gemiddelde landbouwopbrengst per hectare in 2019 in de «gangbare» landbouw?
Antwoord
Deze gegevens zijn niet beschikbaar.
7
Wat was de gemiddelde landbouwopbrengst per hectare in 2019 in de «overige/biologische»
landbouw?
Antwoord
Bijgaand treft u op basis van cijfers van het CBS (CBS Statline: Biologische plantaardige
en dierlijke productie; nationaal, laatst gewijzigd 27 september 2019, Activiteiten
van biologische landbouwbedrijven; regio, laatst gewijzigd 3 maart 2020) de gemiddelde
landbouwopbrengst per hectare in 2018 voor diverse groente- en akkerbouwgewassen waarvan
zowel biologisch gecertificeerde productie- als areaalgegevens beschikbaar zijn. Cijfers
over 2019 zijn nog niet beschikbaar.
Onderwerp
Landbouwproductie
Oppervlakte van gewassen
Landbouwproductie /oppervlakte
Gewassen
1.000 kg
ha
ton/ha
Consumptieaardappelen (totaal)
46.232
1.141
40,5
Pootaardappelen (totaal)
13.630
461
29,5
Gerst (totaal)
3.101
553
5,6
Haver
2.746
522
5,3
Tarwe (totaal)
5.046
760
6,6
Rogge
1.265
527
2,4
Triticale
1.586
396
4,0
Maïs (totaal)
1.159
111
10,4
Prei
3.432
130
26,4
Sla (totaal)
1.652
54
30,6
Spinazie
12.037
616
19,6
Knolselderij
6.694
134
49,8
Rode bieten
21.138
406
52,1
Winterpeen
64.695
1.175
55,1
Bloemkool
4.601
279
16,5
Broccoli
2.002
179
11,2
Sluitkool (totaal)
12.147
232
52,4
Spruitkool
1.792
139
12,9
Stambonen
3.647
467
7,8
(Bron: CBS Statline: Biologische plantaardige en dierlijke productie; nationaal, laatst
gewijzigd 27 september 2019, Activiteiten van biologische landbouwbedrijven; regio,
laatst gewijzigd 3 maart
8
Is in 2019 weer contributie betaald aan de Internationale Jachtraad en zo ja, hoeveel
en met welk doel en hoe wordt gemonitord of deze doelen worden bereikt? Waarom is
dit noch in het jaarverslag van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV) noch op de website van de Internationale Jachtraad terug te vinden?
Antwoord
Contributies op het gebied van natuur en biodiversiteit maken onderdeel uit van de
uitgaven op «Bijdragen aan (inter)nationale organisaties/contributies» (beleidsartikel 12
van het jaarverslag). In 2019 is er door de Internationale Jachtraad (CIC) geen contributie
in rekening gebracht. In 2020 is er een factuur ontvangen voor de contributie en betaald.
De jaarlijkse contributie voor het lidmaatschap van State Member bedraagt € 5.400.
De CIC is een politiek onafhankelijk mondiaal advies orgaan van regeringsvertegenwoordigers
(state members), NGO-vertegenwoordigers en individuele leden uit 125 landen met als
hoofddoelstelling: «de bevordering van duurzame jacht als instrument voor het behoud
van de biodiversiteit, in het bijzonder ten aanzien van de wilde fauna». Voor LNV
relevante beleidsterreinen en belangen zijn onder meer de internationale samenwerking
m.b.t. de trekvogelproblematiek en plattelandsontwikkeling door het bevorderen van
duurzame landbouw en natuur en het toestaan van duurzame jacht voor de lokale bevolking
als inkomstenbron. Dit draagt bij aan de instandhouding van soorten en hun habitat
en gaat in het bijzonder wildstroperij en illegale trofeeënjacht in vooral Afrika
en Azië tegen.
Door het lidmaatschap als State Member kan LNV invloed uitoefenen op het gebied van
voor Nederland relevante aandachtsvelden en beleidsprioriteiten.
9
Kunt u de voortgang schetsen van het Haaienactieplan?
Antwoord
Het KRM-haaienactieplan 2015–2021 nadert het einde van haar looptijd. Ter afsluiting
heb ik een project in voorbereiding waarin onderdelen van de drie sporen van het plan
(communicatie en educatie; verminderen van ongewenste bijvangsten en het verhogen
van de overleving) zijn opgenomen. Daarnaast start dit jaar een project onder het
LIFE-IP Deltanatuurprogramma in samenwerking met onder andere de Nederlandse Elasmobranchen
Vereniging, Sportvisserij Nederland en Wageningen Marine Research. In 2021 zal ik
het KRM-haaienactieplan evalueren.
10
Kunt u de voortgang van de evaluatie van de Wet dieren schetsen?
Antwoord
In de wet dieren is bepaald dat de wet vijf jaar na inwerkintreding geëvalueerd wordt
op doeltreffendheid en effecten van de wet in de praktijk. In mijn brief van juni
2019 (TK 28 286, nr. 1056) heb ik uw Kamer laten weten dat ik gestart ben met de opzet van de evaluatie. Bureau
Berenschot is geselecteerd als onderzoeksbureau dat de evaluatie uitvoert. Berenschot
is in december 2019 gestart met het evaluatieonderzoek. In het onderzoek worden stakeholders
betrokken uit de veehouderijketen, de gezelschapsdierensector, ngo’s, onderzoekers
en toezichthoudende instanties.
Vanwege de Corona-crisis heeft de evaluatie enige vertraging opgelopen, omdat geplande
fysieke bijeenkomsten met groepen van stakeholders niet door konden gaan. De evaluatie
zal begin juli worden afgerond. Ik zal uw Kamer in het begin van komend najaar mijn
beleidsreactie op de evaluatie sturen.
11
Kunt u een overzicht geven van alle wijzigingen in de Meststoffenwet die in 2019 zijn
doorgevoerd en kunt u daarbij aangeven op welke wijze deze bijdragen aan de verduurzaming
veehouderij (graag onderbrengen in de categorie bijdrage, deels bijdrage en geen bijdrage,
met een toelichting)?
Antwoord
In 2019 is een wijziging van de Meststoffenwet doorgevoerd. Op 13 juni 2019 is de
afroming bij overdracht van fosfaatrechten verhoogd van 10 naar 20 procent. De verhoogde
afroming heeft als doel het aantal rechten versneld onder het productieplafond te
brengen. Hierdoor kan het fosfaatproductieplafond beter worden geborgd. Daarnaast
geldt dat zodra het aantal rechten onder het productieplafond zit, de daarna afgeroomde
fosfaatrechten ten goede komen van de fosfaatbank. Met de fosfaatbank worden jonge
boeren en grondgebondenheid gestimuleerd. Doordat de verhoging van het percentage
het vullen van de fosfaatbank versneld dichterbij brengt draagt deze wetswijziging
ook zodanig bij aan de verduurzaming van de melkveehouderij.
In 2019 heeft het parlement ook een wijziging van de Meststoffenwet aangenomen waarmee
diverse maatregelen uit het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn worden geïmplementeerd.
Deze wijziging is per 1 januari 2020 in werking getreden. Voor de verduurzaming van
de veehouderij is met name het onderdeel van de wetswijziging waarmee de mestproductieplafonds
(uitgedrukt in fosfaat en stikstof) in de Meststoffenwet zijn vastgelegd, van belang.
Door deze plafonds te verankeren in de wet wordt beoogd een overschrijding van de
plafonds, zoals zich in het verleden heeft voorgedaan, te voorkomen. Daarmee wordt
een bijdrage geleverd aan verduurzaming van de veehouderij.
12
Met welke stakeholders is gesproken over een vereenvoudiging van het mestbeleid?
Antwoord
Zoals in mijn brief van oktober 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 250) aangekondigd is in de afgelopen twee jaar de herbezinning van het mestbeleid een
interactief proces geweest samen met landbouworganisaties, de watersector, milieubeweging
en wetenschap. In 2018 en 2019 zijn de startbijeenkomst en vier themabijeenkomsten
over «Kringlooplandbouw, «Mestmarkt», «Bodem» en «Technologie» gehouden. In deze bijeenkomsten
is onderzocht, zoals gedeeld met uw Kamer, of en hoe het mogelijk is om te komen tot
een wezenlijk eenvoudiger systeem van sturing op mestproductie en mestgebruik, met
minder regeldruk en lasten voor zowel de boer als de overheid. In mijn brief van juli
2019 (Kamerstuk 33 037, nr. 360) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de bijeenkomsten en wie daar aan heeft deelgenomen
(bijlage Verslag consultatiefase Herbezinning op het Mestbeleid). Voor de startbijeenkomst
is een breed palet aan deelnemers uitgenodigd vanuit de (agrarische) sector, natuur-
en milieuorganisaties, wetenschap en overheid, waarvan ruim 120 deelnemers vanuit
deze verschillende groepen deelnamen. Voor de themabijeenkomsten konden geïnteresseerden
zich inschrijven. Aan deze bijeenkomsten deden, afhankelijk van het onderwerp, deelnemers
vanuit verschillende achtergronden mee zoals agrarisch ondernemers, sectorvertegenwoordigers,
wetenschap, ondernemers in mestverwerking, waterschappen en NGO’s.
Daarnaast is in navolging van de motie van de leden Lodders en Geurts (Kamerstuk 33 037, nr. 263) een Boerenpanel opgezet welke augustus 2019 heeft plaatsgevonden, waarmee een breed
scala aan ideeën voor de herbezinning is besproken en getoetst op de praktijk.
13
Welke stakeholders zijn betrokken bij de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030?
Antwoord
Het betreft de volgende organisaties: Agrodis, Artemis, Cumela, LTO Nederland, Natuur
en Milieu, Nefyto, Plantum, Unie van Waterschappen, VEWIN.
14
Wat is de reden dat de stakeholdergesprekken die in 2019 hebben plaatsgevonden over
de herbezinning van het mestbeleid tot op heden nog niet hebben geleid tot een contourennota?
Antwoord
De herbezinning op het mestbeleid is gestart als een grondig, interactief proces met
meerdere bijeenkomsten waar input is verzameld. Daarnaast is advies ingewonnen bij
het Commissie Deskundigen Meststoffenwet over het mestbeleid in andere lidstaten (bijlage
bij Kamerstuk 33 037, nr. 360) en bij het Planbureau voor de Leefomgeving over de vijf denkrichtingen voor de herbezinning
op het mestbeleid (Quickscan van denkrichtingen voor herbezinning op het mestbeleid)
welke maart jl. is afgerond. Zoals toegelicht in mijn brief van november 2019 (Kamerstuk
33 037, nr. 367) is gebleken dat meer tijd nodig was om te komen tot contouren voor een toekomstig
mestbeleid mede door de samenhang met de stikstofaanpak. Daarnaast is de afgelopen
maanden veel inzet gepleegd op het beleid ter voorkoming van de verspreiding van het
COVID-19 virus en de grote gevolgen van het virus op het economische verkeer, en in
het bijzonder de agrarische sector. Zoals eerder aangekondigd verwacht ik voor de
zomer uw Kamer te kunnen informeren over de contouren van het toekomstig mestbeleid.
15
Wat is de reden voor de vertraging bij de ontwikkeling van het uitvoeringsprogramma
voor de Toekomstvisie Gewasbescherming?
Antwoord
De uitzonderlijke omstandigheden als gevolg van het coronavirus hebben ook invloed
op de totstandkoming van het uitvoeringsprogramma van de Toekomstvisie gewasbescherming
2030. Ik heb uw Kamer op 20 mei jl. (Kamerstuk 27 858, nr. 509) gemeld dat ik verwacht dat ik u het uitvoeringsprogramma rond de zomer kan toesturen.
16
Kunt u voorbeelden geven van gewassen die weerbaar zijn en geteeld kunnen worden zonder
behulp van veel gewasbeschermingsmiddelen en hoge emissies, en die een boer financieel
ook nog wat opleveren?
Antwoord
Een dergelijk voorbeeld met alle door u Kamer genoemde aspecten kan ik u niet geven.
In de huidige agrarische praktijk wordt voor een groot aantal gewassen gebruik gemaakt
van resistentie tegen bijvoorbeeld schimmels. Dat is één mogelijkheid om de weerbaarheid
van een gewas te verhogen. Weerbaarheid is echter meer. De weerbaarheid van een teeltsysteem
wordt bepaald door een breed samenspel van maatregelen, methoden en technieken die
met elkaar een integraal geheel vormen. Bijvoorbeeld de keuze van rassen, het gebruik
van gezond uitgangsmateriaal, inzetten van functionele agrobiodiversiteit, inzetten
van nuttige organismen en precisietechnieken om gewasbeschermingsmiddelen toe te passen.
Hoe de transitie naar deze integrale aanpak kan worden vormgegeven, wordt uitgewerkt
in het uitvoeringsprogramma van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030, naar weerbare
planten en teeltsystemen.
17
Is de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 inmiddels vastgesteld? Zo ja, door welke
partijen?
Antwoord
Ja, de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 is in maart 2019 vastgesteld door Agrodis,
Artemis, Cumela, LTO Nederland, Natuur en Milieu, Nefyto, Plantum, Unie van Waterschappen,
VEWIN. De visie is op 16 april 2019 uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 27 858, nr. 449).
18
Welke maatregelen zou het kabinet in 2019 conform de afspraak in het regeerakkoord
nemen om het aantal stalbranden te reduceren?
Antwoord
In het regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) is afgesproken dat het kabinet samen met verzekeringsmaatschappijen en ketenkwaliteitssystemen
afspraken zal maken over de bestrijding van knaagdieren door ondernemers en over een
periodieke elektrakeuring. Op deze wijze wil het kabinet het aantal stalbranden verminderen.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is verantwoordelijk voor beleid
inzake toelating en gebruik van biociden waar ook de groep middelen die gebruikt wordt
voor de bestrijding van knaagdieren (de anticoagulantia) onder valt.
19
Waarom is de afspraak uit het regeerakkoord dat, om het aantal stalbranden te verminderen,
het kabinet samen met verzekeringsmaatschappijen en ketenkwaliteitsystemen vóór 2019
afspraken maakt over de bestrijding van knaagdieren door ondernemers nog steeds niet
uitgevoerd?
Antwoord
Met de Kamerbrief Actieplan brandveilige veestallen van 16 juli 2018 (Kamerstuk 28 286, nr. 988) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de opgaven uit het regeerakkoord
op het gebied van elektrakeuringen. Zo is een periodieke elektrakeuring als verplichting
opgenomen in de ketenkwaliteitssystemen (IKB’s) van de varkens-, pluimvee-, en kalversector.
Inmiddels hebben alle varkens-, kalver- en pluimveehouderijen die aangesloten zijn
bij een kwaliteitssysteem (respectievelijk Holland Varken, Vitaal Kalf, IKB Kip en
IKB Ei) in 2019 een elektrakeuring gehad. Daarmee is een belangrijke stap voorwaarts
gezet ter preventie van stalbranden, aangezien problemen met de elektriciteit en kortsluiting
tot de voornaamste oorzaken worden gerekend.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is verantwoordelijk voor beleid
inzake toelating en gebruik van biociden waar ook de groep middelen die gebruikt wordt
voor de bestrijding van knaagdieren (de anticoagulantia) onder valt.
20
Worden hydrologische maatregelen, waaronder het structureel verhogen van de grondwaterstanden
in agrarische gebieden, meegenomen in het Actieprogramma klimaatadaptieve landbouw?
Antwoord
Ja, in het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw is aandacht voor hydrologische
maatregelen in het kader van het watersysteem, de landbouwbodems en weerbare gewassen
en teeltsystemen. Denk specifiek aan de activiteiten en plannen op dit gebied van
de Veenweidenaanpak, het Nationaal Programma Landbouwbodems en onder regie van het
Ministerie van IenW de Deltaprogramma’s Ruimtelijke Adaptatie en Zoetwater.
Op dit moment – en afgelopen winter – nemen waterbeheerders en boeren ook al water-
en bodemmaatregelen, zoals het preventief opzetten van waterpeilen en vasthouden van
water in de (landbouw)bodems.
Omdat effecten van klimaatverandering, zoals een zakkend grondwaterpeil, verzilting
of te veel of juist te weinig water voor gewassen per regio en bodem- en watersysteem
sterk verschillen, vraagt klimaatadaptatie om een regionale aanpak. Daarom wordt in
de genoemde programma’s nauw samengewerkt tussen betrokken partijen zoals rijk, provincies,
waterschappen en boeren.
21
Hoe staat het met het door u tijdens de begrotingsbehandeling van LNV in oktober 2019
toegezegde onderzoek of jaarlijks een klein percentage van de overheidsfinanciering
voor onderzoek met proefdieren kan worden overgeheveld naar onderzoek zonder proefdieren?
Antwoord
Deze vraag is toegevoegd aan het onderzoek naar de publieke financieringsstromen voor
dierproeven en proefdiervrije innovatie en naar de invoer van prijsprikkels (moties
met Kamerstuk 32 336, nrs. 93, 98 en 103) Het onderzoek is in het najaar 2019 gestart maar heeft door de COVID-19 crisis enigszins
vertraging opgelopen. Dit onderzoek is geen makkelijke opgave omdat het veelal gaat
om niet-geoormerkte budgetten en er op basis van steekproeven een onderbouwde inschatting
moet worden gedaan. De verwachting is dat het onderzoek in de zomer 2020 wordt afgerond.
Uw Kamer zal daarna geïnformeerd worden over de onderzoeksbevindingen.
22
Wat is de definitie van duurzaam geproduceerd voedsel?
Antwoord
In de monitor duurzaam voedsel wordt ieder jaar in opdracht van het Ministerie van
LNV een overzicht gegeven van de consumentenbestedingen aan voedsel dat op een duurzamere
manier geproduceerd wordt. In deze monitor wordt duurzaam voedsel gedefinieerd als
voedsel waarbij tijdens de productie en verwerking meer rekening is gehouden met milieu,
dierenwelzijn en/of sociale aspecten dan wettelijk verplicht is. Het gaat om voedingsmiddelen
die door consumenten op één of meer aspecten als duurzaam kunnen worden herkend, gebaseerd
op keurmerken met onafhankelijke controle.
23
Wat zegt de daling van het aantal kilo’s voedsel dat Nederlandse huishoudens jaarlijks
verspillen over de bewustwording van de Nederlanders?
Antwoord
Het lijkt erop dat Nederlanders zich bewuster zijn geworden van voedselverspilling
en hun rol daarin. Bij de monitor voedselverspilling bij huishoudens in Nederland
in 2019 is gekeken naar een mogelijke verklaring voor de daling van het aantal kilo’s
voedsel dat jaarlijks verspild wordt. De aankoopvolumes waren afgenomen ten opzichte
van 2016 en 2013, maar dit verklaarde slechts een heel klein deel van de daling. Het
lijkt aannemelijk dat door de inspanningen in voorlichtingscampagnes het bewustzijn
rond het thema voedselverspilling aanzienlijk is gegroeid (Van Dooren, C., Syntheserapport
Voedselverspilling bij huishoudens in Nederland in 2019). Dit heeft waarschijnlijk
ook een bijdrage geleverd aan de daling van de voedselverspilling bij huishoudens.
24
Wanneer zal het wetsvoorstel gereed zijn waarmee een aantal handelspraktijken wordt
verboden die het inkomen van boeren negatief beïnvloeden?
Antwoord
Het wetsvoorstel oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen strekt
tot implementatie van richtlijn (EU) 2019/633 en moet conform de richtlijn uiterlijk
1 mei 2021 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd zijn en op 1 november 2021
in werking zijn getreden.
In deze fase van de wetgevingsprocedure – het wetsvoorstel ligt ter advisering bij
de Raad van State – is de inhoud van het wetsvoorstel niet openbaar. Ik praat graag
met uw Kamer verder over de inhoud van het wetsvoorstel als ik het bij uw Kamer heb
ingediend.
25
Welke handelspraktijken zullen met dit wetsvoorstel worden verboden?
Antwoord
In deze fase van de wetgevingsprocedure – het wetsvoorstel ligt ter advisering bij
de Raad van State – is de inhoud van het wetsvoorstel niet openbaar. Omdat het wetsvoorstel
ter implementatie van richtlijn (EU) 2019/633 is, zullen in ieder geval de daarin
genoemde 16 handelspraktijken verboden worden1. Ik praat graag met uw Kamer verder over de inhoud van het wetsvoorstel als ik het
bij uw Kamer heb ingediend.
26
Welke andere middelen zet u in om meer ruimte voor innovatie, investeringen en ontwikkeling
van hun bedrijven te creëren voor boeren en tot welke resultaten heeft dat geleid?
Antwoord
In mijn brief aan uw Kamer van 29 juni 2018 (Kamerstuk 28 625, nr. 257) heb ik een maatregelenpakket aangekondigd om de positie van de boer in de keten
te versterken en ruimte te creëren voor innovatie, investeringen en ontwikkeling.
Naast de in het jaarverslag genoemde inrichting van de agro-nutrimonitor bij de Autoriteit
Consument en Markt (ACM) en het wetsvoorstel oneerlijke handelspraktijken landbouw-
en voedselvoorzieningsketen, gaat het om het wetsvoorstel ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven
(Kamerstuk 35 247) dat de Staatssecretaris van EZK op 4 juli 2019 bij uw Kamer heeft ingediend en het
wetsvoorstel tot wijziging van de Mededingingswet om de bijzondere positie van de
landbouw- en visserijsector te verduidelijken en te expliciteren dat de Staatssecretaris
nog dit jaar uw Kamer zal aanbieden. Al deze trajecten bevinden zich in laatste voorbereidende
fase, waardoor nu nog niets te zeggen valt over resultaten.
Verder heb ik uw Kamer in mijn brief van 7 februari jl. (Kamerstuk 35 334, nr. 44) over de landbouwmaatregelen in het kader van de stikstofproblematiek aangekondigd
dat er een omschakelfonds komt voor boeren die willen omschakelen naar kringlooplandbouw.
Ten slotte, wil ik de ontwikkeling van en innovatie en investeringen in duurzame landbouw
ondersteunen met een integrale agrarische ondernemerschapsagenda. Deze agenda, financieel
gedekt uit een herschikking van bestaande middelen, is thans in ontwikkeling en ik
zal uw Kamer hierover binnenkort nader informeren.
27
Op welke manier wordt transport van geïmporteerd voedsel gewaardeerd?
Antwoord
In de huidige prijs van geïmporteerd voedsel zitten transportkosten verdisconteerd.
Het gaat hierbij om kosten die een partij maakt om goederen te vervoeren van de oorsprong
naar de bestemming. De negatieve externe effecten die zijn verbonden aan het transport
(denk aan luchtverontreiniging, geluidoverlast, etc.) moeten in principe primair worden
toegeschreven aan de transportsector. Deze externe kosten worden echter niet, of heel
beperkt ge-monetariseerd en zijn dan ook niet in de prijs van voedsel opgenomen.
In het Meerjaren Experimentenprogramma True Cost Accounting wordt in praktijkprojecten geëxperimenteerd met het beprijzen van externe kosten
van voedsel, en hoe (op welke manier) informatie over de Echte Prijs resulteert in
gedragsverandering c.q. andere aankoopbeslissingen van ketenpartijen, waaronder consumenten.
Externe kosten van transport kunnen daar een rol in spelen.
28
Hoe staat het met de acht locaties in Noord-Nederland waar gebiedsprocessen zijn gestart
met boerenondernemers en andere grondgebruikers om meer met de natuur te boeren?
Antwoord
In de Regiodeal Natuurinclusieve Landbouw Noord-Nederland wordt in acht gebieden samen
met de stakeholders een aanpak voor meer natuurinclusieve landbouw ontwikkeld. Dat
gebeurt in fasen. De eerste fase is het opstellen van een streefbeeld voor 2030. Daarna
wordt een bijbehorend actieplan ontwikkeld dat is ingericht om handelingsperspectief
voor de grondgebruikers te bieden om middels pilots en projecten invulling te geven
aan natuurinclusieve landbouw. Het betreft de volgende 8 gebieden:
1. De Veenkoloniën (Groningen/Drenthe)
2. Westerwolde (Groningen)
3. Oldambt (Groningen)
4. Noordelijke kleischil (Groningen/Fryslân)
5. Veenweidegebied (Fryslân)
6. Kleiweidegebied (Fryslân)
7. Schiermonnikoog (Fryslân)
8. Drents Plateau (Drenthe)
Alle acht gebieden zijn gestart met gebiedsprocessen om tot streefbeelden en actieplannen
te komen. De uitvoering van deze processen verschilt, mede als gevolg van de verschillen
tussen de gebieden (in omvang, organisatiegraad en actuele gebiedsgerichte vraagstukken).
Eind 2019/begin 2020 zijn de gebieden Schiermonnikoog, Oldambt, Drents Plateau, Veenkoloniën,
Westerwolde en Friese Kleiweide begonnen met de processen om samen met de grondgebruikers
te komen tot een gedeeld streefbeeld. Het proces voor de noordelijke Kleischil is
in de loop van het tweede kwartaal 2020 gestart in vervolg op een inventarisatie en
een pilot voor het deelgebied De Marne. Voor het omvangrijke Friese Veenweide zullen
meerdere processen worden gestart voor deelgebieden, te beginnen met de Groote Veenpolder.
Naar verwachting zal eind 2020 gestart worden met de uitvoering van de eerste actieplannen.
De coronacrisis heeft zeer waarschijnlijk consequenties voor de voortgang. De afgelopen
maanden hebben er geen fysieke bijeenkomsten kunnen plaatsvinden die wel nodig zijn
voor benodigd draagvlak en partnerschap. De verwachting is dat er vanaf 1 juni 2020
weer fysieke bijeenkomsten zullen plaats vinden (met inachtneming van de richtlijnen
van het RIVM).
29
Binnen welke kaders wordt er over het resterend budget Grote Wateren gesproken?
Antwoord
Voor de reservering van het totale rijksbudget van € 248 mln voor specifieke projecten
en acties voor de 2e tranche Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) gelden dezelfde
criteria (technisch uitvoerbaar, ecologische urgentie, draagvlak, cofinanciering,
risico’s bij uitvoering en kansen voor bijdragen aan andere sociaal-maatschappelijke
doelen).
Ook over het restant budget PAGW 2e tranche, spreken LNV en IenW, met ondersteuning
van het PAGW-uitvoeringscollectief van Rijkswaterstaat-Staatsbosbeheer-Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland, met regionale overheden in gebiedsoverleggen en met natuurorganisaties
over een passende programmering en gezamenlijke financiering. Ik betrek de resultaten
van deze gesprekken samen met de Minister van IenW in onze gezamenlijke investeringskeuzes
voor het restant budget PAGW 2e tranche. MIRT-besluiten voor de gekozen en nog te
kiezen projecten 2e tranche komen in het BO-MIRT.
30
Wanneer verwacht u de uiteindelijke Bossenstrategie en het uitvoeringsprogramma te
kunnen presenteren?
Antwoord
Het streven om medio 2020 de bossenstrategie te presenteren zal helaas door de Coronacrisis
niet haalbaar zijn. Het nieuwe streven is om de bossenstrategie in het najaar van
2020 rond te hebben.
31
Wat zijn de ervaringen met de nieuwe governancestructuur voor natuur- vis- en waterbeheer
op de Wadden: de Beheerautoriteit Waddenzee en hoe functioneert deze structuur tot
op heden?
Antwoord
De nieuwe governancestructuur voor het Waddengebied is aangekondigd in de Verzamelbrief
Wadden d.d. 20 juni 2019 (Kamerstuk 29 684, nr. 185). Per 1 januari 2020 is de nieuwe governance van start gegaan. De Beheerautoriteit
Waddenzee voor natuur-, vis- en waterbeheer maakt deel uit van deze nieuwe governancestructuur.
De opdrachtgevers van de Beheerautoriteit Waddenzee, zijnde de Ministeries van LNV
en IenW en de drie Waddenprovincies, hebben in lijn met de Verzamelbrief Wadden, een
bestuursovereenkomst gesloten. Met ingang van 1 maart 2020 zijn de twee directeuren
Beheerautoriteit Waddenzee aangesteld. Zij hebben de taak om samen met de beheerders
van de Waddenzee een Integraal Beheerplan op te stellen, teneinde de samenhang en
effectiviteit van het natuur-, vis- en waterbeheer te versterken. Gelet op de zeer
recente start van de Beheerautoriteit is het nog niet opportuun om iets over het functioneren
te zeggen. Na vier jaar zal de Beheerautoriteit Waddenzee worden geëvalueerd.
32
Hoeveel hectare bos is er in 2019 opgestookt in biomassacentrales?
Antwoord
In 2019 is er volgens het CBS 8 petajoule opgewekt via bij- en meestook in energiecentrales
en ongeveer 25 petajoule via biomassaketels bij bedrijven (12,5 warmte, 12,7 elektriciteit).
De overige biomassa inzet (72,8 petajoule) betreft afvalverbandingsinstallaties, biobrandstof
voor transport, biogas en biomassa bij huishoudens. Er zijn nog geen cijfers beschikbaar
voor de hoeveelheid houtige biomassa afkomstig uit Nederlandse bossen voor 2019. Cijfers
uit 2017 laten zien dat ongeveer 30% van de houtige biomassa die in Nederland wordt
vergaard, afkomstig is uit het bos. Daarbij gaat het primair om laagwaardige stammen,
takken, toppen, wortels en
stronken die vrijkomen tijdens beheer- en onderhoudswerkzaamheden. Ook komt er biomassa
vrij bij de omvorming van houtopstanden naar andere typen landgebruik. Biomassaoogst
is in deze gevallen nooit het doel. Het merendeel van de houtige biomassa komt uit
stedelijke beplanting (40%) en natuur en landschap (30%).
33
Hoe staat het met de inventarisatie naar belemmeringen in wet- en regelgeving voor
natuurinclusieve landbouw?
Antwoord
Het Centrum voor Landbouw en Milieu heeft samen met een aantal agrariërs, adviseurs
en deskundigen een inventarisatie gemaakt van hun praktijkervaringen hoe wet- en regelgeving
volgens hen de ontwikkeling van hun grondgebonden bedrijven naar natuurinclusieve
landbouw hindert. Deze inventarisatie is medio april 2020 afgerond. De link naar het
rapport is: https://www.clm.nl/publicatie/181/18.
34
Kunt u een overzicht geven van de belemmeringen in wet- en regelgeving voor natuurinclusieve
landbouw die zijn geïnventariseerd en daarbij tevens aangeven welke knelpunten voor
natuurinclusieve boeren inmiddels door overheden zijn weggenomen, welke knelpunten
nog bestaan, en hoe deze resterende knelpunten weggenomen kunnen worden?
Antwoord
Voor het overzicht van de in de praktijk geïnventariseerde belemmeringen verwijs ik
u graag naar het rapport (https://www.clm.nl/publicatie/181/18).
Het rapport bevat een inventarisatie van praktijkervaringen van grondgebonden agrarische
ondernemers, adviseurs en deskundigen. De aanbevelingen die hieruit zijn gekomen,
ben ik momenteel aan het onderzoeken. Het is belangrijk om zorgvuldig te analyseren
waar de ervaren hinder vandaan komt (soms ligt de oorzaak niet in regelgeving) en
hoe deze belemmeringen kunnen worden weggenomen. Hierbij betrek ik het Deltaplan Biodiversiteitsherstel.
De uitkomsten zullen onderdeel uitmaken van een bredere analyse naar belemmeringen
in wet- en regelgeving in het kader van de LNV visie «Waardevol en verbonden». Over
de voortgang van de LNV visie informeer ik de Kamer regelmatig.
35
Wat is de stand van zaken omtrent het verzoek tot nietigverklaring van het pulsverbod
dat door de Nederlandse regering is ingediend bij het Hof van Justitie van de EU?
Antwoord
Nederland heeft in oktober 2019 een verzoekschrift ingediend bij het Europese Hof
(zie ook Kamerstuk 32 201, nr. 111). Met dit verzoekschrift vraagt Nederland het Europese Hof om het pulsverbod nietig
te verklaren.
De schriftelijke rondes met het Europees Parlement en de Raad zijn eind april 2020
afgerond. Omdat Frankrijk zich tegen Nederland gevoegd heeft in de procedure loopt
er nu nog een schriftelijke ronde voor Nederland. Tot eind juli heeft Nederland de
tijd om een reactie in te dienen. In de herfst zal naar verwachting, op verzoek van
Nederland, de mondelinge behandeling plaatsvinden. De uitspraak volgt vaak enkele
maanden na de mondelinge behandeling. Dat betekent dat ik een uitspraak van het Europese
Hof op zijn vroegst begin 2021 verwacht.
36
Wat is de meest recente stand van zaken met betrekking tot het Noordzeeakkoord?
Antwoord
De Minister van IenW heeft uw Kamer op 15 april jl. per brief geïnformeerd dat er
groot draagvlak is voor een Noordzeeakkoord, maar dat nog niet alle partijen hun definitieve
steun hebben kunnen uitspreken (Kamerstuk 33 450, nr. 66). Met name de positie van de visserijsector in relatie tot het Noordzeeakkoord is
op dit moment nog niet duidelijk. De Minister van IenW verwacht uw Kamer binnenkort
te informeren.
37
Welke stappen zijn gezet in 2019 om het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid meer bij
te laten dragen aan verduurzaming van de landbouw, naast de aankondiging van de Green
Deal en Farm to Fork-strategie?
Antwoord
De verdere verduurzaming van de landbouw kreeg ook in 2019 vorm via de reguliere GLB-maatregelen
als het vergroeningsbeleid in de eerste pijler en het agrarisch natuur- en landschapsbeheer
in de tweede pijler van het GLB. Daarnaast richtte de politieke inzet van het kabinet
zich in 2019 op de Brusselse onderhandelingen over een nieuw GLB om te komen tot een
effectiever beleid als het gaat om vergroening c.q. verduurzaming van de landbouw.
Het toekomstige GLB (2021–2027) moet gaan bijdragen aan zowel een landbouw die economie,
boer en leefomgeving verbindt als ondersteunend is aan de noodzakelijke omslag naar
kringlooplandbouw en de klimaatopgave. Voor die verdere verduurzaming werden in 2019
in het proces van besluitvorming stappen gezet en is het de ambitie van het kabinet
dit zo maximaal mogelijk vertaald te krijgen in de wetgevingsteksten voor het toekomstige
GLB.
38
Wat zijn de resultaten van en ervaringen met de gebiedsplannen die in 15 gebieden
zijn opgesteld in het kader van het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland,
welke uitwerking hebben deze gebiedsplannen gehad op de vitaliteit van het platteland
in deze 15 gebieden en welke lessen kunnen daaruit worden geleerd?
Antwoord
Sinds het tot stand komen van de landelijke samenwerkingsafspraken tussen VNG, IPO,
Unie van Waterschappen en het Ministerie van LNV in juli 2018 zijn voor 14 van de
15 gebieden gebiedsplannen opgesteld (het vijftiende gebied, Veluwe-FoodValley, heeft
ervoor gekozen zich eerst te richten op de Regio Deal FoodValley). Elk van de plannen
is uniek, geeft gebiedsspecifiek invulling aan landelijke en regionale beleidsdoelen
en draagt bij aan de grote opgaven van het moment, zoals kringlooplandbouw, natuur
en biodiversiteit, veenweideproblematiek, emissiereductie (waaronder stikstof), bodemvruchtbaarheid
en wateropgaven.
Na het opstellen van de gebiedsplannen zijn de gebieden verder gegaan met de uitwerking
van de gebiedsplannen en het voorbereiden van de uitvoering. Dit houdt in dat de verschillende
pilots en projecten verder zijn uitgewerkt, de cofinanciering is vastgelegd en de
organisatiestructuur is opgezet. Met het opstellen van de gebiedsplannen, het organiseren
van de samenwerking en het vastleggen van de financiering is een stevige basis gelegd
voor het samen uitvoeren van de gebiedsopgaven en het zetten van stappen in de gewenste
transities.
Op 20 december 2019 heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken, de inhoudelijke
ambities en de financiering van de gebiedsplannen in het kader van het Interbestuurlijk
Programma Vitaal Platteland (IBP-VP, Kamerstuk 29 576, nr. 89).
Eerste bevindingen
IBP-VP is voor de gebieden een waardevol platform voor gebiedsgericht werken en interbestuurlijke
samenwerking. Geconstateerd wordt dat er op veel vlakken en rondom verschillende thema’s
intensief wordt samengewerkt tussen overheden samen met ondernemers, maatschappelijke
organisaties en andere partijen binnen de gebieden. Voorlopig kan gesteld worden dat
binnen het IBP-VP alle 4 de overheden goed aan tafel zitten en elkaars inhoudelijke
agenda kennen en gezamenlijk oppakken.
Inhoudelijk gaat het gesprek in de gebieden over het samenbrengen van een economisch
duurzaam verdienmodel voor agrariërs met de andere opgaven in een gebied, waaronder
bijvoorbeeld natuur, klimaat en landschap. Met andere woorden: hoe ziet een vitaal
platteland eruit?
In de komende periode (tot aan eerste kwartaal 2021) zal vooral worden ingezet op
de uitvoering van projecten en pilots in de gebieden, zodat concrete stappen gezet
worden in het opgavegericht werken, het aansluiten van andere departementen bij de
gebiedsgerichte aanpak en het verankeren van het werken als één overheid in de betrokken
organisaties. Ook zal er in de gebieden meer aandacht komen voor het uitdiepen van
wetgevings-gerelateerde vragen en kennis- en onderzoek behoeften.
Lerende Evaluatie
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) voert samen met het VU/ Athena instituut
een lerende evaluatie van het IBP-VP uit. Gedurende de looptijd van het IBP-VP doen
PBL en VU onderzoek en formuleren gaandeweg hun bevindingen om daar met de betrokkenen
gezamenlijk van te leren. Als eerste producten zijn een evaluatiekader («een onderzoeksmethodiek
voor het evalueren van transformerend leren en handelen») en eerste concept voorlopige
bevindingen opgeleverd, https://www.pbl.nl/publicaties/evaluatiekader-ibp-vp.
PBL en VU zullen aan de hand van dialoogsessies met betrokkenen bij het IBP-VP van
het Rijk, IPO/provincies, UvW/waterschappen, VNG/gemeenten en maatschappelijke partijen
deze concept resultaten en bevindingen de komende periode verrijken om het lerend
vermogen te vergroten. De concept voorlopige bevindingen en de resultaten van de dialoogsessies
vormen de basis voor het eindrapport van de lerende evaluatie dat voorjaar 2021 zal
verschijnen.
Looptijd IBP-VP
Het landelijk interbestuurlijk programma Vitaal Platteland eindigt in het eerste kwartaal
van 2021, maar de uitvoering van de gebiedsplannen loopt in de gebieden ook in de
jaren daarna nog door.
39
Welke stappen zet u om zowel nationaal als Europees strategisch na te denken over
voedselvoorziening, het geostrategische belang van voedselzekerheid en zelfvoorziening
van voedsel binnen de Europese Unie?
Antwoord
De huidige crisis heeft de kwetsbaarheden van handelsstromen blootgelegd. Ik wil mij
inzetten om voedselsystemen weerbaarder en duurzamer te maken. Dat geldt zowel binnen
de EU als daarbuiten. Ik wil daar nadrukkelijk het innovatieve Nederlandse bedrijfsleven
bij betrekken. Ik zal op korte termijn met de onder andere de Topsectoren om tafel
gaan zitten om te bezien hoe Nederland aan de green recovery bij kan dragen. Uiteraard
zal ik deze zaken ook met mijn Europese collega’s bespreken. In dit verband belangrijk
om te noemen is dat de Europese Commissie op 20 mei jl. de Farm to Fork-strategie
heeft gepubliceerd. Deze is onderdeel van het Green Deal-initiatief en moet leiden
tot een geïntegreerd, EU breed, duurzaam, veilig en gezond voedselsysteem, met verdien-
en concurrentievermogen en een neutraal of positief effect op het milieu in 2030.
Hiervoor is momenteel een BNC-fiche in ontwikkeling dat ik uw Kamer begin juli zal
toesturen.
40
Hoe is de versterking van het cameratoezicht in slachthuizen precies vormgegeven?
Antwoord
Cameratoezicht is voor de NVWA een toezichtsondersteunend instrument. De NVWA-toezichthouders
hebben inzage in de beelden van slachthuizen om bepaalde momenten terug te kijken,
om steekproefsgewijs terug te kijken of om real time mee te kijken.
De slachthuizen met permanent toezicht en de middelgrote slachthuizen (>10 GVE per
week) hebben aangegeven mee te werken aan cameratoezicht op vrijwillige basis. De
13 middelgrote slachthuizen die voorheen geen medewerking gaven, hadden aangegeven
per 1 april een adequaat camerasysteem te hebben. Op dit type slachthuizen is de NVWA
niet dagelijks aanwezig. Bij een controleronde in de eerste week van juni, bleken
3 van de bedrijven geen adequaat camerasysteem te hebben. De NVWA regelt voor deze
bedrijven op de kortst mogelijke termijn «aanvullend permanent toezicht op het levende
deel» in, op kosten van de slachthuizen. De bedrijven zijn hiervan op de hoogte gesteld.
Dat regime blijft van kracht, totdat er een adequaat camerasysteem aanwezig is in
deze bedrijven.
41
Wat is de omvang van «het eerste deel» van het bedrag voor de Nederlandse Voedsel-
en Warenautoriteit (NVWA) voor aanscherping van de handhaving op dierenwelzijn en
voedselveiligheid?
Antwoord
Het betreft de in het Regeerakkoord ter beschikking gestelde middelen voor de NVWA.
Hiervan wordt 2/3 deel via de LNV-begroting verstrekt en 1/3 deel via de VWS-begroting.
De omvang van «het eerste deel» van het bedrag via de LNV-begroting 2019 is € 6 mln.
42
Op welke manier is het eerste deel van het bedrag voor de NVWA aanscherping handhaving
op dierenwelzijn en voedselveiligheid ingezet (graag een uitsplitsing naar de verschillende
inzetten en onderdelen en per onderdeel het bijbehorende bedrag)?
Antwoord
Met deze middelen:
a. zijn administratieve controles en digitaal toezicht uitgevoerd overwegend op voedselveiligheid.
b. is de Inlichtingen en opsporingsdienst (IOD) versterkt om voedselveiligheid strafrechtelijk
aan te pakken.
c. is in het kader van dierenwelzijn een pilot uitgevoerd met cameratoezicht in slachthuizen.
Daarnaast investeerde de NVWA in:
d. versnelde opbouw kennispositie en risicoduiding ten aanzien van voedselveiligheid
en dierenwelzijn om het toezicht goed te kunnen richten.
e. het versterken van de juridische capaciteit voor deze zaken.
f. het verder openbaar maken van handhavingsresultaten.
Nr.
Maatregel
Bedrag in mln (LNV)
Versterking toezicht op voedselveiligheid en/of dierenwelzijn
1a
Administratieve controles/digitaal toezicht
2,3
Overwegend voedselveiligheid en daarnaast dierenwelzijn
1b
Versterking IOD
1,1
Voedselveiligheid
1c
Pilot Cameratoezicht slachthuizen
0,4
Dierenwelzijn
1.d
Kennisopbouw en risicoduiding
1,1
Voedselveiligheid en dierenwelzijn
1e
Juridische versterking
0,8
Voedselveiligheid en dierenwelzijn
1f
Openbaarmaking Handhavingsresultaten
0,4
Voedselveiligheid en dierenwelzijn
Totaal
6,0
43
Hoeveel bedrijfsmatige- en hobbyfokkers van gezelschapsdieren zijn door de NVWA in
totaal geïnspecteerd in 2019?
Antwoord
In 2019 heeft de NVWA 155 controles bij houders van gezelschapsdieren uitgevoerd.
Dit zijn controles bij bedrijfsmatige en particuliere houders naar aanleiding van
meldingen over rabiës, bij hondenhandelaren en bij fokkers van gezelschapsdieren.
44
Hoeveel bedrijfsmatige- en hobbyfokkers van gezelschapsdieren zijn gecontroleerd op
basis van een melding en hoeveel op basis van regulier toezicht?
Antwoord
118 bedrijfsmatige- en hobbyfokkers van gezelschapsdieren zijn gecontroleerd op basis
van een melding; 37 bedrijfsmatige- en hobbyfokkers van gezelschapsdieren zijn gecontroleerd
op basis van regulier toezicht.
45
Hoeveel fokkers van kortsnuitige honden zijn in 2019 geïnspecteerd door de NVWA?
Antwoord
In de periode van eind oktober tot half december 2019 zijn bij hondenfokkers van de
vijf meest voorkomende kortsnuitige rassen controles uitgevoerd. Er zijn controles
uitgevoerd bij negen fokkers, te weten bij zes fokkers van rashonden en bij drie fokkers
van «lookalikes».
46
Hoe vaak is er een waarschuwing of een boete uitgedeeld omdat fokkers de handhavingscriteria
«fokken met kortsnuitige honden» overtraden?
Antwoord
In totaal zijn 9 fokkers van kortsnuitige honden gecontroleerd, waarvan er 7 niet
akkoord zijn bevonden. Deze fokkers hebben een schriftelijke waarschuwing gekregen.
Wordt bij hercontrole opnieuw een overtreding vastgesteld, dan volgen een bestuurlijke
boete en mogelijk andere bestuurlijke maatregelen.
47
Hoeveel fte is beschikbaar voor toezicht- en handhavingstaken op het gebied van dierenwelzijn
van gezelschapsdieren, zowel bij de NVWA, de landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming
(LID) als de politie?
Antwoord
Bij de NVWA was in 2019 5 fte beschikbaar voor de toezicht- en handhavingstaken op
het gebied van dierenwelzijn van gezelschapsdieren, in 2020 groeit dat naar 10 fte.
Bij de LID was hiervoor in 2019 24,7 fte beschikbaar; in 2020 groeit dat naar 32,7
fte. De cijfers over toezicht- en handhavingstaken op het gebied van dierenwelzijn
bij de politie (Justitie en Veiligheid) zijn bij mijn ministerie niet beschikbaar.
48
Wat is de voortgang met betrekking tot de witte lijst voor bonafide hondenhandelaren?
Antwoord
Voor de zomer informeer ik u over de stand van zaken van meerdere onderwerpen op het
gebied van dierenwelzijnsbeleid. Het beleid om te komen tot gezonde en sociale honden
maakt daar deel van uit. Ik zal uw Kamer in dat kader ook bijpraten over de witte
lijst voor bonafide hondenhandelaren.
49
Wat is de voortgang van de versterking van de paspoortplicht en het registratiesysteem
voor honden en is dit systeem conform uw voornemen op 1 januari 2020 in gegaan?
Antwoord
De realisatie en de procedures rondom de regelgeving en het ombouwen van verschillende
registratiesytemen is een omvangrijke operatie is die veel tijd kost. Het Besluit
waar de paspoortplicht en het registratiesysteem in worden geregeld gaat deze maand
(juni »20) in consultatie. Het Besluit en bijhorende regeling treden naar verwachting
per 1 juli 2021 in werking.
50
Wat is de voortgang met betrekking tot de pilots lokale chipplicht voor katten?
Antwoord
Momenteel werk ik met drie belangstellende gemeenten aan de inrichting van een pilot
om ervaring op te doen met een lokale chipplicht voor katten, zodat deze direct na
de zomer kan starten. Met deze pilot wil ik inzicht krijgen in de effectiviteit van
een lokale chipplicht in het aanpakken van de problemen die gemeenten ervaren op het
gebied van zwerfkatten.
51
Kunt u uitgebreid uitleggen waarom de geplande klimaatgelden (€ 4,7 miljoen euro)
voor de duurzame veehouderij naar 2020 of later zijn geschoven en om welke maatregelen
gaat het?
Antwoord
De geplande klimaatgelden betreffen maatregelen op het gebied methaanemissie (€ 2,7 mln)
en de opslag van bodemkoolstof (€ 2 mln), tezamen € 4,7 mln.
Voor wat betreft methaanemissie gaat om het om de ontwikkeling van integraal duurzame
stalsystemen. Om seizoensinvloeden mee te kunnen nemen in de bepaling van emissies,
worden binnen dit soort onderzoeksprojecten jaarrondmetingen gedaan. Dit project is
niet direct bij aanvang van 2019 gestart en om deze reden is 2,7 mln doorgeschoven
naar 2020. De begrotingsmutatie was reeds in de 2e suppletoire 2019 opgenomen.
Voor wat betreft het programma inzake de opslag van bodemkoolstof is vertraging opgetreden.
Allereerst bij een opleiding voor gekwalificeerde bodemadviseurs, waarvoor de afronding
van het subsidieverzoek niet meer binnen 2019 tot stand kon komen. Daarnaast bij een
kennisverspreidingstraject naar boeren via het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, waar
vanwege afstemming over de wijze van uitvoering vertraging is opgelopen. Naar verwachting
kunnen beide onderdelen wel in 2020 worden toegekend.
52
Welke opdracht is in het kader van het 6e actieprogramma aan de NVWA verleend?
Antwoord
De opdracht aan de NVWA bestaat uit de volgende onderdelen:
– Uitvoeringskosten (organisatorisch) voor het 6e actieprogramma Nitraatrichtlijn (€ 1 mln): dit gaat onder andere om capaciteit voor
het uitvoeren van inspecties inzake de maatregelen uit het actieprogramma.
– Slimme ICT toepassingen (€ 0,72 mln): het gaat hierbij om het verbeteren van toezicht
en handhaving door slimmer datagebruik.
– Maatwerksamenwerking in de regio (€ 0,35 mln): het gaat hierbij om het verbeteren,
coördineren van de samenwerking in het toezicht (gebiedsgericht handhaven), gegevensuitwisseling
en het evalueren en het opstellen van voortgangscontroles.
– Pilot NIRS (€ 0,05 mln): verkennen van de mogelijkheden van NIRS (near infra red spectroscopy)
voor de handhaving.
53
Wat is de Versterkte Handhavingsstrategie (VHS)?
Antwoord
De Versterkte Handhavingsstrategie Mest (VHS Mest) heb ik in 2018 opgesteld en aan
u aangeboden (Kamerstuk 33 037, nr. 311). In de VHS mest zijn maatregelen opgenomen die ik neem om fraude met mest tegen
te gaan en de naleving van mestregelgeving te verbeteren. Met het indienen van deze
strategie bij de Europese Commissie heb ik voldaan aan één van de voorwaarden uit
de derogatiebeschikking 2018 -2019. Ik heb uw Kamer in mijn brief (Kamerstuk 33 037, nr. 368) geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van de strategie.
54
Kunt u een uitgebreid overzicht delen van alle activiteiten en projecten van Jong
Leren Eten en de resultaten per project aangeven?
Antwoord
Een uitgebreid overzicht van de activiteiten en projecten van Jong Leren Eten kunt
u vinden in de tussentijdse rapportage die ik in december aan uw Kamer heb gestuurd
(Kamerstuk 31 532, nr. 235).
Verder verwijs ik u naar het antwoord op de vragen 14 en 15 van de Slotwet (Kamerstuk
35 470 XIV, nr. 6).
55
Welke voorbereidingsactiviteiten op de implementatie Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
2021–2027 zijn door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) gedaan (graag
een uitputtend overzicht)?
Antwoord
De volgende voorbereidingsactiviteiten op de implementatie GLB 2021–2027 zijn door
RVO uitgevoerd in 2019:
– Ondersteuning in de beleidsontwikkeling.
– Advisering en toetsing van wetgevende voorstellen.
– Gegevensanalyse met als doel om inzicht te krijgen in de vereiste data om in het GLB
2021–2027 verantwoording af te kunnen leggen over de in het Nationaal Strategisch
Plan opgenomen doelstellingen met bijbehorende indicatoren.
– Kaders en regels om uitvoering aan te passen in de overgangsperiode 2021 en 2022.
– Voorbereiding en ontwikkeling van de uitvoering van nieuwe wetgeving op gemoderniseerde
wijze voor grondgebonden subsidies, marktordening en plattelandsontwikkeling.
– Eerste check bij 1000 bedrijven die ingevoerd worden in de Basisregistratie Geografische
Topografie.
56
Hoeveel procent van het onderzoek van Wageningen Research werd in 2019 gedaan naar
biologische landbouw en kunt u dit uitsplitsen naar veehouderij, akkerbouw en andere
sectoren?
Antwoord
Binnen de LNV-subsidie doet WR vooral onderzoek, gericht op de realisatie van missies
uit het innovatiethema Landbouw, Water en Voedsel. Resultaten van dit onderzoek zijn
ook relevant voor de biologische landbouw, daarbij wordt weinig onderzoek specifiek
naar biologische landbouw gedaan waardoor dit niet in een percentage uit te drukken
is.
57
Waarom is het niet-bestede deel van de nationale cofinanciering voor de regelingen
van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) 2014–2020 niet uitgegeven
en waar zou het aan besteed moeten zijn?
Antwoord
Aan het eind van een jaar wordt de niet uitgegeven nationale cofinanciering overgeboekt
naar de begrotingsreserve visserij zodat deze beschikbaar blijft voor het Europees
Fonds Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). Het fonds kende een langzame start, maar
is inmiddels vrijwel geheel gecommitteerd. De inschatting is dat het gehele bedrag
aan cofinanciering benut zal worden. De programmaperiode van het EFMZV loopt tot en
met 2020 en de uitfinanciering loopt door tot en met 2023. In deze periode worden
betalingen in het kader van lopende projecten verricht en kunnen nieuwe verplichtingen
worden aangegaan. De cofinanciering wordt besteed aan de maatregelen zoals opgenomen
in het Nederlandse Operationele Programma van het EFMZV.
58
Hoeveel hectare habitatverlies was er in 2019 en kunt u dit uitsplitsen naar oorzaken
als energietransitie, bevolkingsgroei en andere oorzaken?
Antwoord
Habitatverlies wordt niet landelijk bijgehouden in hectares per jaar. We kunnen dus
ook geen uitsplitsing geven naar oorzaken. Er zijn wel andere indicatoren beschikbaar
die een goed beeld geven van de stand van de natuur. Denk bijvoorbeeld aan het Compendium
voor de Leefomgeving (www.clo.nl). Iedere twee jaar stelt het Planbureau voor de Leefomgeving de Balans voor de Leefomgeving
op. Ook worden rode lijsten bijgehouden van bedreigde soorten. Uw Kamer ontvangt jaarlijks
de Voortgangsrapportage Natuur (van Rijk en provincies), met feitelijke voortgangsinformatie
over bijvoorbeeld het Natuurnetwerk Nederland. En Nederland rapporteert iedere zes
jaar aan de Europese Commissie (over de staat van instandhouding van soorten en habitattypen
van de Habitatrichtlijn en de status en trends van alle inheemse vogels voor de Vogelrichtlijn)
en iedere vier jaar aan de VN (Biodiversiteitsverdrag) over de situatie in de Nederlandse
natuur, conform onze internationale verplichtingen.
59
Kunt u uitleggen waarom het percentage niet-bedreigde soorten nog niet bekend is voor
2019 en hoe kan dit percentage als kengetal gebruikt worden om aan te geven of de
beleidsdoelen voor 2020 zijn behaald?
Antwoord
De indicator is 1 mei jl. door het CBS gepubliceerd (www.clo.nl/nl1521). Hierdoor kon deze niet meer worden opgenomen worden in het jaarverslag aangezien
deze in maart zijn aangeboden aan de Algemene Rekenkamer.
In 2019 is het percentage niet-bedreigde soorten 60,9%. In 2018 was dat 60,8%.
De verschillen van de indicatorwaarde tussen de jaren zijn klein, waardoor de indicator
onvoldoende beeld geeft van het behalen van de beleidsdoelen. Er is voor gekozen om
deze indicator in de begroting 2021 te vervangen door een andere indicator die de
beleidseffecten van maatregelen op de condities voor een gunstige staat van instandhouding
van soorten van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR) in beeld brengt, het
zogenaamde VHR-doelbereik. Uw Kamer is hierover op 25 mei jl. geïnformeerd (Kamerstuk
35 300 XIV, nr. 74).
60
Kunt u ingaan op het bedrag van 6 miljoen euro die naar het Provinciefonds is gegaan
ten behoeve van pilots voor klimaatslimme landbouw in veenweidegebieden? In hoeverre
zijn deze pilots gerealiseerd?
Antwoord
Van de € 6 mln. uit de klimaatenveloppe 2019 voor veenweiden is:
• € 3,2 mln. besteed aan een pilot voor de inzet van het grondinstrument door de provincie
Fryslân.
• € 2,3 mln. besteed aan onderzoek om inzicht te krijgen op de emissies uit het veenweidegebied,
het kwantificeren van het effect van emissie-reducerende maatregelen waaronder natte
teelten en onderwaterdrainage, het bepalen van een goede, kosteneffectieve meetmethode
om deze emissie te meten en tot slot het kunnen voorspellen van emissies door het
verbeteren van de bestaande broeikas- en bodemdalingsmodellen.
• € 0,5 mln is besteed aan een pilot met veenmosaangroei in het Ilperveld en een pilot
voor het opzetten van een koolstofwaarderingssysteem in de veenweiden «Valuta voor
Veen».
Al deze pilots en het onderzoek zijn in uitvoering gebracht.
61
Hoeveel geld is er in 2019 uitgegeven aan veenweideproblematiek op nationaal niveau?
Antwoord
Door het Ministerie van LNV is in 2019, € 6 mln uit de klimaatenveloppe besteed aan
pilots en onderzoek (zie voor specificatie het antwoord bij vraag 60) en € 5 mln voor
de regiodeal bodemdaling Groene Hart.
Door het Ministerie van I en W is in 2019 in totaal ca. 3 ton besteed aan een tiental
activiteiten op het gebied van kennis en onderzoek dat te relateren is aan veenbodemdaling
voor zowel landelijk als stedelijk gebied. Ruwweg 2 ton daarvan is te relateren aan
bodemdaling in het landelijke veenweidegebied.
62
Is er in 2019 met deze gelden ook een rijksbreed plan voor veenweiden gerealiseerd,
als een groot gedeelte van dit bedrag naar de provincies is overgeheveld?
Antwoord
Los van de inzet van € 6 mln klimaatgeld, wordt een veenplan opgesteld door de betrokken
overheden. Dit naar aanleiding van de aangenomen motie van de leden Kröger en Schonis
over de initiatiefnota «Veen red je niet alleen» (Kamerstuk 35 140, nr. 15). In dit Veenplan 1e fase geef ik de inzet en maatregelen van de gezamenlijke partijen
weer voor de komende 2 jaar (opbouwfase) richting de afspraken tot 2030 en schets
ik een perspectief voor 2050.
63
Kunt u verhelderen waardoor de voorziene onderuitputting op de Rijksbegroting is veroorzaakt
en is deze voorziene onderuitputting structureel en hoe is deze voorzien?
Antwoord
De begrotingsreserve Stikstof is in het najaar van 2019 ingesteld en gevuld met € 500 miljoen
die kon worden vrijgemaakt uit op dat moment bekende en verwachte onderuitputting.
Zoals aangegeven in antwoord op schriftelijke vragen bij de Najaarsnota 2019 (Kamerstuk
35 350, nr. 2) deed de gemelde onderuitputting bij Najaarsnota van € 238,2 miljoen euro op het
deelplafond rijksbegroting zich grotendeels voor bij de departementen VWS en Financiën.
De plafondtoets Rijksbegroting in de Najaarsnota en de tweede suppletoire begrotingen
geven inzicht in de verdeling hiervan over de verschillende departementale begrotingen.
Bij de voorbereidingen voor de begrotingen van volgend jaar en de bijstelling van
de begrotingen voor het lopende jaar onderzoekt het kabinet in welke mate de onderuitputting
die zich het jaar ervoor heeft voorgedaan een structureel karakter heeft. De uitkomst
hiervan vindt zijn weerslag in de Voorjaarsnota en de Miljoenennota. In de Kamerbrief
van 25 september 2019 (Kamerstuk 35 200, nr. 33)naar aanleiding van de motie van het lid Nijboer (Kamerstuk 35 200, nr. 19) wordt beschreven hoe het kabinet binnen de begrotingssystematiek omgaat met structurele
onderuitputting.
64
Welke programma’s of andere uitgaven met betrekking tot natuur, biodiversiteit en
gebiedsgericht werken voor 2019 konden geen doorgang vinden vanwege de onderuitputting
en waarom niet?
Antwoord
Er zijn geen programma’s of andere uitgaven voor natuur, biodiversiteit en gebiedsgericht
werken die in 2019 geen doorgang konden vinden vanwege onderuitputting.
65
Kunt u een inzichtelijk overzicht (in plaats van een verwijzing naar) geven van de
totale kosten van het lab Voeder en Voedselveiligheid en het lab RIKILT (over 2017
en 2018 en 2019) en de situatie na fusie met en zonder aftrek incidentele kosten en
de te verwachte structurele kosten?
Antwoord
In onderstaande tabel vindt u een overzicht van de kosten van het lab Voeder- en Voedselveiligheid.
Het jaar 2018 is voor de fusie; in 2019 vond per 1 juni de fusie plaats. In 2020 worden
alle activiteiten uitgevoerd onder de vlag van Wageningen Food Safety Research.
Kosten LabVV (€ mln)
2017
2018
2019
2020 (raming)
Totale kosten lab VV
16,5
16,1
15,4
14,4
Eenmalige transitiekosten
2,9
Structurele overgangskosten (voor de komende jaren)
0,5
Totaal
16,5
16,1
18,3
14,9
66
Kunt u verhelderen waaraan de schuld buiten begrotingsverband aan het EFMZV is besteed?
Antwoord
De schuld buiten begrotingsverband Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij
(EFMZV) van € 550.000 bestaat uit het saldo van de door RVO.nl uit Brussel ontvangen
bedragen en de door RVO.nl reeds bestede middelen t.b.v. de uitvoering van projecten
en regelingen van het EFMZV. Dit zijn met name de regelingen Innovatie Aquacultuur,
Innovatie Aanlandplicht en Samenwerkingsprojecten Wetenschap en Visserij. Het saldo
van € 550.000 heeft RVO.nl nog niet uitgekeerd aan begunstigden.
67
Wat is de reden voor het geringe animo voor innovatieprojecten als onderdeel van het
operationeel programma van het EFMZV?
Antwoord
In 2019 is een midterm evaluatie van het EFMZV gehouden waarin een aantal oorzaken
zijn benoemd. Zo komt naar voren dat door de economische ontwikkelingen tot en met
2018 er weinig noodzaak en behoefte was vanuit de sector om te innoveren. Meer recent
zijn ontwikkelingen op het gebied van ruimtelijke ordening en regelgeving hierop van
invloed. De deelname aan innovatieprojecten wordt daarnaast ook beïnvloed door een
mogelijke inkomstenderving bij het testen van een innovatie aan boord en de verantwoordingslasten
horende bij een Europese subsidie. Wel is ondanks de langzame start inmiddels vrijwel
het gehele fonds gecommitteerd.
68
Kunt u aangeven wat de aanpassingen zijn voor het operationeel programma van het EFMZV?
Antwoord
In lijn met de uitkomsten van de midterm evaluatie en de regels van het EFMZV heeft
er een budgetoverheveling plaatsgevonden. Zo is er budget verschoven van de unieprioriteit
visserij naar controle & handhaving als onderdeel van de unieprioriteit gericht op
de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Ook is er budget van de unieprioriteit
visserij verschoven naar de unieprioriteiten aquacultuur en afzet en verwerking.
69
Kunt u verhelderen wat er is afgesproken ter bevordering van de stabiliteit van de
vismarkt?
Antwoord
De betreffende passage in het Jaarverslag maakt deel uit van een algemene beschrijving
van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Onder het GVB valt de Gemeenschappelijke
Marktordening van Visserij- en Aquacultuurproducten. Deze is vastgelegd in Verordening
1379/2013 van 11 december 2013 van het EP en de Raad, en bevat onder meer bepalingen
ten aanzien van gemeenschappelijke handelsnormen, en de rol en bevoegdheden van Producenten-,
en Branche-organisaties om extreme fluctuaties in aanvoer te vermijden.
De Nederlandse Producentenorganisaties (PO’s) beschrijven hiertoe onder meer in hun
Productie- en Afzetprogramma’s hoe zij visserijproducten kunnen opkopen en kunnen
opslaan wanneer de marktprijs onder een vastgestelde drempel-prijs komt. Deze drempelprijzen
zijn in Nederland voor garnalen en voor schol ingesteld. Eventueel overaanbod van
deze soorten wordt op deze wijze voor bepaalde termijn uit de markt genomen om op
later moment weer afgezet te worden. Met deze opkoop zijn geen publieke middelen gemoeid;
het wordt bekostigd door een heffing onder de vissers die lid zijn van de PO’s.
70
Welke duurzame maatregelen en verbeteringen in rendement zijn behaald in de visserij-
en aquacultuur?
Antwoord
Binnen deze twee thema’s van het Operationeel Programma EFMZV vallen een aantal maatregelen.
Zo wordt er vanuit de maatregel samenwerkingsprojecten wetenschap en visserij steun
verleend aan projecten en kenniskringen, welke gericht zijn op kennisontwikkeling
en -verspreiding op het gebied van verduurzaming. Het betref nog lopende innovaties
op het gebied van duurzaamheid of onderzoek naar alternatieven voor de boomkorvisserij.
Vanuit de maatregel toegevoegde waarde visserijproducten wordt steun verleend aan
investeringen die leiden tot een verhoogd rendement, maar die in geen geval een uitbreiding
van de capaciteit tot gevolg hebben. De maatregel aquacultuurinnovatie steunt projecten
gericht op het verbeteren van duurzaamheid en het rendement van de aquacultuursector.
71
Hoe wordt de toegevoegde waarde of de kwaliteit van de gevangen vis verbeterd?
Antwoord
Vanuit de maatregel toegevoegde waarde worden een aantal investeringen gesteund. Het
gaat om investeringen die visbederf tegengaan en daarmee een langer kwaliteitsbehoud
waarborgen, of investeringen die leiden tot een verhoogd rendement door minder verlies
van marktwaardige vis. Daarnaast is het mogelijk investeringen te steunen gericht
op het vereenvoudigen van het verwerkingsproces of het verlagen van de productiekosten.
72
Kunt u verhelderen aan welke nieuwe visserij- en aquacultuurafzetmarkten u refereert?
Antwoord
De nieuwe afzetmarkten betreffen bijvoorbeeld nieuwe groepen consumenten voor bepaalde
visserijproducten, nieuwe afzetmarkten in het buitenland of afzetmarkten buiten de
humane voedingsketen gericht op verwerking van restproducten.
73
Hoeveel van de ruim 12 miljoen euro is uitgegeven aan de uitzet van glas- en pootaal,
hoeveel glas- en pootalen zijn uitgezet en waar kwamen deze vandaan?
Antwoord
Van de ruim € 12 miljoen voor nieuwe overheidsopdrachten vastgelegd vanuit het EFMZV
in 2019, is maximaal € 1,5 miljoen beschikbaar gesteld voor de uitzet van glas en
pootaal in de periode 2017–2020. In deze periode zijn in totaal ruim 13,9 miljoen
glasaaltjes en ruim 2,5 miljoen pootalen uitgezet. De glasaal die in deze periode
is uitgezet, is afkomstig van riviermondingen in Frankrijk en de pootaal is afkomstig
uit Nederlandse kwekerijen.
74
Wat is de effectiviteit van het programma voor glas- en pootalen en hoeveel glas-
en pootaal groeien op tot volwassen alen?
Antwoord
Ik heb u eerder geïnformeerd over de effectiviteit van de uitzet van glas- en pootalen
in mijn beantwoording op vragen van het lid Van Kooten-Arissen (PvdD) (Aanhangsel
Handelingen II 2018/19, nr. 2356). Hierin heb ik aangegeven dat uitzet van glas- en pootaal bijdraagt aan de aalstand
in de Nederlandse binnenwateren, waar deze wateren als gevolg van belemmeringen in
de intrekmogelijkheden vaak niet goed bereikbaar zijn voor intrekkende jonge aal.
Onzeker is wat uiteindelijk precies de bijdrage hiervan aan de totale uittrek van
schieraal naar zee is. Deze bestaat immers uit aal afkomstig van uitzet en van aal
afkomstig uit natuurlijke intrek. Volgens ICES zijn er echter voldoende aanwijzingen
dat uitzet van jonge aal bijdraagt aan het aalbestand en aan de uittrek van schieraal2. Van de overlevingspercentages van uitgezette glas- en pootaal en de mate waarin
deze uiteindelijk opgroeien tot volwassen alen zijn geen wetenschappelijk overlevingspercentages
bekend. Eerder onderzoek van de Stichting Duurzame Palingsector Nederland op proefvijvers
in Valkenswaard liet echter zien dat na 1 seizoen 90% van alle uitgezette glasaal
onder natuurlijke omstandigheden, zonder predatie nog in leven is3. Voor pootaal was dit meer dan 90%.
75
Kunt u een toelichting geven op de percentages afgehandelde burgerbrieven onder «bezwaarschriften»,
«klaagschriften», «overige brieven en e-mails» en «WOB-verzoeken»?
Antwoord
Het percentage afgehandelde vragen binnen de categorie «overige brieven en e-mails»
binnen de gestelde wettelijke termijn is gegroeid van 77% naar 80%. Op dit punt slaagt
LNV er steeds beter in burgerbrieven binnen de gestelde termijnen van een antwoord
te voorzien. Ook op het onderdeel bezwaarschriften wordt over het algemeen beter gescoord.
Bij klaagschriften is het percentage verbeterd of redelijk stabiel voor kerndepartement
en RVO, ondanks een grote toename in het aantal af te handelen klaagschriften. De
eerder aangeleverde cijfers bleken op dit punt voor de NVWA niet correct. De NVWA
heeft in 2019 68% van de klaagschriften binnen de termijn is beantwoord. Een verbetering
ten opzichte van 2018, toen 53% tijdig werd beantwoord. Om de tijdigheid verder te
verbeteren wordt hier extra inzet op gepleegd.
Dit lukt helaas niet op alle vlakken. Wob-verzoeken zijn over de hele linie minder
tijdig beantwoord. Het aantal, de omvang en de complexiteit van Wob-verzoeken neemt
nog steeds toe. Om de tijdigheid en kwaliteit van de beantwoording te borgen is bijvoorbeeld
bij het Kerndepartement een centrale Wob-ondersteuningsunit opgericht met extra capaciteit,
werkt RVO doorlopend aan versterken van expertise en optimaliseren van de beantwoording
en is ook bij de NVWA de capaciteit uitgebreid.
76
Waarom worden bij de RVO en de NVWA overige brieven en e-mails niet geregistreerd?
Antwoord
RVO en NVWA ontvangen als uitvoerende en handhavende dienst elke dag vele berichten,
zowel schriftelijk als telefonisch. Van al deze binnengekomen berichten worden de
eerstelijns zaken, dit zijn mails en brieven die via de klantcontactcentra binnenkomen,
geregistreerd. RVO ontving in 2019 ruim 16.000 mails en brieven. De NVWA rapporteert
over de door het klantcontactcentrum geregistreerde berichten in haar jaarverslag
dat binnenkort wordt gepubliceerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
M. Verhoev, adjunct-griffier