Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Dam en Verhoeven over het bericht ‘Te koop: openbare orde en veiligheid; Onderzoek Beveiligingsmultinational G4S en de VVD-lobby’
Vragen van de leden Van Dam (CDA) en Verhoeven (D66) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over het bericht «Te koop: openbare orde en veiligheid; Onderzoek Beveiligingsmultinational G4S en de VVD-lobby» (ingezonden 16 april 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 9 juni 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2692.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel in De Groene Amsterdammer van 15 april 2020,
«Te koop: openbare orde en veiligheid; Onderzoek Beveiligingsmultinational G4S en
de VVD-lobby»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
In hoeverre is de Kamer geïnformeerd door uw voorganger ten aanzien van het convenant
dat in 2016 is getekend en dat het delen van data van sensoren tussen bedrijven, politie,
Openbaar Ministerie (OM) en overheid makkelijker maakt? Is sprake van een convenant
of een intentieverklaring? Bent u bereid dit convenant alsnog aan de Kamer toe te
zenden? Is er sinds 2016 sprake geweest van een update?
Acht u het wenselijk dat dergelijke vergaande publiek-private samenwerking tot stand
kan komen zonder enige politieke controle of zeggenschap?
Antwoord 2 en 3
In 2016 is door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de politie, de Nederlandse
Veiligheidsbranche en de Federatie Veilig Nederland (destijds VEBON-NOVB) een intentieverklaring
ondertekend over hun onderlinge samenwerking op het gebied van sensing.2 Er is geen sprake van een convenant. Over de ondertekening is destijds door verschillende
partijen in de openbaarheid verklaard. De intentieverklaring treft uw Kamer bijgevoegd
aan. De intentieverklaring heeft geen vervolg gekregen in de vorm van een hernieuwde
verklaring of een convenant.
De Kamer is gezien de beperkte strekking destijds niet separaat over de intentieverklaring
geïnformeerd. Wel is uw Kamer in november 2015 geïnformeerd over de Visie op sensing.3 De intentieverklaring kan gezien worden als een bevestiging van die visie en borduurt
erop voort. Over de inzet van sensing door de politie is uw Kamer sindsdien meermaals
geïnformeerd.4
Vraag 4 en 5
Biedt het convenant voldoende basis om data die door sensoren zijn verzameld in de
openbare ruimte te kunnen delen tussen bedrijven, politie, OM en andere overheidsinstanties?
Wat voor soort data worden gedeeld, zijn er afspraken gemaakt over het gebruik daarvan
en over bewaartermijnen? Kunt u deze vragen beantwoorden inclusief het schetsen van
regels voortvloeiend uit wettelijke bepalingen van de Algemene verordening gegevensbescherming
en de Wet politiegegevens?
Op welke wijze is gewaarborgd dat particuliere beveiligingsorganisaties publiek gesenste
data niet kunnen benutten voor andere taken of doeleinden dan strikt voor de taak
waarvoor zij zijn gecontracteerd? Wilt u de in het artikel aangehaalde uitspraak van
G4S-topman Levinsohn dat «het oogsten van data topprioriteit is voor het bedrijf»
in uw antwoord betrekken?
Antwoord 4 en 5
In de verklaring wordt de intentie uitgesproken om data die met eigen sensoren is
verkregen zo direct mogelijk en in wederkerigheid met elkaar te delen, met inachtneming
van daartoe bestaande kaders en verantwoordelijkheden. Er zijn geen afspraken gemaakt
over het soort data dat wordt gedeeld, het gebruik daarvan en de bewaartermijnen.
In zijn algemeenheid geldt dat data die door de politie wordt verkregen voor de uitvoering
van haar taak politiegegevens zijn volgens de Wet Politiegegevens (Wpg). De wettelijke
kaders voor de doorgifte of verstrekking van politiegegevens aan anderen dan politie
en Koninklijke marechaussee staan beschreven in paragraaf 3 van de Wpg. Dergelijke
wettelijke bepalingen zijn, zoals ook expliciet is opgenomen in de intentieverklaring,
altijd leidend. Voor het verstrekken of doorgeven van politie- of justitiegegevens
zijn altijd de bepalingen uit de Wpg en Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
(Wjsg) leidend.
G4S is een private organisatie en dient zich bij «het oogsten van data» aan de bepalingen
in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) te houden. De AVG schrijft regels
voor ten aanzien van het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens. De Autoriteit
Persoonsgegevens is op dit gebied de handhavende autoriteit.
Vraag 6
Kunt u inzichtelijk maken in hoeveel gevallen en op welke wijze al gebruik gemaakt
is en wordt van dit convenant?
Antwoord 6
De politie heeft mij desgevraagd laten weten dat de veiligheidsbranche na de ondertekening
van de intentieverklaring is uitgenodigd om zelf proeven te doen met sensortoepassingen,
gebaseerd op de aanpak van de politie, en de ervaringen vervolgens uit te wisselen.
Zoals gezegd is hier geen opvolging aan gegeven.
Waar het gaat om gebruik van data van particuliere beveiligingsbedrijven door politie
of justitie kan de officier van justitie dergelijke data vorderen in een opsporingsonderzoek.
Bedrijven kunnen er ook zelf voor kiezen om, binnen de kaders van de AVG, data beschikbaar
te stellen aan de politie, zoals dat bijvoorbeeld gebeurt in het kader van Live View,
waarbij bij een alarmerende situatie beelden direct met de meldkamers kunnen worden
gedeeld. Ook kan sprake zijn van een vorm van technisch medegebruik van private sensoren,
waarbij de data ook beschikbaar is voor de uitvoering van de politietaak. Hierbij
geldt dat er altijd een eigen aparte verkrijgingsgrond nodig is en er nooit kan worden
verwezen naar een algemeen convenant.
Vraag 7
Kunt u aangeven binnen welk wettelijk kader gemeenten in de openbare ruimte camera’s
kunnen toepassen, dan wel beveiligingsbedrijven en particulieren kunnen toestaan om
camera’s toe te passen? Kunt u specifiek aandacht besteden aan de termijn waarbinnen
een camera ergens mag hangen en de bewaartermijn voor beelden van die camera?
Antwoord 7
Cameratoezicht door gemeenten in de openbare ruimte is geregeld in artikel 151c van
de Gemeentewet (Gw). In het negende lid van dit artikel is aangegeven dat de persoonsgegevens
die worden verwerkt door middel van dit cameratoezicht politiegegevens in de zin van
de Wet politiegegevens (Wpg) zijn. Dit betekent dat de korpschef verwerkingsverantwoordelijke
is. De burgemeester kan besluiten tot inzet van dit cameratoezicht indien de gemeenteraad
hem bij verordening daartoe de bevoegdheid heeft verleend. De burgemeester stelt in
overleg met de officier van justitie de periode vast waarin in het belang van de handhaving
van de openbare orde daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt en de met de
camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks worden bekeken (derde lid). De
burgemeester besluit binnen welk gebied het cameratoezicht plaatsvindt en voor welke
duur de gebiedsaanwijzing geldt binnen de marges van de verordening. De bewaartermijn
van de beelden is geregeld in art 151c, negende lid. Vindt het cameratoezicht plaats
onder het regime van artikel 151c Gemeentewet, dan mogen de beelden ten hoogste vier
weken worden bewaard. Een uitzondering op deze regel vormen alle beelden waarop strafbare
feiten zijn vastgelegd en de beelden die door de politie ingezet worden voor de opsporing
en vervolging van de verdachten van een gepleegd strafbaar feit.
Cameratoezicht op openbare plaatsen in het belang van de handhaving van de openbare
orde is uitsluitend voorbehouden aan gemeenten op grond van artikel 151c Gemeentewet.
Bij de private beveiliging van bijvoorbeeld bedrijfsgebouwen of goederen met behulp
van camera’s is het in sommige gevallen onvermijdelijk dat een deel van de openbare
ruimte in beeld wordt gebracht.5 Op dit cameratoezicht door private organisaties is de Algemene Verordening gegevensbescherming
(AVG) van toepassing.
Vraag 8
Welke wettelijke grondslag gebruiken politie, OM, overheid en de private sector om
de camerabeelden te delen met elkaar?
Antwoord 8
De wettelijke grondslagen hiervoor zijn gelegen in de Wpg, Wsjg en de AVG. Een officier
van justitie kan camerabeelden van private partijen vorderen ten behoeve van de strafvordering.
Het delen van beelden door politie kan uitsluitend op grond van de Wpg.
Vraag 9
Hebt u een beeld hoe gemeenten omgaan met camera’s en sensors in de openbare ruimte
en onder meer de opslag van deze data? Ziet u veel verschillen tussen gemeenten? Hoe
worden gemeenten geïnformeerd over wat wettelijk is toegestaan op dit vlak? In welke
mate houdt de Autoriteit Persoonsgegevens toezicht hierop?
Antwoord 9
Gemeenten zetten camera’s (en sensoren) wisselend in, ook de opslag van de beelden
wisselt sterk. Enkele gemeenten hebben zelf hun eigen toezichtruimte. Het verwerken
van de gegevens is voorbehouden aan de politie.
Gemeenten worden op diverse wijzen geïnformeerd over wat wettelijk is toegestaan op
dit vlak. Zo heeft de Autoriteit Persoonsgegevens beleidsregels cameratoezicht uitgebracht.
Ook is informatie te raadplegen via het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid
(het CCV). Veel gemeenten nemen in de eerste plaats contact op met het CCV bij vragen
over camera’s.
Vanwege de bovengenoemde verantwoordelijkheid van de korpschef waar het gaat om het
verwerken van de gegevens wordt hierover door de gemeenten ook gesproken met de politie.
De Autoriteit Persoonsgegevens ziet toe op de naleving van de AVG en aanverwante wetten,
waaronder de Wpg. Daartoe beschikt de Autoriteit Persoonsgegevens over een aantal
middelen, waaronder het instellen van een onderzoek naar de naleving van relevante
wetgeving.6
Vraag 10
Wordt in de publieke ruimte door particuliere beveiligingsbedrijven gemaakt van camera’s
met gezichtsherkenningstechnologie?
Antwoord 10
Uit artikel 9 van de AVG volgt dat biometrische gegevens die verwerkt worden met het
oog op de unieke identificatie van een persoon, bijzondere persoonsgegevens zijn.
Verwerking hiervan is verboden, tenzij een van de specifieke uitzonderingen van toepassing
is, zoals expliciete toestemming door de betrokkene of wanneer het gaat om openbare
gegevens. Particuliere beveiligingsbedrijven komen in principe niet voor de uitzonderingsgronden
in aanmerking.
Vraag 11
Op welke wijze wordt gegarandeerd dat beelden van camera’s in de openbare ruimte geverifieerd
worden op echtheid? Hoe wordt voorkomen dat door (cyber)criminelen beelden (bijvoorbeeld
na een hack) gemanipuleerd kunnen worden?
Antwoord 11
Zoals beschreven in mijn brief van 20 november 20197 is het overheidsbeleid dat bij de aanschaf en installatie van beveiligingsapparatuur
nationale veiligheidsoverwegingen worden meegewogen bij de inkoop en aanbesteding
van beveiligingsproducten en hieraan gerelateerde diensten. Bij de aanschaf van gevoelige
apparatuur zal volgens dit beleid bij aanschaf en implementatie rekening worden gehouden
met zowel eventuele risico’s in relatie tot de leverancier als met het concrete gebruik
van de systemen, bijvoorbeeld waar het gaat om de controle op toegang tot het systeem
door derden. Eind vorig jaar heeft het Kabinet een verscherpt inkoop- en aanbestedingsbeleid
ten aanzien van nationale veiligheidsrisico’s geïmplementeerd alsmede een instrumentarium
om dit beleid te ondersteunen. Dit instrumentarium wordt ook ter beschikking gesteld
aan bedrijven en organisaties uit vitale sectoren en medeoverheden.
Vraag 12
Wat is de betrokkenheid van grote beveiligingsbedrijven als G4S, Trigion en Securitas
bij het «verhuren» van buitengewoon opsporingsambtenaren (boa's) aan gemeenten en
aan andere overheidsorganen? Hoe verhoudt zich in deze gevallen de private aanstelling
van een boa tot de publieke taak van opsporingsambtenaar? Op welke wijze wordt voorkomen
dat publieke en private informatiestromen en belangen door elkaar heen gaan lopen?
Wie houdt hier toezicht op?
Antwoord 12
Voor de inhuur van boa’s gelden de Beleidsregels Buitengewoon opsporingsambtenaar.
In algemene zin geldt het uitgangspunt dat boa’s in bezoldigde dienst moeten zijn
van een overheidsorgaan. Hierop zijn uitzonderingen mogelijk, deze worden ook in de
beleidsregels beschreven. Inhuur van boa-bekwame functionarissen die werken voor particuliere
bedrijven is alleen mogelijk als voldaan is aan een aantal voorwaarden, waaronder
toestemming van de lokale driehoek. Ook mag een ingehuurde boa geen toegang hebben
tot politie- en of opsporingssystemen. Bovendien geldt voor ingehuurde boa’s dat zij
moeten voldoen aan dezelfde eisen en gehouden zijn aan dezelfde voorwaarden zoals
deze gelden voor niet-ingehuurde boa’s.
Vraag 13
Wat is uw oordeel over de in het artikel geconstateerde samenloop van functies van
de heer Joustra in zijn voormalige hoedanigheid van voorzitter van de Onderzoeksraad
voor Veiligheid én lid van de Raad van advies van G4S?
Antwoord 13
De heer Joustra had in de periode dat hij voorzitter was van de Onderzoeksraad voor
de Veiligheid (OVV) een nevenfunctie bij G4S Group. Medewerkers van de OVV hebben
de status van rijksambtenaar. Voor ambtenaren gelden regels en richtlijnen over hun
integriteit, waaronder de verplichting om nevenwerkzaamheden te melden. Voor zover
mij bekend heeft de heer Joustra zich hieraan gehouden.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Raak (SP),
ingezonden 16 april 2020 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3078).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.