Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over een reactie op de brief van Advies Onderwijsraad inzake uitbesteding van bekostiging aan particulier onderwijs (Kamerstuk 31497-345)
31 497 Passend onderwijs
Nr. 360 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 12 juni 2020
de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
over de brief van 5 februari 2020 over het advies van de Onderwijsraad inzake uitbesteding
van bekostiging aan particulier onderwijs (Kamerstuk 31 497, nr. 345).
De vragen en opmerkingen zijn op 4 maart 2020 aan de Minister voor Basis- en Voortgezet
Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief van 8 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
0
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
0
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
0
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
0
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het briefadvies
van de Onderwijsraad inzake de uitbesteding van de bekostiging aan particulier onderwijs
en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden constateren dat sinds 2013 het aantal thuiszitters in absolute cijfers toeneemt
en dat maatregelen om dit tegen te gaan niet het gewenste effect hebben gehad. Zij
vragen of de Minister deze mening deelt. De leden lezen dat de Minister heeft besloten
het wetstraject rond het uitbesteden van bekostiging aan particulier onderwijs niet
door te zetten. Voor de leerlingen met een complexere ondersteuningsbehoefte gaat
de Minister op zoek naar structurele oplossingen in het publiek bekostigde onderwijs.
Wanneer kunnen de leerlingen uiterlijk een oplossing verwachten? Daarnaast lezen de
leden dat de Minister oplossingen zoekt in maatregelen die de Minister samen met de
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zoekt in de verbinding tussen onderwijs
en zorg. Bij welk resultaat van deze samenwerking is de Minister tevreden met de uitkomsten
en bij welke resultaten is de Minister ontevreden? Wanneer gaat de Minister deze maatregelen
evalueren? Tevens vragen zij bij welke resultaten van de evaluatie de Minister tevreden
is met de resultaten van de maatregelen en bij welke resultaten ontevreden. De leden
lezen in de brief van de Minister dat het uitbesteden van leerlingen aan particuliere
scholen, voor wie geen passend aanbod in het publiek bekostigd stelsel is, geen passende
oplossing is. Waarom is ook een tijdelijke uitbesteding geen oplossing? Is de enige
oplossing niet dat deze kinderen niet meer thuis komen te zitten, zo vragen zij.
De leden van voornoemde fractie lezen ook dat het onwenselijk is om het wettelijk
mogelijk te maken om bekostiging over te hevelen naar particulier onderwijs, omdat
dit een risico geeft op uitholling van het publieke stelsel. Is dit ook het geval
als er maar maximaal voor één jaar bekostigd kan worden vanuit het particulier onderwijs?
Kan de Minister tevens in kaart brengen wat de kosten zijn voor het onderbrengen van
thuiszittende hoogbegaafde leerlingen in het particulier onderwijs en wat de kosten
zijn van het thuis laten zitten van deze groep, zo vragen zij.
De leden lezen dat in december 2018 de Subsidieregeling begaafde leerlingen po1 en vo2 is gepubliceerd. Samenwerkingsverbanden konden tot 31 maart 2019 een aanvraag indienen
voor een subsidie van vier jaar. 5% van de samenwerkingsverbanden heeft dit niet gedaan;
om hoeveel scholen gaat dat? Hoeveel kinderen kunnen dus niet profiteren van deze
subsidieregeling, omdat hun samenwerkingsverband verzuimt om gebruik te maken van
deze regeling? Tevens vragen zij wanneer deze subsidieregeling een succes is en wanneer
de Minister deze regeling gaat evalueren.
De voornoemde leden lezen dat naast de maatregelen die recent zijn ingevoerd, de Minister
ook meer mogelijkheden ziet voor maatwerk die structurele oplossingen kunnen bieden
binnen het reguliere onderwijs. Welke mogelijkheden zijn dit? Tevens vragen zij wanneer
de Minister dit gaat onderzoeken en wanneer de Kamer hierover de eerste resultaten
ontvangt.
De leden lezen dat de Minister ervan overtuigd is dat de huidige wetgeving nu al meer
ruimte biedt om voor alle leerlingen een passend aanbod te realiseren en dat de Minister
in het kader van onderwijszorgarrangementen aan de slag is om deze mogelijkheden nog
verder te verruimen. Hoe verklaart de Minister dan dat er steeds meer kinderen thuis
komen te zitten, als de huidige wetgeving nu al meer ruimte biedt om voor alle leerlingen
een passend aanbod te realiseren? Tevens vragen zij waarom scholen en/of samenwerkingsverbanden
hier geen gebruik van maken en of de Minister weet welke scholen en samenwerkingsverbanden
hier geen gebruik van maken. Zo nee, waarom niet? Hoe gaat de Minister er dan voor
zorgen dat zij wel die ruimte nemen? Wanneer is de Minister tevreden met de mogelijkheden
die hij in het kader van onderwijszorgarrangementen onderneemt, wanneer gaat de Minister
dit evalueren en wanneer kan de Kamer hiervan de resultaten verwachten, zo vragen
de eerder genoemde leden.
De leden lezen dat de Minister stelt dat de oplossing voor leerlingen met een complexere
onderwijsondersteuning niet ligt in het uitwijken naar het particulier onderwijs,
maar in het benutten van de mogelijkheden die er binnen het regulier bekostigd onderwijs
zijn. Hoe komt deze stelling overeen met de steeds groter wordende groep thuiszitters
en wanneer kan de Kamer een actieplan verwachten? Tot slot vragen de voornoemde leden
hoe de Minister de gewijzigde motie van het lid Rudmer Heerema3 gaat uitvoeren.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister met
daarin het advies van de Onderwijsraad over de uitvoering van de motie van de leden
Rog en Ypma4. De motie van de leden Rog en Ypma riep op om in het kader van het terugdringen van
de thuiszittersproblematiek te bevorderen dat scholen en samenwerkingsverbanden meer
gaan samenwerken met particulier onderwijs om kinderen maatwerk te kunnen bieden op
een andere locatie dan de school waar zij staan ingeschreven en dit maatwerk op een
particuliere school ook van rijkswege te bekostigen. De achterliggende reden voor
de motie was het feit dat er kinderen zijn die vanwege verschillende redenen (langdurig)
thuiszitten of dreigen thuiszitter te worden die niet in het bekostigd onderwijs kunnen
worden geholpen, maar vanwege hun specifieke omstandigheden alleen in het particulier
onderwijs. Bijvoorbeeld een kind dat na het vmbo5-basisdiploma te hebben behaald op een cluster-02-school door wil naar het mbo6, maar daarvoor een hoger vmbo-diploma nodig heeft en niet op een bekostigde school
dit diploma kan halen vanwege de hulp die nodig is, maar wel op een particuliere school.
Of een kind dat al tijden thuiszit omdat het niet kan aarden op een bekostigde school
vanwege gedragsproblemen, gepest wordt etcetera, steeds uitvalt en wel een diploma
kan halen op een particuliere school vanwege het geboden maatwerk en kleinere klassen.
Zo zijn er nog veel meer voorbeelden van kinderen die om wat voor reden dan ook niet
meer naar een bekostigde school kunnen en om te voorkomen dat ze thuis komen te zitten,
alleen nog naar een particuliere school kunnen gaan die een specifiek op het kind
toegepast programma kan bieden met bijvoorbeeld meer begeleiding en kleinere klassen.
Het gaat dus echt om de uitzonderingsgevallen. De voornoemde leden lezen in de brief
van de Minister dat de Onderwijsraad zich op het standpunt stelt dat alle kinderen
een plekje moeten kunnen krijgen in het passend onderwijs en daarom de mogelijkheid
van mee betalen aan particulier onderwijs door de overheid afraadt. Deze leden zijn
het volledig eens met de Onderwijsraad dat dit ook zo zou moeten zijn, maar dat de
praktijk weerbarstiger is met als gevolg dat nog steeds duizenden kinderen thuiszitten
en niet naar school kunnen en de doelstelling van het Thuiszitterspact van nul thuiszitters
bij lange na niet is gehaald. Deelt de Minister deze mening? Is de Minister het ook
met deze leden eens dat naar alle creatieve oplossingen gekeken moet worden om het
aantal thuiszitters daadwerkelijk fors terug te dringen? Deze leden vragen de Minister
ook om aan te geven hoe groot de groep kinderen is die definitief uitvalt en ondanks
alle pogingen niet meer terugkeert in de schoolbanken. De voornoemde leden lezen verder
in de brief dat de Minister zich op het standpunt stelt dat vanwege het negatieve
advies van de Onderwijsraad hij niet verder gaat met een wetsvoorstel dat in voorbereiding
was om de uitvoering van de motie mogelijk te maken. Deze leden hebben begrip voor
de opstelling van de Minister vanwege het advies van de Onderwijsraad, maar vragen
toch of er niet verder kan worden gekeken of uitvoering van de motie mogelijk gemaakt
kan worden in uitzonderlijke gevallen. Bijvoorbeeld als het gaat om een tijdelijke
situatie waarbij van geval tot geval bekeken moet worden of er echt geen goede plek
voor het kind gevonden kan worden in het bekostigd onderwijs waar voldoende begeleiding
geboden kan worden en alleen als dit echt niet mogelijk is, maar het particulier onderwijs
dit wel kan bieden, gekeken kan worden of dit (tijdelijke) particuliere onderwijs
niet (deels) bekostigd kan worden. Op die manier kunnen niet alleen kinderen van ouders
die zich dit particuliere onderwijs kunnen veroorloven alsnog hun diploma halen, maar
ook kinderen van ouders die dit niet kunnen betalen. Deze leden vragen nader toe lichten
in hoeverre dit mogelijk is en welke stappen hiertoe gezet kunnen worden. De leden
vragen ook in hoeverre het mogelijk is om specifieke expertise of mogelijkheden voor
begeleiding en kleinere klassen, die het particulier onderwijs in sommige gevallen
kan bieden, ook kan worden aangeboden in maatwerkarrangementen in samenwerking tussen
bekostigd en particulier onderwijs en hoeverre het ook mogelijk is dat dit door de
overheid wordt betaald.
Eveneens vragen de leden of de Minister kan aangeven hoeveel kinderen de afgelopen
jaren vanuit een thuiszitterssituatie naar een particuliere school zijn gegaan. Dus
om hoeveel kinderen zou het gaan als de motie wordt uitgevoerd? Kan daarbij ook worden
aangegeven hoe lang deze kinderen thuis hebben gezeten en tegen welke problemen zij
aanliepen op hun oude school? Kan ook worden aangegeven hoeveel van deze kinderen
uiteindelijk hun diploma hebben gehaald in het particulier onderwijs, zo vragen de
voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie op het
briefadvies van de Onderwijsraad inzake uitbesteding van bekostiging aan particulier
onderwijs en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
Zij lezen dat de ambtsvoorganger van de huidige Minister de vraag heeft gekregen om
te onderzoeken of bekostiging van particulier onderwijs als tijdelijke oplossing mogelijk
gemaakt kan worden. Begin 2017 is de internetconsultatie geopend van een nieuwe wet
die dit mogelijk maakt. De leden vragen wat er is gebeurd tussen 2017 en 2020. Waarom
heeft het zo lang geduurd tot de Onderwijsraad het briefadvies heeft gegeven? Deze
leden zijn ook benieuwd naar de reacties in de internetconsultatie. Is de Minister
bereid een verslag van deze consultatie naar de Kamer te sturen, zo vragen deze leden.
De voornoemde leden constateren dat een aantal samenwerkingsverbanden voortvarend
aan de slag zijn gegaan in 2017 en er daardoor leerlingen zijn die passend onderwijs
ontvangen op particulier onderwijs. Is het bekend bij de Minister hoeveel leerlingen
op dit moment in het particulier onderwijs zitten met bekostiging vanuit passend onderwijs?
Wat zijn de gevolgen voor deze leerlingen, zo vragen deze leden. De leden zien een
bijzondere verantwoordelijkheid voor deze leerlingen aangezien de overheid drie jaar
lang heeft nagelaten duidelijkheid te bieden aan deze groep waardoor ze nu onrechtmatig
benadeeld worden en gebonden zijn op een school. Graag ontvangen zij een reactie van
de Minister.
De eerder genoemde leden lezen dat de Minister meer mogelijkheden ziet voor maatwerk
die structurele oplossingen kunnen bieden binnen het reguliere onderwijs, juist voor
leerlingen met een complexere ondersteuningsbehoefte. Deze leden zijn benieuwd wat
de Minister voor mogelijkheden ziet. Wanneer kan de Kamer concrete voorstellen verwachten?
Tevens vragen zij hoe de moties passen die de Kamer aangenomen heeft over passend
onderwijs in particulier onderwijs en leerlingen met complexere ondersteuningsbehoefte
in deze mogelijkheden. Deze leden lezen dat de Minister blijft inzetten op het afdwingen
op de zorgplicht door scholen en samenwerkingsverbanden. Hoe vaak heeft de Inspectie
van het Onderwijs (hierna: inspectie) geconstateerd dat scholen en samenwerkingsverbanden
niet voldoen aan de zorgplicht? Wat zijn de gevolgen en wat houden de herstelopdrachten
in en wat gebeurt er als samenwerkingsverbanden en scholen de herstelopdracht niet
vervullen? Tot slot vragen zij hoe de Minister de zorgplicht denkt af te dwingen.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het verzoek van
de commissie om een reactie te krijgen op het briefadvies van de Onderwijsraad inzake
uitbesteding van bekostiging aan particulier onderwijs. Zij hebben daar nog enkele
vragen over.
De Minister geeft aan dat hij signalen heeft ontvangen uit gesprekken met veldpartijen.
Zij vragen of de Minister nader kan toelichten welke signalen hij dan heeft ontvangen
van deze veldpartijen en of deze veldpartijen wellicht ook andere oplossingsrichtingen
hebben voorgesteld en zo ja, welke. Tevens vragen zij wat op dit moment de status
is van de uitvoering van de motie van het lid Kwint7 die de regering verzoekt doorzettingsmacht bij de inspectie te beleggen, teneinde
een schoolbestuur een aanwijzing te kunnen geven om de samenwerking met een initiatief
dat onderwijs buiten school aanbiedt aan te gaan.
De leden vragen de Minister hoeveel scholen zich het afgelopen schooljaar en in het
nu lopende schooljaar niet hebben gehouden aan de zorgplicht en welke maatregelen
de inspectie daarop heeft genomen. Voldeden de betreffende scholen na ingrijpen van
de inspectie wel of niet aan de zorgplicht? Zij vragen tot slot of de Minister zijn
antwoord kan toelichten.
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ik dank de leden van uw Kamer voor de vragen en opmerkingen naar aanleiding van mijn
brief over het briefadvies van de Onderwijsraad inzake de uitbesteding van de bekostiging
aan particulier onderwijs. In de vragen van de fracties komt een aantal thema’s prominent
naar voren. Ik zal de vragen van uw leden daarom zoveel mogelijk met een thematische
samenhang beantwoorden. Eerst beantwoord ik de vragen die zich richten op het onderwerp
thuiszitters, gevolgd door vragen over de onderwijs-zorgarrangementen, hoogbegaafdheid
en tot slot enkele vragen over de zorgplicht.
Een aantal vragen van de leden van de fracties VVD en CDA betreft vragen over thuiszitters.
De leden van de VVD-fractie vragen of ik de mening deel dat sinds 2013 het aantal
thuiszitters in absolute cijfers is toegenomen en dat maatregelen om dit tegen te
gaan niet het gewenste effect hebben gehad. Helaas is het totaal aantal kinderen dat
langer dan drie maanden thuis zat in het schooljaar 2018–2019 gestegen. Dit gaat mij,
net als uw Kamer, aan het hart. Sinds het Thuiszitterspact is de landelijke aandacht
voor de thuiszittersproblematiek geïntensiveerd, wat terug te zien is in het werk
dat wordt verricht in de regio’s. Ik zie dat in regio’s, door scholen, door hulpverleners,
ondersteuners en door gemeenten dagelijks hard wordt gewerkt om alle kinderen naar
school te laten gaan. Daarnaast lukt het gelukkig om steeds meer kinderen terug naar
school te krijgen. Het aantal leerlingen dat weer terug wordt geleid naar het onderwijs
steeg in schooljaar 2018–2019 naar 2.480. Over het vervolg van het pact informeer
ik u, zoals reeds toegezegd, na het zomerreces.8
Verder vragen de leden van de VVD-fractie om een verklaring voor de verhoging van
het aantal thuiszitters als de huidige wetgeving nu al meer ruimte biedt om een passend
aanbod te realiseren. In de huidige wet- en regelgeving is veel ruimte om een dekkend
aanbod te realiseren om zo passend mogelijk onderwijs te kunnen bieden. Meer mogelijkheden
om voor kinderen een zo passend mogelijke plek te bieden zorgt er in preventieve zin
voor dat er minder kinderen thuis komen te zitten. De mogelijkheden binnen het publiek
bekostigde onderwijs worden echter nog niet altijd voldoende benut. De meest recente
ontwikkeling is de aanpassing van de mogelijkheid om af te wijken van onderwijstijd
ook in het regulier onderwijs en de versoepeling in het speciaal onderwijs, deze geldt
sinds augustus 2018. Het leren kennen van, gewend raken aan en het benutten van deze
mogelijkheden in wet- en regelgeving om zo passend mogelijk onderwijs te bieden, vraagt
bij iedere betrokken partij tijd, ruimte en een goede samenwerking.
Om de bekendheid van de mogelijkheden binnen de huidige wet- en regelgeving te vergroten,
ga ik de informatie hierover bundelen en beschikbaar stellen. Dit zal ik doen door
middel van een handreiking over de ruimte in regels in het passend onderwijs. Deze
handreiking is een naslagwerk over wat passend onderwijs is, maar vooral over wie
welke rol heeft en waarvoor verantwoordelijk is. Deze handreiking geeft aan waar de
ruimte zit voor een eigen invulling van het samenwerkingsverband en de deelnemende
scholen, en welke mogelijkheden er zijn voor extra ondersteuning. Om de kennis over
de mogelijkheden binnen het bekostigde onderwijs te vergroten, zet ik in op publicatie
en een brede verspreiding van dit document. Vanwege de maatregelen omtrent corona
is de publicatie uitgesteld. Ik ben aan het bezien wat een nieuw geschikt moment is
om de handreiking te verspreiden. Ook ben ik met de sectorraden bezig met het ontwikkelen
van een instrument om naar aanleiding van vragen over maatwerk, rondom specifieke
casuïstiek dat zich voor doet, breder op gezette tijden te communiceren en zo de kennisbasis
over wat kan lokaal bij scholen en samenwerkingsverbanden te vergroten. Daarnaast
ben ik samen met Minister De Jonge, voor leerlingen met een complexere ondersteuningsbehoefte,
hard aan het werk om op structurele wijze te organiseren dat kinderen zich optimaal
kunnen blijven ontwikkelen. Ik ben aan het verkennen wat nodig is binnen en naast
de bestaande mogelijkheden voor nog meer ruimte voor maatwerk. Ik wil meer mogelijkheden
creëren voor scholen en samenwerkingsverbanden om samen met gemeenten en andere initiatieven
nog meer onderwijs-zorgarrangementen te realiseren, in het bijzonder voor de kinderen
met een zeer complexe onderwijsondersteunings- en zorgvraag. Ik streef er naar om
na het zomerreces uw Kamer te informeren over de resultaten van deze verkenning en
het vervolg hierop.9
De oplossing voor leerlingen met een complexere onderwijsondersteuning ligt in het
benutten van de mogelijkheden binnen regulier bekostigd onderwijs. Hoe komt deze stelling
overeen met de steeds groter worden de groep thuiszitters? Wanneer kan de Kamer een
actieplan verwachten, vragen de leden van de VVD-fractie.
Zoals ik in mijn reactie op het advies van de Onderwijsraad heb aangegeven zie ik
dat de mogelijkheden binnen het publiek bekostigde onderwijs nog onvoldoende worden
benut en dat uitwijken naar particulier onderwijs er juist toe zou kunnen leiden dat
aanbod gezocht wordt buiten het publieke stelsel, met uitvluchten en uitholling van
het bekostigde onderwijs tot gevolg.10 Ondanks het feit dat er steeds beter wordt geregistreerd, zijn er geen concrete verklarende
factoren voor de stijging in de cijfers. Zoals recent gecommuniceerd is de thuiszittersproblematiek
complex. Thuiszitten is een maatschappelijk vraagstuk dat verder gaat dan de inzet
van een school of het aanbod binnen een samenwerkingsverband. Dit zorgt er ook helaas
voor dat niet één eenduidige oplossing mogelijk is voor leerlingen die thuis komen
te zitten. In die zin is ook niet aangetoond dat het plaatsen van onze meest kwetsbare
leerlingen in het particulier onderwijs en te voorzien in bekostiging daarvan, het
aantal thuiszitters drastisch zal verlagen.
De leden van de VVD-fractie vragen bij welk resultaat ik tevreden ben en wanneer ontevreden
als het gaat om oplossingen in maatregelen die ik zoek in samenwerking met de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in de verbinding tussen onderwijs en zorg.
Ook vragen de leden van de VVD-fractie wanneer ik deze maatregelen ga evalueren. En
wanneer ik tevreden ben met de evaluatie en wanneer ontevreden.
De systemen van zorg en onderwijs dienen zich aan te passen aan de ondersteuningsbehoefte
van kinderen en niet andersom. Vanuit dit vertrekpunt werk ik intensief samen met
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan een betere aansluiting tussen
beide domeinen zodat ook kinderen met een lichamelijke en/of psychische ziekte of
beperking zich optimaal kunnen ontwikkelen. In november 2018 heb ik samen met de Minister
van VWS uw Kamer tien maatregelen gepresenteerd.11 Ons uitgangspunt is dat kinderen hun volledige ontwikkelpotentieel bereiken in een
passende, veilige en leerzame omgeving. Waar mogelijk op een school, indien noodzakelijk
in een zorginstelling. Ik verwacht met de uitwerking van deze maatregelen forse stappen
te zetten en blijf op zoek naar manieren om zorg en onderwijs beter te verbinden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik informeren uw Kamer periodiek
over de voortgang.12
De leden van de CDA-fractie vragen of ik de mening deel dat alle kinderen een plek
moeten kunnen krijgen in het passend onderwijs, maar dat de praktijk weerbarstig is
met als gevolg dat er nog steeds veel kinderen thuiszitten en dat de doelstelling
van het Thuiszitterspact van nul bij lange na niet is gehaald. Ik zie dat in regio’s,
door scholen, door hulpverleners, ondersteuners en door gemeenten dagelijks hard wordt
gewerkt om alle kinderen naar school te laten gaan. Alle energie die door deze mensen
wordt ingezet om steeds meer kinderen en jongeren op school te krijgen of goede zorg
te laten ontvangen is echter helaas nog niet genoeg om alle kinderen van een zo passend
mogelijke plek te voorzien. Thuiszitten is een maatschappelijk vraagstuk dat verder
gaat dan school. Er zijn verschillende factoren en redenen waarom kinderen (langdurig)
thuis komen te zitten; variërend van het niet aanwezig zijn van een passend aanbod
vanuit onderwijs en/of zorg tot problemen in de thuissituatie.13, 14 Over het vervolg van het pact informeer ik u, zoals reeds toegezegd, na het zomerreces.15
De leden van de CDA-fractie vragen of ik de mening deel dat er naar alle creatieve
oplossingen moet worden gekeken om het aantal thuiszitters fors terug te dringen.
Ik deel de mening dat meer mogelijk binnen de huidige wet- en regelgeving dan gedacht
wordt en dat deze ruimte zeker benut dient te worden. De mogelijkheden binnen het
publiek bekostigde onderwijs worden nog niet altijd voldoende benut. Hiervoor wil
ik scholen en samenwerkingsverbanden de tijd geven om te wennen aan deze ruimte en
nieuwe maatwerkmogelijkheden.
Ik ben voorstander van creatieve oplossingen binnen de huidige wet- en regelgeving.
Zodra het over de grenzen heengaat zie ik echter risico’s. In het reguliere stelsel
worden eisen gesteld aan de kwaliteit van het onderwijs. Ik hecht er grote waarde
aan dat deze kwaliteit ook gewaarborgd is voor leerlingen voor wie een creatieve oplossing
gewenst is. Om de kwaliteit van onderwijs en zorg en de veiligheid van kinderen en
hun ontwikkeling te waarborgen, ben ik daarom niet van mening dat creatieve oplossingen
buiten de huidige wet- en regelgeving gezocht moeten worden.
Verder vragen de leden van de CDA-fractie hoe groot de groep kinderen is die definitief
uitvalt en ondanks alle pogingen niet meer terugkeert naar de schoolbanken?
De cijfers die ik jaarlijks met uw Kamer deel gaan over kinderen die enerzijds niet
staan ingeschreven op een school en anderzijds over kinderen die wel staan ingeschreven,
maar niet naar school gaan. Het definitief uitvallen van kinderen vind ik schrijnend.
Als kinderen definitief uitvallen worden deze voortijdig schoolverlaters. Daarom wordt
met de aanpak om voortijdig schoolverlaten te voorkomen ook actief de samenwerking
met de thuiszittersaanpak gezocht.16
Een aantal vragen van de leden van de fracties VVD, CDA, D66 en SP betreft vragen
over de onderwijs-zorgarrangementen.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom een tijdelijke uitbesteding aan particuliere
scholen van leerlingen voor wie geen passend aanbod is in het regulier bekostigd onderwijs,
geen oplossing is? Is de enige oplossing niet dat zij niet meer thuis komen te zitten?
Uit het advies van de Onderwijsraad blijkt dat uitbesteding aan particuliere scholen,
al dan niet tijdelijk, geen passende oplossing is. Volgens de Onderwijsraad doet uitbesteding,
zowel tijdelijk als structureel, afbreuk aan de wettelijke zorgplicht van scholen
en samenwerkingsverbanden om passend onderwijs te bieden voor alle leerlingen.17 Daarnaast is de aard van de problematiek van de meeste leerlingen, waar de motie
van de leden Rog en Ypma18 op is gericht, niet incidenteel. Hiervoor zou een tijdelijke plaatsing op een particuliere
school geen oplossing bieden. Voor de leerlingen met een complexere ondersteuningsbehoefte
verken ik de mogelijkheden voor een structurele oplossing in het publiek bekostigd
onderwijs, waarbij ook de samenwerking met particulier onderwijs wordt verkend, maar
zonder dat dit vraagt om een overheveling van verantwoordelijkheid en daarmee ook
de bekostiging van het onderwijs. Ik streef ernaar uw Kamer hierover kort na de zomer
nader informeren.
Verder vragen de leden van de VVD-fractie of het ook een risico op uitholling is van
het publieke stelsel als er maar voor maximaal 1 jaar bekostigd kan worden vanuit
het particulier onderwijs. Ook het tijdelijk overhevelen van publieke bekostiging
naar particulier onderwijs geeft het risico van uitholling van het publieke stelsel.
Volgens de Onderwijsraad ontstaat door het mogelijk maken van uitbesteding van onderwijs
aan particuliere scholen een vluchtroute voor ouders, scholen en samenwerkingsverbanden.
Dit ondermijnt het principe om binnen het publiek bekostigd onderwijs een passend
aanbod voor iedere leerling te realiseren. Daarnaast geeft uitbesteding van onderwijs
aan particuliere scholen een mogelijke vrijbrief aan scholen en samenwerkingsverbanden
om voor complexe problematiek geen aanbod te organiseren. Dit doet afbreuk aan hun
wettelijke zorgplicht. Daarmee ontstaat ook het risico dat de nodige expertise uit
het publieke stelsel verdwijnt.
De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze ik de motie van het lid Rudmer Heerema
ga uitvoeren. Ik heb uw Kamer geïnformeerd over het besluit om het wetstraject rond
het uitbesteden van bekostiging aan particulier onderwijs niet door te zetten. Voor
de leerlingen met een complexere ondersteuningsbehoefte, waaronder (hoog)begaafde
leerlingen, verken ik de mogelijkheden voor een structurele oplossing in het bieden
van meer ruimte voor onderwijszorgarrangementen in het publiek bekostigd onderwijs.
Naar verwachting informeer ik uw Kamer hier kort na de zomer over.
De leden van de CDA-fractie vragen om particulier onderwijs (tijdelijk) (deels) te
bekostigen bij geen passende plek in het reguliere onderwijs. En ze vragen nader toe
te lichten in hoeverre dit mogelijk is en welke stappen hiertoe kunnen worden gezet.
Zoals de Onderwijsraad heeft aangegeven is het momenteel wettelijk niet mogelijk om
de bekostiging (deels) over te hevelen naar het particulier onderwijs. Wel biedt de
huidige wetgeving scholen en samenwerkingsverbanden de mogelijkheid om kennis en expertise
uit het particulier onderwijs te benutten door deze in te kopen en onder verantwoordelijkheid
van het bevoegd gezag van een bekostigde school in te zetten voor specifieke leerlingen
op een schoollocatie.
De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel kinderen de afgelopen jaren vanuit een
thuiszitterssituatie naar een particuliere school zijn gegaan? Dus om hoeveel kinderen
gaat het als de motie wordt uitgevoerd? Hoe lang hebben deze kinderen thuisgezeten
en welke problematiek speelde er op de oude school? Hoeveel van deze kinderen hebben
hun diploma behaald in het particulier onderwijs?
Dit is niet bekend. Er zijn geen cijfers of aantallen bekend van kinderen die vanuit
thuiszitterssituatie naar een particuliere school zijn gegaan en daar hun diploma
hebben behaald.
De leden van de D66-fractie vragen wat er is gebeurd tussen 2017 en 2020. Waarom heeft
het zolang geduurd tot de Onderwijsraad een briefadvies heeft gegeven?
In 2017 heeft mijn voorganger het concept wetsvoorstel aangeboden voor internetconsultatie.
Vrij snel daarna volgden de Tweede Kamerverkiezingen en de formatie. In de Kamerbrief
van 25 juni 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik in het najaar van 2018 het concept
wetsvoorstel voor advies zou voorleggen aan de Onderwijsraad.19 Echter, dit is uitgesteld vanwege het aantreden van de nieuwe Onderwijsraad op 1 januari
2019. Daarom heb ik uw Kamer in het voorjaar van 2019 opnieuw geïnformeerd over het
voorleggen voor advies aan de nieuwe raad.20
Verder vragen de leden van de D66-fractie of ik bereid ben een verslag van de internetconsultatie
naar de Kamer sturen? Het verslag van de internetconsultatie is reeds openbaar en
publiek toegankelijk voor iedereen.21
De leden van de D66-fractie vragen of het bekend is hoeveel leerlingen op dit moment
in het particulier onderwijs zitten met bekostiging vanuit passend onderwijs. Wat
zijn de gevolgen voor deze leerlingen? De leden zien een bijzondere verantwoordelijkheid
voor deze leerlingen aangezien de overheid drie jaar lang heeft nagelaten duidelijkheid
te bieden voor deze groep.
Hoeveel leerlingen het betreft is niet bekend. Het is wettelijk niet toegestaan om
bekostiging vanuit het publiek bekostigd onderwijs over te hevelen naar het particulier
onderwijs. Hierover heeft mijn voorganger uw Kamer in 2016 reeds geïnformeerd.22 Wanneer de inspectie signalen ontvangt dat dit wel gebeurt, vindt er een onderzoek
plaats. Als wordt geconstateerd dat publieke middelen worden overgeheveld naar een
particulier instelling, krijgt het samenwerkingsverband of schoolbestuur een herstelopdracht
en worden zij gevraagd om in overleg met ouders een oplossing te vinden binnen de
wet- en regelgeving. De onrechtmatig bestede middelen worden teruggevorderd van het
samenwerkingsverband of schoolbestuur. Zoals eerder aangegeven kunnen scholen en samenwerkingsverbanden
wel expertise of ondersteuning inkopen of inhuren vanuit het particulier onderwijs,
maar de voorwaarde blijft dat leerlingen bij de bekostigde school ingeschreven moet
blijven en onder de verantwoordelijkheid en op de school onderwijs en ondersteuning
krijgen.
De leden van de SP-fractie vragen welke signalen ik heb ontvangen van veldpartijen.
Hebben deze veldpartijen ook andere oplossingsrichtingen voorgesteld? Zo ja, welke?
Tevens vragen de leden wat op dit moment de status is van de uitvoering van de motie
van het lid Kwint die de regering verzoekt doorzettingsmacht bij de inspectie te beleggen,
teneinde een schoolbestuur een aanwijzing te kunnen geven om de samenwerking met een
initiatief dat onderwijs buiten school aanbiedt aan te gaan.
De signalen van de veldpartijen waren voor een groot deel in lijn met de zorgen die
de Onderwijsraad heeft geuit over het risico tot uitvluchten en uitholling van het
publieke stelsel. Alleen de vertegenwoordiging van ouders gaf aan dat uitbesteding
van de bekostiging aan particulier onderwijs nu soms nog wel een passende oplossing
kan zijn voor leerlingen die anders thuiszitten. In vergelijking tot de situatie van
het moment dat de motie van de leden Rog en Ypma werd aangenomen, biedt de huidige
wetgeving ook volgens de veldpartijen nu al meer ruimte om voor leerlingen een passende
plek te realiseren binnen het bekostigde stelsel. Ook het aanbod voor leerlingen met
kenmerken van (hoog)begaafdheid heeft met de extra middelen een extra stimulans gekregen.
In het kader van onderwijs-zorgarrangementen ben ik aan de slag om de mogelijkheden
nog verder te verruimen. Ik wil meer mogelijkheden creëren voor scholen en samenwerkingsverbanden
om samen met gemeenten en andere initiatieven nog meer onderwijs-zorgarrangementen te realiseren. De motie van het lid Kwint wordt in dit traject meegenomen.
Ik streeft er naar om na het zomerreces de Kamer te informeren over de resultaten
van deze verkenning en het vervolg hierop. Een aantal vragen van de leden van de VVD-fractie
betreft vragen over (hoog)begaafdheid.
De leden van de VVD-fractie vragen naar het in kaart brengen van de kosten voor het
onderbrengen van thuiszittende hoogbegaafde leerlingen in het particuliere onderwijs
en wat de kosten zijn van het thuis laten zitten van deze groep.
Met de invoering van passend onderwijs wordt uitgegaan van de ondersteuningsbehoefte
van een leerling. De school kan de benodigde ondersteuning bieden zonder dat een diagnose
of label nodig is. Dit leidt ertoe dat kinderen sneller de juiste ondersteuning krijgen
met minder administratieve lasten, maar ook zonder registratie. Er is daarom geen
landelijk zicht op het aantal (hoog)begaafde leerlingen of van het aantal (hoog)begaafde
leerlingen dat thuiszit.
Verder stellen de leden van de VVD-fractie vast dat 5% van de samenwerkingsverbanden
geen aanvraag heeft ingediend voor de subsidieregeling begaafde leerlingen, en vraagt
hoeveel scholen en kinderen dat betreft.
Bij passend onderwijs wordt uitgegaan van de ondersteuningsbehoefte van een leerling.
De school kan de benodigde ondersteuning bieden zonder dat een diagnose of label nodig
is. Dit leidt ertoe dat kinderen sneller de juiste ondersteuning krijgen met minder
administratieve lasten, maar ook dat er niet meer wordt geregistreerd. Er is daarom
geen landelijk zicht op het aantal (hoog)begaafde leerlingen.
Afhankelijk van de ondersteuningsbehoefte van (hoog)begaafde leerlingen valt de ondersteuning
onder de basisondersteuning, die elke school moet kunnen bieden, of onder de lichte
tot zware ondersteuning. Het is aan elk samenwerkingsverband om tot een evenwichtig
geheel van basisondersteuning en aanvullende voorzieningen te komen. Dat zal dus regionaal
ook tot verschillen leiden. Het is daarom niet te zeggen hoeveel scholen niet kunnen
profiteren van de subsidieregeling.
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de subsidieregeling begaafde leerlingen
een succes is en wanneer ik de regeling ga evalueren. In de Kamerbrief23over de uitvoering van de middelen voor (hoog)begaafdheid benoem ik een drietal knelpunten
met betrekking tot de specifieke onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van (hoog)begaafde
leerlingen:
1. Binnen een scholen is meer kennis nodig over (hoog)begaafdheid.
2. Meer passend aanbod is nodig voor (hoog)begaafde leerlingen.
3. Betere samenwerking tussen scholen binnen de regio is gewenst.
Dat bijna alle samenwerkingsverbanden een aanvraag hebben ingediend noem ik al een
succes, omdat de subsidieregeling expertiseontwikkeling, kennisdeling en samenwerking
op regionaal niveau stimuleert. Daarnaast heeft de beoordelingscommissie bij bijna
alle ingediende aanvragen om aanvullende informatie gevraagd en/of feedback ter verbetering
meegegeven, zodat de plannen aangescherpt werden en om alvast kennis te delen. Hiermee
is, naast de regeling, een tweede impuls gegeven aan het onderwijs voor (hoog)begaafde
leerlingen.
In de ingediende plannen is terug te lezen dat samenwerkingsverbanden de bovengenoemde
knelpunten willen wegnemen.
Zo willen samenwerkingsverbanden meer kennis over (hoog)begaafdheid (knelpunt 1).
Er wordt geïnvesteerd in het opleiden van specialisten binnen de school en op het
niveau van besturen en samenwerkingsverbanden, dit ter ondersteuning van medewerkers
binnen de school. Tevens wordt geïnvesteerd in het delen van expertise en ervaringen
vanuit verschillende initiatieven.
Daarnaast zetten het leeuwendeel van de samenwerkingsverbanden in op de doorontwikkeling
en bestendiging van bestaand beleid en relatief nieuwe initiatieven (knelpunt 2).
Bijvoorbeeld door succesvolle aanpakken uit te breiden voor meer leerlingen met een
betere spreiding over het samenwerkingsverband. Te denken valt aan verschillende vormen
van bovenschoolse verrijkingsklassen of arrangementen van het samenwerkingsverband.
Ook zijn er plannen voor diverse verkennende pilots ingediend. De meeste pilots hebben
betrekking op initiatieven in de overgang van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs,
waarvoor binnen samenwerkingsverbanden po en vo meer wordt samengewerkt. Met specifieke
programma’s, een tussenjaar of extra aandacht in de onderbouw van het vo, kunnen leerlingen
meer begeleiding krijgen op cognitief, sociaal en emotioneel gebied.
Ook wordt er ingezet op samenwerking (knelpunt 3). De beschikbare expertise en ervaringen
van (voorloper)scholen in de regio worden vaak nog onvoldoende benut. Betrokkenen
hebben oog voor dit gebrek aan afstemming en samenwerking. De plannen betreffen vaak
het creëren en stimuleren van lerende netwerken, zoals professionele leergemeenschappen,
kenniskringen en kennisdelingsactiviteiten, zoals bijeenkomsten voor en door scholen,
experts en andere betrokkenen in de eigen regio. De beoordelingscommissie heeft er
op gelet of samenwerking en draagvlak al in het voortraject zichtbaar zijn.
Naast de subsidieregeling loopt een monitoringsonderzoek die alle interventies in
beeld brengt. De monitor loopt gedurende de subsidieregeling. In december 2023 zal
het eindrapport worden opgeleverd. Ook start er in september 2020 een impactonderzoek
waarbij een aantal (groepen van) interventies diepgaander op impact worden onderzocht.
In maart 2025 zal het eindrapport van het impactonderzoek worden opgeleverd. Kennisdeling
is een belangrijk onderdeel van de subsidieregeling en daarom zullen tussentijds opgedane
ervaringen worden gedeeld.
Tot slot enkele vragen van de leden van de fracties D66 en SP over de zorgplicht.
De leden van de D66-fractie en de SP-fractie vragen hoe vaak de inspectie geconstateerd
heeft dat scholen en samenwerkingsverbanden niet voldoen aan de zorgplicht. Wat zijn
hiervan de gevolgen. Wat houden de herstelopdrachten in en wat gebeurt er als samenwerkingsverbanden
en scholen de herstelopdracht niet vervullen? Tot slot vragen zij hoe de Minister
de zorgplicht denkt af te dwingen.
De inspectie van het onderwijs (hierna: de inspectie) heeft het afgelopen jaar geen
meldingen gehad op grond waarvan zij een herstelopdracht kon geven ten aanzien van
de zorgplicht. De reden is dat niet duidelijk is dat er sprake is van het niet naleven
van de zorgplicht. Er is bijvoorbeeld geen sprake van een (afschrift van) een schriftelijke
aanmelding en een (afschrift of anderszins bewijs) van een afwijzing zonder dat de
school aan de resultaatsverplichting voldoet. In een zestigtal gevallen heeft de inspectie
contact gezocht met de school of het bestuur omdat mogelijk sprake was van niet naleven
van de zorgplicht. Dit heeft nooit geleid tot een formele herstelopdracht.
Als gezegd: er zijn geen herstelopdrachten gegeven het afgelopen jaar. De vorm van
de herstelopdracht hangt af van de situatie. Een herstelopdracht is alleen mogelijk
wanneer de onrechtmatige situatie nog voortduurt. Bijvoorbeeld als een leerling nog
geen andere plek heeft en nog steeds wacht op plaatsing of een aanbod van een andere
school door de school van aanmelding. In die gevallen volgt een herstelopdracht. Die
herstelopdracht houdt in dat het schoolbestuur een leerling binnen een termijn van
een week moet plaatsen of een aanbod voor een andere school moet doen.
Een herstelopdracht is niet meer mogelijk als een school niet aan zijn zorgplicht
heeft voldaan en de leerling zelf een andere school heeft gezocht en gevonden. De
zorgplicht voor de eerste school is dan formeel gezien geëindigd. De inspectie neemt
het tekortschieten dan wel mee in haar (openbare) rapport. Ook kan de inspectie dan
een waarschuwing geven. Als de school na een waarschuwing de zorgplicht opnieuw negeert,
vordert de inspectie een beperkt bedrag aan bekostiging terug bij het schoolbestuur
(de bekostiging houdt immers rekening met het leveren van een inspanning om aan de
zorgplicht te voldoen). De inspectie volgt hier (en ook in het eventuele verdere traject)
de beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen.
Als het schoolbestuur niet aan de opdracht voldoet, kan de inspectie de bekostiging
opschorten (met 15 procent). De inspectie volgt hier (en ook in het eventuele verdere
traject) de beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier