Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda Energieraad (videoconferentie) van 15 juni 2020
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 818 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 juni 2020
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 2 juni
2020 over de geannoteerde agenda van de Energieraad (videoconferentie) van 15 juni
2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 813), over de brief van 12 mei 2020 over het verslag van de informele Energieraad (videoconference)
van 28 april 2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 808) en over de brief van 22 april 2020 over de antwoorden op vragen commissie over onder
andere de geannoteerde agenda informele Energieraad (videoconference) op 28 april
2020 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 803).
De vragen en opmerkingen zijn op juni 2020 aan de Minister van Economische Zaken en
Klimaat voorgelegd. Bij brief van 11 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister
6
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda Energieraad
(videoconferentie) van 15 juni 2020 en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het voorzitterschap voornemens is om Raadsconclusies
voor herstelmaatregelen in de energiesector na de COVID-19-crisis aan te nemen via
een schriftelijke procedure voorafgaand aan de Energieraad. Deze leden horen graag
van de Minister wat zijn appreciatie is van de gepresenteerde herstelmaatregelen voor
de energiesector. Zij vragen de Minister tevens om een toelichting te geven op de
huidige stand van zaken van de onderhandelingen over deze Raadsconclusies en wat de
inhoud hiervan zal zijn. Kan de Minister aangeven wanneer de Raadsconclusies zullen
worden aangenomen? Ook vragen deze leden welke ruimte er nog is voor de nationale
parlementen om de Raadsconclusies te bespreken.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister voornemens is om de rol te benoemen
die schone waterstof, wind op zee en carbon capture and storage (CCS) kunnen spelen
in herstelmaatregelen en dat de Minister de Europese Commissie wil oproepen om een
actieplan en roadmap voor waterstof te presenteren. Deze leden zijn van mening dat
Europese samenwerking op het gebied van waterstof van groot belang is, mede met het
oog op de potentiele rol van Nederland als «hydrogen gateway». Zij vragen daarom om
verder te verduidelijken hoe de Minister de rol van waterstof ziet als oplossingsrichting
voor herstelmaatregelen en welke rol Nederland daarin zou moeten spelen. Ook vragen
deze leden hoe de Minister zich ervoor zal inzetten om een Europees actieplan en roadmap
voor waterstof te verwezenlijken. Welke verwachtingen heeft de Minister bij het actieplan
en de roadmap, bijvoorbeeld met betrekking tot de rol die Nederland kan spelen in
een Europese waterstofeconomie?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Energieraad (videoconferentie) op 15 juni 2020.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over toewijding die de Minister in
het vorige schriftelijk overleg heeft geuit ten aanzien van de verduurzaming van de
economie door te pleiten voor een koppeling van duurzaamheidsdoelstellingen en herstelmaatregelen.
Deze leden hopen echter dat deze ambitie – en het stellen van duurzaamheidsvoorwaarden
bij het verlenen van staatssteun aan specifieke bedrijven – in de praktijk ook gerealiseerd
wordt op alle niveaus.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevens positief over debrief van de Minister
met betrekking tot de visie voor verduurzaming van de basisindustrie van 15 mei 2020
(Kamerstuk 29 696, nr. 15). De Minister pleit ervoor dat Nederland dé vestigingsplaats voor de duurzame basisindustrie
moet worden, en stelt dat Nederland alles in huis heeft om deze rol aan te nemen.
Deze leden zijn gezien de ambitie van de Minister dan ook erg verbaasd over de rol
die Nederland aanneemt ten aanzien van het Europese herstelfonds. Door te pleiten
voor een herstelfonds dat is gebaseerd op leningen in plaats van subsidies verhindert
Nederland de mogelijkheid van andere lidstaten om zich op eenzelfde wijze te committeren
aan duurzaamheidsdoelstellingen als de Minister doet in de brief van 15 mei 2020.
Dit is nadelig voor de energietransitie in zijn geheel en staat daarmee in schril
contrast met de visie waar de Minister op nationaal niveau voor pleit. Deze leden
vinden het onbegrijpelijk dat Nederland miljardensteun aan KLM verleend zonder hier
op voorhand duidelijke duurzaamheidsvoorwaarden aan te binden, terwijl Nederland zich
zo star opstelt ten aanzien van financiële steun aan andere lidstaten, terwijl dit
de groene energietransitie juist bevordert. Is de Minister het eens dat een dergelijke
houding de mogelijkheid tot «duurzaam herstel» voor lidstaten met een minder gunstige
positie in de weg zit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de Minister bereid om in te
stemmen met een Europees herstelfonds dat is gebaseerd op subsidies om de energietransitie
op Europees niveau te bevorderen?
Daarnaast constateren de leden van de GroenLinks-fractie dat verscheidene lidstaten
nog geen steun verlenen om de reductiedoelstelling voor 2030 te verhogen naar 55%.
Deze leden zien daarom een kans om steun voor een Europees herstelfonds dat is gebaseerd
op subsidies als middel te gebruiken om steun voor deze verhoogde reductiedoelstelling
van lidstaten te verkrijgen. Is de Minister het met deze leden eens dat deze aanpak
kansen biedt om de verhoogde reductiedoelstelling te realiseren? Is de Minister bereid
met het op subsidie gebaseerde herstelfonds in te stemmen om steun voor deze verhoogde
reductiedoelstelling van deze lidstaten te verkrijgen? Is bekend welke maatregelen
deze lidstaten moeten nemen om in voldoende mate bij te dragen aan het 55%-doel, hoe
doelmatig dit is, welke investeringen hiervoor nodig zijn en wat de werkgelegenheidseffecten
zijn?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat Nederland zich vooral bezighoudt
met de kosten van het herstelfonds en de voorwaarde dat lidstaten bezuinigingen doorvoeren
in ruil voor steun. Deze leden constateren echter ook dat de Europese Commissie het
herstelplan richting duurzaamheid wil duwen, maar dat de exacte voorwaarden hier nog
voor moeten worden uitgewerkt. Deze leden vragen de Minister daarom om de aandacht
minder op de voorwaarden voor financiële steun voor lidstaten te focussen, maar deze
aandacht juist te gebruiken om goede eisen voor vergroening op te stellen om zo de
benodigde hervorming in Brussel te realiseren. Is de Minister bereid de focus te verleggen
naar het opstellen van goede verduurzamingseisen op Europees niveau? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, wat voor eisen heeft de Minister in gedachten om de energietransitie
te stimuleren?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met verbazing vernomen dat Duitsland, Ierland
en Luxemburg hun definitieve Integrale Nationale Energie- en Klimaatplannen (INEK’s)
nog niet hebben ingediend. Daarnaast betreuren deze leden dat de beoordeling van de
INEK’s is uitgesteld omdat deze betrokken zouden worden bij de uitwerking voor de
voorstellen voor de verhoging van de EU-brede klimaatdoelstelling voor 2030 naar 50%
of 55%. Wat is de reden van Duitsland, Ierland en Luxemburg dat zij hun definitieve
INEK’s nog niet hebben ingediend? Op welke manier wordt er druk uitgeoefend in de
Raad op de drie genoemde lidstaten om hun INEK’s alsnog zo snel mogelijk in te dienen?
Kan de Minister nader toelichten hoe hij van plan is dergelijke druk op deze lidstaten
uit te oefenen? Kan de Minister toelichten of het uitstel van de beoordeling van de
INEK’s in verband staat met het feit dat niet iedere lidstaat zijn INEK heeft aangeleverd?
Zo nee, wat is dan de reden voor het uitstel van de beoordeling van de INEK’s?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben daarnaast ook vernomen dat het voorzitterschap
voornemens is om Raadsconclusies voor herstelmaatregelen in de energiesector na de
COVID-19-crisis aan te nemen via een schriftelijke procedure voorafgaand aan de Energieraad.
Deze leden constateren echter dat er nog weinig over de inhoud van deze Raadsconclusies
bekend is. Kan de Minister daarom een toelichting geven over de huidige stand van
zaken van de onderhandelingen over de Raadconclusies? Zou de Minister een appreciatie
van de door de Europese Commissie gepresenteerde herstelmaatregelen voor de energiesector
kunnen geven?
Deze leden hebben met teleurstelling vernomen dat uit het onderzoek van CAN Europe
blijkt dat de Europese klimaatambitie niet overeenkomt met de doelstellingen van Parijs
om de opwarming van de aarde tot 1,5°C te beperken, en dat de reductiedoelstelling
voor 2030 tenminste verhoogd zal moeten worden naar 65% om de doelstellingen van Parijs
te behalen1. Deze leden vragen zich daarom af hoe de Minister de conclusies uit dit onderzoeksrapport
mee laat wegen in zijn ambities en doelstellingen op Europees niveau. Is de Minister
in het kader van dit rapport bereid om de eis voor een herstelfonds op basis van leningen
los te laten? En wat voor aanvullende maatregelen heeft de Minister nog meer in gedachte
om de doelstellingen van Parijs toch te behalen?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het verstandig dat de Duitse Bundesnetzagentur
geen ontheffing voor de pijpleiding Nord Stream 2 heeft toegekend. Het kabinet heeft
hierbij aangegeven geen input te hebben geleverd omdat «het niet aan Nederland is
om te beoordelen of de EU-regelgeving voldoende basis biedt voor het verlenen van
de door Nord Stream 2 gevraagde afwijking».2 Kan de Minister nader toelichten waarom hij deze mening is toegedaan, zo vragen deze
leden. Kan de Minister in ieder geval in overeenstemming met de hernieuwde EU-Gasrichtlijn
hierover een appreciatie toekennen en een positie innemen? Hebben andere landen die
zijn benaderd voor input hierover deze wel geleverd? Wat is de verwachting ten aanzien
van het instellen van meer sancties vanuit de Verenigde Staten jegens Nord Stream
2, en wat is de positie van de Minister hierbij?3
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd te lezen dat het kabinet energieveiligheid
en vermindering van energieafhankelijkheid ook van belang acht. Deze leden vragen
of de Minister bereid is de door de NAVO-Ministers van Buitenlandse Zaken goedgekeurde
aanbevelingen over energieveiligheid naar de Kamer te sturen. Wanneer zal nadere uitwerking
hiervan zijn afgerond4, zo vragen deze leden tenslotte.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende agenda. Deze leden
stellen hierbij de volgende vragen.
De leden van de SP-fractie constateren dat de Raadsconclusies nog bekend zijn. Deze
leden onderschrijven het belang van voldoende ambitie die daar uit moet spreken en
steunen het kabinet in deze lijn. Wel benadrukken zij dat inwoners van Nederland mee
dienen te profiteren van de energietransitie die leidt tot klimaatneutraliteit in
2050. Dit is noodzakelijk om draagvlak te creëren en/of te behouden. Wind op zee en
het gebruik van groene waterstof dragen volgens deze leden bij aan een duurzamer energiegebruik,
maar zij maken zich zorgen over de publieke kosten en winsten die naar grote bedrijven
zullen gaan. Op die wijze zullen inwoners niet meeprofiteren. Deze leden zouden het
liefst zien dat de energieproductie in handen is van coöperaties en de overheid, waardoor
winsten ook weer ten goede komen van de samenleving.
De leden van de SP-fractie willen graag ook komen tot een duurzaam en eerlijk Europa,
zoals het wordt verwoord. Deze leden kijken uit naar het herstelpakket als reactie
op de COVID-19- pandemie. Zij zijn benieuwd naar het plan van de Europese Commissie.
Maar vooral zijn zij benieuwd naar de daden.
Deze leden vragen de Minister overzichtelijk te maken welke vertragingen deze pandemie
heeft veroorzaakt in Nederland in de energietransitie. Welke herstelmaatregelen uit
het herstelpakket zijn bedoeld voor Nederland? Hoeveel geld is daar voor gereserveerd?
Voor wie is dat geld? Welke fondsen worden er in het leven geroepen? Welke bestaande
fondsen worden gevuld? Welke investeringen en hervormingen zullen in Nederland van
invloed zijn?
Hoe verhoudt het Europese plan zich tot de pakketten steunmaatregelen die Nederland
heeft? Wie ziet er op toe dat het geld goed terecht komt en goed wordt gebruikt? Welke
lessen zijn er uit de crisis te leren? Wat wordt er met die lessen gedaan?
De leden van de SP-fractie vragen hier meer toelichting op en benadrukken dat het
van belang is op groene wijze de economie te herstellen en niet op oude voet door
te gaan met het ondersteunen van fossiele sectoren. Welke garanties zijn er dat daadwerkelijk
«groen» en duurzaam wordt ondersteund en het herstelpakket niet zal leiden tot juist
de ondersteuning van de grote CO2-uitstoters? Met andere woorden, kan worden verduidelijkt op welke wijze gebruik wordt
gemaakt van het feit dat fossiele bedrijven gedwongen zijn een stap terug te doen?
De leden van de SP-fractie vinden de Green Deal vooral een gemiste kans op echte radicale
hervorming van de economie die nodig is. Er wordt vooral voortgeborduurd op het oude
systeem, een systeem dat zeker in deze tijd zijn falen laat zien. Hoe wordt gegarandeerd
dat het de werknemers zijn die worden ondersteund met het geld uit het Just Transition
Fund? Op welke wijze wordt gegarandeerd dat er echt sprake zal zijn van een rechtvaardige
transitie, welke waarborgen zijn daarvoor ingesteld? Aan de hand van welke criteria
worden de vele miljarden euro’s verdeeld? Kan worden aangegeven of deze investeringen
nieuwe banen creëren? Hoeveel banen zouden dat zijn en in welke sectoren worden wat
voor soort banen gecreëerd? Deze leden vragen hoe specifieke aandacht voor de zogenaamde
kwetsbare regio’s wordt vormgegeven. Zij zien dit graag verder geconcretiseerd en
verduidelijkt. Ook vragen zij te verduidelijken op welke wijze democratische waarborgen
hun plek hebben binnen specifiek de verdeling van deze geldstromen en de Green Deal
in het algemeen.
De leden van de SP-fractie lezen dat drie lidstaten hun INEK’s nog niet hebben ingediend.
Deze leden vragen wat de reden daarvan is. Welke gevolgen heeft dit voor de ambities
van Europa en het Akkoord van Parijs? Wanneer verwacht de Minister dat de analyse
van de klimaatplannen van alle lidstaten klaar zal zijn? Deze leden maken zich zorgen
over het feit dat de EU niet op koers ligt om de doelstellingen in 2030 te behalen.
Uit het Rapport Climate Action Network Europe blijkt dat hogere ambities nodig zijn.
Welke stappen gaat de Minister zetten om die hogere ambities te bereiken? Hoe past
het uitstellen van de klimaattop die dit najaar had moeten plaatsvinden hierin? Welke
vertragingen gaat dit opleveren in overeenstemming en vaststelling van de doelen en
de uitwerking daarvan?
Tenslotte lezen de leden van de SP-fractie over de mogelijkheid tot toegang tot vertrouwelijke
vergaderstukken, agenda’s en andere documenten over EU-onderhandelingen. Deze leden
willen benadrukken dat zij dit soort vertrouwelijke informatie openbaar wensen te
ontvangen.
II Antwoord / Reactie van de Minister
Inleiding
Hierbij stuur ik uw Kamer mijn reactie op de vragen naar aanleiding van het Schriftelijk
Overleg over de Energieraad videoconferentie op 15 juni 2020, ingezonden op 5 juni
2020.
In aanvulling op de geannoteerde agenda die d.d. 2 juni 2020 aan uw Kamer is gezonden,
kan ik u melden dat de agenda van de Energieraad is herzien en vastgesteld. Tijdens
de Energieraad is een tafelronde voorzien met de titel «Economic Recovery and the
European Green Deal: transforming the energy system while delivering on growth».
Vervolgens zal de Commissie de Raad informeren over de stand van zaken met de integraal
nationale energie- en klimaatplannen (INEKs) en zal het inkomende Duitse voorzitterschap
haar werkprogramma presenteren.
Tevens kan ik u melden dat op dit moment deelname aan de Energieraad videoconferentie
op 15 juni 2020 is voorzien op ministerieel niveau.
Ten slotte stuur ik u in de bijlage ook de Waterstofverklaring die de lidstaten van
het Pentalateraal energieforum (België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Oostenrijk,
Nederland en Zwitserland) recent hebben ondertekend5. In deze verklaring wordt de Europese Commissie opgeroepen om de noodzakelijke randvoorwaarden
te regelen die op Europees niveau nodig zijn om de versnelde uitrol van waterstof
mogelijk te maken en aan marktpartijen zekerheid te bieden voor hun investeringen
op lange termijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda Energieraad
(videoconferentie) van 15 juni 2020 en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het voorzitterschap voornemens is om Raadsconclusies
voor herstelmaatregelen in de energiesector na de COVID-19-crisis aan te nemen via
een schriftelijke procedure voorafgaand aan de Energieraad. Deze leden horen graag
van de Minister wat zijn appreciatie is van de gepresenteerde herstelmaatregelen voor
de energiesector.
Antwoord
Voor een eerste appreciatie van de herstelmaatregelen van de Europese Commissie verwijs
ik u graag naar de kabinetsappreciatie van het herstelpakket die uw Kamer dinsdag
9 juni jl. is toegezonden. In de komende weken zult u een meer gedetailleerde appreciatie
op deelterreinen ontvangen.
Zij vragen de Minister tevens om een toelichting te geven op de huidige stand van
zaken van de onderhandelingen over deze Raadsconclusies en wat de inhoud hiervan zal
zijn. Kan de Minister aangeven wanneer de Raadsconclusies zullen worden aangenomen?
Antwoord
De Raadsconclusies gaan over de Europese reactie op de COVID-19 pandemie in de Europese
energiesector, genaamd «Road to recovery». Kern van de Nederlandse inzet tijdens de
besprekingen over de Raadsconclusies is om een sterke link ten aanzien van het doel
van klimaatneutraliteit in 2050 op te nemen. Daarnaast wil het Kabinet verwijzingen
naar de geplande Europese strategieën behouden, waaronder de strategie voor energiesysteemintegratie
die is voorzien eind juni en de geplande strategie voor hernieuwbare energie op zee
die is voorzien in oktober. Het kabinet heeft ook gepleit voor het opnemen van een
sterke verwijzing naar waterstof en naar een Europese strategie voor waterstof, die
in juni gepresenteerd zal worden door de Commissie gelijktijdig met de strategie voor
slimme systeemintegratie. Zowel het doel van klimaatneutraliteit in 2050, als ook
verwijzingen naar de strategie voor energiesysteemintegratie, hernieuwbare energie
op zee en het actieplan voor waterstof, zijn opgenomen in de laatste conceptversie
van de Raadsconclusies.
Daarnaast zullen de Raadsconclusies waarschijnlijk verwijzingen bevatten naar het
belang van het prioriteren van energie-efficiëntie (met een nadruk op de renovatie
van gebouwen), energieopslag, elektrificatie, infrastructurele sleutelprojecten die
nodig zijn om de Europese energie- en klimaatdoelen te behalen en het belang van grensoverschrijdende
interconnecties en digitalisering. Tenslotte zullen de Raadsconclusies ook refereren
naar de centrale rol van de Integrale Nationale Energie- en Klimaatplannen (INEKs)
en naar reeds geplande initiatieven in het kader van de Green Deal zoals de Renovation
Wave, de review van Trans-European Networks for Energy (TEN-E) en het Renewable Energy
Financing Mechanism.
De Raadsconclusies dienen op basis van unanimiteit te worden vastgesteld. Het is nog
niet bekend hoe en op welk moment het Kroatische voorzitterschap voornemens is om
deze Raadsconclusies te zullen aannemen. In de geannoteerde agenda stond dat het Kroatische
voorzitterschap voornemens was om de Raadsconclusies voorafgaand aan de videoconferentie
van Ministers van 15 juni a.s. te finaliseren. Echter, inmiddels is de kans groot
dat deze pas na de videoconferentie zullen worden aangenomen.
Ook vragen deze leden welke ruimte er nog is voor de nationale parlementen om de Raadsconclusies
te bespreken.
Antwoord
Via onderhavig schriftelijk overleg is het mogelijk voor de Kamer om inbreng te leveren
voor het Nederlandse standpunt over onderhavige Raadsconclusies.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister voornemens is om de rol te benoemen
die schone waterstof, wind op zee en carbon capture and storage (CCS) kunnen spelen
in herstelmaatregelen en dat de Minister de Europese Commissie wil oproepen om een
actieplan en roadmap voor waterstof te presenteren. Deze leden zijn van mening dat
Europese samenwerking op het gebied van waterstof van groot belang is, mede met het
oog op de potentiele rol van Nederland als «hydrogen gateway». Zij vragen daarom om
verder te verduidelijken hoe de Minister de rol van waterstof ziet als oplossingsrichting
voor herstelmaatregelen en welke rol Nederland daarin zou moeten spelen.
Antwoord
Voor het kabinet is CO2-vrij geproduceerde waterstof een onmisbare schakel in de transitie naar een duurzaam
energiesysteem in Europa. In de herstelplannen van de EC wordt waterstof ook gepositioneerd
als een van de sleutel technologieën en energiedragers voor de realisatie van de energietransitie
in Europa. Binnen dit kader steunt het kabinet de voorstellen van de Europese Commissie
om bestaande financieringsstromen gerichter in te zetten voor de verdere verduurzaming
van energiesysteem en financiële middelen beschikbaar te stellen ter ondersteuning
van productie en gebruik van waterstof. Het kabinet staat ook positief ten aanzien
van het voorstel van maart dit jaar om op EU niveau een nieuwe Clean Hydrogen Alliance
op te richten die belast zal zijn met de sturing en coördinatie van de investeringen
in de snelle opschaling van waterstof in Europa. Eind mei kondigde de EC bovendien
een European Hydrogen Strategy aan. Deze nieuwe plannen geven uiting aan het streven
van de EC om economisch herstel hand in hand met de verdere implementatie van het
klimaatbeleid te laten gaan. Het stimuleren van waterstofprojecten draagt direct bij
aan de verduurzaming van industrie, transport en andere sectoren en zal een positief
effect op de werkgelegenheid hebben. Daarom is het kabinet voornemens om actief te
participeren in de verdere vormgeving en invulling van de aan waterstof gerelateerde
maatregelen voorgesteld in het Europees herstelplan voor de economie.
Ook vragen deze leden hoe de Minister zich ervoor zal inzetten om een Europees actieplan
en roadmap voor waterstof te verwezenlijken. Welke verwachtingen heeft de Minister
bij het actieplan en de roadmap, bijvoorbeeld met betrekking tot de rol die Nederland
kan spelen in een Europese waterstofeconomie?
Antwoord
Samen met de andere Ministers van de Penta-landen heb ik net een politieke verklaring
opgesteld waarin we de EC oproepen om een routekaart voor waterstof uit te werken
met daarin duidelijke doelstellingen voor de introductie van waterstof vóór 2030 en
ook daarna. De EC wordt ook verzocht om een actieplan en een flexibel en doelgericht
reguleringskader uit te werken die de ontwikkeling van een liquide waterstof markt
kunnen bevorderen. Alle elementen genoemd in deze verklaring zijn noodzakelijke randvoorwaarden
om op Europees niveau de versnelde uitrol van waterstof mogelijk te maken en aan marktpartijen
zekerheid te bieden voor hun lange termijn investeringen. Bijgesloten treft u de ondertekende
verklaring. Een Europese routekaart, een ambitieus actieplan en een doelgericht reguleringskader
kunnen een belangrijke impuls geven aan de opschaling en uitrol van duurzame waterstof
in Nederland en andere Europese lidstaten. Als we op deze wijze een geïntegreerde
Europese waterstofmarkt kunnen realiseren, dan kan Nederland daarbinnen zich een belangrijke
positie als Europese waterstofhub verwerven.
In dit verband faciliteert het kabinet Nederlands industriële partijen om mee te doen
aan het proces van Important Projects of Common European Interest. ICPEI is een Europees
instrument voor uitrol van projecten met grote maatschappelijke waarde waarbij overheden
meer steun kunnen geven dan binnen de gebruikelijke kaders. Zoals in de Kabinetsvisie
Waterstof is aangegeven is het proces rond de vormgeving van ICPEI nog in ontwikkeling.
Ik ben van mening dat het IPCEI proces een belangrijk voertuig voor Nederlandse projecten
kan zijn om aan de verdere uitbouw van de een Europese waterstofeconomie te werken.
Daarom is Nederland nauw bij het IPCEI-proces betrokken. In verband hiermee is het
kabinet voornemens om in de tweede helft van 2020 een «open call» te organiseren om
te inventariseren welke Nederlandse projecten (productie en vermarkting van groene
waterstof) substantieel kunnen bijdragen aan een schaalsprong en de «green recovery»
in Europees verband. Belangrijke voorwaarde in dit proces is dat de projecten van
strategisch belang voor de EU samen met andere Europese lidstaten worden opgezet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Energieraad (videoconferentie) op 15 juni 2020.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over toewijding die de Minister in
het vorige schriftelijk overleg heeft geuit ten aanzien van de verduurzaming van de
economie door te pleiten voor een koppeling van duurzaamheidsdoelstellingen en herstelmaatregelen.
Deze leden hopen echter dat deze ambitie – en het stellen van duurzaamheidsvoorwaarden
bij het verlenen van staatssteun aan specifieke bedrijven – in de praktijk ook gerealiseerd
wordt op alle niveaus.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevens positief over debrief van de Minister
met betrekking tot de visie voor verduurzaming van de basisindustrie van 15 mei 2020
(Kamerstuk 29 696, nr. 15). De Minister pleit ervoor dat Nederland dé vestigingsplaats voor de duurzame basisindustrie
moet worden, en stelt dat Nederland alles in huis heeft om deze rol aan te nemen.
Deze leden zijn gezien de ambitie van de Minister dan ook erg verbaasd over de rol
die Nederland aanneemt ten aanzien van het Europese herstelfonds. Door te pleiten
voor een herstelfonds dat is gebaseerd op leningen in plaats van subsidies verhindert
Nederland de mogelijkheid van andere lidstaten om zich op eenzelfde wijze te committeren
aan duurzaamheidsdoelstellingen als de Minister doet in de brief van 15 mei 2020.
Dit is nadelig voor de energietransitie in zijn geheel en staat daarmee in schril
contrast met de visie waar de Minister op nationaal niveau voor pleit. Deze leden
vinden het onbegrijpelijk dat Nederland miljardensteun aan KLM verleend zonder hier
op voorhand duidelijke duurzaamheidsvoorwaarden aan te binden, terwijl Nederland zich
zo star opstelt ten aanzien van financiële steun aan andere lidstaten, terwijl dit
de groene energietransitie juist bevordert.
Is de Minister het eens dat een dergelijke houding de mogelijkheid tot «duurzaam herstel»
voor lidstaten met een minder gunstige positie in de weg zit? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, is de Minister bereid om in te stemmen met een Europees herstelfonds dat is
gebaseerd op subsidies om de energietransitie op Europees niveau te bevorderen?
Antwoord
De kabinetsinzet ten aanzien van het Europees herstelplan is er op gericht om via
Europese samenwerking duurzaam herstel te bespoedigen en economische groei te bevorderen.
Om de economische weerbaarheid van lidstaten structureel te verbeteren, vindt het
kabinet het van belang dat lidstaten structurele hervormingen doorvoeren en dat investeringen
bijdragen aan duurzame versterking van het groeivermogen, onder andere door invulling
te geven aan ambities op het gebied van vergroening en digitalisering. Daarnaast blijft
het kabinet inzetten op een sterke reflectie van klimaat in het volgende Meerjarig
Financieel Kader (MFK) 2021–2027. Dit betekent dat ten minste 25% van de investeringen
onder het volgende MFK ten goede moeten komen aan klimaat en dat het gehele MFK in
lijn moet zijn met het Parijs Akkoord. Voor een verdere appreciatie van de Commissievoorstellen
voor het Europees herstelplan en het volgende MFK, verwijs ik u naar de Kamerbrief
die uw Kamer op 9 juni jl. is toegezonden (Kamerstukken 21 501-20 en 22 112, nr. 1543).
Het is van belang dat geborgd wordt dat de investeringen uit het Next-Gen EU-pakket
voor ten minste 25% ten goede komen aan klimaat en bijdragen aan de doelen van de
GD en de uitvoering van de nationale energie- en klimaatplannen
Daarnaast constateren de leden van de GroenLinks-fractie dat verscheidene lidstaten
nog geen steun verlenen om de reductiedoelstelling voor 2030 te verhogen naar 55%.
Deze leden zien daarom een kans om steun voor een Europees herstelfonds dat is gebaseerd
op subsidies als middel te gebruiken om steun voor deze verhoogde reductiedoelstelling
van lidstaten te verkrijgen. Is de Minister het met deze leden eens dat deze aanpak
kansen biedt om de verhoogde reductiedoelstelling te realiseren?
Antwoord
Voor de kabinetsappreciatie van het Commissievoorstel voor het Europees herstelplan,
zie verwijzing naar de eerder genoemde Kamerbrief.
Daarnaast is, zoals bekend, op 9 april 2020 mede namens Nederland een open brief gepubliceerd
die er voor pleit dat het tegengaan van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies
niet uit het zicht moet raken en dat de Green Deal een centrale rol moet spelen in
het economische herstel. Deze brief wordt inmiddels door 19 EU-lidstaten gesteund,
derhalve kan worden gesteld dat een (ruime) meerderheid van de lidstaten achter groen
herstel staat. In aanvulling daarop werkt Nederland samen met een kopgroep van negen
lidstaten die pleiten voor verhoging van het EU 2030 emissiereductiedoel naar 55%.
De discussie rondom de verhoging van dit doel zal pas gaan spelen na publicatie van
het Impact Assessment van de Europese Commissie, die in september wordt verwacht.
Het Commissievoorstel voor het EU herstelplan staat reeds geagendeerd voor de Europese
Raad van 19 juni a.s. Koppeling tussen het herstelplan en het 2030-doel kunnen alleen
worden gemaakt indien de respectievelijke tijdlijnen het toestaan. Het kabinet blijft
zich inspannen voor een Europees herstelplan in lijn met de EU Green Deal, én verhoging
van het 2030-doel naar 55% in dit jaar.
Is de Minister bereid met het op subsidie gebaseerde herstelfonds in te stemmen om
steun voor deze verhoogde reductiedoelstelling van deze lidstaten te verkrijgen?
Antwoord
Voor de kabinetsappreciatie van het Commissievoorstel voor het Europees herstelplan,
zie verwijzing naar de eerder genoemde Kamerbrief.
Is bekend welke maatregelen deze lidstaten moeten nemen om in voldoende mate bij te
dragen aan het 55%-doel, hoe doelmatig dit is, welke investeringen hiervoor nodig
zijn en wat de werkgelegenheidseffecten zijn?
Antwoord
De Europese Commissie verricht momenteel een Impact Assessment waarin onder andere
wordt onderzocht welke economische, financiële en sociale gevolgen een verhoogd 2030-emissiereductiedoel
van 50 tot 55% heeft. De Commissie heeft aangegeven de 2030-Impact Assessment als
prioriteit te zien en beoogt deze in september te presenteren. Op basis van de Impact
Assessment en een verhoogd 2030-doel zal een duidelijker beeld ontstaan van het doel
per lidstaat om bij te dragen aan het EU 2030-broeikasgasreductiedoel. De Impact Assessment
van de Commissie zal daarbij vermoedelijk met name een globaal beeld schetsen van
de effecten voor de EU als geheel.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat Nederland zich vooral bezighoudt
met de kosten van het herstelfonds en de voorwaarde dat lidstaten bezuinigingen doorvoeren
in ruil voor steun. Deze leden constateren echter ook dat de Europese Commissie het
herstelplan richting duurzaamheid wil duwen, maar dat de exacte voorwaarden hier nog
voor moeten worden uitgewerkt. Deze leden vragen de Minister daarom om de aandacht
minder op de voorwaarden voor financiële steun voor lidstaten te focussen, maar deze
aandacht juist te gebruiken om goede eisen voor vergroening op te stellen om zo de
benodigde hervorming in Brussel te realiseren. Is de Minister bereid de focus te verleggen
naar het opstellen van goede verduurzamingseisen op Europees niveau? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, wat voor eisen heeft de Minister in gedachten om de energietransitie
te stimuleren?
Antwoord
Zoals hierboven vermeld, vindt het kabinet het van belang dat het Europees herstelplan
invulling geeft aan onder andere de ambities ten aanzien van vergroening. Ik verwijs
voor het antwoord op deze vraag verder dan ook naar het antwoord op de eerste vraag
van uw fractie.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met verbazing vernomen dat Duitsland, Ierland
en Luxemburg hun definitieve Integrale Nationale Energie- en Klimaatplannen (INEK’s)
nog niet hebben ingediend. Daarnaast betreuren deze leden dat de beoordeling van de
INEK’s is uitgesteld omdat deze betrokken zouden worden bij de uitwerking voor de
voorstellen voor de verhoging van de EU-brede klimaatdoelstelling voor 2030 naar 50%
of 55%. Wat is de reden van Duitsland, Ierland en Luxemburg dat zij hun definitieve
INEK’s nog niet hebben ingediend? Op welke manier wordt er druk uitgeoefend in de
Raad op de drie genoemde lidstaten om hun INEK’s alsnog zo snel mogelijk in te dienen?
Antwoord
Inmiddels kan ik u mededelen dat Luxemburg ook zijn INEK heeft ingediend. In de raad
heeft de Commissie meerdere keren opgeroepen de INEK’s op tijd in te dienen. Lidstaten
die dat niet doen, zijn in strijd met de Governance Verordening. Ook heb ik in de
afgelopen raden het belang van tijdig indienen van de INEK’s naar voren gebracht en
zal dat in de komende raad ook doen. Ook ik betreur het dat door de vertraagde indiening
de eerste analyse van de INEK’s niet op tijd kan worden afgerond. Zoals u zelf ook
aangeeft is dit van belang voor het Impact Assessment die in september uit zal komen
over de ophoging van het 2030-doel. Het is aan de Commissie om actie te ondernemen
jegens lidstaten als zij in overtreding zijn.
Kan de Minister nader toelichten hoe hij van plan is dergelijke druk op deze lidstaten
uit te oefenen? Kan de Minister toelichten of het uitstel van de beoordeling van de
INEK’s in verband staat met het feit dat niet iedere lidstaat zijn INEK heeft aangeleverd?
Zo nee, wat is dan de reden voor het uitstel van de beoordeling van de INEK’s?
Antwoord
Uitstel van de beoordeling van de INEK’s staat inderdaad in verband met het feit dat
twee lidstaten hun INEK nog niet hebben ingediend en een aantal lidstaten te laat.
Tijdens de raad zal de Commissie de huidige stand van zaken verder toelichten.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben daarnaast ook vernomen dat het voorzitterschap
voornemens is om Raadsconclusies voor herstelmaatregelen in de energiesector na de
COVID-19-crisis aan te nemen via een schriftelijke procedure voorafgaand aan de Energieraad.
Deze leden constateren echter dat er nog weinig over de inhoud van deze Raadsconclusies
bekend is. Kan de Minister daarom een toelichting geven over de huidige stand van
zaken van de onderhandelingen over de Raadconclusies?
Antwoord
De Raadsconclusies gaan over de Europese reactie op de COVID-19-pandemie in de Europese
energiesector, genaamd «Road to recovery». Kern van de Nederlandse inzet tijdens de
besprekingen over de Raadsconclusies is om een sterke link ten aanzien van het doel
van klimaatneutraliteit in 2050 op te nemen. Daarnaast wil het Kabinet verwijzingen
naar de geplande Europese strategieën behouden, waaronder de strategie voor energiesysteemintegratie
eind juni en de geplande strategie voor hernieuwbare energie op zee in oktober. Het
kabinet heeft ook gepleit voor het opnemen van een sterke verwijzing naar waterstof
en naar een Europese strategie voor waterstof, die in juni gepresenteerd zal worden
door de Commissie gelijktijdig met de strategie voor slimme systeemintegratie. Zowel
het doel van klimaatneutraliteit in 2050, als ook verwijzingen naar de strategie voor
energiesysteemintegratie, hernieuwbare energie op zee en het actieplan voor waterstof,
zijn opgenomen in de laatste versie van de Raadsconclusies.
Daarnaast zullen de Raadsconclusies waarschijnlijk verwijzingen bevatten naar het
belang van het prioriteren van energie-efficiëntie (met een nadruk op de renovatie
van gebouwen), energieopslag, elektrificatie, infrastructurele sleutelprojecten die
nodig zijn om de Europese energie- en klimaatdoelen te behalen en het belang van grensoverschrijdende
interconnecties en digitalisering. Tenslotte zullen de Raadsconclusies ook refereren
naar de centrale rol van de Integrale Nationale Energie- en Klimaatplannen (INEKs)
en naar reeds geplande initiatieven in het kader van de Green Deal zoals de Renovation
Wave, de review van Trans-European Networks for Energy (TEN-E) en het Renewable Energy
Financing Mechanism.
De Raadsconclusies dienen op basis van unanimiteit te worden vastgesteld. Het is nog
niet bekend hoe en op welk moment het Kroatische voorzitterschap voornemens is om
deze Raadsconclusies te zullen aannemen. In de geannoteerde agenda stond dat het Kroatisch
voorzitterschap voornemens was om de Raadsconclusies voorafgaand aan de videoconferentie
van Ministers van 15 juni a.s. te finaliseren. Echter, inmiddels is de kans groot
dat deze pas na de videoconferentie zullen worden aangenomen.
Zou de Minister een appreciatie van de door de Europese Commissie gepresenteerde herstelmaatregelen
voor de energiesector kunnen geven?
Antwoord
Voor een eerste appreciatie van de herstelmaatregelen van de Europese Commissie verwijs
ik u graag naar de kabinetsappreciatie van het herstelpakket die uw Kamer op dinsdag
9 juni jl. is toegezonden. In de komende weken zult u een meer gedetailleerde appreciatie
op deelterreinen ontvangen.
Deze leden hebben met teleurstelling vernomen dat uit het onderzoek van CAN Europe
blijkt dat de Europese klimaatambitie niet overeenkomt met de doelstellingen van Parijs
om de opwarming van de aarde tot 1,5°C te beperken, en dat de reductiedoelstelling
voor 2030 tenminste verhoogd zal moeten worden naar 65% om de doelstellingen van Parijs
te behalen6. Deze leden vragen zich daarom af hoe de Minister de conclusies uit dit onderzoeksrapport
mee laat wegen in zijn ambities en doelstellingen op Europees niveau. Is de Minister
in het kader van dit rapport bereid om de eis voor een herstelfonds op basis van leningen
los te laten? En wat voor aanvullende maatregelen heeft de Minister nog meer in gedachte
om de doelstellingen van Parijs toch te behalen?
Antwoord
Op dit moment zijn de ambities van alle partijen bij het verdrag van Parijs om de
doelen, te weten een maximale wereldwijde temperatuurstijging van ruim onder de 2
graden met het streven naar 1,5 graad te realiseren, onvoldoende. De Europese Unie
heeft eind vorig jaar als eerste continent afgesproken om in 2050 klimaatneutraal
te zijn. Een ambitie die in lijn is met het Parijsakkoord.
Ook is het nodig dat partijen komen met aangescherpte nationaal bepaalde bijdragen
(NDC’s). Dat betekent ook dat het huidige EU-doel van ten minste 40% broeikasgasreductie
ten aanzien van 2030 opgehoogd moet worden. Nederland maakt zich samen met andere
klimaatambitieuze lidstaten in de EU sterkt om het doel voor 2030 op te hogen naar
55%. De Commissie zal hiervoor in september met een impact assessment komen die de
basis vormt om tot een ophoging in 2030 te besluiten. Nederland wil graag dat dit
besluit eind 2020 wordt genomen. Op deze wijze laat de EU haar leiderschap zien, waarbij
ook andere partijen gemotiveerd kunnen worden om hun nationaal bepaalde bijdrage op
te hogen.
Voor wat betreft de Nederlandse positie op de het herstelfonds en het gebruik van
leningen verwijs ik naar de kabinetsbrief op 9 juni jl. aan de kamer is toegezonden.
over het herstelpakket dat de Europese Commissie heeft gepubliceerd. Het standpunt
is dat het niet wenselijk is om lopende uitgaven uit de EU-begroting met leningen
te financieren.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het verstandig dat de Duitse Bundesnetzagentur
geen ontheffing voor de pijpleiding Nord Stream 2 heeft toegekend. Het kabinet heeft
hierbij aangegeven geen input te hebben geleverd omdat «het niet aan Nederland is
om te beoordelen of de EU-regelgeving voldoende basis biedt voor het verlenen van
de door Nord Stream 2 gevraagde afwijking».7 Kan de Minister nader toelichten waarom hij deze mening is toegedaan, zo vragen deze
leden.
Antwoord
Door Nord Stream 2 is gevraagd om een afwijking op grond van artikel 49 bis, eerste
lid van Richtlijn (EU) 2019/692 tot wijziging van Richtlijn 2009/73/EG betreffende
gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas. Dat artikel bepaalt
dat een dergelijk verzoek dient te worden ingediend bij de lidstaat waar zich het
eerste interconnectiepunt met het netwerk van een lidstaat bevindt. Het is ook aan
die lidstaat om daarover een besluit te nemen.
In het geval van Nord Stream 2 bevindt het eerste, en enige, interconnectiepunt met
het netwerk van een lidstaat zich in Duitsland. Dit maakt dat Duitsland bevoegd is
om over de door Nord Stream 2 gevraagde afwijking te beslissen en het is niet aan
Nederland om daar een oordeel over te geven.
Kan de Minister in ieder geval in overeenstemming met de hernieuwde EU-Gasrichtlijn
hierover een appreciatie toekennen en een positie innemen? Hebben andere landen die
zijn benaderd voor input hierover deze wel geleverd?
Antwoord
Ik zie geen aanleiding om alsnog een appreciatie toe te kennen of een positie in te
nemen, anders dan dat ik mij goed kan verenigen met het standpunt dat het Duitse Bundenerzagentur
heeft ingenomen. Het is mij niet bekend of, en zo ja welke inbreng door andere lidstaten
is geleverd. Dit is door Bundesnetzagentur niet openbaar gemaakt.
Wat is de verwachting ten aanzien van het instellen van meer sancties vanuit de Verenigde
Staten jegens Nord Stream 2, en wat is de positie van de Minister hierbij?8
Antwoord
Het kabinet heeft kennisgenomen van een recent Amerikaans wetsvoorstel dat ziet op
additionele sancties tegen Nord Stream 2 vanwege de bedreiging die deze pijplijn zou
vormen voor de nationale veiligheid van de Verenigde Staten. Het kabinet wil niet
vooruitlopen op de uitkomsten van de discussie over dit voorstel in de VS, maar acht
de gevolgen van bestaande en mogelijke nieuwe sancties voor het bedrijfsleven in Nederland
en andere EU-lidstaten onwenselijk. Nederland heeft dit standpunt, ook het afgelopen
jaar, uitgedragen in diplomatieke contacten met Amerikaanse gesprekspartners, en zal
dit blijven doen.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd te lezen dat het kabinet energieveiligheid
en vermindering van energieafhankelijkheid ook van belang acht. Deze leden vragen
of de Minister bereid is de door de NAVO-Ministers van Buitenlandse Zaken goedgekeurde
aanbevelingen over energieveiligheid naar de Kamer te sturen. Wanneer zal nadere uitwerking
hiervan zijn afgerond9, zo vragen deze leden tenslotte.
Antwoord
Het verzoek om de aanbevelingen over energieveiligheid (incl. tijdspad voor uitwerking
ervan) naar de Kamer te sturen, is via het Ministerie van Buitenlandse Zaken neergelegd
bij de NAVO. De aanbevelingen zijn bedoeld om het omgevingsbewustzijn te verbeteren,
risico’s nog beter inzichtelijk te maken, kritieke infrastructuur te beschermen, de
veerkracht van de alliantie te vergroten en de NAVO-troepen in staat te stellen te
allen tijde over de nodige energiebronnen te beschikken. De aanbevelingen zelf zijn
gerubriceerd (NAVO restricted) en dat betekent dat zij niet mogen worden gedeeld zonder
daaraan voorafgaande toestemming van alle bondgenoten. Er is afgesproken dat de NAVO
vanaf medio 2020 de bondgenoten zal informeren over de voortgang met betrekking tot
de uitwerking van deze aanbevelingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende agenda. Deze leden
stellen hierbij de volgende vragen.
De leden van de SP-fractie constateren dat de Raadsconclusies nog bekend zijn. Deze
leden onderschrijven het belang van voldoende ambitie die daar uit moet spreken en
steunen het kabinet in deze lijn. Wel benadrukken zij dat inwoners van Nederland mee
dienen te profiteren van de energietransitie die leidt tot klimaatneutraliteit in
2050. Dit is noodzakelijk om draagvlak te creëren en/of te behouden. Wind op zee en
het gebruik van groene waterstof dragen volgens deze leden bij aan een duurzamer energiegebruik,
maar zij maken zich zorgen over de publieke kosten en winsten die naar grote bedrijven
zullen gaan. Op die wijze zullen inwoners niet meeprofiteren. Deze leden zouden het
liefst zien dat de energieproductie in handen is van coöperaties en de overheid, waardoor
winsten ook weer ten goede komen van de samenleving.
De leden van de SP-fractie willen graag ook komen tot een duurzaam en eerlijk Europa,
zoals het wordt verwoord. Deze leden kijken uit naar het herstelpakket als reactie
op de COVID-19-pandemie. Zij zijn benieuwd naar het plan van de Europese Commissie.
Maar vooral zijn zij benieuwd naar de daden.
Deze leden vragen de Minister overzichtelijk te maken welke vertragingen deze pandemie
heeft veroorzaakt in Nederland in de energietransitie.
Antwoord
Het kabinet zal voor het zomerreces uw Kamer een brief sturen over de gevolgen van
COVID-19 voor het klimaat- en energiebeleid.
Welke herstelmaatregelen uit het herstelpakket zijn bedoeld voor Nederland? Hoeveel
geld is daar voor gereserveerd? Voor wie is dat geld? Welke fondsen worden er in het
leven geroepen? Welke bestaande fondsen worden gevuld? Welke investeringen en hervormingen
zullen in Nederland van invloed zijn?
Antwoord
Voor een overzicht en appreciatie van de Commissievoorstellen, zie de recente brief
die uw Kamer dinsdag 9 juni jl. is toegezonden. Het kabinet informeert uw Kamer daarnaast
met een separate brief over de nieuwe Commissievoorstellen voor het Europees herstelplan
en het volgende MFK. De uiteindelijke uitwerking en allocatie van de fondsen en de
hoogte van de budgetten hangen af van de onderhandelingen.
Hoe verhoudt het Europese plan zich tot de pakketten steunmaatregelen die Nederland
heeft? Wie ziet er op toe dat het geld goed terecht komt en goed wordt gebruikt? Welke
lessen zijn er uit de crisis te leren? Wat wordt er met die lessen gedaan?
Antwoord
De steunmaatregelen die Nederland heeft ingezet zijn additioneel ten opzichte van
het Europese Recovery plan. Het kabinet merkt op dat de economische effecten afhankelijk
zijn van de toegevoegde waarde van de bestedingen en de mate waarin deze aangewend
worden voor productiviteitsverhogende investeringen. Tevens merkt het kabinet op dat
structurele hervormingen essentieel zijn voor duurzame economische groei en weerbaarheid
op de middellange termijn. Dit tezamen onderstreept het belang van adequate randvoorwaarden
voor de besteding van middelen uit het herstelfonds.
De Commissie maakt gebruik van bestaande en beproefde procedures die de doelmatige
en rechtmatige inzet van die middelen aan bedrijven binnen de EU borgen, waaronder
evaluatie. Het onafhankelijk toezicht op de inzet van middelen uit het Plan wordt
uitgevoerd door de Europese Rekenkamer.
De leden van de SP-fractie vragen hier meer toelichting op en benadrukken dat het
van belang is op groene wijze de economie te herstellen en niet op oude voet door
te gaan met het ondersteunen van fossiele sectoren. Welke garanties zijn er dat daadwerkelijk
«groen» en duurzaam wordt ondersteund en het herstelpakket niet zal leiden tot juist
de ondersteuning van de grote CO2-uitstoters? Met andere woorden, kan worden verduidelijkt op welke wijze gebruik wordt
gemaakt van het feit dat fossiele bedrijven gedwongen zijn een stap terug te doen?
Antwoord
Zoals in de kabinetsappreciatie ten aanzien van het Commissievoorstel voor het EU
herstelplan is aangegeven, pleit Nederland samen met gelijkgestemde lidstaten voor
ten minste 25% klimaatinvesteringen, verbeterde tracking en monitoring van klimaatuitgaven
en Paris Proofing van het gehele volgende Meerjarig Financieel Kader. Dit geldt ook
voor het herstelplan.
Paris Proofing houdt in dat alle investeringen uit het EU-budget in lijn dienen te
zijn met de Overeenkomst van Parijs. Deel van de kabinetsinzet is dat investeringen
in fossiele brandstoffen uitgefaseerd moeten worden.
De leden van de SP-fractie vinden de Green Deal vooral een gemiste kans op echte radicale
hervorming van de economie die nodig is. Er wordt vooral voortgeborduurd op het oude
systeem, een systeem dat zeker in deze tijd zijn falen laat zien. Hoe wordt gegarandeerd
dat het de werknemers zijn die worden ondersteund met het geld uit het Just Transition
Fund? Op welke wijze wordt gegarandeerd dat er echt sprake zal zijn van een rechtvaardige
transitie, welke waarborgen zijn daarvoor ingesteld?
Antwoord
Het Just Transition Fund (JTF) dient de sociaaleconomische gevolgen van de klimaattransitie
te mitigeren. Hiertoe stimuleert het JTF investeringen in enerzijds duurzame economische
activiteiten, waaronder onderzoek en innovatie, en anderzijds in herscholing en actieve
en sociale inclusie, waaronder ondersteuning van werkzoekenden en (om)scholing van
werknemers. De begunstigden zijn, zoals omschreven in het BNC fiche over JTF (Kamerstuk
22 112, nr. 2845), de regio’s, de sectoren en de mensen die het meest kwetsbaar zijn. Het kabinet
vindt het van belang dat de oorspronkelijke doelstellingen van de EFRO (innovatie
en klimaat) en ESF+ (menselijk kapitaal, sociale inclusie en integratie) middelen
blijft bestaan de inzet van deze middelen, ook bij overheveling naar het JTF. Bij
overheveling vanuit ESF+ blijft de focus op menselijk kapitaal gewaarborgd.
Aan de hand van welke criteria worden de vele miljarden euro’s verdeeld? Kan worden
aangegeven of deze investeringen nieuwe banen creëren? Hoeveel banen zouden dat zijn
en in welke sectoren worden wat voor soort banen gecreëerd?
Antwoord
Uw Kamer zal op een later moment via een Kamerbrief worden geïnformeerd over de kabinetsappreciatie
van de sectorale voorstellen, waaronder de aangepaste JTF-verordening.
Deze leden vragen hoe specifieke aandacht voor de zogenaamde kwetsbare regio’s wordt
vormgegeven. Zij zien dit graag verder geconcretiseerd en verduidelijkt.
De Europese Commissie verdeelt het budget voor het JTF via landenenveloppen over lidstaten.
De omvang van de landenenveloppen wordt berekend op basis van verschillende allocatiecriteria,
onder andere gelinkt aan de uitstoot van broeikasgassen en werkgelegenheid in zware
industrieën. Ook wordt rekening gehouden met het niveau van economische ontwikkeling.
In overleg met de Commissie wijzen lidstaten vervolgens de regio’s aan waar de transitieopgave
het grootst is. Voor een uitgebreidere toelichting en appreciatie van het Commissievoorstel
voor het JTF, zie ook het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2845).
Ook vragen zij te verduidelijken op welke wijze democratische waarborgen hun plek
hebben binnen specifiek de verdeling van deze geldstromen en de Green Deal in het
algemeen.
Antwoord
De verordening over het Joint Transition Fund die de genoemde verdeling regelt, wordt
vastgesteld via de zogeheten wetgevingsprocedure. Daarin besluiten het Europees Parlement
en de Raad van Ministers over de inhoud van de verordening. De Ministers vertegenwoordigd
in de Raad zijn over hun optreden verantwoording verschuldigd aan de nationale parlementen.
De leden van de SP-fractie lezen dat drie lidstaten hun INEK’s nog niet hebben ingediend.
Deze leden vragen wat de reden daarvan is. Welke gevolgen heeft dit voor de ambities
van Europa en het Akkoord van Parijs? Wanneer verwacht de Minister dat de analyse
van de klimaatplannen van alle lidstaten klaar zal zijn?
Antwoord
Inmiddels kan ik u mededelen dat Luxemburg ook zijn INEK heeft ingediend. In de raad
heeft de Commissie meerdere keren opgeroepen de INEK’s op tijd in te dienen. Ook heb
ik in de afgelopen raden het belang van tijdig indienen van de INEK’s naar voren gebracht
en zal ik dat in de komende raad ook doen. Het te laat indienen van de INEK’s heeft
tot gevolg dat de analyse van de INEK’s door de Commissie langer op zich zal laten
wachten. Deze analyse is van belang voor het Impact Assessment die in september uit
zal komen over de ophoging van het 2030-doel. Het is vooralsnog onduidelijk in hoeverre
dit elkaar beïnvloedt, maar de Commissie heeft recentelijk bij de presentatie van
het herstelpakket aangegeven dat de Impact Assessment nog steeds voor september is
voorzien. Naar verwachting horen we daar tijdens de raad meer over. De inzet van Nederland
is om nog dit jaar een besluit te hebben over ophoging van het 2030-doel, zodat we
aan het einde van het jaar een verhoogde NDC kunnen indienen bij de UNFCCC. Zo behouden
we het momentum.
Deze leden maken zich zorgen over het feit dat de EU niet op koers ligt om de doelstellingen
in 2030 te behalen. Uit het Rapport Climate Action Network Europe blijkt dat hogere
ambities nodig zijn. Welke stappen gaat de Minister zetten om die hogere ambities
te bereiken?
Antwoord
De EU ligt goed op koers om het klimaatdoel van ten minste 40% in 2030 ten opzichte
van 1990 te realiseren. Zie verder het antwoord op een eerdere vraag van de Groen
Links-fractie.
Hoe past het uitstellen van de klimaattop die dit najaar had moeten plaatsvinden hierin?
Welke vertragingen gaat dit opleveren in overeenstemming en vaststelling van de doelen
en de uitwerking daarvan?
Antwoord
De COP is weliswaar uitgesteld naar november 2021, maar de deadline voor het indienen
van bijgewerkte NDC’s blijft het jaar 2020. De Europese Commissie heeft laten weten
de discussie over het verhogen van het 2030-doel dit jaar nog te willen afronden om
zo tijdig de NDC bij de VN te kunnen indienen en het kabinet steunt dat streven.
Tenslotte lezen de leden van de SP-fractie over de mogelijkheid tot toegang tot vertrouwelijke
vergaderstukken, agenda’s en andere documenten over EU-onderhandelingen. Deze leden
willen benadrukken dat zij dit soort vertrouwelijke informatie openbaar wensen te
ontvangen.
Antwoord
In antwoord hierop verwijs ik naar de afspraken die ten behoeve van de EU-informatievoorziening
tussen het kabinet en de Kamer zijn gemaakt over de inzage van niet-openbare documenten.
Deze voorzien niet in de gevraagde openbaarmaking van vertrouwelijke informatie. Voorts
stellen Europese regels grenzen aan de openbaarmaking van deze vertrouwelijke informatie.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
L.N. Kruithof, adjunct-griffier