Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
35 470 XVI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2019
Nr. 8
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 15 juni 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 20 mei 2020 over het rapport
Resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (Kamerstuk 35 470 XVI, nr. 2).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 juni 2020. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Vraag 1
Kan de Algemene Rekenkamer aangeven hoe de verantwoording naar aanleiding van het
project «Waardig ouder worden» in het jaarverslag Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport 2019, waarbij de verantwoording niet transparant is, verbeterd kan
worden?
U vraagt hoe de verantwoording van het project «Waardig ouder worden» in het jaarverslag
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2019 verbeterd kan worden. Hier hebben
wij in het kader van ons Verantwoordingsonderzoek 2019 geen onderzoek naar verricht.
Vraag 2
Hoe zouden volgens de Algemene Rekenkamer de verantwoording en de inzichtelijkheid
over de resultaten van het beleid verbeterd kunnen worden?
De Minister van VWS kan de verantwoording over zijn resultaten verbeteren door niet
alleen doelen op te stellen voor wat er op de beleidsterreinen waarvoor hij stelselverantwoordelijk
is behaald moet worden door de partijen gezamenlijk. Maar ook concrete doelen met
streefwaarden op te stellen die gaan over de bijdrage die de Minister en het ministerie
zelf zouden moeten leveren, gezien hun taken en verantwoordelijkheden. En vervolgens te
meten in welke mate deze bijdrage is gerealiseerd. Bijvoorbeeld: de Minister van VWS
heeft op veel van zijn beleidsterreinen de rol van schepper van (juridische, financiële
etc.) randvoorwaarden. Hij zou doelen met streefwaarden kunnen opstellen in hoeverre
die randvoorwaarden gerealiseerd zijn en blijven.
Vraag 3
Hoe zouden volgens de Algemene Rekenkamer de verantwoording en de inzichtelijkheid
rondom cliëntondersteuning over de resultaten van het beleid verbeterd kunnen worden?
Voor de verantwoording over beleid rondom cliëntondersteuning geldt hetzelfde antwoord
als voor de verantwoording over al zijn beleid. Wij verwijzen u daarom hiervoor naar
het antwoord op vraag 2. Daarnaast wijzen wij u op onze begrotingsbrief 2019 waarin
we een paragraaf wijden aan verantwoordingseisen rondom cliëntondersteuning.
Vraag 4
Klopt het dat bij het thema «Leven met een beperking» in het jaarverslag er geen verantwoording
is over de € 8 miljoen?
We hebben in het kader van ons Verantwoordingsonderzoek 2019 geen onderzoek verricht
naar de verantwoording bij het thema «Leven met een beperking». Voor het antwoord
op deze vraag verwijzen wij naar de verantwoordelijke bewindspersoon
Vraag 5
Welke consequenties heeft de uitbraak van het coronavirus op het werk van de Algemene
Rekenkamer? Klopt het dat de uitbraak van het coronavirus inhoudelijk niets heeft
veranderd aan de resultaten van het verantwoordingsonderzoek?
Als gevolg van de invloed van het coronavirus op de (werk)omstandigheden heeft de
Algemene Rekenkamer een beperkt deel van de werkzaamheden risicogericht moeten bijstellen
in de afrondende fase van de controle. Die bijstelling heeft betrekking op de controle
van delen van de saldibalans en de toets op de verslaggevingsvereisten. Echter, door
mede gebruik te maken van de werkzaamheden van de Auditdienst Rijk in aanvulling op
onze eigen werkzaamheden gedurende het jaar, hebben wij een voldoende basis voor onze
financiële oordelen. Het klopt dat de uitbraak van het coronavirus inhoudelijk niets
heeft veranderd aan de resultaten van het verantwoordingsonderzoek over 2019. Onze
conclusies over 2019 zijn niet veranderd vanwege de ernstige ontwikkelingen in 2020.
Vraag 6
Op welke wijze volgt de Algemene Rekenkamer de ontwikkelingen/uitgaven/beslissingen
van de Minister van VWS aangaande de aanpak van het coronavirus?
Het is de wettelijke taak van de Algemene Rekenkamer om te controleren of het Rijk
belastinggeld zinnig, zuinig en zorgvuldig uitgeeft. Bij de aanpak van het coronavirus
is veel belastinggeld uitgegeven, niet in de laatste plaats bij het Ministerie van
VWS. Wij zullen hier dan ook zeker onderzoek over publiceren in het komende jaar.
Op onze website Externe link:https://www.rekenkamer.nl/actueel/lopend-onderzoek wordt de onderzoeksagenda dagelijks bijgewerkt en kunt u zien welke onderzoeken dit
(gaan) zijn. Vandaag, 8 juni 2020, zullen we een persbericht uitbrengen waarin we
nieuwe onderzoeken op dit terrein aankondigen.
Vraag 7
Wat is het oordeel van de Algemene Rekenkamer over de persisterende tekortkoming als
het gaat om staatssteun? Doet de Minister van VWS naar het oordeel van de Algemene
Rekenkamer genoeg om deze tekortkoming weg te werken?
Wij beoordelen het subsidiebeheer als onvolkomenheid. Het ministerie heeft in 2019
gewerkt aan de verdere uitvoering van het in 2018 ingezette verbetertraject voor staatssteuntoetsen
door de volgende acties te ondernemen:
– Instellingssubsidies die eind 2018 nog niet waren getoetst, worden alsnog getoetst.
– Alle projectsubsidies worden getoetst en projectsubsidies groter dan € 1 miljoen worden
extra beoordeeld door de juridische afdeling van het Ministerie van VWS.
– De 3 bestaande grote regelingen in 2019 worden alsnog getoetst op staatssteun.
– Nieuwe regelingen worden voorafgaand aan publicatie getoetst op staatssteun.
Dit heeft echter niet geleid tot een substantiële daling van de onzekerheid over de
rechtmatigheid van de verstrekte subsidies. Wij bevelen aan om bij instellingsubsidies
jaarlijks na te gaan of nieuwe activiteiten gesubsidieerd worden en indien van toepassing
deze te toetsen op staatssteun. Tevens bevelen wij aan om bij subsidies aan kennisinstellingen
de staatssteuntoetsen te voorzien van voldoende argumentatie. Wij geven in overweging
om bij projectsubsidies kleiner dan 1 miljoen vaker consultatie van de juridische
afdeling in te zetten. Ook bevelen wij de Minister van VWS aan om bestaande subsidieregelingen
verder te toetsen op staatssteun en de KIPZ-regeling voor te leggen aan de Europese
Commissie.
Vraag 8
Ondanks het feit dat de Algemene Rekenkamer vorig jaar aan de Minister van VWS verbetering
vroeg op het gebied van incidentmanagement is sprake van een achteruitgang; doet de
Algemene Rekenkamer hierover wederom een aanbeveling en wat is het risico als de Minister
van VWS hier onvoldoende gehoor aan geeft en er volgend jaar weer een onvolkomenheid
wordt geconstateerd?
Het klopt dat het ontbreekt aan een (geformaliseerd) incidentmanagementbeleid. Incidenten
worden per mail gemeld aan de betrokken functionaris en er is geen periodieke rapportage
over incidenten. De periodieke uitvraag van incidenten is in 2019 niet uitgevoerd,
terwijl dat in 2018 wel gebeurde. Incidenten op het gebied van informatiebeveiliging
komen terecht in mailboxen van één functionaris Opvolging vindt daardoor pas plaats
zodra deze functionaris zijn mail leest. Het ontbreekt aan een consistente aanpak
in de omgang met incidenten bij het ministerie (inclusief haar diensten en instellingen)
wat o.a. ten koste gaat van het leervermogen waarmee een doeltreffende aanpak van
incidenten kan worden gerealiseerd.
Het risico dat de Minister loopt als hij onvoldoende gehoor geeft aan onze aanbeveling
is dat hij onvoldoende inzicht blijft houden in de incidenten die zich hebben voorgedaan.
Vraag 9
Wat is het risico van het feit dat de chief information officer (CIO) de risico’s
voor alle ICT-systemen onvoldoende in beeld heeft?
Het risico daarvan is dat de Minister besluiten neemt op basis van onvolledige informatie
of dat de Minister niet adequaat kan reageren op vragen, calamiteiten of incidenten.
Zo heeft de Minister een dergelijk overzicht nodig om de impact van incidenten en
calamiteiten voor het hele ministerie -inclusief de decentrale organisaties- snel
kunnen inschatten en hier vervolgens adequaat op kunnen reageren. Denk bijvoorbeeld
aan kwetsbaarheden in een ICT-systeem dat op meerdere plekken in de organisatie wordt
gebruikt. Ook heeft hij een dergelijk inzicht nodig om de uitvoerbaarheid van beleid
en beleidswijzigingen goed in te kunnen schatten. Door de sterke ketenafhankelijkheid
en de verschillende decentrale ICT-systemen moet het hele ICT-landschap in beeld zijn
om als departementale CIO goed te kunnen adviseren, weloverwogen keuzes te maken en
zo de continuïteit van de dienstverlening aan burgers en bedrijven te waarborgen.
Vraag 10
Wat is het oordeel van de Algemene Rekenkamer over het feit dat een groter aandeel
van de uitgaven aan de langdurige zorg gefinancierd zal worden met begrotingsgeld,
ondanks dat de Wet langdurige zorg (Wlz) een premie gefinancierde volksverzekering
is?
U vraagt ons naar een oordeel over de toename van het aandeel begrotingsgeld in de
financiering van de langdurige zorg. Hierover heeft de Algemene Rekenkamer geen oordeel.
Het is aan het parlement om te beoordelen of dit wenselijk is. De Wet financiering
sociale verzekeringen biedt de mogelijkheid voor een rijksbijdrage. In ons onderzoek
hebben we vastgesteld dat de toename van het aandeel begrotingsgeld een gevolg is
van de verwachtte stijging van de uitgaven aan langdurige zorg. Ook volgt deze toename
uit de besluiten van het kabinet om het percentage van de Wlz-premie niet te verhogen
en om het tekort van het Fonds langdurige zorg niet op te laten lopen.
Vraag 11
Wat is het oordeel van de Algemene Rekenkamer over het feit dat het parlement niet
de omvang van de begrotingsmiddelen bepaalt, geen directe zeggenschap heeft over de
besteding ervan en dat er ook geen directe verantwoording aan het parlement wordt
gegeven over de uitgaven aan de langdurige zorg?
U vraagt ons naar een oordeel over het ontbreken van directe betrokkenheid van het
parlement bij de omvang van de begrotingsmiddelen voor de financiering van de langdurige
zorg. Zoals in ons antwoord op vraag 10 is aangegeven hebben we hierover geen oordeel.
We brengen in beeld wat de consequenties hiervan zijn voor de positie van het parlement.
U vraagt ons ook naar een oordeel over het ontbreken van directe zeggenschap over
de besteding en de verantwoording aan het parlement over de uitgaven aan de langdurige
zorg. Ook dit is een keuze van de wetgever maar we rekenen het tot onze taak om voor
het parlement inzichtelijk te maken wat hiervan de consequenties zijn. De uitgaven
aan langdurige zorg vinden plaats buiten de rijksrekening en daarmee ook de verantwoording
over deze uitgaven. Het parlement ontvangt wel een rapport van de NZa die als toezichthouder
jaarlijks een rapportage aan het parlement stuurt over de rechtmatige en doelmatige
besteding van de uitgaven aan langdurige zorg.
Vraag 12
Welke informatie heeft de Kamer volgens de Algemene Rekenkamer niet gekregen met betrekking
tot het groeiende bedrag aan begrotingsgeld dat door de Wlz buiten de beïnvloedingssfeer
van het parlement valt?
Wij hebben in ons onderzoek vastgesteld dat het parlement alle informatie heeft gekregen
over de rijksbijdrage aan het Fonds langdurige zorg. Wij vinden wel dat deze informatie
in de begroting en jaarverslag van VWS summier was. De begroting voor 2019 geeft een
technische toelichting over het besluit tot de rijksbijdrage. De tabel met meerjarige
begroting van de rijksbijdrage laat zien dat het kabinet verwacht dat de rijksbijdrage
zal toenemen van € 1 miljard in 2019 naar € 7 miljard in 2023.
Wij merken op dat het kabinet in de miljoenennota voor 2019 wel expliciet ingaat op
de consequenties van sterke toename van de uitgaven aan langdurige zorg (Kamerstuk
35 000, nr. 1). Hierbij noemt het kabinet dat dit zal leiden tot verdringing van andere uitgaven
of tot het verhogen van de zorgpremies of eigen bijdragen. Daarbij geeft het kabinet
aan dat het beheersen van de zorguitgaven zonder verlies van kwaliteit en toegankelijkheid
«een flinke uitdaging» is (p. 40). Deze beschouwing had ook een plek kunnen krijgen
in de beleidsagenda van de begroting 2019 van VWS.
Vraag 13
De Algemene Rekenkamer noemt de financiële omvang van de onzekerheden en fouten in
de rechtmatigheid groot, de tolerantiegrens wordt voor het derde jaar op rij overschreden;
in dit verband wordt aan de Algemene Rekenkamer gevraagd of een overzicht gegeven
kan worden van al haar controles tot nu toe op de jaarverslagen van het Ministerie
van VWS met daarin de financiële omvang van de onzekerheden en fouten in de rechtmatigheid
en daarbij aangegeven of de Algemene Rekenkamer deze omvang groot, gemiddeld of klein
vond?
Op de website van de Algemene Rekenkamer Externe link:https://www.rekenkamer.nl/onderwerpen/verantwoordingsonderzoek vindt u onze rapporten over 2011 tot en met 2019 met daarin opgenomen de financiële
omvang van de fouten en de onzekerheden in de rechtmatigheid. Hierin is tevens opgenomen
welke (ernstige) onvolkomenheden wij de afgelopen jaren hebben geconstateerd.
Vraag 14
Kan de Algemene Rekenkamer een overzicht geven van alle geconstateerde (ernstige)
onvolkomenheden bij haar controles op de jaarverslagen van het Ministerie van VWS
tot nu toe?
U vraagt naar een overzicht van alle geconstateerde (ernstige) onvolkomenheden tot
nu toe bij onze onderzoeken op de jaarverslagen van het Ministerie van VWS. Hiervoor
verwijzen we naar het antwoord op vraag 13.
Vraag 15
Kan de Algemene Rekenkamer aangeven wat zij vindt van de stelling dat de rijksbijdrage
geen effect heeft op de hoeveelheid zorg en het Economische en Monetaire Unie (EMU)-saldo?
De stelling van de Minister van VWS dat de rijksbijdrage geen effect heeft op de hoeveelheid
zorg die wordt geleverd is juist. De hoeveelheid zorg die wordt geleverd volgt uit
de aanspraken waar patiënten vanuit de Wlz recht op hebben, niet uit de omvang van
de beschikbare middelen. De uitgaven aan de Wlz zijn 100% juridisch verplicht.
De stelling van de Minister van VWS dat de rijksbijdrage geen effect heeft op het
EMU saldo, is ook juist. Het EMU-saldo is immers de optelsom van de inkomsten en uitgaven
van de volledige collectieve sector, niet alleen die van het Rijk. Ook premiemiddelen
vallen hieronder. Het instellen van een rijksbijdrage ten bate van het fonds langdurige
zorg betreft daarom slechts een verschuiving van middelen binnen die optelsom, geen
verandering van de hoogte van die optelsom zelf. De Rijksbijdrage aan het Fonds langdurige
zorg is weliswaar een uitgave van het Ministerie van VWS, maar voor het Fonds langdurige
zorg is de Rijksbijdrage een baat. Op het saldo van de collectieve lasten als geheel
heeft het wel of niet kiezen voor een Rijksbijdrage dus geen effect.
Vraag 16
De Algemene Rekenkamer beveelt de Minister van VWS aan passende operationele doelstellingen
te formuleren voor de opschaling van e-health en is van mening dat het rapport van
het RIVM wel indicatoren maar geen doelstellingen formuleert, wat is breder de reactie
van de Algemene Rekenkamer op de reactie van de Minister op deze aanbeveling?
Zoals we in het nawoord aangeven passen de voorgestelde indicatoren door het RIVM
goed bij de ambitie van de Minister. Ze meten o.a. de effecten van e-health-toepassingen
op de kwaliteit en efficiëntie van de zorg. De Minister heeft het RIVM gevraagd de
indicatoren volgend jaar meer toe te spitsen op de rol en verantwoordelijkheid van
de Minister van VWS, zowel in het scheppen van noodzakelijke randvoorwaarden, als
bij de tijdelijke rol als katalysator. Bij dit laatste gaat het erom dat de Minister
kan meten of partijen zelf hun verantwoordelijkheid oppakken, zodat hij kan uitleggen
hoe lang zijn katalysatorrol nodig is. Deze aanvulling past goed bij onze aanbeveling.
Vraag 17
In de inleiding van het ARK-rapport bij het jaarverslag staat vermeld dat de Minister
van VWS op alle nieuwe subsidieaanvragen een staatssteuntoets heeft uitgevoerd, kan
worden toegelicht hoe het dan komt dat de fouten en onzekerheid van de verplichtingen
€ 797 miljoen bedragen, voornamelijk als gevolg van het niet of niet juist uitvoeren
van staatssteuntoetsen?
Hier zijn verschillende oorzaken voor. Het klopt dat alle nieuwe subsidieregelingen
op staatssteun getoetst zijn. De belangrijkste oorzaak is dat bestaande subsidieregelingen
niet of niet adequaat zijn getoetst op staatssteun. Daarnaast zijn nieuwe activiteiten
die vallen onder instellingssubsidies (anders dan de subsidieregelingen) niet getoetst
op staatssteun. Bovendien constateren wij dat staatssteuntoetsen van subsidies aan
kennisinstellingen onvoldoende zijn beargumenteerd. Ten slotte constateren wij staatssteunrisico’s
bij individuele projectsubsidies die kleiner zijn dan € 1 miljoen.
Vraag 18
Welke mogelijke afspraken beveelt de Algemene Rekenkamer aan tussen het kerndepartement
van VWS en de dienstonderdelen over de omgang met (en escalatie van) beveiligingsincidenten?
Voor wat betreft de omgang met (en escalatie van) beveiligingsincidenten bevelen we
aan dat de CISO van het concern (kerndepartement) inzicht moet hebben in de risico’s
van de concernonderdelen. Daarnaast constateren wij dat er geen escalatiecriteria
of -procedure is voor het categoriseren en prioriteren van incidenten. Het is onduidelijk
wanneer het escalatieproces gestart wordt en wie de verantwoordelijkheid draagt voor
geëscaleerde incidenten. Het is van belang dat het Ministerie van VWS dit heeft om
een consistente en doeltreffende aanpak te hebben voor informatiebeveiligingsincidenten.
Vraag 19
Welke mogelijkheden ziet de Algemene Rekenkamer voor het parlement om meer controle
uit te oefenen op het steeds grotere aandeel van de uitgaven aan langdurige zorg dat
gefinancierd wordt met begrotingsgeld?
Het parlement kan onder meer in de rol van medewetgever aanpassingen doen in de Wet
langdurige zorg en op deze manier invloed uit te oefenen op hoe publiek geld wordt
besteed.
Vraag 20
Waarom zijn geen operationele doelen gesteld aan de opschaling van e-health in de
ouderenzorg?
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijke bewindspersonen.
Vraag 21
Hoe wordt, door het ontbreken van operationele doelen, gemonitord of de opschaling
van e-health in de ouderenzorg op koers ligt?
De afgelopen jaren heeft de Minister van VWS door middel van de e-healthmonitor van
Nictiz en Nivel gemonitord hoe het met (het gebruik en opschaling van) e-health gesteld
is. Ook heeft de Minister een verkenning door Jester Strategy laten uitvoeren over
technologie in de verpleeghuiszorg. De eHealth-monitor werd tot en met 2019 jaarlijks
uitgevoerd, maar werd in 2019 voor het laatst in deze vorm uitgebracht. De Minister
is momenteel bezig met het opzetten van een vervolg van deze monitor. Eind 2019 heeft
de Minister het RIVM om advies gevraagd over de opzet en scope van een nieuwe e-healthmonitor.
Het RIVM heeft onlangs advies uitgebracht waarin de indicatoren worden benoemd die
inzicht geven in de transitie naar digitaal ondersteunde zorg. De Minister heeft het
RIVM gevraagd vanaf volgend jaar de nieuwe e-healthmonitor uit te voeren.
Vraag 22
Welke mogelijke acties ziet de Algemene Rekenkamer voor zich om de tolerantiegrens
voor fouten en onzekerheden met betrekking tot de rechtmatigheid van de verplichtingen
niet verder te overschrijden, aangezien dit het derde jaar op rij is dat de verplichtingen
de tolerantiegrens op totaalniveau van de verantwoording van het Ministerie van VWS
overschrijden?
Voor de beantwoording van de vraag wat kan worden gedaan om het aantal fouten en onzekerheden
met betrekking tot de rechtmatigheid van de verplichtingen terug te dringen, verwijzen
we naar het antwoord op vraag 7.
Vraag 23
Van hoeveel instellingen is hier sprake en lopen zij een risico als aan de zijde van
het Ministerie van VWS de rechtmatigheid niet op orde is?
U vraagt naar het aantal instellingen en of zij een risico lopen als bij het Ministerie
van VWS de rechtmatigheid op het terrein van staatssteun niet op orde is. Wij hebben
geen specifiek onderzoek verricht naar het aantal instellingen. De Europese Commissie
heeft het recht om te bepalen of er sprake is van ongeoorloofde staatssteun. Als de
Europese Commissie vaststelt dat sprake is van ongeoorloofde staatssteun, moet het
volledige voordeel bij de instellingen worden teruggevorderd, mogelijk met een boete
en/of dwangsom.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier