Mededeling (uitstel antwoord) : Uitstel beantwoording vragen van het lid Krol over herindelingen in het algemeen en de herindeling Groningen, Haren, Ten Boer in het bijzonder
Vragen van het lid Krol (Groep Krol/Van Kooten-Arissen) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over herindelingen in het algemeen en de herindeling Groningen, Haren, Ten Boer in het bijzonder (ingezonden 26 mei 2020).
Mededeling van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
11 juni 2020).
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat in geval van een herindelingsprocedure op initiatief van een
provincie de procedurevoorschriften waarmee een dergelijke voorbereidingsprocedure
is omgeven, strekken tot bescherming van gemeenten tegen onzorgvuldige besluitvorming
van – in eerste instantie – de provincie?1
,
2
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat in geval van een herindelingsprocedure op initiatief van een
provincie de procedurevoorschriften door de betrokken provincie zonder meer moeten
worden gevolgd, zodat voor de betrokken gemeenten gedurende het proces zekerheid wordt
geboden over de gang van zaken en de wijze waarop de herindeling beoordeeld zal worden?3
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat in geval van een herindelingsprocedure op initiatief van een
provincie tevens het Beleidskader gemeentelijke herindeling (d.i. landelijk toetsingskader)
en het eventuele aanvullende provinciale toetsingskader door de betrokken provincie
zonder meer moeten worden gevolgd, zodat voor de betrokken gemeenten gedurende het
proces zekerheid wordt geboden over de gang van zaken en de wijze waarop de herindeling
beoordeeld zal worden?4
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat in geval van een herindelingsprocedure op initiatief van een
provincie door de betrokken provincie de gang van zaken en de wijze waarop zij tijdens
de voorbereidingsprocedure is omgegaan met de procedurevoorschriften en de toetsingskaders,
zorgvuldig, volledig en naar waarheid moeten worden beschreven en verantwoord in het
herindelingsadvies, in het belang van de betrokken gemeenten en een zorgvuldig verloop
van de vervolgfase van de herindelingsprocedure?
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat toepassing van de bevoegdheden ex artikel 8 Wet arhi door een
provincie die een herindelingsprocedure initieert, uitsluitend rechtmatig is, indien zij voldoet aan de plichten genoemd in de vragen 2 t/m 4?
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat de rechtsbescherming voor een gemeente die onderwerp is van
een door een provincie geïnitieerde herindeling tegen onzorgvuldige besluitvorming
van – in eerste instantie – de provincie, berust bij de Minister van BZK als eindverantwoordelijke
voor gemeentelijke herindeling?5
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat de rechtsbescherming voor een gemeente die onderwerp is van
een door een provincie geïnitieerde herindeling, tegen onzorgvuldige besluitvorming
van – in tweede instantie – de regering berust bij de wetgever?6
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat de eindverantwoordelijkheid voor een gemeentelijke herindeling
meebrengt dat in geval van een herindelingsprocedure op initiatief van een provincie
de Minister van BZK en diens ambtenaren tijdens de voorbereidingsprocedure, zorgvuldig,
onbevooroordeeld en onpartijdig erop moeten toezien dat de procedurevoorschriften
en toetsingskaders door de betrokken provincie zonder meer worden gevolgd, en onverwijld
een passend vervolg moeten geven aan een met feiten onderbouwd signaal van een bij
de herindeling betrokken gemeente of haar burgers dat de provincie het tijdens de
voorbereidingsprocedure niet zo nauw neemt met de procedurevoorschriften en/of toetsingskaders
of met haar plicht tot zorgvuldige, volledige en waarheidsgetrouwe beschrijving en
verantwoording van de voorbereidingsprocedure in het herindelingsadvies?
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat de opdracht tot bescherming van een gemeente tegen onzorgvuldige
besluitvorming door – in eerste instantie – de provincie meebrengt dat, na ontvangst
van een herindelingsadvies over een herindeling op initiatief van de betrokken provincie,
door de Minister en ambtenaren van BZK niet kan worden volstaan met een toetsing en
beoordeling, aan de hand van het herindelingsadvies, van de gang van zaken en de wijze
waarop de provincie tijdens de voorbereidingsprocedure de procedurevoorschriften en
toetsingskaders heeft gevolgd, ingeval het Ministerie van BZK tijdens de voorbereidingsprocedure
één of meer concrete aanwijzingen heeft gekregen dat de provincie het mogelijk niet
zo nauw neemt met de opdracht tot het zonder meer volgen van de procedurevoorschriften
en toetsingskaders en/of na de voorbereidingsprocedure een of meer met feiten onderbouwde
aanwijzingen heeft gekregen dat in het provinciaal herindelingsadvies de gang van
zaken en de wijze waarop de provincie tijdens de voorbereidingsprocedure is omgegaan
met de procedurevoorschriften en de toetsingskaders, mogelijk niet zorgvuldig, volledig
en/of waarheidsgetrouw zijn beschreven en verantwoord?
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat de in vraag 9 bedoelde toetsing en beoordeling zorgvuldig en
zonder vooringenomenheid of partijdigheid moeten gebeuren en dat functionarissen van
de betrokken provincie hierin geen aandeel mogen hebben?
Vraag 11
Kunt u bevestigen dat onderstaande passage in het Beleidskader gemeentelijke herindeling
(blz. 3): «Waar het de onderlinge rolverdeling tussen gemeenten en provincies betreft, dient
voorop te staan dat gemeenten als eerste aan zet zijn als het gaat om het vinden van
oplossingen om hun maatschappelijke opgaven beter te kunnen oppakken.» impliceert dat volgens het toenmalige kabinet pas nadat is gebleken dat een gemeente
niet bereid of in staat is om oplossingen te vinden om haar maatschappelijke opgaven
beter te kunnen oppakken, voor een provincie de mogelijkheid ontstaat om gebruik te
maken van haar bevoegdheid ex artikel 8 Wet Arhi binnen de hiervoor in het Beleidskader
gegeven discretionaire ruimte?
Vraag 12
Kunt u bevestigen dat de in vraag 11 bedoelde discretionaire ruimte beperkt blijft
tot de twee gevallen die in onderstaande passage van het Beleidskader gemeentelijke
herindeling (2013, blz. 3), worden genoemd: «Het kabinet heeft een voorkeur voor herindelingsvoorstellen die op de steun van alle
betrokken gemeenten kunnen rekenen. Wel wil het kabinet voorkomen dat herindelingsdiscussies
tussen gemeenten jarenlang voortduren zonder reëel zicht op een bevredigende uitkomst.
Provincies kunnen in dergelijke gevallen en in gevallen waar naar het oordeel van
de provincie urgente problemen spelen die alleen opgelost kunnen worden met een herindeling,
het initiatief nemen in het gesprek over versterking van de gemeentelijke bestuurskracht
en wanneer nodig zelf een Arhi-procedure starten. Dat betekent een verruiming van
de provinciale rol ten opzichte van het Beleidskader gemeentelijke herindeling uit
2011.»?
Vraag 13
Kunt u bevestigen dat volgens het Beleidskader gemeentelijke herindeling (2013) zoals
door de toenmalige Minister van BZK aangevuld met zijn brief van 30 juni 2015, instemming
van alle betrokken gemeenten een voorwaarde is voor het kunnen toepassen van de lichte
samenvoegingsvariant?
Vraag 14
Kunt u onderstaande opvatting van de Afdeling advisering van de Raad van State (neergelegd
in zijn advies over het wetsvoorstel tot samenvoeging van de gemeenten Groningen,
Haren en Ten Boer) bevestigen: «Draagvlak voor een herindeling is belangrijk. Het streven is juist daarom gericht
op herindelingen die op een zo groot mogelijk draagvlak kunnen rekenen»7
en tevens bevestigen dat bij de gemeente Haren en haar inwoners geen draagvlak bestond
voor een samenvoeging met de gemeenten Groningen en Ten Boer?
Vraag 15
Kan de Minister bevestigen dat het voldoen aan de kwaliteitsnormen voor provincies,
die feitelijk neerkomen op behoorlijk bestuur en respectvol omgaan met de staatsrechtelijke
positie van de gemeenteraad, die Minister Plasterk tijdens een algemeen overleg met
de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer op 3 juli 2013 over
het Beleidskader gemeentelijke herindeling (2013) formuleerde, moet worden opgevat
als een verduidelijking van dit toetsingskader?8
Vraag 16
Kan de Minister bevestigen dat sinds 2013 op de herindelingen in de provincie Groningen,
in aanvulling op het Beleidskader gemeentelijke herindeling (2013), het eigen beleidskader
gemeentelijke herindeling van de provincie Groningen van toepassing is en de Groningse
gemeenten erop mochten vertrouwen dat dit toetsingskader door gedeputeerde staten
en provinciale staten zonder meer wordt toegepast?
Vraag 17
Kunt u verklaren waarom in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel 34 805
niet is vermeld dat gedeputeerde staten van Groningen blijkens hun brieven van 1 september
2015, briefnr. 2015-38.408/36/A.12, BJC aan provinciale staten van Groningen en van
3 december 2015, briefnr. 2015-55.719/49, BJC aan de gemeenteraad van Haren, bij wijze
van uitwerking van een desbetreffende afspraak in hetCollegeakkoord provincie Groningen 2015–2019, het provinciale beleidskader voor gemeentelijke herindeling als volgt hadden aangevuld:
«Ons uitgangspunt is dat gemeentelijke herindeling niet wordt opgelegd. Dit betekent
dat ons college niet eigenstandig gebruik zal maken van zijn bevoegdheid om herindelingsvoorstellen
te doen, als daarvoor geen draagvlak bij de betrokken gemeenten bestaat. Wij geven
de gemeenten nadrukkelijk de ruimte om hun eigen verantwoordelijkheid in deze te nemen
en die in te vullen.»?
Vraag 18
Kunt u de opvatting van de Afdeling advisering van de Raad van State bevestigen dat
uit de wetsgeschiedenis blijkt dat aan open overleg in de zin van artikel 8, eerste
lid, Wet Arhi de volgende eisen worden gesteld: «(...) open overleg heeft een open karakter en wordt niet gevoerd over een concreet
plan. Verschillende alternatieven kunnen aan de orde komen. De gemeenten hoeven zich,
anders dan thans vaak het geval is, niet overvallen te voelen door min of meer vastomlijnde
plannen waaraan weinig meer valt te wijzigen. gedeputeerde staten zullen moeten motiveren
waarom zij herindeling gewenst achten en daarbij criteria moeten aangeven waaraan
de (her)indeling van het betrokken gebied moet voldoen.» (...) Bij de wijziging van
de Wet Arhi is daarnaast verduidelijkt dat het advies van de provincie meerdere alternatieven
kan bevatten (zie Kamerstukken II 1996/97,
25 234, nr. 3
, blz. 3)
(...) Tegen die achtergrond merkt de Afdeling op dat artikel 8 van de Wet Arhi niet
het karakter heeft van een instructienorm, op basis waarvan louter procedureel de
gelegenheid wordt geboden tot het voeren van overleg. Het enkele feit dat gemeenten
voor het open overleg zijn uitgenodigd is dan ook niet voldoende om te kunnen concluderen
dat aan de vereisten van dit overleg is voldaan. Artikel 8 van de Wet Arhi heeft immers
ook een waarborgkarakter tegen onzorgvuldige besluitvorming van – in eerste instantie
– de provincie. Het open overleg is noodzakelijk om gemeenten daartegen bescherming
te bieden. Gelet op het belang dat in de procedure aan het advies van een provinciebestuur
wordt toegekend zijn niet voor niets aan de voorbereiding ervan zorgvuldigheidseisen
gesteld (zie Kamerstukken II 1996/97,
25 234, nr. 3
, blz. 2 (...) [De] procedure om te komen tot een herindeling dient te voldoen aan
de wettelijke waarborgen met betrekking tot het open overleg.»?9
Vraag 19
Kunt u bevestigen dat de in de vragen 1 t/m 18 bedoelde procedurevoorschriften en
genoemde toetsingskaders moeten worden gerekend tot de spelregels voor de herindelingsprocedure
van de gemeente Haren?10
Vraag 20
Kunt u, in samenhang met de vragen 11 en 12, bevestigen dat de gemeente Haren meermalen
(in 2015 en 2016) aan de provincie Groningen heeft aangegeven dat zij zelf oplossingen
wilde vinden om haar maatschappelijke opgaven beter te kunnen oppakken en hieraan
ook invulling heeft gegeven door het, met instemming van de provincie Groningen, opstellen
van een verbeterplan overeenkomstig het hiertoe door het onderzoeksbureau B&A aan
haar gegeven advies, wat resulteerde in het op 15 juni 2016 door de gemeenteraad vastgestelde
verbeterplan dat volgens het COELO de juiste oplossingen bevatte voor het – ook volgens
de provincie belangrijkste – probleem (hoge schuldpositie/zwakke reservepositie),
en tot 1 januari 2019 met succes werd uitgevoerd?
Vraag 21
Kunt u inzicht verschaffen in hoe door de achtereenvolgende Ministers van BZK en hun
ambtenaren tijdens de voorbereidingsprocedure in het algemeen invulling is gegeven
aan hun opdracht tot bescherming van de gemeente Haren tegen onzorgvuldige besluitvorming
van de provincie Groningen en zich op de hoogte hebben gehouden of laten houden van
de gang van zaken, gelet op het feit dat het hun bekend moet zijn geweest dat deze
herindelingsprocedure omstreden was?
Vraag 22
Kunt u toelichten wat en met wie de toenmalige directeur-generaal Bestuur en Wonen
van BZK kort na de afronding van de eerste fase van het open overleg, namelijk op
6 juni 2016, op het gemeentehuis in Haren en op het provinciehuis in Groningen heeft
besproken?
Vraag 23
Kunt u bevestigen dat de in vraag 22 genoemde directeur-generaal op 6 juni 2016 tegen
de wethouder bestuurlijke toekomst, van de gemeente Haren heeft gezegd dat BZK een
herindelingsadvies van een provincie pleegt over te nemen, althans woorden van gelijke
strekking, en, zo ja, toelichten hoe een dergelijke uitspraak te rijmen is met het
vereiste van onpartijdigheid en niet-vooringenomenheid van de Minister en ambtenaren
van BZK als toezichthouder en beoordelaar en met het karakter van een herindelingsadvies,
zoals dit blijkt uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging
van de Wet algemene regels herindeling c.a.?11
Vraag 24
Kunt u toelichten hoe door de Minister en de ambtenaren van BZK bij de behandeling
van het verzoek van de gemeente Haren d.d. 21 juli 2016 tot schorsing en vernietiging
van de besluiten van gedeputeerde staten van Groningen ex artikel 8 Wet Arhi d.d.
30 maart 2016 en 28 juni 2016 elk van de klachten van de gemeenteraad van Haren over
het handelen van de provincie Groningen is onderzocht en beoordeeld in het licht van
de procedurevoorschriften en toetsingskaders en met welke functionarissen van de gemeente
Haren en de provincie Groningen hierover inhoudelijk is gesproken?
Vraag 25
Kunt u toelichten hoe u het besluit van de toenmalige Minister van BZK d.d. 19 augustus
2016 tot afwijzing van het in vraag 24 genoemde verzoek beoordeelt in het licht van
de opdracht aan de Minister van BZK en zijn ambtenaren zorgvuldig, onbevooroordeeld
en onpartijdig erop toe te zien dat de procedurevoorschriften en toetsingskaders zonder
meer worden gevolgd ter bescherming van de gemeente Haren tegen onzorgvuldige besluitvorming
van de provincie Groningen en, in het bijzonder, toelichten hoe het oordeel dat het
Beleidskader gemeentelijke herindeling (2013) geen afbreuk doet aan de wettelijke
mogelijkheden van de provincie om gebruik te maken van de bevoegdheden genoemd in
artikel 8 Wet Arhi, is te rijmen met de in de vragen 11 en 12 geciteerde passages?
Vraag 26
Kunt u aangeven welke acties de toenmalige Minister van BZK naar aanleiding van het
aan hem gerichte schriftelijke, met voorbeelden onderbouwde verzoek d.d. 12 januari
2017 van het Burgercomité Haren, ondersteund door de fractievoorzitters van D66, GVH
en CDA in de raad van Haren, heeft genomen richting het provinciebestuur van Groningen
om zeker te stellen dat het door provinciale staten van Groningen vast te stellen
herindelingsadvies een juist en volledig, dus betrouwbaar beeld geeft van de feiten
en omstandigheden betreffende de gevolgde procedure, de onderbouwing van de rechtvaardiging
van een herindeling van bovenaf in afwijking van de voorkeur van kabinet en parlement voor herindelingen van onderaf (par. 3 Beleidskader
gemeentelijke herindeling) en het provinciale herindelingsbeleid, de onderbouwing
van het oordeel dat samenvoeging van de gemeente Haren met de gemeenten Groningen
en Haren in het belang is van de inwoners van Haren, alsmede betreffende de criteria
tot toetsing van het herindelingsadvies (par. 4 Beleidskader gemeentelijke herindeling)
en van de toepasselijkheid van de lichte-samenvoegingsvariant?
Vraag 27
Kunt u aangeven welke acties de toenmalige Minister van BZK naar aanleiding van het
aan hem gerichte schriftelijke, met voorbeelden onderbouwde verzoek d.d. 7 februari
2017 van het Burgercomité Haren, ondersteund door het college van burgemeester en
wethouders van Haren en de fractievoorzitters van D66, GVH en CDA in de raad van Haren,
heeft genomen om zeker te stellen dat zorgvuldig wordt onderzocht of het herindelingsadvies
een juist en volledig, dus waarheidsgetrouw beeld geeft van de gang van zaken tijdens
de voorbereidingsprocedure en de wijze waarop de provincie is omgegaan met de procedurevoorschriften
en de toetsingskaders, mede met gebruikmaking van de informatie die vanuit Haren was
verstrekt en de informatie waarover BZK uit andere hoofde dan het herindelingsadvies
beschikt, zoals het verzoek van de gemeente Haren d.d. 21 juli 2016 tot schorsing
en vernietiging van twee provinciale Arhi-besluiten door de Kroon, indien de uitkomst
van het onderzoek positief is, de gang van zaken tijdens de voorbereidingsprocedure
en de wijze waarop de provincie is omgegaan met de procedurevoorschriften en de toetsingskaders
zorgvuldig en zonder vooringenomenheid en partijdigheid wordt getoetst en beoordeeld?
Vraag 28
Kunt u uitleggen wat het Ministerie van BZK heeft gedaan met de door het Burgercomité
Haren en de fractievoorzitter van het CDA in de raad van Haren op 24 en 29 mei 2017
verstrekte mondelinge en schriftelijke toelichting aan de toenmalige directeur Bestuur
& Financiën en hoe diens reactie («U heeft mij een helder beeld geschetst van de gevoelens
die bij u en de sympathisanten van het burgercomité leven rondom deze herindeling.»)
moet worden uitgelegd?
Vraag 29
Kunt u aangeven of en, zo ja, wanneer, hoe en door wie de juistheid en volledigheid,
dus de waarheidsgetrouwheid van het herindelingsadvies zorgvuldig en zonder vooringenomenheid
of partijdigheid is onderzocht, mede met gebruikmaking van de informatie die vanuit
Haren was verstrekt en de informatie waarover BZK uit andere hoofde dan het herindelingsadvies
beschikte, zoals het verzoek van de gemeente Haren d.d. 21 juli 2016 tot schorsing
en vernietiging van twee provinciale Arhi-besluiten door de Kroon, en wat de uitkomst
van dit onderzoek was?
Vraag 30
Kunt u aangeven of en, zo ja, hoe en door wie de gang van zaken tijdens de voorbereidingsprocedure
en de wijze waarop de provincie is omgegaan met de procedurevoorschriften en de toetsingskaders
zorgvuldig en zonder vooringenomenheid en partijdigheid zijn getoetst en beoordeeld?
Vraag 31
Kunt u aangeven of de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot samenvoeging
van de gemeenten Groningen, Haren en Ten Boer is voorbereid door uitsluitend het Ministerie
van BZK of dat ook een voormalig ambtenaar van BZK, indertijd werkzaam als ambtenaar
bij de provincie Groningen, daarin een aandeel heeft gehad?
Vraag 32
Kunt u uitleggen hoe het kon gebeuren dat in de aan de Raad van State voorgelegde
versie van het wetsvoorstel met bijbehorende memorie van toelichting was ingezet op
toepassing van de lichte samenvoegingsvariant, terwijl het aan het Ministerie van
BZK bekend was dat de gemeente Haren, o.a. in de zienswijze van de gemeenteraad, zich
tegen een lichte samenvoeging had uitgesproken, zodat niet werd voldaan aan de in
het (aangevulde) Beleidskader gemeentelijke herindeling (2013) gestelde voorwaarden?
Vraag 33
Kunt u bevestigen dat in de zomer van 2017 bij de Afdeling advisering van de Raad
van State gerezen twijfel over de feitelijke juistheid van het herindelingsadvies
betreffende de gemeente Haren door ambtelijk BZK werd weggenomen door de mededeling
dat het herindelingsadvies klopte, althans woorden van gelijke strekking?
Vraag 34
Kunt u uitleggen hoe het kon gebeuren dat in de memorie van toelichting (Kamerstuk
34 805, nr. 3) niet is vermeld dat het in december 2015 door de raad van Haren genomen besluit
om vast te houden aan zelfstandigheid van de gemeente werd genomen tegen de achtergrond
van de in vraag 17 genoemde brieven van gedeputeerde staten en mede inhield dat een
plan voor de aanpak voor het oplossen van kwetsbaarheid moest worden gemaakt en in
het financiële beleid nog meer prioriteit moest worden gegeven aan het terugdringen
van de schuldpositie?
Vraag 35
Kunt u uitleggen hoe het kon gebeuren dat in de memorie van toelichting (Kamerstuk
34 805, nr. 3) niet is vermeld dat de onderzoekers van het rapport Verkenning zelfstandigheid gemeente
Haren (maart 2016) aan de gemeente Haren een advies hadden gegeven hoe de door hen
geconstateerde tekortkomingen konden worden opgelost en dat de gemeente, met instemming
van de provincie, had besloten aan de hand van dit advies een verbeterplan te maken?
Vraag 36
Kunt u uitleggen hoe het kon gebeuren dat in de memorie van toelichting (Kamerstuk
34 805, nr. 3) niet is vermeld dat bij de toepassing van artikel 8 Wet Arhi op 30 maart 2016 door
de provincie het Beleidskader gemeentelijke herindeling (2013) niet zonder meer werd
gevolgd, omdat de in de vragen 11 en 12 geciteerde passages van het Beleidskader gemeentelijke
herindeling (2013) door de provincie werden genegeerd?
Vraag 37
Kunt u uitleggen hoe het kon gebeuren dat in de memorie van toelichting (Kamerstuk
34 805, nr. 3), blz. 4, bij de beschrijving van het oogmerk van de toepassing van artikel 8 Wet
Arhi niet is vermeld dat gedeputeerde staten hiermee, blijkens de overwegingen in
hun besluit d.d. 30 maart 2016 en de hierop door GS gegeven toelichting in de Statencommissie
Bestuur op 13 april 2016, een tweesporenaanpak door de gemeente Haren beoogden, opdat
zij door vergelijking van de uitkomsten van beide sporen een weloverwogen afweging
kon maken waarmee haar inwoners het beste worden gediend, namelijk samen met Groningen
en Ten Boer de door B&A geconstateerde tekortkomingen oplossen (herindeling) of zelfstandig
blijven door de geconstateerde tekortkomingen zelf op te lossen door uitvoering van
een verbeterplan?
Vraag 38
Kunt u uitleggen hoe het kon gebeuren dat in de memorie van toelichting (Kamerstuk
34 805, nr. 3) niet is vermeld dat de gemeente Haren reden had om zich volledig overvallen te voelen
door het onverwachte besluit van 30 maart 2016 en dat in het open overleg in het geheel
geen sprake was van een situatie als bedoeld in vraag 18 en niet is verkend of herindeling
een oplossing zou bieden voor de door B&A geconstateerde tekortkomingen van Haren,
waaronder het financiële probleem?
Vraag 39
Kunt u uitleggen hoe het kon gebeuren dat in de memorie van toelichting (Kamerstuk
34 805, nr. 3) niet is vermeld dat: de op blz. 4 vermelde toetsing van de Aanpak Beterr Haren in
opdracht van de provincie door B&A is verricht op basis van het ontwerp verbeterplan
zoals dit door het college van b&w aan de raad was aangeboden; derhalve niet op basis
van het definitieve verbeterplan Beterr Haren zoals dit, na het uitkomen van het toetsingsrapport
door de gemeenteraad in sterk gewijzigde vorm op het punt van de aard en het tempo
van de financiële ombuigingen ter verlaging van de schuldpositie en versteviging van
de reservepositie was vastgesteld? Kunt u tevens uitleggen hoe het kon gebeuren dat
gedeputeerde staten hun op blz. 5 vermelde conclusie dat de benodigde middelen, tijd
en samenhang ontbraken om de verbetermaatregelen succesvol uit te voeren, baseerden
op de – op 10 juni 2016 gepubliceerde – uitkomsten van een door B&A verrichte toetsing
van het aan de gemeenteraad aangeboden ontwerp van het verbeterplan Beterr Haren,
hoewel zij bij het nemen van hun Arhi-besluit d.d. 28 juni 2016 wisten dat het door
de raad op 15 juni 2016 vastgestelde verbeterplan op het punt van financiële ombuigingen
zodanig sterk verschilde van de ontwerpversie, dat zij het B&A-rapport niet meer konden
en mochten gebruiken als onderbouwing en rechtvaardiging van hun voor de gemeente
Haren ingrijpende besluit?
Vraag 40
Kunt u uitleggen hoe het kon gebeuren dat in de memorie van toelichting (Kamerstuk
34 805, nr. 3) niet is vermeld dat gedeputeerde staten met het nemen van het Arhi-besluit d.d.
28 juni 2016 de in hun brief van 15 maart 2016 aan de gemeente Haren gedane toezegging
– in het besluit d.d. 30 maart 2016 en tijdens de vergadering van de Statencommissie
Bestuur op 13 april 2016 door gedeputeerde staten (her)bevestigd – dat het aan de
gemeente was om de uitkomsten van het open overleg en die van het eigen verbeterproject
te vergelijken en af te wegen waarmee de eigen inwoners het best worden gediend –
namelijk met herindeling of zelfstandigheid – niet zijn nagekomen, aangezien zij wisten
dat de raad op 15 juni 2016 had geconcludeerd dat de inwoners het best worden gediend
met behoud van zelfstandigheid door uitvoering van het verbeterplan?
Vraag 41
Kunt u uitleggen hoe het kon gebeuren dat in de memorie van toelichting (Kamerstuk
34 805, nr. 3) niet is vermeld dat de Minister en ambtenaren van BZK bij de beoordeling van het
in vraag 24 genoemde verzoek van de gemeente Haren tot schorsing en vernietiging van
twee Arhi-besluit van gedeputeerde staten, de gemeente Haren ernstig tekort hebben
gedaan door niet op zorgvuldige, niet vooringenomen en onpartijdige wijze invulling
te geven aan hun wettelijke opdracht de gemeente te beschermen tegen onzorgvuldige
besluitvorming van de provincie tijdens de voorbereidingsprocedure?
Vraag 42
Kunt u uitleggen hoe het kon gebeuren dat in de memorie van toelichting (Kamerstuk
34 805, nr. 3) niet is vermeld dat de door de Minister en ambtenaren van BZK meermalen ontvangen
– met feiten onderbouwde – waarschuwingen van de gemeente Haren en het Burgercomité
Haren dat het provinciale herindelingsadvies geen betrouwbaar beeld gaf van de gang
van zaken bij de voorbereidingsprocedure en van de wijze waarop de procedurevoorschriften
en toetsingskaders door de provincie waren gevolgd, niet hebben geleid tot een grondig
onderzoek naar de betrouwbaarheid van het herindelingsadvies als basis voor de toetsing
en beoordeling van het provinciale handelen?
Vraag 43
Kunt u uitleggen waarom aantoonbare feiten door u werden gekwalificeerd als «gevoelens»,
dus door emotie ingegeven meningen, terwijl het feiten betrof, daar waar u in reactie
op het commentaar van het Burgercomité Haren op het wetsvoorstel 34 805, met memorie
van toelichting, u bij brief van 8 december 2017 het volgende liet weten: «(...) het geeft mij een helder beeld van uw gevoelens rondom deze herindeling.
Tevens dank ik u voor de wijze waarop u duidelijk maakt welke zaken er volgens u ontbreken
in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.»?
Vraag 44
Kunt u uitleggen waarom het in vraag 43 bedoelde commentaar van het Burgercomité Haren
u geen reden heeft gegeven om, in het belang van zorgvuldige en rechtmatige wetgeving,
grondig te laten onderzoeken of het aan de Tweede Kamer aangeboden wetsvoorstel 34 805 berustte op juiste en volledige informatie over de door de provincie gevoerde voorbereidingsprocedure
van de herindeling van de gemeente Haren en de onderbouwing ervan, teneinde uzelf
en het parlement in staat te stellen zich een oordeel te vormen of de provincie Groningen
bij de voorbereiding van deze herindeling de procedurevoorschriften en toetsingskaders
zonder meer had gevolgd en hoe de achtereenvolgende Ministers en ambtenaren van BZK
invulling hadden gegeven aan hun opdracht de gemeente Haren te beschermen tegen onzorgvuldig
handelen van de provincie?
Vraag 45
Onderschrijft u dat door het achterwege blijven van het onderzoek als bedoeld in vraag
44 en doordat tijdens de parlementaire behandeling van wetsvoorstel 34 805 niet alle Tweede Kamerleden/fracties in vrijheid hun standpunt konden bepalen en
bij de stemming kenbaar maken, aan de gemeente Haren rechtsbescherming tegen onzorgvuldig
handelen door de provincie en de regering is onthouden?
Vraag 46
Hoe beoordeelt u, gelet op de reeds vóór de herindeling zwakke financiële situatie
van de gemeente Groningen, het dat:a. tijdens de provinciale herindelingsprocedure
geen diepgaand onderzoek is gedaan naar de financiële situatie van de gemeente Groningen,
terwijl dat wel is gedaan ten aanzien van de gemeenten Haren en Ten Boer, b. geen
herindelingsscan als bedoeld in § 5.2 van het Beleidskader gemeentelijke herindeling
(2013) van de nieuw te vormen (fictieve) gemeente is gemaakt en c. de met feiten onderbouwde
zorgen in diverse zienswijzen vanuit Haren over de zwakke financiële positie van de
gemeente Groningen voor de provincie geen aanleiding waren voor een nader onderzoek
naar het financiële perspectief van de nieuw te vormen gemeente,terwijl van de provincie
redelijkerwijs mocht worden verwacht dat zij als toezichthouder op de gemeentelijke
financiën destijds een goed inzicht had in de financiële positie van de gemeente Groningen
en het tot haar zorg zou rekenen dat de door haar geïnitieerde herindeling leidt tot
een financieel gezonde gemeente, opdat de burgers gevrijwaard blijven van structureel
hogere lasten?
Vraag 47
Is het waar dat, in strijd met de Herindelingswet en in afwijking van het Handboek
gemeentelijke herindeling, de gemeente Groningen gewoon is voortgezet, met behoud
van logo, politieke en ambtelijke cultuur, werkprocessen en werkwijzen en zonder betrokkenheid
van de gemeenteraad van Haren bij de voorbereiding van harmonisatievoorstellen, er
geen nieuwe gemeente is gevormd, zoals signalen uit de voormalige gemeente Haren,
die de groep-Krol/Van Kooten heeft ontvangen, sugereren? Is er volgens u wel of geen
nieuwe gemeente Groningen opgericht, en waaruit maakt u dit op?
Vraag 48
Onderschrijft u dat er redenen zijn voor ernstige twijfel of de door u tijdens het
algemeen overleg op 27 juni 2019 aan de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken gegeven
antwoorden12, inhoudende dat de herindeling van Haren bij Groningen volgens de destijds geldende
spelregels is gebeurd en dat het ministerie en de Minister van BZK eigenlijk pas heel
laat in het proces een rol konden gaan spelen, wel steun vinden in de wetsgeschiedenis
van de Wet Arhi, de in vraag 3 bedoelde toetsingskaders en de feitelijke gang van
zaken tijdens de herindelingsprocedure? Zo niet, waarom niet?
Vraag 49
Bent u bereid een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de vraag hoe het kon
gebeuren dat de achtereenvolgende Ministers en betrokken ambtenaren van BZK hebben
toegelaten en voor de Raad van State en het parlement hebben verzwegen dat tijdens
de herindelingsprocedure van de gemeente Haren door de provincie Groningen jegens
deze gemeente en haar inwoners niet werd gehandeld zoals zij behoorden te doen, en
gegronde klachten over het handelen van de provincie hebben genegeerd of als gevoelens
afgedaan? Is dit terug te voeren op geïnstitutionaliseerde vooringenomenheid en partijdigheid
ten gunste van de grote stad of was er iets anders, dan wel meer aan de hand?
Vraag 50
Kunt u deze vragen binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Mededeling
De Kamervragen van het lid Krol (Groep Krol/Van Kooten-Arissen) aan de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over herindelingen in het algemeen en de
herindeling Groningen, Haren, Ten Boer in het bijzonder (ingezonden 26 mei 2020 met
kenmerk 2020Z09414), kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord.
Gezien het grondige voorbereidende onderzoek dat het lid Krol heeft gedaan om tot
deze set van 50 vragen te komen en gelet op de uitgebreide documentatie die is bijgevoegd,
acht ik het passend dat ik dezelfde zorgvuldigheid betracht in mijn beantwoording.
Ik zal uw Kamer de antwoorden op de Kamervragen uiterlijk 7 juli 2020 doen toekomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.