Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden De Groot en Sienot over de aanhoudende droogte, natuurbranden en het verband met het snel opwarmende klimaat
Vragen van de leden De Groot en Sienot (beiden D66) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Economische Zaken en Klimaat en van Infrastructuur en Waterstaat over de aanhoudende droogte, natuurbranden en het verband met het snel opwarmende klimaat (ingezonden 24 april 2020).
Antwoord Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens de
Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 5 juni 2020). Zie Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr.
2690.
Vraag 1
Kent u de berichten «Bosbranden blijven maar komen: opnieuw grote brandhaard in Limburg»,
«Heel Europa warmt sneller op dan het gemiddelde wereldwijd» en «Landbouw en natuur
in Oost- en Zuid-Nederland zuchten onder de droogte»?1 2 3
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de zorgen dat het aantal natuurbranden de afgelopen jaren aanzienlijk lijkt
te stijgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Het kabinet deelt de zorgen over een mogelijke toename van het aantal natuurbranden,
maar het ontbreekt aan de juiste natuurbrandstatistieken om dit te staven voor de
laatste 25 jaar. Tot halverwege de jaren negentig werden hierover gegevens verzameld
door Staatsbosbeheer. Tussen 1996 en 2016 zijn er geen bruikbare data beschikbaar
over het aantal en de aard van natuurbranden. Sinds 2017 worden natuurbranden door
Brandweer Nederland en het Instituut Fysieke Veiligheid, in samenwerking met Wageningen
University and Research, weer geregistreerd.
Vraag 3
Baart het u ook zorgen dat elf van de twaalf warmste jaren in Europa vanaf het jaar
2000 werden gemeten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ja, er is een duidelijke opwaartse temperatuurtrend wereldwijd en in Europa, samenhangend
met de stijging van de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer. Dat is zorgelijk.
Vraag 4
Ziet u een verband tussen het aantal en de grote impact van natuurbranden, de verdroging
in Nederland en het snel opwarmende klimaat in Europa? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
De kans op verdroging neemt toe in een warmer klimaat. Daarmee worden de condities
voor het ontstaan van natuurbranden gunstiger. De mate waarin dat gebeurt is afhankelijk
van diverse factoren. Langjarig gemiddeld neemt de zomerdroogte in Zuid-Europa toe,
in Noord-Europa neemt deze juist af. Nederland bevindt zich in het middengebied, waardoor
de situatie sterk afhangt van het scenario. De waarnemingen laten zien dat het binnenland
sinds 1950 droger is geworden in tegenstelling tot het kustgebied. Bij het ontstaan
van natuurbranden spelen ook menselijke factoren een rol, zoals nalatigheid (achterlaten
van glas en sigarettenpeuken) en het moedwillig veroorzaken van brand.
Vraag 5
Wat was de gemiddelde economische schade van natuurbranden van de afgelopen paar jaren
en hoeveel hectare natuur is gemiddeld verloren gegaan bij deze branden? Zijn de kosten
van het verlies aan hectare natuur meegenomen in de berekeningen van de economische
schade? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Er zijn slechts sinds 2017 statistieken van natuurbranden beschikbaar, zoals gemeld
in antwoord op vraag 2. Een groot deel van de natuurbranden in Nederland blijft beperkt
tot enkele tientallen vierkante meters. Ook bij grotere branden gaat het natuurgebied
niet verloren, maar is er wel sprake van tijdelijk kwaliteitsverlies. Zie voor de
economische schade van verdroging het antwoord bij vraag 7.
Vraag 6
Kunt u toelichten welke stappen u onderneemt om natuurbranden in de toekomst te voorkomen
en de effecten ervan in te perken? Bent u, in het kader van de versnelde opwarming,
van mening dat deze stappen ook in de toekomst voldoende zijn om schade van natuurbranden
zo veel mogelijk te voorkomen?
Antwoord 6
In Nederland werken diverse partijen samen aan de randvoorwaarden voor het voorkomen
van natuurbranden. In opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid doen
de Veiligheidsregio’s in vastgestelde risicogebieden aan natuurbrandrisicobeheersing.
Hierbij ligt de focus op een gebiedsgerichte aanpak en lokaal maatwerk dat door brandweer
en belanghebbenden samen wordt opgesteld. De beheerders van natuurgebieden hebben
hierin ook een eigen verantwoordelijkheid. De Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren
(VBNE) heeft in 2014 een Praktijkadvies Risicobeheersing Natuurbranden uitgebracht4.
Met de realisatie van de 46 aanbevelingen van de Beleidstafel droogte (Kamerstuk 27 625, nr. 489), het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw (Kamerstuk 35 300 XIV, nr. 70), de Actielijnen klimaatadaptatie natuur (in ontwikkeling), de Deltaprogramma’s Zoetwater
en Ruimtelijke Adaptatie werken we aan een klimaatbestendige, ruimtelijke inrichting
met een passend bodem- en watersysteem. Dit draagt bij aan het tegengaan van de verdroging.
LNV en de provincies verkennen in het kader van de Bossenstrategie welke maatregelen
genomen kunnen worden om het bos weerbaarder te maken tegen externe invloeden, zoals
droogte en brand. Daarbij gaat het onder meer om menging met loofboomsoorten in naaldbos,
het aanleggen en beheren van brandgangen in een vorm die ecologisch en landschappelijk
aantrekkelijk is, en het vasthouden van water, bijvoorbeeld door verhogen van organische
stof en herstellen van beken in bossen en natuurgebieden.
Vraag 7
Wat was de gemiddelde economische schade van de verdroging in Nederland van de afgelopen
paar jaren en wat voor effecten heeft deze verdroging de afgelopen jaren gehad op
de ecologie in Nederland, zoals voor de visstand in rivieren en kwelmilieus? Zijn
deze effecten ook doorberekend in de economische schade van verdroging? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
In opdracht van de Beleidstafel Droogte heeft Ecorys onderzoek gedaan naar de economische
schade van de droogte in 20185. Voor natuur kon alleen kwalitatief inzicht gegeven worden in de droogteschade; de
kosten konden niet gekwantificeerd worden. Kwetsbare en sterk waterafhankelijke ecosystemen
waaronder veengebieden, droge en natte heiden, vennen en beeksystemen, duingebieden
en graslanden hebben de effecten van de droogte sterk gemerkt. Kwetsbare (watergebonden)
diersoorten en vegetatie, met name zeldzame en geïsoleerde populaties liepen gevaar
door de droogte.
Vraag 8
Deelt u de mening dat wetenschappelijke signalen dat het continent Europa versneld
aan het opwarmen is, een groeiend aantal bosbranden in Europa en de aanhoudende verdroging
in Nederland, aanleiding bieden om nog meer ambitie en daadkracht te tonen in het
behalen van de reductiedoelen uit het Klimaatakkoord?
Antwoord 8
Het versneld opwarmen van het Europese continent is in lijn met wetenschappelijke
inzichten uit zowel waarnemingen als klimaatmodellen dat continentale gebieden sneller
opwarmen dan mondiaal gemiddeld, inclusief oceanen. Om voortgaande opwarming tegen
te gaan is mondiale emissiereductie in lijn met de afspraken in het klimaatakkoord
van Parijs noodzakelijk. Met de ambitie van het klimaatakkoord loopt Nederland binnen
de Europese Unie voorop bij de realisatie van het Parijs Akkoord. Daarom maakt Nederland
zich in Europees verband sterk voor een ophoging van het EU-doel tot 55% in 2030.
Vraag 9
Kunt u aangeven of de berichten dat Europa sneller opwarmt dan het gemiddelde wereldwijd,
in Europa aanleiding zijn geweest of zijn voor overleg of klimaatmaatregelen versneld
kunnen worden genomen?
Antwoord 9
Het op 22 april 2020 door Copernicus (aardobservatie programma van de EU) uitgebrachte
rapport «European State of the Climate» beschrijft de belangrijkste klimaatcondities
en -gebeurtenissen in 2019 in Europa. In het rapport staat dat de metingen in 2019
aansluiten bij de bekende trend: op basis van de laatste 5 jaar laat de gemiddelde
luchttemperatuur een wereldwijde toename van 1,1 graad Celsius zien sinds het pre-industriële
tijdperk, terwijl de temperaturen in Europa sinds dat tijdperk met bijna 2 graden
Celsius zijn gestegen. Kortom, in het Copernicus-rapport wordt een inzicht dat al
langer bekend is, herbevestigd. Deze kennis is ook opgenomen in verschillende IPCC-rapporten.
Het Copernicus-rapport is geen aanleiding geweest voor het organiseren van een Europees
overleg of klimaatmaatregelen versneld kunnen worden genomen. Wel loopt er in Europa
al langer een discussie over het verhogen van de klimaatambities. Zo heeft de Europese
Raad onlangs de EU-langetermijnstrategie wat betreft broeikasgassen aangenomen. Met
deze strategie laten de EU en de lidstaten opnieuw zien dat ze alles in het werk stellen
om de Overeenkomst van Parijs en de langetermijndoelstellingen daarbij na te komen.
Zij bekrachtigden het besluit van de Raad van december 2019 over de doelstelling van
een klimaat-neutrale EU in 2050. Daarnaast loopt er nog een discussie over aanscherping
van de EU-reductiedoelstelling van tenminste 40% in 2030, waarbij Nederland inzet
op besluitvorming daarover in de Europese Raad voor het einde van dit jaar.
Op het gebied van klimaatadaptatie heeft de Europese Commissie in de Green Deal aangekondigd
dat zij een nieuwe ambitieuze klimaatadaptatiestrategie gaat opstellen, die naar verwachting
eind 2020 of begin 2021 gereed zal zijn. Nederland verwelkomt dit voornemen van de
Commissie.
Vraag 10
Indien dergelijke overleggen hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden, zijn hierbij
Nederlandse vertegenwoordigers aanwezig geweest en wat is hierop de inzet geweest
vanuit Nederland? Zal deze worden gedeeld met de Kamer?
Antwoord 10
Zoals gezegd is naar aanleiding van de publicatie van het Copernicus-rapport geen
specifiek overleg geweest of gepland. Wat betreft de commissievoorstellen en onderhandelingen
in de Raad over het aanscherpen van het klimaatbeleid op EU-niveau houdt de Minister
van Economische Zaken en Klimaat uw Kamer zoals gebruikelijk op de hoogte.
Vraag 11
Indien dergelijke overleggen niet hebben plaatsgevonden en hier vooralsnog geen voornemens
toe zijn, bent u bereid om het onderwerp van de snelle opwarming van Europa te agenderen
voor een Europees overleg en de Nederlandse inzet hiervoor te delen met de Kamer?
Antwoord 11
Het is al langer bekend dat de gemiddelde luchttemperatuur in Europa sneller toeneemt
dan het wereldwijde gemiddelde. Het rapport van het Copernicus-programma geeft hier
een herbevestiging van en daarom zie ik geen aanleiding dit onderwerp apart te agenderen
voor een Europees overleg.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.