Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raan over een nieuw onderzoek naar de risico’s op botsingen met vogels als gevolg van de opening van Lelystad Airport
Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Defensie over een nieuw onderzoek naar de risico’s op botsingen met vogels als gevolg van de opening van Lelystad Airport (ingezonden 26 februari 2020).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat), mede
            namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris
            van Defensie (ontvangen 8 juni 2020) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
            2019–2020, nr. 2150.
         
Vraag 1
            
Kent u het artikel «Actiegroep Lelystad Airport wijst op nieuw vogelonderzoek: «Dat
               is vragen om problemen»» en het wetenschappelijke werk «High-Resolution Spatial Distribution
               of Bird Movements Estimated from a Weather Radar Network»?1, 2
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Erk
               ent u dat deze nieuwe onderzoeksmethode3, die gebruikmaakt van de KNMI-weerradar van Herwijnen, vogels kan waarnemen over
               aanzienlijk grotere afstanden en op grotere vlieghoogten in vergelijking met de technieken
               die werden ingezet voor de vogel- en vliegveiligheidsonderzoeken die ten grondslag
               liggen aan de geactualiseerde milieueffectrapportage (MER) voor Lelystad Airport?4 Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 2
            
Nee. Het betreffende wetenschappelijke artikel van Kranstauber en anderen gaat niet
               over Lelystad Airport. Het gaat om een nieuwe methodiek om vogelvliegbewegingen af
               te leiden uit weerradarbeelden. De conclusies over Lelystad Airport in relatie tot
               het risico op vogelaanvaringen (zie hiervoor het antwoord op vraag 3) veranderen hiermee
               niet.
            
De onderzoeksmethode van Kranstauber en anderen maakt gebruikt van de KNMI-weerradar,
               een dergelijke radar is ook gebruikt voor de actualisatie van het MER 2018 voor Lelystad
               Airport5. In het wetenschappelijke artikel wordt een nieuwe, aanvullende, techniek beschreven
               om vogelvliegbewegingen in een groter gebied af te leiden van weerradarbeelden: de
               vogeldichtheid rondom de radar is berekend door gebruik te maken van de informatie tot 25 km afstand. De
               gegevens van de KNMI-weerradar zoals gehanteerd bij de actualisatie van het MER vormt
               de basis.
            
Vraag 3
            
Onderschrijft u de constatering van dit nieuwe onderzoek, op basis van nieuwe en scherpere
               radarmetingen, dat trekvogels tot een hoogte van zo'n 3.500 meter vliegen? Zo nee,
               waarom niet?
            
Antwoord 3
            
Het doel van het wetenschappelijke artikel was het onderzoeken van een nieuwe, aanvullende,
               methodiek om vogelvliegbewegingen van weerradarbeelden af te leiden. Het artikel toont
               daarom voor een aantal specifieke dagen met grote vogeltrekde uitkomsten van het toepassen van deze nieuwe, aanvullende, methodiek. Het zegt
               hiermee niets of vogeltrek tot een hoogte van 3.500 meter in hoge dichtheden vaak
               voorkomt.
            
In het onderzoek in het kader van de actualisatie van het MER is daarom een dataset
               van circa vijf jaar gebruikt om frequentie, dichtheid en hoogtebanden van vogelvliegbewegingen
               in beeld te brengen om hiermee het risico op aanvaringen met trekvogels op de aansluitroutes
               in de hoogteband tussen 1.800 en 3.200m te bepalen6. Uit dit onderzoek volgt ook dat trekvogels op die hoogte voorkomen. Dit is gemiddeld
               1 uur per jaar met sterke vogeltrek en gemiddeld 8 uur per jaar met meetbare vogeldichtheden.
               Het onderzoek uit het wetenschappelijke artikel gaat uit van dezelfde data (weerradardata)
               over vlieghoogte van trekvogels als in de actualisatie van het MER 2018 voor Lelystad
               Airport. De uitkomst hiervan verandert daarmee niets aan de conclusies van het geactualiseerde
               MER 2018.
            
Vraag 4
            
Onderschrijft u de constatering van trekvogelecoloog Piersma, op basis van dit nieuwe
               onderzoek, dat op hoogtes van 2 en 3 kilometer ook nog grote aantallen trekkende vogels
               vliegen in behoorlijk hoge dichtheden? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 4
            
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 5
            
Onderschrijft u de constatering van dit nieuwe onderzoek dat tussen 17.00 uur en 6.00
               uur hoge vogelconcentraties voorkomen, o.a. boven de IJsselmeerkust, Friesland en
               de Flevopolders? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 5
            
In het MER Lelystad Airport is uitgebreid ingegaan op de aanwezigheid van vogels nabij
               Lelystad Airport, bijvoorbeeld in genoemde natuurgebieden. Het risico op aanvaringen
               met trekvogels tussen 1800 en 3200 m hoogte is in het geactualiseerde MER in beeld
               gebracht. Hoge dichtheden van passerende trekvogels komen weinig voor op de hoogte
               tussen 1.800 en 3.200 m en dan vooral in voor- en najaar en voor een deel in de nacht.
               Het zijn zangvogels die de nachtelijke trekstroom domineren. Deze vogels trekken in
               de nacht doorgaans als eenling, op ruime afstand van soortgenoten en andere trekvogels.
               Zie verder het antwoord op vraag 13.
            
Vraag 6
            
Erkent u dat deze constateringen (vraag 3, 4 en 5) afwijken van de conclusies uit
               het rapport over vliegveiligheid en mogelijke botsingen met vogels, onderdeel van
               de geactualiseerde MER voor Lelystad Airport?7 Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 6
            
Nee. De onderzoeksmethodiek van het artikel gaat uit van dezelfde data (weerradardata)
               over de vlieghoogte van trekvogels als in de actualisatie van het MER 2018 voor Lelystad
               Airport. In de actualisatie van het MER is op basis van de metingen met de KNMI radar
               vastgesteld dat hele hoge dichtheden op de hoogte tussen 1.800 en 3.200 m sporadisch
               voorkomen. Dat sluit niet uit dat er op die hoogte momenten zijn met hoge dichtheden.
               Dit zijn echter vooral zangvogels, zie het antwoord op vraag 5. Het risico van vogelaanvaringen
               in deze hoogteband is hierdoor beperkt. Zie het antwoord op vraag 13. Het artikel
               van Kranstauber e.a. leidt niet tot andere inzichten.
            
Vraag 7
            
Ziet u op basis van dit nieuwe onderzoek aanleiding om uw eerdere Kamerbrieven, beantwoording
               van Kamervragen en bijdragen aan Kamerdebatten te herzien of te herformuleren? Zo
               nee, waarom niet?
            
Antwoord 7
            
Nee. Het onderzoek leidt niet tot nieuwe inzichten, zie ook de antwoorden hiervoor.
Vraag 8
            
Herinnert u zich het rondetafelgesprek «Vliegveiligheid en vogelaanvaringen» in de
               Tweede Kamer (d.d. 27 maart 2019), waaruit bleek dat de aanwezige experts fundamentele
               kritiek hadden op het rapport van Bureau Waardenburg, o.a. omdat in dat rapport geen
               gebruik wordt gemaakt van toereikende radarsystemen en het veldonderzoek slechts zeer
               beperkt bleek te zijn uitgevoerd?8
Antwoord 8
            
Ja, ik herinner met het rondetafelgesprek.
Vraag 9
            
Herinnert u zich dat tijdens dit rondetafelgesprek de vertegenwoordiger van Bureau
               Waardenburg niet in staat bleek deze kritiek te weerleggen?
            
Antwoord 9
            
Nee. De vertegenwoordiger van Bureau Waardenburg heeft de toegepaste methodiek met
               de KNMI weerradar in de Bilt voor het onderzoek naar de breedfrontvogeltrek tijdens
               het rondetafelgesprek op 27 maart 2019 toegelicht. Met betrekking tot het rapport
               van Bureau Waardenburg over de nulmeting voor de monitoring van Lelystad Airport is
               door de vertegenwoordiger van Bureau Waardenburg uitgelegd dat het plan van aanpak
               op basis waarvan de nulmeting is uitgevoerd een representatief beeld geeft van de
               vogelsituatie in het gebied van 6 km rondom de luchthaven. Ook heeft hij toegelicht
               dat de gebruikte radar, die als aanvullend waarnemingsinstrument is ingezet, was gekalibreerd
               voor het doen van dergelijke waarnemingen.
            
Vraag 10
            
Deelt u de mening dat het ter beschikking komen van verbeterde onderzoekstechnieken
               in het algemeen een aanleiding zou kunnen zijn om eerdere conclusies, bijvoorbeeld
               ten aanzien van het risico op botsingen met vogels, te heroverwegen of om nieuw onderzoek
               uit te schrijven, zeker indien de constateringen van dat nieuwe en scherpere onderzoek
               afwijken van eerdere aannames? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 10
            
In het algemeen toets ik bij de definitieve besluitvorming op de wijziging van het
               luchthavenbesluit Lelystad Airport of de gegevens die in (aanvullingen op) het milieueffectrapport
               zijn opgenomen redelijkerwijs aan het besluit ten grondslag kunnen worden gelegd (conform
               Wm 7.36a, tweede lid). Hierbij betrek ik ook de vraag of de gegevens in (aanvullingen
               op) het milieueffectrapport voldoende actueel zijn. Zie verder mijn antwoord op vraag
               6.
            
Vraag 11
            
Bent u van mening dat een goede risico-inschatting gebaseerd zou moeten zijn op de
               kans maal de ernst van het ongeval? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 11
            
Ja. De kans op een vogelaanvaring is gerelateerd aan het aantal vogels in het luchtruim.
               De ernst van een vogelaanvaring heeft 1) een kwadratische relatie met de snelheid
               van zowel de vogel als het vliegtuig (en de hoek tussen beider vliegrichtingen), 2)
               het gewicht van de vogel(s) waarmee het vliegtuig in botsing komt en 3) het onderdeel
               van het vliegtuig dat wordt geraakt.
            
Vraag 12
            
Erkent u dat de ernst van een ongeval onder andere wordt beïnvloed door de snelheid
               en hoogte van het vliegtuig? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 12
            
Ja. De snelheid van het vliegtuig waarmee de botsing plaatsvindt, in combinatie met
               het gewicht van de vogel is bepalend voor de hoeveelheid energie die bij de botsing
               vrijkomt. Het onderdeel van het vliegtuig dat wordt geraakt door de vogel is medebepalend
               voor de ernst van de schade aan het vliegtuig. Onderzoek wijst uit dat de vogeldichtheid
               sterk afneemt met de hoogte en dus daarmee de kans op een vogelaanvaring tevens afneemt.
               Het risico van vogelaanvaringen is dus met name op lage hoogte (tot ca. 300 m), dicht
               bij de luchthaven, relevant.
            
Ernstige ongevallen gebeuren veelal in de start- of landingsfase van de vlucht. Naast
               de snelheid van het vliegtuig (bij de start is deze hoger dan bij de landing), speelt
               ook het wel of niet onder controle krijgen/houden van een vliegtuig een grote rol.
            
Vraag 13
            
Bent u van mening dat dit element van «kans maal ernst van het ongeval» voldoende
               is meegenomen in het rapport over vliegveiligheid en mogelijke botsingen met vogels,
               onderdeel van de geactualiseerde MER voor Lelystad Airport?9 Zo ja, waar blijkt dat uit?
            
Antwoord 13
            
Ja. Dit element is voldoende in het onderzoek meegenomen. Zo wordt uitgelegd dat in
               de hogere luchtlagen (>600 m) vrijwel uitsluitend bewegingen plaatsvinden van trekkende
               vogels, gedomineerd door zangvogels. Deze vogels trekken ’s nachts en doen dit doorgaans
               als eenling in los groepsverband, op ruime afstand van soortgenoten en andere trekvogels.
               Verder trekken watervogels ook veelal ’s nachts. De vogels die het hele jaar rond
               overdag vliegen blijven zo laag mogelijk bij de grond. Daarom concentreert de vogelaanvaringspreventie
               zich op de risicosoorten die over de startbaan vliegen en de vliegpaden van de vliegtuigen
               doorkruisen.
            
Vraag 14
            
Deelt u de mening dat het rapport over vliegveiligheid en mogelijke botsingen met
               vogels, onderdeel van de geactualiseerde MER voor Lelystad Airport, in het algemeen
               gebaseerd zou moeten zijn op de best beschikbare meetmethoden? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 14
            
Ja. Ik ben van mening dat het onderzoek dat heeft plaatsgevonden een goed en actueel
               beeld geeft van de vogelsoorten, vogelaantallen en vogelvliegbewegingen, zowel op
               de aansluitroutes als dicht bij de luchthaven.
            
Vraag 15
            
Deelt u de mening dat, gezien de reeds bestaande kritiek op het rapport over vliegveiligheid
               en mogelijke botsingen met vogels, onderdeel van de geactualiseerde MER voor Lelystad
               Airport10, plus de beschikbaarheid van nieuwe en meer nauwkeurigere meetmethoden11, aanleiding geeft om het rapport over vliegveiligheid en mogelijke botsingen met
               vogels, onderdeel van de geactualiseerde MER voor Lelystad Airport, onafhankelijk
               te laten toetsen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 15
            
Nee. Zie mijn antwoord op vraag 6, 13 en 14.
Vraag 16
            
Deelt u de mening dat het rapport over vliegveiligheid en mogelijke botsingen met
               vogels, onderdeel van de geactualiseerde MER voor Lelystad Airport12, zou moeten worden herzien met behulp van de nieuwe en betere meetmethoden? Zo nee,
               waarom niet?
            
Antwoord 16
            
Nee. Zie mijn antwoord op vraag 6, 13 en 14.
Vraag 17
            
Deelt u de mening dat het rapport over vliegveiligheid en mogelijke botsingen met
               vogels, onderdeel van de geactualiseerde MER voor Lelystad Airport13, opnieuw moet worden uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 17
            
Nee. Zie mijn antwoord op vraag 6, 13 en 14.
Vraag 18
            
Welke garanties kunt u geven dat op de vliegroutes van en naar Lelystad Airport geen
               botsingen van passagiersvliegtuigen met vogels zullen plaatsvinden? Waar baseert u
               dat op?
            
Antwoord 18
            
Dergelijke garanties zijn niet te geven. Vogelaanvaringen zijn nooit geheel uit te
               sluiten, ook niet op grotere hoogte.
            
Vraag 19
            
Erkent u dat de veiligheid van vogels gebaat zou zijn bij een stevige krimp van het
               aantal vliegbewegingen van vliegtuigen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 19
            
Ja, minder vliegbewegingen zullen inderdaad resulteren in minder vogelslachtoffers.
               Echter, het aantal vogels dat jaarlijks gedood wordt door vliegtuigen is erg laag.
            
Vraag 20
            
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 20
            
Ja.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat - 
              
                  Mede namens
B. Visser, staatssecretaris van Defensie - 
              
                  Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.