Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
35 470 XIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2019
Nr. 5 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 15 juni 2020
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Algemene Rekenkamer over de bief van 20 mei 2020 over het rapport Resultaten
verantwoordingsonderzoek 2019 bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
(35 470 XIII, nr. 2).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2020. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof
Vraag 1
Kunt u weergeven hoeveel de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) totaal is gecompenseerd
voor de afbouw van gaswinning in Groningen in het Akkoord op Hoofdlijnen en later
in het interim- Akkoord?
In het Akkoord op Hoofdlijnen zijn geen afspraken gemaakt over betaling van compensatie
aan de NAM door de Staat voor de afbouw van de gaswinning.
Op pagina 23 van ons rapport gaan wij in op het voorschot dat de Minister van Economische
Zaken en Klimaat (EZK) naar aanleiding van het interim- Akkoord aan de NAM heeft overgemaakt.
De NAM heeft in totaal € 183 miljoen ontvangen, bestaande uit het netto voorschot
van € 90 miljoen, de vennootschapsbelasting van € 30 miljoen en de btw van € 63 miljoen.
In het interim- Akkoord staat dat het voorschot enerzijds is bedoeld voor de gewijzigde
inzet van de gasopslag in Norg. Anderzijds is het voorschot bedoeld voor het herstel
van de balans van het hele pakket aan (financiële) afspraken in het Akkoord op Hoofdlijnen.
De Minister heeft ons niet duidelijk kunnen maken welk deel van het voorschot is bedoeld
voor de gewijzigde inzet van de gasopslag Norg en welk deel voor het «herstel van
de balans». Wij kunnen dan ook niet aangeven welk gedeelte van het voorschot is bedoeld
als compensatie voor de NAM voor de afbouw van de gaswinning en mede om die reden
hebben wij de rechtmatigheid van het voorschot onzeker verklaard. Daarnaast is voor
ons onduidelijk in hoeverre het bij dit voorschot om een overheidsopdracht, een subsidie
of nadeelcompensatie gaat, waardoor ook niet is vast te stellen of mogelijk sprake
is van staatssteun. Verder is onduidelijk of de hoogte van het brutovoorschot redelijk
is bepaald.
Volgens ons had over het deel van het voorschot voor het herstel van de balans geen
btw berekend hoeven te worden. Het ligt namelijk niet in de rede om het herstel van
de balans van afspraken uit het Akkoord op Hoofdlijnen als geheel te kwalificeren
als een economische activiteit die onder de btw-plicht valt. Omdat de verdeling van
het voorschot tussen de gewijzigde inzet van Norg en het herstel van de balans onbekend
is, is eveneens onduidelijk welk deel van het voorschot buiten de btw-heffing had
moeten blijven.
Vraag 2
Kan in dat overzicht, of in een apart overzicht, ook opgenomen worden hoeveel de NAM
betaald heeft aan de afhandeling van de schade, de versterking en de gemaakte nevenkosten?
En hoeveel de staat? Kan dit zowel van voor het Akkoord op Hoofdlijnen, als voor daarna?
Vraag 3
Kunt u de kosten en de baten vanuit Groningen overzichtelijk tegenover elkaar zetten?
Dus voor hoeveel euro er per dag aan gas wordt verdiend tegenover hoeveel er aan schade
of versterking per dag wordt uitgegeven?
We kunnen geen overzicht geven van alle kosten die de NAM of de Staat op enig moment
heeft betaald voor de afhandeling van de schade, de versterking en de gemaakte nevenkosten.
Deze gegevens verzamelt de Algemene Rekenkamer zelf niet en zijn ook niet voor dit
onderzoek opgevraagd. Het is aan de Minister van EZK om deze vragen te beantwoorden.
Vraag 4
Waaraan moet de verantwoording van de overheidsopdracht, subsidie of nadeelcompensatie
aan de NAM voldoen om als rechtmatig beoordeeld te worden?
In ons onderzoek richten we ons met name op de rechtmatigheid van de betaling van
EZK aan de NAM en aan EBN. Wij hebben deze betaling als een voorschot gekwalificeerd;
een voorlopige betaling. Een voorschot is rechtmatig als dit tot stand is gekomen
in overeenstemming met de begrotingswetten en met andere van toepassing zijnde wetten
en wettelijke regelingen. Voor elk van de door u genoemde transactievormen die de
Minister van EZK zou kunnen kiezen, gelden verschillende wetten, wettelijke regelingen
en voorwaarden. Afhankelijk van het definitieve akkoord en afspraken kunnen wij dat
pas beoordelen.
Voor ons rechtmatigheidsoordeel is het belangrijk dat de Minister van EZK om te beginnen
een goed dossier bijhoudt van alle gemaakte afspraken rond de transactie, zodat duidelijk
is waarvoor de Minister betaalt en hoe de Minister tot het bedrag is gekomen. Dit
was voor de bedragen die de Minister in 2019 naar aanleiding van het interim- Akkoord
aan de NAM en aan EBN heeft overgemaakt – het voorschot van bruto € 363 en netto € 90
miljoen – niet duidelijk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
L.N. Kruithof, adjunct-griffier