Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 9 juni 2020
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 566
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 juni 2020
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de
brief van 30 maart 2020 over het verslag van de informele ministeriële videoconferentie
van de Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 19 maart 2020
(Kamerstukken 21 501-31 en 25 295, nr. 552), over de brief van 30 april 2020 over de geannoteerde agenda voor de informele Raad
Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 5 mei 2020 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 556), over de brief van 11 mei 2020 over de antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde
agenda voor de informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 5 mei 2020 (Kamerstuk
21 501-31, nr. 559), over de brief van 11 mei 2020 over het verslag van de Informele ministeriële videoconferentie
werkgelegenheid en sociaal beleid van 5 mei 2020 (Kamerstukken 21 501-31 en 25 295, nr. 560) en over de brief van 2 juni 2020 over de geannoteerde agenda Informele Raad WSBVC
9 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 561).
De vragen en opmerkingen zijn op 3 juni 2020 aan de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 10 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Rog
Adjunct-griffier van de commissie, Witzke
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
8
II
Antwoord/ Reactie van de Minister
8
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze
leden blijven de Minister steunen in het standpunt dat het van groot belang is de
interne Europese markt te herstellen. Ook benadrukken zij opnieuw dat een beleidsreactie
op het niveau van de Europese Unie (EU) de nationale bevoegdheden voor het sociale
zekerheidssysteem moet respecteren. Deze leden hebben daarnaast nog enkele opmerkingen
en vragen.
Voortgangsrapportage herziening Coördinatie Sociale Zekerheid
De leden van de VVD-fractie steunen de inzet van de Minister voor een beter resultaat.
Herstelpakket
De leden van de VVD-fractie zijn kritisch op het steeds terugkerende voorstel van
de Europese Commissie voor een Europees minimumloon en de verbinding daarvan aan een
Europees herstelpakket. Deelt de Minister de analyse dat de Europese Commissie al
pre-corona beleidswensen had ten aanzien van het minimumloon en dat een heldere link
met corona ontbreekt? Zo niet, wat is in zijn ogen dan de directe link? Wat is eigenlijk
de juridische basis voor Europese regelgeving ten aanzien van minimumloon? Deelt de Minister de analyse dat op basis van art. 153, vijfde lid, Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) regelgeving ten aanzien van beloning
exclusief toebehoort aan de lidstaten? Zo nee, wat is in zijn ogen de competentieverdeling
ten aanzien van minimumloonwetgeving op basis van het EU-recht? Deelt de Minister
– los van de vraag of dergelijke wetgeving op EU-niveau thuishoort – de opvatting
dat Europese afspraken over minimumbeloning er niet toe mogen leiden dat lidstaten
met een (in absolute zin) hoog minimumloon dit niveau verder verhogen, terwijl landen
met een (in absolute zin) laag minimumloon geen enkele wijziging doorvoeren? Is de
Minister bereid om een loskoppeling te bepleiten van de voorstellen voor een Europees
minimumloon en het herstelpakket? Is de Minister daarbij ook voornemens om te benadrukken dat voorstellen moeten voldoen aan de bepalingen in het VWEU,
zoals bijvoorbeeld neergelegd in art. 153, en in te zetten op het voorkomen van verdere
divergentie op loonkosten tussen lidstaten?
Demografische uitdagingen in de EU
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd wat de concrete vervolgstappen zijn met
betrekking tot de demografische uitdagingen in de EU. Deze leden zien dat de Minister
bij de voorgaande informele Raad de noodzaak van een toekomstbestendig pensioenstelsel
heeft benadrukt en dat hij hierin is bijgevallen door zijn collega’s. Deze leden constateren
dat hiervoor het primaat bij de lidstaten ligt en tegelijkertijd de aandacht voor
toekomstbestendige pensioenstelsels terecht is. Daarnaast vragen deze leden de Minister
om duidelijk te maken dat de vergrijzing niet opgevangen kan, noch zou moeten worden
met «meer migratie». Dit is wat deze leden betreft geen acceptabele oplossingsrichting.
Kwartaalrapportage ESF+
De leden van de VVD-fractie vernemen dat de Tweede Kamer op een later moment geïnformeerd
zal worden over de sectorale voorstellen, inclusief het Europees Sociaal Fonds Plus
(ESF+). Wat deze leden betreft is het expliciete en belangrijkste doel van ESF+ het
in stand houden en bevorderen van werkgelegenheid en deze leden vragen de Minister om dit te bevestigen. Daarnaast
zijn deze leden benieuwd wat de Minister benoemt als Nederlandse prioriteiten op dit
gebied.
Kwartaalrapportage Gendergelijkheid in RvB/RvC
De leden van de VVD-fractie ondersteunen de lijn van de Minister tégen de Europese
richtlijn met betrekking tot vrouwenquota. Het staat alle lidstaten die wel voorstander
zijn van deze richtlijn vrij om quota en andere maatregelen zelf in te voeren. Deze
leden vinden dan ook dat lidstaten die daar behoefte aan hebben, daar zelf mee aan
de slag kunnen gaan. Het verbaast deze leden dat in de kwartaalrapportage niet wordt
gerept over nationale ontwikkelingen die een indicatie geven dat de noodzaak voor
een Europese richtlijn niet bestaat.
Belang omscholing en bijscholing
De leden van de VVD-fractie ondersteunen de agendering van dit thema. Deze leden zijn
benieuwd naar de strekking van het «meer investeren» in beleid gericht op Leven Lang
Ontwikkelen (LLO). Wat is de verwachting en wat is het beoogde resultaat? Kan de Minister
inzetten op slimmer investeren in LLO-beleid? Wat vindt de Minister van de huidige
internationale uitwisseling als het gaat om bijvoorbeeld volwassenenonderwijs en leerwerkplekken?
Wat ziet de Minister als mogelijkheden voor verruiming van dit soort mogelijkheden?
Welke rol kan het Erasmus-programma spelen in post-initieel onderwijs?
Gezond en veilig werken
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister tot slot om ook gezond en veilig werken
tijdens corona aan de orde te stellen. Op welke manier kan de European Labour Authority
(ELA) ondersteuning bieden aan het bevorderen van duidelijkheid en naleving als het
gaat om arbeidsomstandigheden, met name van Europese arbeidsmigranten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Informele Raad WSBVC op 9 juni 2020. Deze leden vragen waarom de Minister bij het
onderwerp herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid niet als inzet heeft
om helemaal geen export van uitkeringen uit de Nederlandse Werkloosheidswet (WW) toe
te staan door onder andere Poolse arbeidsmigranten? Waarom slechts de inzet van een
«zo kort mogelijke exportduur»?
De leden van de PVV-fractie vragen waarom de Minister zich bemoeit met de sociale
zekerheidsstelsels van andere lidstaten door te stellen dat deze activerender moeten
worden. Is de Minister het met deze leden eens dat lidstaten daar volledig zelf over
zouden moeten gaan? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister het eens is dat de huidige coronacrisis
eens te meer laat zien dat we Nederlandse miljarden keihard nodig hebben voor ons
eigen land. Zo ja, wanneer stopt de Minister dan met de valse EU-solidariteit die
ons land alleen maar meer geld kost? Is de Minister bereid om niet in te stemmen met
meer geld of garanties vanuit Nederland voor andere EU-lidstaten, of dit nu leningen
of schenkingen zijn? Is de Minister tevens bereid om het herstelfonds van 750 miljard
euro naar de prullenbak te verwijzen en niet in te stemmen met de introductie van
Europese belastingen in welke vorm dan ook, dan wel verhoging van de EU-begroting?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze
leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
Geannoteerde agenda Informele Raad WSBVC 9 juni 2020
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister schrijft dat tijdens de coronacrisis
gebleken is dat «de huidige Verordening zijn functie goed vervult en voldoende bescherming
biedt, en dat voor zover nodig lidstaten binnen het kader van de huidige Verordening
onderling praktische oplossingen hebben uitgewerkt». Kan de Minister hiervan enkele
voorbeelden geven? Verwacht de Minister dat de blokkerende minderheid waar Nederland
deel van uitmaakt in stand blijft?
Agendapunt: Het herstelpakket: bijdragen op nationaal en EU-niveau om nationaal werkgelegenheids-
en sociaal beleid robuuster en arbeidsmarkten veerkrachtiger te maken om de gevolgen
van de huidige crisis te overwinnen
De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland zal inbrengen dat «voor het structurele
groeipotentieel van belang is dat lidstaten structurele hervormingen doorvoeren».
Waar ziet de Minister dat het knelt?
Horizontale Opinie van het Werkgelegenheids Comité en het Sociaal beschermingscomité
over de 2020 cyclus van het Europees Semester
De leden van de CDA-fractie lezen dat de opinie een analyse bevat van de implementatie
van de landenspecifieke aanbeveling 2019. Gesteld wordt dat lidstaten progressie hebben
geboekt maar dat structurele uitdagingen blijven bestaan. Wat stelt deze opinie over
Nederland, de implementatie van landenspecifieke aanbevelingen en eventuele structurele
uitdagingen? Wat is de reactie van de Minister daarop? Verder lezen deze leden «Nederland
kan naar verwachting instemmen met de opinie.» Waar is instemming van afhankelijk?
Conclusies over belang omscholing en bijscholing
De leden van de CDA-fractie onderschrijven het belang van om- en bijscholing en van
digitale vaardigheden in de herstelfase na de uitbraak van de coronacrisis. In de
conclusies lezen deze leden over de oproep aan lidstaten om «te streven naar een strategische
aanpak voor omscholing en bijscholing in de herstelfase en meer te investeren in beleid
gericht op leven lang ontwikkelen». Waarop wordt gebaseerd dat er «meer moet worden
geïnvesteerd»? en «meer» ten opzichte van wat precies? Deze leden ondersteunen het
pleidooi voor om- en bijscholing en zijn benieuwd hoe de Minister ervoor gaat zorgen
dat het scholingspakket NL leert door niet beperkt blijft tot de zoveelste, op zichzelf staande scholingsmaatregel, maar
als multiplier voor LLO? En hoe geven andere lidstaten invulling aan de om- en bijscholingsopgave
die voortkomt uit de coronacrisis? Wat is mogelijk interessant voor Nederland om kennis
van te nemen?
Conclusies over welzijn op het werk
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze Nederland wordt versterkt, conform
de oproep aan de lidstaten, in zijn kennispositie rondom thema’s als stress en burn-outs.
Is de coronacrisis hier nog een factor?
Conclusies over demografische uitdagingen in de EU
De leden van de CDA-fractie vragen of binnen de EU ook discussie plaatsvindt over
de effecten van het vrij verkeer voor demografie in uitzendende en ontvangende lidstaten.
Rond maart 2020 werd een rapport van de Europese Commissie verwacht over demografie,
die is nog niet verschenen. Wanneer is de verwachting dat deze alsnog gepresenteerd
wordt? Worden deze conclusies ook betrokken bij de lopende Verkenning Bevolking 2050?
Kwartaalrapportage: EGF 2021–2027
De leden van de CDA-fractie lezen dat de besprekingen als gevolg van de coronacrisis
tot nader order tot stilstand zijn gekomen door de quarantaine naar aanleiding van
COVID-19. Wat betekent dit voor het tijdspad van de onderhandelingen?
Kwartaalrapportage: ESF +
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister schrijft dat de Tweede Kamer later
separaat via een Kamerbrief over de sectorale voorstellen, inclusief het ESF+, van
het nieuwe meerjarig financieel kader (MFK) en herstelfonds zal worden geïnformeerd.
Kan de Minister een indicatie geven van wanneer de Kamer deze brief kan verwachten?
Kwartaalrapportage: Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van Bestuur/ Commissarissen
De leden van de CDA-fractie lezen dat de nieuwe Commissie «haar intentie [heeft] uitgesproken
om het dossier weer op te starten». Is bekend hoe en op welk moment de Commissie dit
wil gaan doen?
Verslag van de informele ministeriële videoconferentie van de Raad WSBVC, onderdeel
Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 19 maart 2020
De leden van de CDA-fractie waarderen het dat Nederland aandacht heeft gevraagd voor
de situatie van grensarbeiders, bijvoorbeeld in relatie tot thuiswerken. Deze leden
lezen dat de Commissie aankondigde met praktische richtsnoeren te komen voor grenswerkers,
detachering en seizoenarbeiders. Zijn deze richtsnoeren reeds gepubliceerd en hoe
werken deze? Resteren er nog obstakels? Wordt het beeld gedeeld dat door de verschillende
coronamaatregelen grenswerkers alsnog tussen wal en schip kunnen vallen?
Antwoorden op vragen commissie over geannoteerde agenda voor de informele Raad Werkgelegenheid
en Sociaal Beleid van 5 mei 2020 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 556)
De leden van de CDA-fractie lezen in antwoord op eerdere vragen dat er een «trilaterale
Cross Border Taskforce Corona» is ingericht waarin grensoverschrijdende issues worden
besproken. Hierin participeren ambtenaren van relevante ministeries van België, Nederland
en van de Duitse deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen. Vindt daarnaast ook
overleg op bewindspersonenniveau plaats, zouden deze leden graag willen weten? Bijvoorbeeld
om harmonisatie van wet- en regelgeving aan de orde te stellen, daar waar mensen tussen
wal en schip van regelingen dreigen te vallen? Uit de antwoorden op de eerdere vragen
maken deze leden op dat er doorlopend contact met andere landen is over (de afbouw
van) beperkende coronamaatregelen. Tegelijkertijd merken zij op dat landen nogal eens
verrast lijken te zijn over elkaars beleid, bijvoorbeeld als het gaat om het versoepelen
van maatregelen, zoals opening van horeca en familiebezoek over de grens, en ongewenste
effecten die dat teweeg brengt. Hoezeer is hier aandacht voor?
Verslag van de Informele ministeriële videoconferentie werkgelegenheid en sociaal
beleid van 5 mei 2020
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre nationale protocollen voor gezond en
veilig werken in tijden van corona door lidstaten worden afgestemd, zodat bijvoorbeeld
werknemers aan de ene kant van de grens eenzelfde bescherming genieten als aan de
andere kant van de grens? Deze leden lezen dat Nederland in samenwerking met krimpregio’s
werkt aan Regio Deals. Wanneer wordt meer bekend over de inhoud hiervan?
Overige
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Commissie een Noodpakket heeft gepresenteerd.
Kan de Minister aangeven hoe hij tegen het deel voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
uit het Noodpakket aankijkt? Een van de concept-landenspecifieke aanbevelingen aan
Nederland betreft: «De effecten op de werkgelegenheid en de sociale effecten van de
crisis beperken en adequate sociale bescherming van zelfstandigen stimuleren.» Kan
de Minister hierop reageren? In 2019 was een van aanbevelingen aan Nederland: «De
prikkels voor zelfstandigen zonder personeel verminderen en adequate sociale bescherming
voor zelfstandigen bevorderen, en schijnzelfstandigheid aanpakken. Levenslang leren
versterken en vaardigheden verbeteren, met name voor mensen aan de rand van de arbeidsmarkt
en inactieven.» Kan de Minister kort ingaan op hoe Nederland met deze punten aan de
slag is gegaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 9 juni. Deze leden hebben daarover
nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister mogelijk al een eerste appreciatie
kan geven van de elementen op het gebied van werkgelegenheid uit het Noodpakket. Deze
leden vragen of al duidelijk is op welke manier en onder welke voorwaarden aanspraak
gemaakt kan worden op de extra fondsen binnen het ESF+ voor baanbehoud, kortdurende
werkregelingen en ondersteuning voor zelfstandigen. Deze leden vragen wanneer deze
fondsen tot uitkering zouden moeten komen en of Nederland daar ook mogelijk aanspraak
op zou kunnen maken.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister een eerste appreciatie kan geven
van de concept-landenspecifieke aanbevelingen waarbij vooral wordt gewezen op mogelijkheden
om het economisch herstel te bevorderen, zoals het vervroegen van investeringsprojecten,
aanjagen van particuliere investeringen en investeringen in opleidings- en ontwikkelingsfondsen
(O&O fondsen) en menselijk kapitaal om de groei van de productiviteit op lange termijn
te kunnen ondersteunen.
De leden van de D66-fractie vragen tot slot of de conclusies over langdurige zorg
en de werk-privé balans ook worden besproken in het kader van de huidige coronacrisis.
Deze leden vragen of de Minister herkent dat er juist de afgelopen maanden nog meer
informele zorg bij vrouwen terecht is gekomen, en wat het beeld daarvan is in andere
lidstaten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken met betrekking tot
het schriftelijk overleg over de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid
van 9 juni aanstaande. Deze leden hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
Geannoteerde agenda Informele Raad WSBVC 9 juni 2020
De leden van de SP-fractie baart het zorgen dat zowel de Europese Commissie als rapporteur
Bischoff aandringen aan op een snelle afronding van de herziening Coördinatieverordening
Sociale Zekerheid. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de coronacrisis niet misbruikt
wordt om dit zwaar omstreden onderwerp er alsnog doorheen te drukken? Is de Minister
in het geval dit dreigt te gebeuren alsnog bereid aan de noodrem te trekken middels
de daarvoor beschikbare procedure?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister om een reactie op de Sociale Zaken en
Werkgelegenheid-gerelateerde elementen uit het Noodpakket. Wat is bijvoorbeeld de
mening van de Minister over het oprekken van bestaande instrumenten zoals het ESF+,
het EU Minstbedeeldenfonds (FEAD) en het EU Globaliseringsfonds (EGF)? Klopt het dat
dit geld vooral gericht zal zijn op lidstaten die de grootste economische problemen
door de coronacrisis ondervinden?
Verslag van de Informele ministeriële videoconferentie werkgelegenheid en sociaal
beleid van 5 mei 2020
De leden van de SP-fractie lezen dat verschillende lidstaten benadrukken dat reeds
aangekondigde voorstellen van de Commissie geen vertraging zouden mogen oplopen vanwege
de pandemie. Deze leden vragen de Minister om er ook in Europa voor te waken dat voorstellen
de juiste procedures worden gevolgd. Is de Minister bereid om bij de informele raad
een lans te breken voor democratische en transparante besluitvorming, juist ten tijde
van deze coronacrisis?
Overige
De leden van de SP-fractie constateren dat van de landenspecifieke aanbevelingen voor
Nederland er één direct op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gericht
is. Deze aanbeveling roept onder andere op tot adequate sociale bescherming van zelfstandigen.
Is de Minister van mening dat het met de verlengde Tijdelijke overbruggingsregeling
zelfstandig ondernemers (Tozo) waarbij in vergelijking tot de aanvankelijke regeling
uitgerekend veel zelfstandigen de inkomenssteun verliezen, voldoet aan die aanbeveling?
Deze leden vragen een uitgebreide toelichting op dit antwoord.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Informele Raad WSB en hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen dat veel zelfstandigen die in Nederland
werken, maar aan de andere kant van de grens wonen nu geen ondersteuning via de Tozo
krijgen en bovendien krijgen zij ook geen ondersteuning van het woonland. Deelt de
Minister de zorgen van deze leden? Deze leden willen van de Minister weten hoeveel
zelfstandigen nu tussen wal en schip vallen omdat er niet wordt gecoördineerd tussen
Nederland, België en Duitsland. Is de Minister het verder eens met deze leden dat
de Tozo onder de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid valt? Is de Minister om
die reden bereid voor deze groep zelfstandigen een oplossing te zoek door hen onder
de Tozo te laten vallen of eventueel samen met Duitsland en België? Verder willen
de leden van PvdA-fractie weten welke stappen, via de Coördinatieverordening Sociale
Zekerheid, de Minister gaat zetten om premieshoppen in Europa aan te pakken?
Kwartaalrapportage: EGF 2021–2027
De leden van de PvdA-fractie willen weten hoe de Minister, met een wereldwijde economische
crisis voor de deur en een klimaatcrisis, van plan is om werkloosheid door digitalisering,
globalisering en klimaatverandering op te vangen als de Minister tegelijkertijd wil
snijden in het budget van het Europees Globaliseringsfonds.
II Antwoord/ Reactie van de Minister
Herstelpakket
1. VVD: De leden van de VVD-fractie zijn kritisch op het steeds terugkerende voorstel
van de Europese Commissie voor een Europees minimumloon en de verbinding daarvan aan
een Europees herstelpakket. Deelt de Minister de analyse dat de Europese Commissie
al pre-corona beleidswensen had ten aanzien van het minimumloon en dat een heldere
link met corona ontbreekt? Zo niet, wat is in zijn ogen dan de directe link?
In juli 2019 kondigde de voorzitter van de Europese Commissie aan met een voorstel
te komen voor een raamwerk van minimumlonen. Op 14 januari jl. is de Commissie gestart
met een consultatie onder sociale partners, gevolgd door de start van een tweede consultatie
op 3 juni jl. De voornemens van de Europese Commissie op dit terrein dateren dus inderdaad
al van voor de COVID-19 uitbraak. In de overkoepelende mededeling over het Europese
herstelpakket1 wordt onder meer gerefereerd aan dit initiatief. De Europese Commissie stelt dat
het voor het herstel van belang is om te waarborgen dat alle werknemers in de EU een
fatsoenlijk inkomen hebben. In zijn algemeenheid onderschrijf ik dat een fatsoenlijk
inkomen kan bijdragen aan het herstel. Tegelijkertijd is een snel herstel afhankelijk
van vele factoren, ik zie daarom ook geen directe aanleiding om het proces rondom
dit initiatief te versnellen. Ik heb ook niet de indruk dat het proces versneld wordt,
de tweede consultatie was reeds voor de COVID-19 uitbraak aangekondigd.
2. VVD: Wat is eigenlijk de juridische basis voor Europese regelgeving ten aanzien
van minimumloon? Deelt de Minister de analyse dat op basis van art. 153, vijfde lid,
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) regelgeving ten aanzien
van beloning exclusief toebehoort aan de lidstaten? Zo nee, wat is in zijn ogen de
competentieverdeling ten aanzien van minimumloonwetgeving op basis van het EU-recht?
Artikel 153, lid 5, stelt inderdaad dat beloning een nationale competentie is. De
Commissie refereert in de tweede consultatie aan artikel 153, lid 1b (arbeidsvoorwaarden),
als mogelijke juridische basis, maar stelt daarbij ook dat ieder voorstel binnen de
grenzen dient te blijven van lid 5. De Europese Commissie stelt daarbij de nationale
bevoegdheden ten aanzien van het minimumloon volledig te zullen respecteren. Ik zal
elk voorstel van de Europese Commissie beoordelen aan de hand van het toetsingskader
dat ik in mijn brief van 24 mei 2019 aan uw Kamer heb gepresenteerd2. Zoals beschreven in deze brief vormt het respecteren van de bestaande bevoegdheidsverdeling
daarbij een belangrijk uitgangspunt voor het kabinet.
3. VVD: Deelt de Minister – los van de vraag of dergelijke wetgeving op EU-niveau
thuishoort – de opvatting dat Europese afspraken over minimumbeloning er niet toe
mogen leiden dat lidstaten met een (in absolute zin) hoog minimumloon dit niveau verder
verhogen, terwijl landen met een (in absolute zin) laag minimumloon geen enkele wijziging
doorvoeren?
Ja, opwaartse sociaaleconomische convergentie is één van de belangrijkste doelstellingen
van de EU en, zoals beschreven in de eerdergenoemde brief, dan ook een prioritair
thema voor het kabinet van de sociale dimensie van de EU. Voorstellen op sociaaleconomisch
terrein zullen daar in de ogen van het kabinet dan ook aan moeten bijdragen. Het is
positief dat de Europese Commissie opwaartse convergentie als één van de uitgangspunten
van een toekomstig voorstel benoemt en stelt dat een initiatief zou moeten bijdragen
aan een gelijk speelveld binnen de EU.
4. VVD: Is de Minister bereid om een loskoppeling te bepleiten van de voorstellen
voor een Europees minimumloon en het herstelpakket? Is de Minister daarbij ook voornemens
om te benadrukken dat voorstellen moeten voldoen aan de bepalingen in het VWEU, zoals
bijv. neergelegd in art. 153, en in te zetten op het voorkomen van verdere divergentie
op loonkosten tussen lidstaten?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2 zijn er thans geen signalen dat de planning
van de Europese Commissie ten aanzien van dit voorstel zullen wijzigingen als gevolg
van de presentatie van het herstelpakket. In lijn met de brief over de toekomst van
de sociale dimensie van de EU zal het kabinet in contacten in aanloop naar publicatie
van een voorstel benadrukken dat voorstellen de bestaande bevoegdheidsverdeling zoals
vastgelegd in het VWEU moeten respecteren en dat het van belang is dat een voorstel
bijdraagt aan de convergentie van loonkosten.
Demografische uitdagingen in de EU
5. VVD: De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd wat de concrete vervolgstappen zijn
met betrekking tot de demografische uitdagingen in de EU. Deze leden zien dat de Minister
bij de voorgaande informele raad de noodzaak van een toekomstbestendig pensioenstelsel
heeft benadrukt en dat hij hierin is bijgevallen door zijn collega’s. Deze leden constateren
dat hiervoor het primaat bij de lidstaten ligt en tegelijkertijd de aandacht voor
toekomstbestendige pensioenstelsels terecht is. Daarnaast vragen deze leden de Minister
om duidelijk te maken dat de vergrijzing niet opgevangen kan noch zou moeten worden
met «meer migratie». Dit is wat de leden betreft geen acceptabele oplossingsrichting.
De Europese Commissie heeft aangekondigd voor de zomer te zullen komen met een rapportage
over de impact van demografische veranderingen. In de discussie hierover in de informele
Raad WSBVC van 5 mei waren lidstaten het er over eens dat de demografische uitdagingen
per lidstaat sterk verschillen. Zo kent een aantal lidstaten een aanzienlijke bevolkingskrimp
terwijl dat in Nederland niet aan de orde is. Deze situatie impliceert dat ook voor
de maatregelen om de negatieve effecten van vergrijzing te beperken lidstaatspecifieke
oplossingen nodig zijn. De demografische uitdagingen waar lidstaten in Europa voor
staan vragen gerichte oplossingen. Welke oplossingen dat voor Nederland moeten zijn
zal verder bekeken worden wanneer ook de Nederlandse rapporten zoals de Verkenning bevolking 2050 gepubliceerd zijn. Deze rapporten vormen de start van de nationale discussie over
demografie en haar oplossingen.
Kwartaalrapportage ESF+
6. VVD: De leden van de VVD-fractie vernemen dat de Tweede Kamer op een later moment
geïnformeerd zal worden over de sectorale voorstellen, inclusief het Europees Sociaal
Fonds Plus (ESF+). Wat deze leden van de VVD-fractie betreft is het expliciete en
belangrijkste doel van ESF+ het instandhouden en bevorderen van werkgelegenheid en
deze leden vragen de Minister om dit te bevestigen. Daarnaast zijn deze leden benieuwd
wat de Minister benoemt als Nederlandse prioriteiten op dit gebied.
Op 27 mei jl. presenteerde de Europese Commissie een aangepast voorstel voor de Europese
meerjarenbegroting voor de periode 2021–2027 (het Meerjarig Financieel Kader, MFK)
en herstelfonds. De analyse en beoordeling van de 22 deelvoorstellen is nog in volle
gang. Uw Kamer zal via een Kamerbrief worden geïnformeerd over de kabinetsappreciatie
van de sectorale voorstellen, waaronder de aangepaste ESF+ verordening.
Het onderhandelingsproces over het nieuwe voorstel van de Europese Commissie over
de Europese meerjarenbegroting 2021–2027 (het MFK) moet nog van start gaan en er is
nog geen duidelijkheid over de hoogte van het ESF+-budget voor Nederland. Er is daarom
nog niet bekend wat de weerslag op het toekomstige ESF+-programma zal zijn. Ik ben
voornemens om het ESF+ voor de toekomstige programmaperiode te focussen op één hoofddoel,
namelijk het ondersteunen van mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie – zowel
werkzoekenden als werkenden – in de 35 arbeidsmarktregio’s in Nederland. Dit is ook
in lijn met de twee investeringsbehoeften die de Europese Commissie voor Nederland
heeft geïdentificeerd: het verbeteren van de toegang tot de arbeidsmarkt en het stimuleren
van een leven lang leren.
Kwartaalrapportage Gendergelijkheid in RvB/RvC
7. VVD: De leden van de VVD-fractie ondersteunen de lijn van de Minister tégen de
Europese richtlijn met betrekking tot het vrouwenquota. Het staat alle lidstaten die
wel voorstander zijn van deze richtlijn vrij om quota en andere maatregelen zelf in
te voeren. De leden vinden dan ook dat lidstaten die daar behoefte aan hebben, daar
zelf mee aan de slag kunnen gaan. Het verbaast de leden dat in de kwartaalrapportage
niet wordt gerept over nationale ontwikkelingen die een indicatie geven dat de noodzaak
voor een Europese richtlijn niet bestaat.
De kwartaalrapportage richt zich op de stand van zaken van de onderhandelingen in
Brussel. Mocht er beweging op dit dossier komen dan wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
De nationale ontwikkelingen worden in dat geval meegenomen bij de argumentatie en
inzet van het kabinet.
Belang omscholing en bijscholing
8. VVD: De leden van de VVD-fractie ondersteunen de agendering van dit thema. Deze
leden zijn benieuwd naar de strekking van het «meer investeren» in beleid gericht
op Leven Lang Ontwikkelen (LLO) Wat is de verwachting en wat is het beoogde resultaat? Kan de Minister inzetten op slimmer investeren in LLO-beleid? Wat vindt de Minister
van de huidige internationale uitwisseling als het gaat om bijvoorbeeld volwassenenonderwijs
en leerwerkplekken? Wat ziet de Minister als mogelijkheden voor verruiming van dit
soort mogelijkheden? Welke rol kan het Erasmus-programma spelen in post-initieel onderwijs?
De Raadsconclusies betreffen een oproep aan alle lidstaten om meer te investeren in
leven lang ontwikkelen (LLO). Nederland doet het in Europese context goed op het terrein
van LLO. Het Nederlands kabinet onderschrijft het belang van investeringen in LLO
en is voornemens, mede naar aanleiding van de toezegging in de Kamerbrief over de
Groeistrategie voor Nederland3 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat uit december 2019, om uw Kamer
over de lange termijn ambities m.b.t. LLO na de zomer te informeren. In deze Kamerbrief
zal een routekaart worden opgenomen voor LLO. Hierbij zullen ook de bevindingen van
de commissie Borstlap4 en de rapporten van de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen5 werkgroepen worden betrokken, waarin ook vragen m.b.t. de investeringen in LLO beleid
aan bod komen.
Het kabinet is bewust van het toegenomen belang van LLO in het licht van de structurele
veranderingen op de arbeidsmarkt n.a.v. de recente coronacrisis. Het kabinet presenteert
daarom, in aanvulling op het bestaande noodpakket6, op korte termijn het flankerend crisispakket genaamd «NL leert door». Het kabinet
beoogt met dit pakket een eerste impuls te geven aan het mitigeren van de gevolgen
voor de mensen die hun werk als gevolg van de crisis dreigen te verliezen of al verloren
hebben en de transitie naar ander kansrijk werk zullen moeten maken.
Het kabinet is positief over de internationale uitwisseling op het gebied van LLO
en basisvaardigheden. Dit verloopt via verschillende gremia zoals het netwerk van
nationale coördinatoren voor de implementatie van de Europese agenda voor volwassenenonderwijs
en de ET2020 werkgroep voor volwassenenonderwijs. Daarnaast heeft de Europese Commissie
in haar werkprogramma voor 2020 aangegeven na de zomer een voorstel doen voor een
vervolg van het strategische samenwerkingskader voor onderwijs en opleiding na 2020.
Het kabinet vindt voortzetting van deze uitwisseling over nationaal beleid van groot
belang en zet in op een integrale benadering, gezien de wenselijkheid van doorlopende
leerlijnen tussen onderwijsvormen en het toenemend belang van «continu leren» gedurende
het hele leven. Het EU-programma Erasmus+ biedt tenslotte verschillende subsidiemogelijkheden
voor grensoverschrijdende leermobiliteit en samenwerkingsprojecten in het volwassenenonderwijs.
Ook in het toekomstige Erasmusprogramma (2021–2027) zullen hier mogelijkheden voor
zijn.
Gezond en veilig werken
9. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister tot slot om ook gezond en veilig
werken tijdens corona aan de orde te stellen. Op welke manier kan de European Labour
Authority (ELA) ondersteuning bieden aan het bevorderen van duidelijkheid en naleving
als het gaat om arbeidsomstandigheden met name van Europese arbeidsmigranten?
Er zijn twee agentschappen betrokken bij dit vraagstuk. Het EU agentschap voor veilig
en gezond werken (EU OSHA) heeft richtsnoeren («guidance») opgesteld voor de EU lidstaten
over hoe om te gaan met terugkeer naar de werkplek (on «COVID-19: BACK TO THE WORKPLACE»).
De ELA is ondersteunend aan lidstaten als het gaat om arbeidsmobiliteit, bijvoorbeeld
ook rondom informatievoorziening over arbeidsomstandigheden van Europese arbeidsmigranten.
De ELA bekijkt op dit moment hoe zij lidstaten kan ondersteunen in goede informatievoorziening
en bij het opzetten van gezamenlijke inspecties.
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
10. PVV: De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
van de Informele Raad WSBVC op 9 juni 2020. Deze leden vragen waarom de Minister bij
het onderwerp herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid niet als inzet heeft
om helemaal geen export van uitkeringen uit de Nederlandse Werkloosheidswet (WW) toe
te staan door onder andere Poolse arbeidsmigranten? Waarom slechts de inzet van een
«zo kort mogelijke exportduur»?
Het volledig schrappen van export van de werkloosheidsuitkeringen vormde geen onderdeel
van het herzieningsvoorstel van de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft
juist een verlenging voorgesteld van de periode om met behoud van de werkloosheidsuitkering
in een andere lidstaat naar werk te zoeken. De discussie in Europa gaat over deze
verlenging van de exporttermijn en de duur van de verlenging en niet over afschaffing
daarvan. Voor het afschaffen van de exportperiode bestaat overigens ook geen draagvlak
binnen de EU.
11. PVV: De leden van de PVV-fractie vragen waarom de Minister zich bemoeit met de
sociale zekerheidsstelsels van andere lidstaten door te stellen dat deze activerender
moeten worden. Is de Minister het met deze leden eens dat lidstaten daar volledig
zelf over zouden moeten gaan? Zo nee, waarom niet?
In reactie hierop zij opgemerkt dat het EU-recht lidstaten vrij laat wat betreft de
inrichting van hun socialezekerheidsstelsels. Het EU-recht beperkt zich tot de coördinatie
van socialezekerheidsstelsels, zodat het vrije verkeer van werknemers hierdoor niet
wordt belemmerd. Zo wordt voorkomen dat werknemers dubbel of niet verzekerd zijn of
hun opgebouwde rechten verliezen als zij in een andere lidstaat gaan werken. Mijn
bemoeienis richt zich op de Europese coördinatieregels. Ik ben er voorstander van
dat deze Europese regels het activerende karakter van de sociale zekerheidsstelsels
ondersteunen, bijvoorbeeld door bij export van uitkeringen te voorzien in samenwerkingsmechanismen
die werkhervatting bevorderen. Verder voer ik het gesprek met mijn collega’s van andere
lidstaten over het belang van het activerend karakter van deze stelsels, uiteraard
zonder te treden in hun bevoegdheid tot inrichting van hun stelsel.
Herstelpakket
12. PVV: De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister het eens is dat de huidige
coronacrisis eens te meer laat zien dat we Nederlandse miljarden keihard nodig hebben
voor ons eigen land. Zo ja, wanneer stopt de Minister dan met de valse EU-solidariteit
die ons land alleen maar meer geld kost? Is de Minister bereid om niet in te stemmen
met meer geld of garanties vanuit Nederland voor andere EU-lidstaten of dit nu leningen
of schenkingen zijn. Is de Minister tevens bereid om het herstelfonds van 750 miljard
euro naar de prullenbak te verwijzen en niet in te stemmen met de introductie van
Europese belastingen in welke vorm dan ook dan wel verhoging van de EU-begroting?
Uw Kamer zal separaat via een Kamerbrief worden geïnformeerd over de kabinetsappreciatie
van het nieuwe voorstel van de Europese Commissie voor het Meerjarig Financieel Kader
(MFK) en herstelfonds.
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
13. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister schrijft dat tijdens de
coronacrisis gebleken is dat «de huidige Verordening zijn functie goed vervult en
voldoende bescherming biedt, en dat voor zover nodig lidstaten binnen het kader van
de huidige Verordening onderling praktische oplossingen hebben uitgewerkt». Kan de
Minister hiervan enkele voorbeelden geven? Verwacht de Minister dat de blokkerende
minderheid waar Nederland deel van uitmaakt in stand blijft?
Een voorbeeld van een praktische oplossing in het kader van de huidige Verordening,
betreft de toepasselijke wetgeving voor de sociale zekerheid. Deze wijzigt niet als
grensarbeiders ten gevolge van de Coronacrisis verplicht thuis moeten werken in plaats
van in het werkland. Dankzij de mogelijkheden die de Europese regels bieden konden
EU-lidstaten het voor grensarbeiders mogelijk maken vanuit huis te werken, zonder
dat dit consequenties heeft voor hun sociale zekerheidspositie.
Daarnaast zijn er praktische afspraken op EU-niveau gemaakt over grensoverschrijdende
zorg ingeval van Corona. Het betreft het versneld verstrekken van de EHIC-kaart, de
voorafgaande toestemmingverklaring en de vergoeding van de zorgkosten.
Of de blokkerende minderheid waarvan Nederland onderdeel uitmaakt in stand blijft,
hangt onder andere af van het Europees Parlement. Als het Europees Parlement zijn
ambities op het gebied van toepasselijke wetgeving loslaat en dus niet meer kiest
voor aanscherping van de regels voor A1-verklaringen en detachering, dan kan dit ertoe
leiden dat Oost-Europese lidstaten de blokkerende meerderheid verlaten. Tijdens de
bijeenkomst van ambassadeurs op 3 juni jl. bleek dat er weinig is veranderd in de
standpunten van de lidstaten over de herziening.
Agendapunt: Het herstelpakket: bijdragen op nationaal en EU-niveau om nationaal werkgelegenheids-
en sociaal beleid robuuster en arbeidsmarkten veerkrachtiger te maken om de gevolgen
van de huidige crisis te overwinnen
14. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland zal inbrengen dat «voor het
structurele groeipotentieel van belang is dat lidstaten structurele hervormingen doorvoeren».
Waar ziet de Minister dat het knelt?
De uitdagingen verschillen sterk per lidstaat. In sommige lidstaten zijn er onevenwichtigheden
op arbeidsmarkten, terwijl in andere lidstaten uitdagingen liggen ten aanzien van
bijvoorbeeld bureaucratie, de inrichting van het belastingstelsel, de houdbaarheid
van het pensioen- of het zorgstelsel, of de vormgeving op de woningmarkt. Deze onevenwichtigheden
worden nauw gemonitord in het kader van het Europees Semester, zo bevatten de landenrapporten
van de Europese Commissie per lidstaat grondige analyses over onevenwichtigheden.
Horizontale Opinie van het Werkgelegenheids Comité en het Sociaal beschermingscomité
over de 2020 cyclus van het Europees Semester
15. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen dat de opinie een analyse bevat van de
implementatie van de landenspecifieke aanbeveling 2019. Gesteld wordt dat lidstaten
progressie hebben geboekt maar dat structurele uitdagingen blijven bestaan. Wat stelt
deze opinie over Nederland, de implementatie van landenspecifieke aanbevelingen en
eventuele structurele uitdagingen? Wat is de reactie van de Minister daarop?
Verder lezen deze leden «Nederland kan naar verwachting instemmen met de opinie.»
Waar is instemming van afhankelijk?
De horizontale opinie gaat niet in op individuele landen, maar trekt algemene conclusies.
De landenrapportage 2020 over Nederland, welke door de Europese Commissie is gepubliceerd
in februari 2020, gaat wel specifiek in op Nederland. Dit document bevat het diepteonderzoek
naar mogelijke macro-economische onevenwichtigheden in de Nederlandse economie, een
analyse van overige structurele economische ontwikkelingen en een beoordeling door
de Commissie van de voortgang wat betreft de implementatie van de landspecifieke aanbevelingen
uit het vorige Semester (2019). In het Nationaal Hervormingsprogramma 20207, dat op 27 maart 2020 naar de Kamer is gestuurd, staat een samenvatting en een kabinetsappreciatie
van de landenrapportage.
Toen de Geannoteerde Agenda werd opgesteld, was er nog geen definitieve versie van
de tekst beschikbaar, vandaar het voorbehoud v.w.b. instemming. Inmiddels is er wel
een definitieve tekst, waar Nederland mee kan instemmen.
Conclusies over belang omscholing en bijscholing
16. CDA: De leden van de CDA-fractie onderschrijven het belang van om- en bijscholing
en van digitale vaardigheden in de herstelfase na de uitbraak van de coronacrisis.
In de conclusies lezen deze leden over de oproep aan lidstaten om «te streven naar
een strategische aanpak voor omscholing en bijscholing in de herstelfase en meer te
investeren in beleid gericht op leven lang ontwikkelen». Waarop wordt gebaseerd dat
er «meer moet worden geïnvesteerd»? en «meer» ten opzichte van wat precies? Deze leden
ondersteunen het pleidooi voor om- en bijscholing en zijn benieuwd hoe de Minister
ervoor gaat zorgen dat het scholingspakket NL leert door niet beperkt blijft tot de zoveelste, op zichzelf staande scholingsmaatregel, maar
als multiplier voor LLO? En hoe geven andere lidstaten invulling aan de om- en bijscholingsopgave
die voortkomt uit de coronacrisis? Wat is mogelijk interessant voor Nederland om kennis
van te nemen?
Nederland kan de Raadsconclusies steunen. Het Nederlands kabinet onderschrijft het
belang van investeringen in leven lang ontwikkelen (LLO). LLO is van belang voor de
hele beroepsbevolking om bij te blijven gelet op de snelle ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.
Het uitgangspunt blijf uiteraard dat extra investeringen gericht worden ingezet om
barrières van LLO weg te nemen. Tijdens een crisis neemt het belang van LLO toe, omdat
structurele veranderingen dan sneller plaatsvinden op de arbeidsmarkt.
Het crisispakket «NL leert door» is bedoeld, in aanvulling op de andere noodmaatregelen8, om tijdelijk te voorzien in de extra behoefte aan ontwikkeladvies en scholing die
voortvloeit uit de coronacrisis. Het geeft mensen de mogelijkheid om een eerste oriëntatie
te doen. Wat op de iets langere termijn nodig is, is nog onderwerp van bespreking.
Naast dit crisispakket is er uiteraard de reguliere inzet op LLO, waaronder het SLIM-budget9 voor LLO in het MKB. Daarnaast zal het STAP-budget10, een publiek leer- en ontwikkelbudget voor werkenden en werkzoekenden voor de bekostiging
van scholing en ontwikkeling als structurele maatregel beschikbaar komen vanaf 2022.
Het kabinet zal uw Kamer, zoals aangegeven in de beantwoording van de vraag van de
VVD over omscholing en bijscholing, na de zomer separaat informeren over de plannen
met LLO gericht op de langere termijn.
Op 31 maart en 1 april jl. heeft een uitwisseling tussen lidstaten plaatsgevonden
over de coronacrisis en de impact hiervan op LLO en basisvaardigheden tijdens een
virtuele vergadering van de ET2020 werkgroep volwassenonderwijs. Deze werkgroep is
tevens voornemens om op korte termijn een rapport te publiceren over de huidige stand
van zaken in de lidstaten en een oriëntatie op de toekomst. Ik kijk uit naar de uitkomsten
van dit rapport en hopen deze inzichten te kunnen benutten in de Nederlandse context.
Conclusies over welzijn op het werk
17. CDA: De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze Nederland wordt versterkt,
conform de oproep aan de lidstaten, in zijn kennispositie rondom thema’s als stress
en burn-outs. Is de coronacrisis hier nog een factor?
De Raadsconclusies moedigen lidstaten onder andere aan om hun kennispositie rondom
thema’s gerelateerd aan psychosociale arbeidsbelasting (stress, burn-out, depressie)
te versterken en hier aandacht aan te besteden in hun nationale beleid. In Nederland
doen we dit al. Graag verwijs ik bijvoorbeeld naar de brief van Staatsecretaris van
Ark van 19 december 2019 over de tussenresultaten van het onderzoek naar burn-outklachten
(Kamerstuk 25 883, nr. 370) en naar het Algemeen Overleg Gezond & Veilig werken van 20 februari 2020. Inmiddels
wordt er een verkenning gedaan naar de in de brief van 19 december jl. genoemde brede
maatschappelijke samenwerking met sociale partners, maatschappelijke organisaties
en betrokken departementen. De Raadsconclusies zijn dan ook een ondersteuning van
het beleid van Nederland. De coronacrisis onderstreept het belang van gezond en veilig
werken.
Conclusies over demografische uitdagingen in de EU
19. CDA: De leden van de CDA-fractie vragen of binnen de EU ook discussie plaatsvindt
over de effecten van het vrij verkeer voor demografie in uitzendende en ontvangende
lidstaten. Rond maart 2020 werd een rapport van de Europese Commissie verwacht over
demografie: die is nog niet verschenen. Wanneer is de verwachting dat deze alsnog
gepresenteerd wordt? Worden deze conclusies ook betrokken bij de lopende Verkenning Bevolking 2050?
Het klopt inderdaad dat het rapport over demografie nog niet verschenen is. Het rapport
wordt voor de zomer verwacht. De conclusies van dit rapport kunnen niet worden meegenomen
in de Verkenning Bevolking 2050, want dit rapport, met de demografische projecties die het NIDI en het CBS hebben opgesteld,
is gereed en wordt binnenkort aan de Tweede Kamer aangeboden.
Kwartaalrapportage: EGF 2021–2027
19. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen dat de besprekingen als gevolg van de coronacrisis
tot nader order tot stilstand zijn gekomen door de quarantaine naar aanleiding van
COVID-19. Wat betekent dit voor het tijdspad van de onderhandelingen?
Het is nog moeilijk in te schatten wanneer de onderhandelingen voor EGF weer van start
gaan. Het EGF is onderdeel van het MFK; de afronding van de onderhandelingen zal afhankelijk
zijn van het verloop van de bredere MFK-onderhandelingen.
Kwartaalrapportage: ESF +
20. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister schrijft dat de Tweede
Kamer later separaat via een Kamerbrief over de sectorale voorstellen, inclusief het
ESF+, van het nieuwe meerjarig financieel kader (MFK) en herstelfonds zal worden geïnformeerd.
Kan de Minister een indicatie geven van wanneer de Kamer deze brief kan verwachten?
Op 27 mei jl. presenteerde de Europese Commissie een aangepast voorstel voor de Europese
meerjarenbegroting voor de periode 2021–2027 (het Meerjarig Financieel Kader, MFK)
en herstelfonds. De analyse en beoordeling van de 22 deelvoorstellen is nog in volle
gang. Zoals aangegeven bij vraag 6 (VVD) zal uw Kamer op een later moment via een
Kamerbrief worden geïnformeerd over de kabinetsappreciatie van de sectorale voorstellen,
waaronder de aangepaste ESF+ verordening.
Kwartaalrapportage: Richtlijn Gendergelijkheid in Raden van Bestuur/ Commissarissen
21. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen dat de nieuwe Commissie «haar intentie
[heeft] uitgesproken om het dossier weer op te starten.» Is bekend hoe en op welk
moment de Commissie dit wil gaan doen?
De nieuwe Commissie heeft deze intentie uitgesproken in haar politieke richtlijnen,
aan het begin van haar mandaat. Het is echter niet de Commissie die aan zet is op
dit dossier. Het dossier ligt vast in de onderhandelingen in de Raad, waar een blokkerende
minderheid is. Sinds 2017 is er niet meer onderhandeld over dit dossier.
Verslag van de informele ministeriële videoconferentie van de Raad WSBVC, onderdeel
Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 19 maart 2020
22. CDA: De leden van de CDA-fractie waarderen het dat Nederland aandacht heeft gevraagd
voor de situatie van grensarbeiders, bijvoorbeeld in relatie tot thuiswerken. Deze
leden lezen dat de Commissie aankondigde met praktische richtsnoeren te komen voor
grenswerkers, detachering en seizoenarbeiders. Zijn deze richtsnoeren reeds gepubliceerd
en hoe werken deze? Resteren er nog obstakels? Wordt het beeld gedeeld dat door de
verschillende coronamaatregelen grenswerkers alsnog tussen wal en schip kunnen vallen?
Ja, de richtsnoeren zijn op 13 mei gepubliceerd op de website over coronamaatregelen
van de Europese Commissie. 11 Deze bieden aanbevelingen rondom het herstel van het vrije verkeer van personen binnen
de EU. Doordat nog niet alle lidstaten de interne grenzen hebben opengesteld is er
nog sprake van obstakels voor burgers, waaronder seizoens- en grenswerkers, die in
andere lidstaten wensen te werken dan waar ze gebruikelijk wonen. Verschillende landen
passen verschillende vereisten toe voor aanvragers van coronamaatregelen.
Antwoorden op vragen commissie over geannoteerde agenda voor de informele Raad Werkgelegenheid
en Sociaal Beleid van 5 mei 2020 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 556)
23. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen in antwoord op eerdere vragen dat er een
«trilaterale Cross Border Taskforce Corona» is ingericht waarin grensoverschrijdende
issues worden besproken. Hierin participeren ambtenaren van relevante ministeries
van België, Nederland en van de Duitse deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen.
Vindt daarnaast ook overleg op bewindspersonenniveau plaats, zouden deze leden graag
willen weten? Bijvoorbeeld om harmonisatie van wet- en regelgeving aan de orde te
stellen, daar waar mensen tussen wal en schip van regelingen dreigen te vallen? Uit
de antwoorden op de eerdere vragen maken deze leden op dat er doorlopend contact met
andere landen is over (de afbouw van) beperkende coronamaatregelen. Tegelijkertijd
merken zij op dat landen nogal eens verrast lijken te zijn over elkaars beleid, bijv.
als het gaat om het versoepelen van maatregelen, zoals opening van horeca en familiebezoek
over de grens, en ongewenste effecten die dat teweeg brengt. Hoezeer is hier aandacht
voor?
Nederland, net als haar buurlanden, maakt beleidskeuzes op basis van de nationale
situatie. Het doel van de Cross-Border Taskforce Corona is om zo goed en snel mogelijk
buurlanden te informeren over de stand van zaken en het bespreken van de actualiteit
in de grensregio’s. Ambtenaren en bewindspersonen overleggen met het oog op een zo
optimaal mogelijke coördinatie van beleid, waarbij beleidskeuzes van andere landen
en/of deelstaten gerespecteerd worden. In overleggen wordt afstemming nagestreefd,
maar harmonisatie van wet- en regelgeving is niet altijd mogelijk of wenselijk. Ervaren
knelpunten en signalen uit de grensstreken worden gedeeld, opdat deze kunnen worden
beoordeeld en waar nodig aangepakt. De Taskforce probeert met haar inzet verrassingen
zo veel mogelijk te beperken. Ondanks de inzet van de Cross-Border Taskforce kan het
voorkomen dat nationale besluiten niet tijdig de autoriteiten aan de andere kant van
de grens bereiken.
Verslag van de Informele ministeriële videoconferentie werkgelegenheid en sociaal
beleid van 5 mei 2020
24. CDA: De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre nationale protocollen voor gezond-
en veilig werken in tijden van corona door lidstaten worden afgestemd, zodat bijvoorbeeld
werknemers aan de ene kant van de grens eenzelfde bescherming genieten als aan de
andere kant van de grens? Deze leden lezen dat Nederland in samenwerking met krimpregio’s
werkt aan Regio Deals. Wanneer wordt meer bekend over de inhoud hiervan?
De zgn. coronaprotocollen stellen sectoren/branches inderdaad zelf op om invulling
te geven aan de 1,5 meter en andere RIVM richtlijnen. Protocollen komen tot stand
in overleg tussen (vertegenwoordigers van) werkgevers en werknemers. De sectoren/branches
kunnen bij het opstellen van hun protocol worden geadviseerd door de interdepartementale
werkgroep die kan meelezen op concept protocollen en feedback kan geven. In Nederland
gaat het dus om sectorale protocollen en niet om nationale protocollen zoals de vraag
van CDA suggereert. En om die reden is er geen sprake van afstemming met andere lidstaat.
Wel heeft het EU agentschap voor veilig en gezond werken (EU OSHA) richtsnoeren («guidance»)
opgesteld voor de EU lidstaten over hoe om te gaan met terugkeer naar de werkplek
(on «COVID-19: BACK TO THE WORKPLACE»).
Verder is hier relevant dat op EU niveau gelijke minimumnormen gelden t.a.v. de rechten
van werknemers op het gebied van arbeidsomstandigheden. Ook hierbij zijn sociale partners
betrokken. EU-landen zijn vrij om strengere normen vast te stellen op nationaal niveau.
Het Rijk is deze kabinetsperiode gestart met samenwerking met regio’s middels de zogeheten
Regio Deals. Het Rijk heeft een aantal Regio Deals met krimpregio’s gesloten. De inhoud
van de verschillende Regio Deals kunt u vinden op deze website, hier staan de deals
van de eerste, tweede en derde tranche.12
Overige
25. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen dat de Commissie een Noodpakket heeft gepresenteerd.
Kan de Minister aangeven hoe hij tegen het deel voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
uit het Noodpakket aankijkt?
Op 27 mei jl. presenteerde de Europese Commissie een aangepast voorstel voor de Europese
meerjarenbegroting voor de periode 2021–2027 (het Meerjarig Financieel Kader, MFK)
en herstelfonds. De analyse en beoordeling van de 22 deelvoorstellen is nog in volle
gang. Uw Kamer zal ook separaat worden geïnformeerd via een Kamerbrief met de appreciatie
van het kabinet m.b.t. de deelvoorstellen, waaronder over het ESF+ en FEAD. Ik wil
daar nu niet op vooruit lopen.
26. CDA: Een van de concept landenspecifieke aanbevelingen aan Nederland betreft:
«De effecten op de werkgelegenheid en de sociale effecten van de crisis beperken en
adequate sociale bescherming van zelfstandigen stimuleren.» Kan de Minister hierop reageren? In 2019 was een van aanbevelingen aan Nederland:
«De prikkels voor zelfstandigen zonder personeel verminderen en adequate sociale bescherming
voor zelfstandigen bevorderen, en schijnzelfstandigheid aanpakken. Levenslang leren
versterken en vaardigheden verbeteren, met name voor mensen aan de rand van de arbeidsmarkt
en inactieven.» Kan de Minister kort ingaan op hoe Nederland met deze punten aan de slag is gegaan?
Op 5 juni 2020 heeft u de kabinetsreactie ontvangen op de landspecifieke aanbevelingen.
Hierin staat ook een appreciatie van de aanbeveling over de effecten op de werkgelegenheid
en de sociale effecten en adequate sociale bescherming voor zelfstandigen. In het
Nationaal Hervormingsprogramma 202013, dat op 27 maart 2020 naar de Kamer is gestuurd, staat een uitgebreide toelichting
over hoe het kabinet aan de slag is gegaan met de landspecifieke aanbevelingen uit
2019.
Herstelpakket
27. D66: De leden van de D66-fractie vragen of de Minister mogelijk al een eerste
appreciatie kan geven van de elementen op het gebied van werkgelegenheid uit het Noodpakket.
Deze leden vragen of al duidelijk is op welke manier en onder welke voorwaarden aanspraak
gemaakt kan worden op de extra fondsen binnen het ESF+ voor baanbehoud, kortdurende
werkregelingen en ondersteuning voor zelfstandigen. De leden vragen wanneer deze fondsen
tot uitkering zouden moeten komen en of Nederland daar ook mogelijk aanspraak op zou
kunnen maken.
Op 27 mei jl. presenteerde de Europese Commissie een aangepast voorstel voor de Europese
meerjarenbegroting voor de periode 2021–2027 (het Meerjarig Financieel Kader, MFK)
en herstelfonds. Het kabinet informeert uw Kamer separaat via een Kamerbrief over
het MFK en herstelfonds. De deelvoorstellen zijn net uitgekomen en worden nu nog bestudeerd.
Uw Kamer zal ook separaat worden geïnformeerd over de deelvoorstellen van de Europese
Commissie, waaronder over ESF+.
Semester
28. D66: De leden van de D66-fractie vragen of de Minister een eerste appreciatie
kan geven van de concept landenspecifieke aanbevelingen waarbij vooral wordt gewezen
op mogelijkheden om het economisch herstel te bevorderen, zoals het vervroegen van
investeringsprojecten, aanjagen van particuliere investeringen en investeringen in
opleidings- en ontwikkelingsfondsen (O&O fondsen) en menselijk kapitaal om de groei
van de productiviteit op lange termijn te kunnen ondersteunen.
Op 5 juni 2020 heeft u de kabinetsreactie op de landspecifieke aanbevelingen ontvangen.
Hierin staat onder andere dat het kabinet de analyse van de Europese Commissie onderschrijft
dat technische en digitale vaardigheden en gekwalificeerde professionals cruciaal
zijn voor het vermogen van de Nederlandse economie om te innoveren en voor inclusieve
en duurzame productiviteitsgroei. Investeringen in menselijk kapitaal en een activerend
arbeidsmarktbeleid door bijvoorbeeld omscholing/herscholing en daarmee een betere
match van vraag en aanbod zijn daarom van belang. Werkenden en werkzoekenden kunnen
bijvoorbeeld middels een leer- en ontwikkelbudget (STAP) hun digitale vaardigheden
ontwikkelen. Speciale aandacht voor digitale vaardigheden en een goede balans tussen
meer geavanceerde digitale vaardigheden en basisvaardigheden is hierbij een aandachtspunt.
Daarnaast staat in de brief dat het kabinet onderschrijft dat aandacht voor missiegedreven
onderzoek en innovatie kan bijdragen aan het vinden van oplossingen voor maatschappelijke
uitdagingen, waaronder verduurzaming en digitalisering.
29. D66: De leden van de D66-fractie vragen tot slot of de conclusies over langdurige
zorg en de werk privé balans ook worden besproken in het kader van de huidige coronacrisis.
Deze leden vragen of de Minister herkent dat er juist de afgelopen maanden nog meer
informele zorg bij vrouwen terecht is gekomen, en wat het beeld daarvan is in andere
lidstaten.
Het beeld dat in deze vraag geschetst wordt herken ik. Dit is vergelijkbaar met de
gevolgen in andere lidstaten, blijkt uit onderzoek van het Europees Instituut voor
Gendergelijkheid. In de Raadsconclusies over langdurige zorg en de werk privé balans
wordt ook aandacht besteedt aan de gevolgen van de COVID-19 crisis voor vrouwen. Het
nationale kabinetsbeleid is er op gericht om de arbeidsparticipatie van vrouwen te
bevorderen. Dit is een belangrijke voorwaarde om de onevenredige effecten van de crisis
op vrouwen te bestrijden.
Geannoteerde agenda Informele Raad WSBVC 9 juni 2020
30. SP: De leden van de SP-fractie baart het zorgen dat zowel de Europese Commissie
als rapporteur Bischoff aandringen aan op een snelle afronding van de herziening Coördinatieverordening
Sociale Zekerheid. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de Corona-crisis niet misbruikt
wordt om dit zwaar omstreden onderwerp er alsnog doorheen te drukken? Is de Minister
in het geval dit dreigt te gebeuren alsnog bereid aan de noodrem te trekken middels
de daarvoor beschikbare procedure?
Nederland heeft er steeds voor gepleit om voldoende tijd te nemen voor de onderhandelingen
over dit complexe dossier en daarbij aangegeven dat een verbreding van het bereik
van de onderhandelingen noodzakelijk is om een akkoord te bereiken dat op een breed
draagvlak steunt. In het overleg van ambassadeurs van 3 juni jl. heeft Nederland dit
herhaald.
Op verschillende momenten heb ik met uw Kamer van gedachten gewisseld over het inzetten
van de noodprocedure op grond van artikel 48 van het Verdrag betreffende de Werking
van de Europese Unie. Daarbij heb ik aangegeven dat deze procedure bedoeld is voor
de situatie dat een wetgevingsvoorstel voor de betrokken lidstaat afbreuk zou doen
aan belangrijke aspecten van haar sociale zekerheidsstelsel, met name het toepassingsgebied,
de kosten en de financiële structuur ervan, of gevolgen zou hebben voor het financiële
evenwicht van het stelsel. Het is evident dat de herziening van de verordening gevolgen
heeft voor ons sociale zekerheidsstelsel, maar daarbij is onvoldoende sprake van afbreuk
zoals bedoeld in artikel 48 VWEU. Ik zal daarom geen gebruik maken van de noodremprocedure.
31. De leden van de SP-fractie vragen de Minister om een reactie op de SZW-gerelateerde
elementen uit het Noodpakket. Wat is bijvoorbeeld de mening van het kabinet over het
oprekken van bestaande instrumenten zoals het Europees Sociaal Fonds plus (ESF+),
het EU Minstbedeeldenfonds (FEAD) en het EU Globaliseringsfonds (EGF)? Klopt het dat
dit geld vooral gericht zal zijn op lidstaten die de grootste economische problemen
door de coronacrisis ondervinden?
Uw Kamer zal separaat via een Kamerbrief worden geïnformeerd over de kabinetsappreciatie
van het nieuwe voorstel van de Europese Commissie voor het Meerjarig Financieel Kader
(MFK) en herstelfonds. Uw Kamer zal ook separaat worden geïnformeerd over de appreciatie
van het kabinet m.b.t. de deelvoorstellen, waaronder over het ESF+ en FEAD.
De Europese Commissie heeft laten weten dat lidstaten mogelijk aanvragen kunnen indienen
voor ondersteuning uit het EU Globaliseringfonds (EGF) indien sprake is van twee kwartalen
krimp. Het kabinet onderschrijft dat het EGF kan worden ingezet bij economische neergang
en steunt het voornemen om het EGF toegankelijk te maken, voor het thans nog beschikbare
bedrag, mocht er sprake zijn van twee kwartalen van economische krimp14.
Verslag van de Informele ministeriële videoconferentie werkgelegenheid en sociaal
beleid van 5 mei 2020
32. SP: De leden van de SP-fractie lezen dat verschillende lidstaten benadrukken dat
reeds aangekondigde voorstellen van de Commissie geen vertraging zouden mogen oplopen
vanwege de pandemie. De leden vragen de Minister om er ook in Europa voor te waken
dat voorstellen de juiste procedures worden gevolgd. Is het kabinet bereid om bij
de informele raad een lans te breken voor democratische en transparante besluitvorming,
juist ten tijde van deze corona-crisis?
Democratische en transparante besluitvorming in EU-verband is een belangrijk aspect
van de Nederlandse inzet in de EU. De procedures om wetgeving of andere zaken in EU-verband
aan te nemen zijn niet veranderd sinds de Corona-crisis, wel is sommige besluitvorming
schriftelijk geworden. Dit doet niets af aan de bestaande procedures om uw Kamer zoals
altijd via de gebruikelijke kanalen op de hoogte te houden van voortgang op individuele
dossiers.
Overige
33. SP: De leden van de SP-fractie constateren dat van de landenspecifieke aanbevelingen
voor Nederland er één direct op SZW-terrein gericht is. Deze aanbeveling roept onder
andere op tot adequate sociale bescherming van zelfstandigen. Is de Minister van mening
dat het met de verlengde TOZO-regeling waarbij in vergelijking tot de aanvankelijke
regeling uitgerekend veel zelfstandigen de inkomenssteun verliezen, voldoet aan die
aanbeveling? De leden vragen een uitgebreide toelichting op dit antwoord.
De aanbeveling ten aanzien van adequate sociale bescherming van zelfstandigen is niet
direct gerelateerd aan de reactie op de COVID-19 uitbraak en de daaraan gerelateerde
maatregelen, zoals de door de vraagsteller genoemde TOZO-regeling. Nederland kreeg
afgelopen jaar immers een soortgelijk aanbeveling. De COVID-19 crisis maakt de relevantie
van sociale bescherming in het algemeen wel duidelijk en geeft extra relevantie aan
reeds in gang gezet beleid om sociale bescherming voor zelfstandigen vorm te geven.
Eerder dit jaar hebben de sociale partners, op verzoek van het kabinet, een voorstel
gedaan voor de vormgeving van een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor
zelfstandigen. Voor de zomer van 2020 zal het kabinet een reactie aan de Tweede Kamer
sturen op het voorstel van sociale partners. Daarnaast heeft het kabinet bezien hoe
zelfstandigen zich vrijwillig kunnen aansluiten bij een pensioenregeling. Momenteel
wordt gekeken naar een fundamentele herziening van de pensioenwetgeving. In dit traject
zullen ook de resultaten meegenomen worden van sectorale experimenten waarin zelfstandigen
kunnen meedoen in tweede pijler pensioenregelingen.
Voortgangsrapportage herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
34. PVDA: De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen dat veel zelfstandigen die
in Nederland werken, maar aan de andere kant van de grens wonen nu geen ondersteuning
via de Tozo krijgen en bovendien krijgen zij ook geen ondersteuning van het woonland.
Deelt de Minister deze zorgen van deze leden? Deze leden willen van de Minister weten
hoeveel zelfstandigen nu tussen wal en schip vallen omdat er niet wordt gecoördineerd
tussen Nederland, België en Duitsland. Is de Minister het verder eens met deze leden
dat de Tozo onder de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid valt? Is de Minister
om die reden bereid voor deze groep zelfstandigen een oplossing te zoek door hen onder
de Tozo te laten vallen of eventueel samen met Duitsland en België?
Elke lidstaat is bevoegd om zelf de kenmerken en voorwaarden te bepalen van de ondersteuning
die zij willen bieden tijdens de coronacrisis. Elke lidstaat heeft dan ook de maatregelen
genomen die passen bij het eigen land en met inachtneming van de uitvoerbaarheid.
Het noodpakket in Nederland is een breed pakket om banen te behouden en de economische
gevolgen voor zelfstandigen te beperken en bestaat uit allerlei steunmaatregelen.
Eén van de crisismaatregelen in het Nederlandse noodpakket betreft een tijdelijk versoepelde
bijstandsregeling, de Tozo. Het betreft een versoepelde de toegang tot de bijstand
voor levensonderhoud voor zelfstandigen. Ook zelfstandigen die in Nederland wonen
en een bedrijf in het buitenland hebben, kunnen een beroep doen op een Tozo-uitkering
voor levensonderhoud. Verder kunnen ondernemers die in het buitenland wonen maar in
Nederland ondernemen een aanvraag doen voor een lening voor bedrijfskapitaal. Er is
dan dus in alle gevallen een territoriale band met Nederland.
De Staatssecretaris van SZW heeft bij brief aan de Kamer van 24 april aangegeven waarom
de groep zelfstandigen die niet in Nederland woont, geen toegang heeft tot de Tozo-uitkering
voor levensonderhoud.15 Voor de bijstand hanteren Nederland en de andere EU-lidstaten het territorialiteitsbeginsel.
Dit impliceert dat iedere EU-lidstaat verantwoordelijk is voor de bijstand voor levensonderhoud
voor de eigen inwoners. In die zin is er sprake van een sluitend systeem. De criteria
voor de bijstand worden nationaal bepaald. Hoewel er dus sprake is van een sluitend
systeem zijn er personen die niet aan alle bijstandscriteria in hun woonland voldoen.
In Duitsland is de bijstandsregeling, die ook het woonlandcriterium hanteert, ook
tijdelijk versoepeld («Arbeitslosengeld II»). België heeft er niet voor gekozen de
bijstand (leefloon) te versoepelen, maar gekozen voor een andersoortige regeling,
het «overbruggingsrecht voor zelfstandigen», voor zelfstandigen met een bedrijf in
België, ongeacht of zij woonachtig zijn in België of in een ander EU-land.
Hoeveel zelfstandigen niet in aanmerking komen voor de Tozo-uitkering voor levensonderhoud
maar in het eigen woonland ook niet aan de criteria voor de bijstandsuitkering voldoen,
is niet bekend.
Met betrekking tot Verordening (EG) 883/2004 (hierna: coördinatieverordening), het
volgende. Sociale bijstand, zoals de Tozo, valt niet binnen de werkingssfeer van de
coördinatieverordening.16 Daarnaast moet de uitkering verbonden zijn met één van de sociale zekerheidsrisico’s
genoemd in artikel 3, eerste lid, van de coördinatieverordening (zoals ziekte, invaliditeit
of werkloosheid) om onder de coördinatieverordening te vallen. Dat is hier niet het
geval gezien het doel en de voorwaarden van de regeling. De doelgroep van de Tozo
bestaat uit zelfstandigen, die worden geconfronteerd met een financieel probleem als
gevolg van de coronacrisis. Deze financiële problemen kunnen door allerlei oorzaken
ontstaan. Het kan bijvoorbeeld gaan om zelfstandigen die door quarantaine, ziekenhuisopname,
vermindering van opdrachten, of om andere redenen van economische, organisatorische
of persoonlijke aard, als gevolg van de coronacrisis, hun activiteit volledig of gedeeltelijk
onderbreken. Maar het kan ook gaan om zelfstandigen die de activiteiten niet (volledig)
onderbroken hebben, maar als gevolg van de coronacrisis wel te maken hebben met een
inkomstenderving, die heeft geleid tot een financieel probleem. De uitkering wordt
betaald aan zelfstandigen in Nederland zonder voldoende bestaansmiddelen als een aanvulling
tot het sociaal minimum en heeft daarom een algemeen karakter.
Dat betekent dat er geen verplichting op grond van de coördinatieverordening is om
ondernemers die in België of Duitsland wonen maar waarvan het bedrijf in Nederland
is gevestigd, in aanmerking te laten komen voor de Tozo-uitkering voor levensonderhoud.
Gezien het bovenstaande is er geen aanleiding een andere afweging te maken ten aanzien
van de toegang van niet in Nederland woonachtige zelfstandigen tot de Tozo-uitkering
voor levensonderhoud. De niet in Nederland woonachtige zelfstandigen die in Nederland
een bedrijf uitoefenen dienen voor bijstand ter voorziening in het levensonderhoud
zich te wenden tot hun woonland. Dit sluit aan bij het uitgangspunt dat elke lidstaat
verantwoordelijk is voor de bijstandsregeling voor zijn eigen inwoners.
35. PVDA: Verder willen de leden van PvdA-fractie weten welke stappen, via de Coördinatieverordening
Sociale Zekerheid, de Minister gaat zetten om premieshoppen in Europa aan te pakken?
Bij de herziening van deze coördinatieverordening heeft Nederland zich ervoor ingezet
om het hoofdstuk dat ziet op de bepaling van de toepasselijke wetgeving (met daarin
de regels over o.a. detacheringen en A1-verklaringen) te verbeteren en de fraude en
misbruik met A1-verklaringen en schijnconstructies te bestrijden. Op dit front zijn
belangrijke maatregelen (voorlopig) overeengekomen. Zowel in de Raad als in het Europees
Parlement was voldoende steun voor de volgende wijzigingen:
• Een aanscherping van de bemiddelingsprocedure bij geschillen over bijvoorbeeld de
A1-verklaring.
• De verplichting voor de uitgevende instelling om een A1-verklaring met terugwerkende
kracht in te trekken bij fraude;
• De mogelijkheid voor het werkland tot weigering van een A1-verklaring als die niet
helemaal is ingevuld;
• De verlenging en codificatie van de termijn van voorafgaande verzekering (drie maanden)
voor detachering en de codificatie van de onderbrekingsperiode (twee maanden) tussen
twee detacheringen.
Dat er – zoals het er nu uitziet – al substantiële stappen worden gezet om misbruik
tegen te gaan wil niet zeggen dat ik verdergaande maatregelen niet zal ondersteunen.
Zoals ik heb aangegeven in de geannoteerde agenda kennen de onderhandelingen in de
trilogen nog steeds een beperkt bereik. Met betrekking tot het tegengaan van premieshoppen
wordt er nog gesproken over een verplichte voorafgaande melding van detacheringen.
Of ik deze maatregel kan steunen hangt af van de wijze waarop deze wordt vormgegeven.
De regeling moet er daadwerkelijk beter handhaafbaar door worden, zonder dat de administratieve
lasten voor burgers, ondernemingen en overheidsinstellingen disproportioneel toenemen.
Daarnaast is het belangrijk om te onderstrepen dat er op dit moment geen akkoord kan
worden bereikt op dit dossier omdat partijen het niet eens kunnen worden over de aanpassingen
in het hoofdstuk werkloosheid en het hoofdstuk toepasselijke wetgeving. Nederland
heeft meermaals naar voren gebracht dat een mogelijk akkoord over de herziening van
de verordening zowel betrekking zou moeten hebben op het werkloosheidshoofdstuk als
op het hoofdstuk toepasselijke wetgeving. Nederland heeft wensen op beide terreinen.
Of Nederland kan instemmen met een dergelijke package deal hangt af van het bereikte
resultaat op beide hoofdstukken.
Kwartaalrapportage: EGF 2021–2027
36. PVDA: De leden van de PvdA-fractie willen weten hoe de Minister, met een wereldwijde
economische crisis voor de deur en een klimaatcrisis, van plan is om werkloosheid
door digitalisering, globalisering en klimaatverandering op te vangen als de Minister
tegelijkertijd wil snijden in het budget van het Europees Globaliseringsfonds.
De Europese Commissie heeft laten weten dat lidstaten mogelijk aanvragen kunnen indienen
voor ondersteuning uit het EU Globaliseringfonds (EGF) indien sprake is van twee kwartalen
krimp. Het kabinet staat positief tegenover inzetten van het EGF bij economische neergang
en heeft eerder het voornemen om het EGF toegankelijk te maken gesteund.17
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.M. Witzke, adjunct-griffier