Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Berge en Bruins over religie en seksualiteit in een online lesmethode voor burgerschapsonderwijs in het mbo
Vragen van de leden Van den Berge (GroenLinks) en Bruins (ChristenUnie) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over religie en seksualiteit in een online lesmethode voor burgerschapsonderwijs in het mbo (ingezonden 20 mei 2020).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
10 juni 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat er ophef ontstaan is naar aanleiding van stereotyperende
en generaliserende vragen over religie en seksualiteit in een online lesmethode voor
burgerschapsonderwijs in het mbo?1
Antwoord 1
Ja, dat is mij bekend.
Vraag 2
Bent u het met de mening eens dat burgerschapsonderwijs bij zou moeten dragen aan
wederzijds begrip tussen jongeren met verschillende achtergronden en aan maatschappelijke
samenhang? Bent u het met de mening eens dat lesmethodes burgerschapsonderwijs derhalve
kritisch nadenken en eigen meningsvorming zouden moeten stimuleren?
Antwoord 2
Ik deel deze standpunten. Het is van belang dat studenten kritische denkvaardigheden
ontwikkelen, zoals het perspectief van anderen in kunnen nemen en het kunnen nadenken
over hoe eigen opvattingen, beslissingen en handelingen tot stand komen. Lesmethoden
voor burgerschapsonderwijs moeten het kritisch nadenken en eigen meningsvorming stimuleren.
In 2019 heb ik de kwalificatie-eisen voor burgerschap verduidelijkt en daarmee nog
eens benadrukt dat het van groot belang is dat studenten leren omgaan met diversiteit,
waaronder seksuele en genderdiversiteit. Met de extra middelen die ik beschikbaar
heb gesteld voor de erkenning en herkenning van diversiteit, ondersteunt het Kennispunt
MBO Burgerschap scholen hierbij. Via de website van het Kennispunt MBO Burgerschap,
podcasts en verschillende themabijeenkomsten worden docenten geïnspireerd met kennis,
vaardigheden en concreet lesmateriaal om met deze onderwerpen aan de slag te gaan.
Vraag 3
Bent u het in algemene zin met de mening eens dat het doel van burgerschapsonderwijs
niet is het uitdragen van gestandaardiseerde informatie en stereotypes, maar het dialogisch
reflecteren waardoor kritisch denken wordt gestimuleerd?
Antwoord 3
Deze mening deel ik volledig met u. De kwalificatie-eisen voor loopbaan en burgerschap
vormen de basis van het burgerschapsonderwijs. Deze eisen bevatten ook het leren reflecteren
op eigen opvattingen en gedrag, het praten over vooroordelen en stereotypen. Het vormen
van een eigen mening door dialoog over en verdieping in de opvattingen en visies van
anderen over sociaal-culturele, religieuze en seksuele waarden staan hierin centraal
en zijn van groot belang voor een volwaardige deelname aan de maatschappij.
Vraag 4
Heeft u zicht op de manier(en) waarop lesmaterialen die gaan over belangrijke, maar
ingewikkelde thema’s als seksuele diversiteit, identiteit, gender alsmede culturele
en religieuze tradities, ontwikkeld worden?
Antwoord 4
Hiervoor zijn grofweg drie manieren. Als eerste zijn er op dit moment landelijk negen
uitgevers die lesmethoden voor burgerschapsonderwijs in het mbo ontwikkelen. Deze
lesmethoden worden doorgaans samen met docenten en deskundigen uit het veld ontwikkeld.
Ten tweede zijn er veldorganisaties met deskundigen die lesmaterialen over specifieke
thema’s ontwikkelen voor scholen, bijvoorbeeld voorlichtingsmateriaal en methodieken
en trainingen op het gebied van seksualiteit, integriteit, discriminatie, radicalisering
en polarisatie. Ten derde kunnen scholen ervoor kiezen om zelf hun lesmethoden vorm
te geven.
Vraag 5
Heeft u zicht op hoe lesmateriaal over deze thema’s bijdraagt aan de doelen van burgerschapsonderwijs?
Antwoord 5
Om goed in te kunnen spelen op de leeftijd, de achtergrondkenmerken en het onderwijsniveau
van studenten, en omdat het burgerschapsonderwijs in het mbo sterk verweven is met
de beroepspraktijk, kunnen scholen zelf kiezen hoe zij het burgerschapsonderwijs vormgeven
en welke lesmethode gebruikt wordt voor het onderwijs, zolang maar wordt voldaan aan
de wettelijke eisen die zijn gesteld aan dit onderwijs. De manieren waarop de lesmaterialen
bijdragen aan de doelen van het burgerschapsonderwijs verschillen, maar hier is geen
onderzoek naar gedaan.
Vraag 6
Kunt u aangeven of er toezicht gehouden wordt op lesmethodes binnen het burgerschapsonderwijs?
Zo ja, op welke manier?
Antwoord 6
De Inspectie van het Onderwijs ziet toe op de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs.
De inspectie heeft geen specifieke taak bij een algemene beoordeling van lesmateriaal
of leermethoden, maar kijkt wel naar de deugdelijkheid van het gegeven onderwijs,
inclusief gebruik van leermethoden.
Vraag 7
Kunt u aangeven of er toezicht gehouden wordt op de inhoudelijke behandeling van maatschappelijk-sensitieve
thema’s binnen het burgerschapsonderwijs? Zo ja, op welke manier?
Antwoord 7
Zie mijn antwoord op vraag 6. De inspectie houdt toezicht op de kwaliteit van het
burgerschapsonderwijs en heeft daarbij als basis de kwalificatie-eisen, zoals die
zijn geformuleerd. Voor zover de maatschappelijk gevoelige thema’s onderdeel uitmaken
van deze eisen, zal de inspectie beoordelen of hier aandacht aan wordt besteed tijdens
de lessen.
Vraag 8
Bent u bereid om in gesprek met de VO-raad, MBO-raad, uitgevers van lesmethodes en
(verenigingen voor) docenten maatschappijleer en burgerschapsonderwijs, te bevorderen
dat deskundigen op het gebied van religieuze geletterdheid, culturele sensitiviteit,
seksuele diversiteit en inclusie in de breedste zin van het woord, betrokken worden
bij het ontwikkelen van lesmethodes maatschappijleer en burgerschapsonderwijs? Zo
ja, welke stappen gaat u zetten om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven, worden docenten en andere deskundigen
op dit moment al vaak betrokken bij de ontwikkeling van lesmethoden. Het is daarnaast
aan de school zelf om te beslissen hoe het burgerschapsonderwijs wordt vormgegeven
en welke lesmethode hierbij wordt gebruikt. Aangezien het ministerie geen rol heeft
in de ontwikkeling van lesmateriaal, maar dit aan docenten, andere deskundigen en
de markt wordt overgelaten, zie ik geen reden om in gesprek met betrokken partijen
aan te dringen op (meer) betrokkenheid van de in de vraag genoemde deskundigen.
Vraag 9
Welke mogelijkheden ziet u om de uitkomsten van het recente onderzoek Burgerschapsonderwijs
en het omgaan met verschil in morele opvattingen, hierin te betrekken?2
Antwoord 9
De uitkomsten van dit onderzoek benadrukken het belang van goede deskundigheid onder
docenten burgerschap. In het kader van de professionalisering van docenten als actielijn
vanuit de Burgerschapsagenda 2017–2021 en de recentelijk aangenomen motie Van den
Berge/Rog, wordt momenteel met het Kennispunt MBO Burgerschap, de Werkplaats burgerschap
en docenten samengewerkt om professionalisering onder docenten te bevorderen. Docenten
worden daarnaast ondersteund door het Kennispunt MBO Burgerschap, en via de Werkplaats
burgerschap wordt praktijkgericht onderzoek gedaan door mbo- en ho-instellingen naar
goed burgerschapsonderwijs in relatie tot kritisch denken. Ten slotte biedt de Stichting
School en Veiligheid trainingen aan voor docenten, gericht op professionalisering
specifiek in het omgaan met botsende opvattingen in de klas, zoals Dialogen onder
Druk en De fijne kneepjes van het vak (seksuele integriteit).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.