Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Emiel van Dijk, Kops en Wilders over de achterstelling van Nederlandse woningzoekenden
Vragen van de leden Emiel van Dijk, Kops en Wilders (allen PVV) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de achterstelling van Nederlandse woningzoekenden (ingezonden 13 mei 2020).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (ontvangen 5 juni 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Vluchtelingen behouden eerste keus woningen Vlaardingen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3, 5
Deelt u de mening dat het schandalig is dat de gemeente Vlaardingen uit het vrijgekomen
aanbod sociale huurwoningen statushouders eerste keus geeft?
Bent u van mening dat deze discriminatie van Nederlanders onmiddellijk moet stoppen?
Gaat u gemeenten verbieden nog langer voorrang aan statushouders te verlenen? Zo nee,
waarom houdt u deze achterstelling van Nederlanders in stand?
Antwoord 2, 3, 5
Nee, ik deel die mening niet. Zoals ik meermalen bij de beantwoording van Kamervragen
heb aangegeven en recent nog op 21 januari 2020 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2019–2020, nr. 1426) wordt in Nederland geen onderscheid gemaakt op basis van nationaliteit. Iedereen
in Nederland wordt in gelijke gevallen gelijk behandeld. Dat uitgangspunt is in onze
Grondwet verankerd. De gemeente is verantwoordelijk voor het huisvesten van vergunninghouders
conform de halfjaarlijkse taakstelling. Veelal wordt in samenwerking met corporaties
gezocht naar een passende woning voor vergunninghouders, waarvan is bepaald dat zij
verblijfsrecht in Nederland hebben, en andere doelgroepen. Gemeenten kunnen er echter
ook voor kiezen om statushouders op een andere wijze te huisvesten.
Nadat de verplichte urgentiestatus van statushouders per 1 juli 2017 uit de Huisvestingswet
is gehaald kunnen gemeenten zelf bepalen welke categorieën woningzoekenden ze als
urgentiecategorie in de huisvestingsverordening wensen op te nemen. Deze keuze is
daarmee lokaal bepaald. Dat statushouders op dit moment nog steeds door de meeste
gemeenten in een urgentieregeling als voorrangscategorie worden beschouwd, is het
gevolg van de afwegingen die gemeenten hebben gemaakt gegeven enerzijds de huidige
lokale situatie op de woningmarkt en anderzijds de taakstelling die gemeenten hebben
om statushouders te huisvesten. Tijdige huisvesting is niet alleen in het belang van
statushouders, maar ook in het belang van de Nederlandse samenleving. Dan kunnen zij
tenslotte sneller participeren in en bijdragen aan de Nederlandse samenleving. Bovendien
zorgt een snelle doorstroom naar huisvesting ervoor dat de maatschappelijke impact
en financiële kosten die gepaard gaan met de opvang van asielzoekers beperkt worden
gehouden.
Nog belangrijker dan de toewijzing van woningen is de beschikbaarheid van voldoende
woningen. Door heel veel partijen wordt daarom hard gewerkt om het aanbod te vergroten.
Daarbij is het van belang meer flexibiliteit op de woningmarkt en in de aansluiting
tussen de asielopvang te creëren. Het kabinet heeft daarom EUR 3 miljoen beschikbaar
gesteld voor een tiental pilots waarbij zal worden geëxperimenteerd met flexibele
opvang- en/of huisvestingsoplossingen. Te denken valt aan het tijdelijk en gemixt
huisvesten van verschillende doelgroepen alsook het aanbieden van opvangoplossingen
in de buurt van de gemeente van uitplaatsing. De verwachting is dat de eerste pilots
in de loop van 2020 starten.
Vraag 4
Welke andere gemeenten geven statushouders nog altijd voorrang op sociale huurwoningen?
Antwoord 4
Uit de rapportage «Vergunninghouders als urgentiecategorie» van onderzoeksbureau Rigo,
dat ik u op 4 juli 2018 heb toegezonden (Kamerstuk 34 454, nr. 10), blijkt dat van de 187 gemeenten (van totaal 380 Nederlandse gemeenten) met een
huisvestingsverordening 176 gemeenten een urgentieregeling in die huisvestingsverordening
hebben opgenomen. Daarvan worden in 174 gemeenten vergunninghouders aangemerkt als
urgentiecategorie. Met de evaluatie van de Huisvestingswet 2014, waarvan ik de rapportage
naar verwachting rond de zomer naar u zal sturen, worden deze cijfers geactualiseerd.
Vraag 6
Bent u er nu eindelijk toe bereid om de tijdelijke asielvergunningen van de in Nederland
verblijvende statushouders in te trekken en ervoor te zorgen dat de daardoor vrijkomende
sociale huurwoningen, evenals alle andere sociale huurwoningen, uitsluitend aan de
Nederlanders worden toegewezen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Nee, ik ben niet tot intrekking van de tijdelijke asielvergunningen bereid. Nederland
biedt bescherming aan vluchtelingen die daar op grond van de Vreemdelingenwet en de
internationale verdragen recht op hebben.
De kern van asiel is dat bescherming wordt geboden aan mensen die gevaar lopen in
eigen land. Het besef dat personen niet mogen worden teruggestuurd als ze in eigen
land te vrezen hebben voor vervolging vanwege hun etniciteit, geloof, nationaliteit,
politieke overtuiging, of omdat ze tot een bepaalde sociale groep behoren, heeft na
de Tweede Wereldoorlog geleid tot het Vluchtelingenverdrag van 1951. Later is dit
principe ook vastgelegd in de jurisprudentie van het Europees Hof van de Rechten voor
de Mens en de EU-wetgeving. Het Nederlands asielbeleid is gebaseerd op dit principe.
Het gaat derhalve om personen die bescherming nodig hebben. We willen deze mensen
perspectief bieden. Het intrekken van een asielvergunning zou leiden tot een situatie
waarin de vreemdeling geen recht heeft om in Nederland te verblijven, maar tegelijkertijd
het land ook niet kan verlaten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.