Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Den Boer over het bericht ‘Strategie voor gendergelijkheid: streven naar een Unie van gelijkheid’
Vragen van het lid Den Boer (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Strategie voor gendergelijkheid: streven naar een Unie van gelijkheid» (ingezonden 10 maart 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Ministers van Justitie en Veiligheid, voor Rechtsbescherming en van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (ontvangen 10 juni 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2019–2020, nr. 2426.
Vraag 1
Bent u bekend met de Strategie van de Europese Commissie «Een Unie van gelijkheid:
strategie voor gendergelijkheid van 2020–2025»?1 2 Deelt u in algemene zin de doelen die in deze strategie voor gendergelijkheid worden
geformuleerd, waaronder het doel dat iedereen zich veilig moet voelen thuis, in een
relatie, op het werk, op school, online of waar men zich ook bevindt?
Antwoord 1
Ja. Het kabinet verwelkomt deze genderstrategie en deelt de doelen die in de strategie
voor gendergelijkheid worden geformuleerd. Het kabinet streeft ernaar dat alle mensen
zich (sociaal) veilig voelen en de ruimte krijgen om te worden wie ze willen zijn.
Vraag 2, 6
Deelt u het door de Europese Commissie gepresenteerde beeld dat vrouwen relatief vaak
het slachtoffer zijn van misbruik, seksistische haatuitingen, gendergerelateerde intimidatie
en gendergerelateerd geweld?3 Zo ja, welke wettelijke instrumenten en welke beleidsinstrumenten die binnen het
bereik van uw departement vallen worden ingezet om deze structurele vormen van geweld
tegen vrouwen te voorkomen, te beheersen en te bestrijden?
Welke aanvullende preventieve maatregelen neemt Nederland om gendergerelateerde misdrijven
te voorkomen? In hoeverre zijn dit Rijksbrede maatregelen (d.w.z. een integrale aanpak
met andere ministeries en o.a. de VNG)? Deelt u de mening dat het de ambitie van Nederland
zou moeten zijn om een voortrekkersrol te spelen als het gaat om slachtofferprogramma’s,
daderaanpak en het tegengaan van ideologieën die een onderdrukking van vrouwen propageren?
Antwoord 2, 6
Ja, ik deel dat beeld van de Europese Commissie (hierna Commissie). Huiselijk geweld,
waarvan vrouwen veelal slachtoffer zijn, is één van de grootste problemen van onze
samenleving. Met het programma «Geweld hoort nergens thuis» werk ik samen met de VNG
en het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) om huiselijk geweld en kindermishandeling
eerder en beter in beeld te krijgen en geweld duurzaam op te lossen. Wij doen dit
samen met gemeenten, partners uit de zorg- en hulpverlening, Veilig Thuis, het onderwijs,
politie, het Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinderbescherming en Reclassering.
Verschillende wettelijke instrumenten worden ingezet, zoals de Wet Verplichte Meldcode
huiselijk geweld en kindermishandeling en de Wet tijdelijk huisverbod.
Voor het beleidsinstrumentarium verwijs ik naar de verschillende voortgangsrapportages
over geweld in afhankelijkheidsrelaties4. Belangrijk zijn onder andere de publiekscampagne en de pilots samen onder een dak.
Daarnaast zijn er nog verschillende andere trajecten waarmee wordt ingezet op vormen
van geweld waarvan overwegend vrouwen slachtoffer worden. Zo hebben de Minister voor
Rechtsbescherming en ik, als onderdeel van het programma, onlangs het «Actieplan schadelijke
praktijken» gelanceerd5. Hiermee wordt ingezet op onder meer de aanpak van vrouwelijke genitale verminking
maagdenvlieshersteloperaties en huwelijksdwang.
Verder wijs ik op de campagne «Generatie Ja. En?» van de alliantie Act4Respect met
het doel stereotiepe opvattingen die ten grondslag liggen aan gendergerelateerd geweld,
ter discussie te stellen.
Bij brief «Consultatie voorontwerp wetsvoorstel seksuele misdrijven» van 12 mei 2020
is uw Kamer geïnformeerd over de start van de consultatie van het voorontwerp van
het wetsvoorstel tot modernisering van de strafbaarstelling van verschillende vormen
van seksueel grensoverschrijdend gedrag (wetsvoorstel seksuele misdrijven)6. Het voorontwerp breidt de strafrechtelijke bescherming tegen seksuele grensoverschrijding
uit. Hierdoor wordt slachtoffers meer bescherming geboden en krijgen politie en het
Openbaar Ministerie meer mogelijkheden om strafrechtelijk op te treden.
De aanpak van al deze vormen van geweld, waarvan vrouwen voornamelijk slachtoffer
worden, is een belangrijke prioriteit. Uitgangspunt bij alle maatregelen is de gelijkheid
van vrouwen en mannen. Er wordt continu gewerkt aan het verbeteren van de bescherming
van slachtoffers en de aanpak van daders. Daarbij is een voortrekkersrol van Nederland
voor mij geen doel op zich, maar zet ik in op het versterken en verbeteren van de
integrale aanpak, waarbij ik ook wil leren van de ervaringen in het buitenland.
Vraag 3
Deelt u de mening van de Europese Commissie dat sprake is van onderrapportage van
misbruik en intimidatie van vrouwen en geweld tegen vrouwen, zowel in de fysieke als
in de onlinewereld? Zo ja, hoe pakt uw ministerie deze onderrapportage actief aan?
Zijn er al verbeteringen zichtbaar en zo ja, welke?
Antwoord 3
Ja, ik deel die mening. In het meest recente onderzoek naar huiselijk geweld en kindermishandeling7 wordt geconcludeerd dat de gegeven schattingen expliciet als ondergrens van het structurele
(ex-)partnergeweld worden gezien, omdat over slachtoffers van structureel en/of ernstiger
geweld uit de wetenschappelijke literatuur bekend is dat zij minder deelnemen aan
algemeen vragenlijstonderzoek naar dit onderwerp. Huiselijk geweld en geweld tegen
vrouwen zijn nog te veel verborgen verschijnselen. Daarom heeft het programma «Geweld
hoort nergens thuis» tot doel het geweld beter in kaart te brengen en het melden door
slachtoffers zo laagdrempelig mogelijk te maken.
Ook bij seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (zowel fysiek als digitaal)
is onderrapportage aannemelijk. Mede dankzij de #MeToo beweging is bekend dat de ervaringen
van slachtoffers van zowel huiselijk als seksueel geweld door schaamte, victim blaming
en angst om niet geloofd te worden, verborgen blijven. Met de campagne «Wat kan mij
helpen» van het Ministerie van JenV worden slachtoffers gemotiveerd zo snel mogelijk
professionele hulp te zoeken en wordt er beoogd de meldingsbereidheid van deze slachtoffers
te vergroten.
Om de effecten van het beleid in het kader van het Programma «Geweld hoort nergens
thuis» te volgen voer ik zowel een impactmonitor uit als een nieuwe prevalentiemonitor.
De eerste impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling heb ik als bijlage8 met de derde voortgangsrapportage over het programma (d.d. 9 januari 2020)9 naar uw Kamer gestuurd. Naar verwachting worden de eerste resultaten van de prevalentiemonitor
eind 2020 aan uw Kamer gezonden.
Vraag 4
Bent u ervan op de hoogte dat de toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag van
Istanbul van de Raad van Europa – een uitgebreid verdrag gericht op het voorkomen
van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld – geblokkeerd is? Wat ligt in uw vermogen
om deze toetreding te bevorderen en te versnellen? Hoe gaat u er in Nederland voor
zorgen dat de doelstellingen van het Verdrag van Istanbul zo snel mogelijk worden
uitgevoerd, op zijn laatst in 2021, ofwel synchroon met de doelstelling van de Europese
Commissie?
Antwoord 4
Het Verdrag van Istanbul is nog niet geratificeerd door de Europese Unie (EU). Hiervoor
dient de Raad van de Europese Unie (hierna de Raad) eerst nog een besluit tot sluiting
namens de EU vast te stellen, na goedkeuring van het Europees parlement. De besprekingen
binnen de Raad hierover zijn in een impasse geraakt. Het Europees parlement heeft
het Hof van Justitie van de EU op 4 april 2019 verzocht om een (juridisch bindend)
advies over de rechtsgrondslagen waarop de Raad zijn besluiten tot ondertekening heeft
gebaseerd, alsmede over de procedure die gevolgd moet worden voor de sluiting van
het Verdrag door de EU. Het advies van het Hof moet worden afgewacht, voordat de besprekingen
in de Raad over de ratificatie van het Verdrag weer kunnen worden hervat.
De Group of Experts on Action against Violence against Women and Domestic Violence
(hierna GREVIO) heeft in januari jongstleden een evaluatierapport gepubliceerd over
de wijze waarop de Nederlandse overheid de verplichtingen van het Verdrag van Istanbul
naleeft. Dit rapport, almede mijn reactie hierop, heb ik op 20 januari 2020 mede namens
de Minister van JenV en de Minister van OCW naar uw Kamer gestuurd10. In mijn reactie heb ik aangegeven dat wij de gedane aanbevelingen voor verbetering
zorgvuldig willen onderzoeken. Op basis daarvan wil ik beargumenteerde keuzes maken
welke aanbevelingen op welke manier worden opgevolgd. Ik streef ernaar in dit najaar
de uitkomsten van dit proces te delen met GREVIO, waarbij ik uw Kamer gelijktijdig
zal informeren.
Vraag 5
Bent u bekend met het voornemen van de Europese Commissie om de vormen van criminaliteit
waarvoor harmonisatie mogelijk is, de zogenaamde «euromisdrijven», uit te breiden
tot specifieke vormen van gendergerelateerd geweld, overeenkomstig artikel 83, lid
1, VWEU? Zo ja, wat is de visie van de Nederlandse regering op dit voornemen? Gaat
Nederland zich hard maken om dit voornemen van de Europese Commissie te steunen?
Antwoord 5
Mocht de EU-toetreding tot het Verdrag van Istanbul uitblijven, dan bezint de Commissie
zich in 2021 op maatregelen die dezelfde doelstellingen als die van het Verdrag bereiken.
Daaronder is begrepen de mogelijkheid tot uitbreiding van de opsomming van vormen
van bijzonder zware en grensoverschrijdende criminaliteit waarover de Unie volgens
artikel 83, lid 1, VWEU minimumvoorschriften betreffende de bepaling van strafbare
feiten en sancties kan vaststellen. Zou een dergelijk voorstel worden gedaan, dan
is voor besluitvorming unanimiteit in de Raad vereist. Nederland zal een eventueel
voorstel op zijn eigen merites beoordelen. Uw Kamer wordt dan, zoals gebruikelijk,
met een BNC-fiche geïnformeerd over het voorstel en de opvattingen van de regering
daarover.
Vraag 7
Welke maatregelen neemt Nederland nu om online geweld tegen vrouwen actief te voorkomen
en aan te pakken? Hoe kan worden voorkomen dat daders niet of zelden worden aangepakt?
Hoe staat u tegenover het voornemen van de Europese Commissie om specifiek een wet
inzake digitale diensten voor te stellen, waarin met name de verantwoordelijkheid
van online platforms wordt verduidelijkt ten aanzien van door gebruikers verspreide
inhoud?
Antwoord 7
De waardigheid en (seksuele) autonomie van vrouwen (en ook mannen) is van wezenlijk
belang in elke samenleving. Dit dient dan ook onderdeel uit te maken van onze omgangsvormen
en impliceert dat er grenzen zijn die niet mogen worden overschreden. Om die reden
is de Minister van JenV voornemens nieuwe strafbaarstellingen van seksuele intimidatie
in het openbaar te introduceren in het Wetboek van Strafrecht. Daaronder valt naast
fysieke seksuele intimidatie ook (non)verbale seksuele intimidatie, zoals het opzettelijk
maken van opmerkingen of gebaren met een seksuele strekking via online media. In de
brief «Consultatie voorontwerp wetsvoorstel seksuele misdrijven» van 12 mei 202011 is uw Kamer hierover bericht.
Verder hebben VWS en JenV in navolging van de aanbeveling van de Nationaal Rapporteur
mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen uit 201812 een verkenning laten uitvoeren naar online seksueel misbruik. Deze verkenning komt
in juni van dit jaar beschikbaar.
De Europese Commissie heeft op 19 februari jongstleden de Europese digitale strategie
gepresenteerd. Deze strategie gaat onder andere in op verschillende grensoverschrijdende
uitdagingen rondom digitalisering, waaronder marktmacht, de netwerkeffecten van grote
spelers en de verantwoordelijkheden van grote online platforms voor de verwerking
van data. Tevens kondigt de Commissie een herziening aan van de EU-mededingingsregels
en van de richtlijn elektronische handel aan. Het kabinet verwelkomt deze ambitieuze
en integrale digitaliseringsagenda van de Commissie.
Met de herziening van de richtlijn elektronische handel (de zogenoemde Digital Services
Act, DSA) beoogt de Commissie de digitale interne markt te versterken en verantwoordelijkheden
van online platforms en diensten van informatiemaatschappijen te herzien en te harmoniseren.
Een eventueel wetgevend voorstel voor de DSA wordt verwacht in het laatste kwartaal
van 2020. Conform motie Middendorp13 zal het kabinet de Kamer voor de zomer informeren over haar inzet ten aanzien van
deze DSA.
Vraag 8
Bent u ervan op de hoogte dat in VN-verband 25 jaar geleden de Beijing Platform for Action werd vastgesteld voor vrouwenrechten en de gendergelijkheidsagenda? Bent u ervan
op de hoogte dat op 9 maart een Political Declaration is aangenomen door VN-lidstaten om toe te zien op de verdere implementatie van de
Beijing Platform for Action? Welke maatregelen neemt u om deze agenda in Nederland te implementeren?
Antwoord 8
Ja. Samen met de Minister-President van Aruba zou de Minister van OCW naar de VN afreizen
om het belang van een versnelde implementatie van de Beijing Platform voor Action
(BPfA) te benadrukken tijdens de 64ste Commission on the Status of Women (CSW64). Dit is helaas niet doorgegaan wegens de COVID-19 pandemie. Wel is er een
politieke verklaring aangenomen die in de weken voorafgaand aan de CSW64 was uit onderhandeld,
waarin de lidstaten nogmaals de steun voor de BPfA uitspreken. Het betreft een voornamelijk
procedurele tekst over o.a. economische zelfstandigheid. Nederland heeft er samen
met gelijkgezinde landen voor gezorgd dat regressieve taal op het gebied van gender
en vrouwenrechten niet in de tekst werd opgenomen. Verder heeft Nederland in een geschreven
verklaring ingezet op het uitstellen van een aantal onderdelen van de CSW64 tot een
nog nader te bepalen datum. Op deze wijze wordt 1) op gepaste wijze stilgestaan bij
dit belangrijke jubileum en 2) kan men niet voorbijgaan aan de cruciale bijdrage van
het maatschappelijk middenveld aan de CSW. Verder richt nationaal beleid zich op de
doelen van het kabinet zoals geformuleerd in de Emancipatienota 2018–202114 en wordt er daarbij ook rekening gehouden met internationale verplichtingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.