Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie inzake de quick scan over het thema ‘wachttijden en wachtlijsten in de zorg (Kamerstuk 32620-242)
32 620 Beleidsdoelstellingen op het gebied van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Nr. 262 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 juni 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan het kabinet over de brief van 16 december 2019 met een
reactie op het verzoek commissie over de quick scan over het thema «wachttijden en
wachtlijsten in de zorg» (Kamerstuk 32 620, nr. 242) en over de brief van 19 december 2019 inzake de Rapportage van de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) over de inspanningen van zorgverzekeraars om de wachttijden te verminderen (Kamerstuk
32 620, nr. 244).
De vragen en opmerkingen zijn op 13 maart 2020 aan het kabinet voorgelegd.
Bij brief van 5 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier voor dit verslag, De Leau-Kolkman
Inleiding
Hierbij bieden wij u de beantwoording aan van de vragen en opmerkingen van de fracties,
welke op 13 maart 2020 aan het kabinet zijn toegezonden. Dit doen wij vanuit een sterk
veranderde en veranderende context, als gevolg van de COVID-19-epidemie.
Periodiek ontvangt uw Kamer een update inzake COVID-19. In de betreffende brieven
bent u ook geïnformeerd over zaken die noodzakelijk zijn voor het borgen van de toegankelijkheid
van de reguliere zorg en ondersteuning en het acceptabel houden of reduceren van wachttijden,
nu en in de toekomst. Het gaat onder meer om:
• initiatieven om de reguliere zorg en ondersteuning zo goed als mogelijk en veilig
te continueren, binnen de geldende beperkende maatregelen op basis van de adviezen
van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM),
• het weer opschalen van zorg die is uitgesteld vanwege de coronacrisis (de NZa is gevraagd
hier regie over te voeren),
• de beschikbaarheid, het behoud en de belasting van personeel, alsmede de inzet van
extra personeel,
• testcapaciteit en de beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen in alle
zorgsectoren,
• de afspraken die met zorgverzekeraars, Wlz-uitvoerders en gemeenten zijn gemaakt om
aanbieders financiële zekerheid te bieden teneinde de continuïteit van zorg en ondersteuning
te borgen (Zvw, Wlz en het gemeentelijk domein).
Eén van de ankerpunten in het COVID-19-beleid is acceptabele belastbaarheid van de
zorg. Wij blijven u hier uiteraard over informeren.
Bovenstaande zaken komen naast het bestaande wachttijden-beleid. Op dat lopende beleid
gaan wij nader in bij het beantwoorden van de vragen en opmerkingen vanuit de fracties.
De sectoren die specifiek aan de orde komen zijn de geestelijke gezondheidszorg (ggz),
de medisch-specialistische zorg (msz), de wijkverpleging (casemanagement dementie), de huisartsenzorg,
de paramedische zorg, de jeugdhulp en de gehandicaptenzorg.
Vragen en antwoorden
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Graag willen de leden van de VVD-fractie het kabinet een aantal vragen voorleggen.
Rapportage van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over de inspanningen van zorgverzekeraars
om de wachttijden te verminderen (Kamerstuk 32 620, nr. 244)
De leden van de VVD-fractie lezen dat zorgverzekeraars de effectiviteit van wachtlijstbemiddeling
en de gemaakte afspraken met zorgaanbieders nog onvoldoende evalueren, vooral in de
medisch-specialistische zorg en de geestelijke gezondheidszorg (ggz). Deze constatering
is al eerder gemaakt door de NZa. Welke stappen gaat het kabinet zetten om ervoor
te zorgen dat er beter geëvalueerd wordt?
Antwoord 1
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zet als toezichthouder de stappen die zij nodig
acht. Uit controlebezoeken in 2019 bleek dat zorgverzekeraars de aanpak van wachttijden
in de geestelijke gezondheidszorg (ggz), medisch-specialistische zorg (msz) en wijkverpleging
(casemanagement dementie) hebben verbeterd ten opzichte van 2018. Alle verzekeraars
moeten echter ook nog stappen zetten, de één meer dan de ander. De NZa is met de individuele
zorgverzekeraars in gesprek over de punten waarop zij moeten verbeteren om in lijn
met het beoordelingskader van de NZa te komen. Voor meerdere verzekeraars geldt dat
zij verbeteringen moeten boeken bij het evalueren van de effectiviteit van wachtlijstbemiddeling
en de gemaakte afspraken met zorgaanbieders. Verder spelen er minder algemeen geldende
verbeterpunten, die bijvoorbeeld voor één verzekeraar binnen een bepaalde zorgsector
van toepassing zijn. Alle zorgverzekeraars hebben in het eerste kwartaal van 2020
bij de NZa een verbeterplan ingediend, waarin ze aangeven hoe ze de resterende verbeterpunten aanpakken. Deze plannen worden beoordeeld, waarna de NZa per verzekeraar een
passende vervolgaanpak bepaalt. Als verzekeraars hun rol onvoldoende pakken, grijpt
de NZa in. Daarbij kan het gaan om waarschuwingen, publicaties op naam, aanwijzingen
en lasten onder dwangsom. De NZa blijft informatie verschaffen over de voortgang.
Voor de ggz gebeurde dat voor het laatst via de brief die de Staatssecretaris deze
week eveneens naar uw Kamer stuurde.
Verder richt de NZa zich specifiek op de regionale aanpak van wachttijden. Op basis
van de regionale wachttijddata is er zicht op de regionale verschillen en knelpunten
in de ggz, msz en casemanagement dementie. De NZa richt haar inspanningen op de grootste
probleemgebieden. Bijvoorbeeld door met zorgverzekeraars en zorgaanbieders te kijken
wat zij nu al doen om de wachttijden te verkorten, en wat zij nog meer en/of beter
kunnen doen. Waar nodig wordt gericht het gesprek aangegaan met betrokken partijen.
Voor de ggz en msz doet de NZa dit samen met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
(IGJ).
De leden van de VVD-fractie lezen dat de aanpak op vele fronten verbeterd is, maar
lezen niet terug of dat ook een positieve invloed heeft gehad op het terugdringen
van wachttijden en wachtlijsten. Kunnen deze leden daar nog een analyse over verwachten
en zo ja, wanneer? En wat gaat het kabinet anders doen om er nu voor te zorgen dat
dit ook echt gerespecteerd wordt?
Antwoord 2
Een analyse over het effect van de inspanningen van zorgverzekeraars op de wachttijden
per sector op landelijk niveau is niet voorzien. De NZa monitort per regio. Zij volgt
of de inspanningen van zorgverzekeraars en andere betrokken partijen ook daadwerkelijk
leiden tot een daling van de wachttijden. In regio’s waar uit de cijfers blijkt dat
dit structureel niet het geval is, wordt gericht het gesprek aangegaan met betrokken
partijen. Het is belangrijk dat de juiste partijen aanspreekbaar zijn, doelgericht
aan de slag blijven en waar nodig worden bijgestuurd.
De leden van de VVD-fractie zijn blij te lezen dat de uitkomsten van het rapport op
het gebied van medisch-specialistische zorg een positief beeld laten zien. Deze leden
lezen wel dat drie van de tien onderzochte zorgverzekeraars niet voldoen aan de norm
uit het beoordelingskader. Kan het kabinet toelichten welke maatregelen worden aangeraden
om uiteindelijk aan de norm uit het beoordelingskader te voldoen? Deze leden lezen
tevens dat niet alle zorgverzekeraars concrete afspraken maken met zorgaanbieders
om te werken aan de vermindering van wachttijden. Kan het kabinet toelichten wat de
redenen zijn voor het feit dat sommige zorgverzekeraars deze afspraken wel maken en
anderen niet? En welke maatregelen treft het kabinet om de zorgverzekeraars wel te
houden aan de afspraak hierover?
Antwoord 3
Het is afhankelijk van het onderwerp welke zorgverzekeraar niet aan een norm voldoet.
Er is niet één algemene norm, er zijn vijf onderwerpen per sector waarvoor de NZa
heeft gekeken hoe de verschillende verzekeraars voldoen. Voor alle onderwerpen geldt
dat de NZa kijkt of er verbeterplannen zijn als dat nodig is. Verder gaat de NZa waar
nodig in gesprek met desbetreffende verzekeraar.
Inderdaad zijn over 2019 drie verzekeraars die binnen de msz niet of slechts ten dele
voldoen aan de norm uit het beoordelingskader betreffende het maken van afspraken
met zorgaanbieders om te werken aan het verminderen van wachttijden. De NZa is in
gesprek met desbetreffende verzekeraars om te kijken wat er aan de hand is en wat
nodig is om de situatie te verbeteren. De NZa heeft verbeterplannen ontvangen van
zorgverzekeraars. De NZa beoordeelt deze en zij zal met de betreffende verzekeraars
bekijken hoe de problemen worden aangepakt.
In de wijkverpleging worden de wachttijden alleen voor casemanagement dementie bijgehouden,
niet voor de algemene wijkverpleegkundige zorg. De wachttijd na indicatiestelling
is geen probleem in de wijkverpleging. Het is soms wel lastig om de zorg te vinden.
Wat doet het kabinet om dit eenvoudiger te maken, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Antwoord 4
In sommige gebieden is het lastig om wijkverpleging te vinden doordat het aanbod van
wijkverpleging versnipperd is. In de brief van 14 mei 2019 (Kamerstukken
23 235 en 29 689, nr. 181) heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aangegeven dat met
partijen is afgesproken om naar herkenbare en aanspreekbare teams wijkverpleging toe
te werken. Het doel is dat het voor professionals, cliënten en mantelzorgers eenvoudiger
wordt om wijkverpleging te vinden. Met de brief van 2 maart 2020 (Kamerstuk
23 235, nr. 201) heeft de Minister van VWS u de leidraad gestuurd, waarin staat beschreven hoe uitvoering
aan deze afspraak wordt gegeven.
Reactie verzoek commissie over de quick scan over het thema «wachttijden en wachtlijsten
in de zorg» (Kamerstuk 32 620, nr. 242)
De leden van de VVD-fractie maken uit de brief van 16 december 2019 (Kamerstuk 32 620, nr. 242) op dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) geen systematische
gegevens ontvangt over de wachttijden bij basiszorg, paramedische zorg, wijkverpleging
en jeugdzorg en jeugdhulp. Deze leden vragen hoe bij deze sectoren een behandeling
binnen de normen geborgd is en blijft. In het licht van de arbeidsmarktproblematiek
zou het zomaar kunnen dat wachttijden binnen deze sectoren (ook) gaan oplopen. Hoe
zorgt het kabinet ervoor dat we zo’n situatie voor zijn?
Antwoord 5
Basiszorg:
De zorgverzekeraar heeft zorgplicht en de NZa ziet hierop toe. Vanwege de poortwachtersfunctie
van de huisarts of een functionaris in de huisartsenzorg (doktersassistente, POH)
en het belang om daar op tijd terecht te kunnen, tonen zorgverzekeraars inzet om deze
zorgplicht na te leven. Zoals in de door de leden van de VVD-fractie genoemde brief
ook aangegeven, kan meer dan 80% van de patiënten in geval van geen spoed binnen twee
werkdagen bij de huisarts terecht. In geval van spoed kan de patiënt altijd direct
terecht. In de brief staat ook dat het Ministerie van VWS samen met de Landelijke
Huisartsen Vereniging (LHV) het Nivel en Prismant onderzoek heeft laten doen naar
de arbeidsmarktsituatie voor huisartsenzorg in Nederland in de verschillende regio’s.
Juist om wachttijden te voorkomen en de continuïteit van huisartsenzorg te borgen,
gaat het Ministerie van VWS samen met de LHV op korte termijn de regio’s in waar het
knelt om ondersteuning te bieden om daarmee bij te dragen aan een toegankelijke, toekomstbestendige
huisartsenzorg.
Paramedische zorg:
Uit de monitor paramedische zorg 2012–2018 van de NZa, gepubliceerd in april 2019,
bleek dat de paramedische zorg goed toegankelijk is (Kamerstuk
32 620, nr. 261). Er zijn geen signalen van patiënten dat zij niet binnen één week (de gezamenlijk
afgesproken norm voor de maximaal aanvaardbare wachttijd) bij een paramedische zorgaanbieder
terecht kunnen. De reistijd naar de dichtstbijzijnde zorgverlener is kort. Nieuwe
patiënten kunnen snel terecht en het merendeel van de zorgaanbieders heeft geen wachtlijst.
Weliswaar wachten patiënten in sommige gevallen langer dan één week, maar dit betekent
niet dat niet aan de afgesproken norm wordt voldaan. Patiënten kunnen namelijk wellicht
wel bij een andere zorgaanbieder in de regio terecht. Er is op dit moment daarom geen
reden om wachttijden in de paramedische zorg structureel te monitoren, omdat dit ook
administratieve lasten veroorzaakt. Indien signalen erop zouden wijzen dat er toch
te lange wachttijden ontstaan, kan dit aanleiding zijn om de NZa te vragen in de jaarlijkse
monitor contractering paramedische zorg ook (incidenteel) onderzoek te doen naar wachttijden
in de sector.
Wijkverpleging:
De NZa onderzoekt jaarlijks met de monitor contractering wijkverpleging of er patiëntenstops
worden afgegeven en hoe lang deze patiëntenstops duren. Op basis van de Monitor contractering
2020 – afgegrond voor de Coronacrisis- is duidelijk dat het aantal patiëntenstops
als gevolg van personele tekorten aan het oplopen is. In 2019 heeft 20% van de geënquêteerde
aanbieders een patiëntenstop ingesteld vanwege personele tekorten; in 2018 was dat
nog 14% en in 2017 12% (Kamerstuk
32 620, nr. 261). Het is belangrijk dat in geval van een patiëntenstop de aanbieder de cliënt verwijst
naar de zorgbemiddelingsfunctie van de zorgverzekeraar. Deze kan de cliënt bemiddelen
naar een andere aanbieder in de regio die nog wel capaciteit heeft. Het vinden van
een aanbieder die wel capaciteit heeft kan verder gefaciliteerd worden als per wijk
een aanspreekbaar en herkenbaar team geformeerd is. Daarnaast worden personeelstekorten
aangepakt via het actieprogramma «Werken in de zorg».
Jeugdhulp:
Oorzaken van wachttijden en wachtlijsten verschillen regionaal en moeten daarom ook
regionaal van een oplossing worden voorzien. De sturing is belegd bij gemeenten. Ontwikkelingen
in de regionale wachtlijstaanpak zullen door middel van de voortgangsrapportage Zorg
voor de Jeugd aan uw Kamer worden gemeld.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Ministerie van VWS met GGZ Nederland en
MeerGGZ heeft afgesproken dat zij in het voorjaar van 2020 een uitvraag gaan doen
om meer grip te krijgen op met name hoofddiagnosegroepen waar de wachttijden structureel
lang zijn. Wanneer wordt deze nieuwe factsheet opgeleverd? Wat is het doel en welke
vervolgacties zouden hieruit voort (kunnen) komen?
Antwoord 6
In mei/juni 2020 doen GGZ Nederland en MeerGGZ een nieuwe inventarisatie van aantallen
wachtenden en de uitkomsten zal de Staatssecretaris te zijner tijd met uw Kamer delen.
De Staatssecretaris heeft de stuurgroep gevraagd of ze daarbij ook specifiek kunnen
uitvragen hoeveel wachtenden er zijn voor de hoofddiagnosegroepen waarbij de wachttijden al langere tijd
boven de Treeknorm uitkomen. Dergelijke informatie kan helpen bij een meer gerichte
aanpak, omdat de omvang van het aantal wachtenden iets zegt over de omvang van de
problematiek. De Staatssecretaris wil nog niet vooruitlopen op de vervolgacties die
daaruit kunnen voortkomen, daarvoor wil hij eerst de uitkomst van de inventarisatie
afwachten.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er voor de wachttijden in de ggz-sector gewerkt
wordt aan publicatie van wachttijdinformatie op de website van het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Deze leden zijn enthousiast over dit voornemen,
omdat het betekent dat er meer transparantie komt voor ggz-patiënten omtrent wachttijden.
Wanneer is deze wachttijdinformatie online beschikbaar?
Antwoord 7
In april 2020 hebben het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de
NZa de landelijke wachttijdgegevens ggz ontsloten via de website Volksgezondheidenzorg.info.
In juli 2020 worden hier de regionale cijfers aan toegevoegd.
De leden van de VVD-fractie waren initieel enthousiast over de beschikbaarheidswijzer
die gelanceerd is om verwijzers beter inzicht te geven in het beschikbare gecontracteerde
aanbod van jeugdhulp, dat zou helpen om kinderen sneller te helpen. Echter, deze leden
lezen nu dat er nog maar 23 gemeenten en zeven huisartsen gebruikmaken van deze wijzer.
Zij willen weten wat de ervaringen tot dusver zijn met de wijzer, hoe het kan dat
het aantal gemeenten dat gebruikmaakt van de wijzer nog zo laag is en wat het kabinet
eraan gaat doen, mits de ervaringen positief zijn, om dat aantal omhoog te krijgen.
Antwoord 8
De beschikbaarheidswijzer is een initiatief van een aantal regio’s in de provincie
Utrecht. De gemeenten in deze regio hebben geconstateerd dat de beschikbaarheidswijzer
voor hen een goed sturingsmiddel is om inzicht te verkrijgen in wachttijden en wachtlijsten.
Het is aan regio’s zelf om te beoordelen of een beschikbaarheidswijzer voor hen eveneens
een goed middel is om de wachtlijsten in hun regio aan te pakken. Dat de beschikbaarheidswijzer
nog niet door alle verwijzers in de regio’s gebruikt wordt, heeft ermee te maken dat
men nog bezig is met de invoering en uitrol ervan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om enkele aanvullende
vragen te stellen over de Reactie op het verzoek van de commissie over de quick scan
over het thema «wachttijden en wachtlijsten in de zorg» (Kamerstuk 32 620, nr. 242) en de Rapportage van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over de inspanningen van
zorgverzekeraars om de wachttijden te verminderen (Kamerstuk 32 620, nr. 244).
Het kabinet geeft aan dat de NZa toezicht houdt op de aanlevering van cijfers over
de te verwachten wachttijd bij een bezoek aan de polikliniek en voor een specifieke
behandeling of diagnostiek. Echter is de daadwerkelijke wachttijd van belang en niet
alleen het feit dat cijfers zijn aangeleverd. Deze leden vragen of het kabinet bereid
is de NZa te vragen om inzicht te geven in de actuele overschrijdingen van de wachttijdnormen.
Antwoord 9
De wachttijden in de msz zijn reeds inzichtelijk via de websites van de zorgaanbieders
en zij leveren deze daarnaast volgens format aan de NZa. De Minister voor MZS is het
met de leden van de CDA-fractie eens dat het inzicht in de wachttijden van belang
is. Om de juiste wachttijdcijfers inzichtelijk te maken is het wel van belang dat
aanbieders op dezelfde wijze cijfers aanleveren, zodat deze ook onderling te vergelijken
zijn. De NZa geeft dit inzicht in de wachttijdcijfers al via de website Volksgezondheidenzorg.info.
Op verschillende plaatsen is diverse informatie over wachtlijsten- en tijden beschikbaar,
echter ontbreekt het aan een overzicht van wachttijden zodat patiënten en cliënten
makkelijk kunnen zien bij welke zorgverlener de wachttijd het kortst is. De leden
van de CDA-fractie zien bij voorkeur dat er één plaats is waar patiënten en cliënten
eenvoudig actuele informatie over wachttijden in alle zorgsectoren uit alle domeinen
vinden. Deze leden vragen het kabinet of het mogelijkheden ziet om de ontwikkeling
van een betrouwbare databron te stimuleren, waaruit op verschillende plaatsen de wachttijd
en -lijst informatie op eenzelfde wijze kan worden ontsloten naar patiënten en verwijzers?
Antwoord 10
Voor het inzicht in de wachttijden is er al veel informatie voorhanden en patiënten
kunnen daarnaast terecht bij hun zorgverzekeraar voor zorgbemiddeling. Daarnaast is
het zo dat de sectoren onderling verschillen en dat het niet altijd mogelijk is om
de wachttijdinformatie op eenzelfde manier te definiëren en inzichtelijk te maken
(overigens bevat de website Volksgezondheidenzorg.info wel wachttijdinformatie over
zowel de msz als de ggz). Huisartsen beschikken bij het verwijzen van hun patiënten
via zorgdomein over de actuele wachttijden en nemen dit mee tijdens het gesprek met
de patiënt in de spreekkamer.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de NZa constateert dat er een positieve ontwikkeling
is in de inspanning van zorgverzekeraars om de wachtlijstproblematiek aan te pakken,
maar dat zij ook wijst op de ruimte voor verbetering. Zo wordt gewezen op het belang
van goede communicatie door zorgaanbieders en zorgverzekeraars over bijcontracteren
en patiëntenstops. Kan het kabinet aangeven of de aangescherpte regels van de NZa
rondom communicatie over patiëntenstops als gevolg van omzetplafonds worden gemonitord?
Voorts vragen deze leden of daarbij zowel wordt gekeken naar naleving door zorgverzekeraars
en zorgaanbieders, als naar de bruikbaarheid zoals ervaren door (toekomstige) patiënten.
Antwoord 11
Monitoring door de NZa vindt inderdaad plaats. De NZa heeft een controle gedaan op
de informatieverstrekking over omzetplafonds. In zijn brief van 2 april 2020 over
het overstapseizoen heeft de Minister voor MZS u hierover geïnformeerd (Kamerstuk
29 689, nr. 1050). De NZa concludeert dat zorgverzekeraars aan de nieuwe transparantieverplichting
rondom de omzetplafonds voldoen. Wel hadden de verzekeraars enige aansporing van de
NZa nodig. De NZa heeft besloten de resultaten van de controle bij de verzekeraars
terug te leggen en te vragen, indien nodig, aanpassingen door te voeren.
Een belangrijke dienstverlening die volgens de NZa nog niet bij alle zorgverzekeraars
goed wordt geëvalueerd en meegenomen in het proces van zorginkoop is de wachtlijstbemiddeling.
De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet beschikt over informatie over effectiviteit,
kwaliteit en mogelijke verbeterkansen voor de wachtlijstbemiddeling waarin ook ervaringen
van gebruikers zijn meegenomen. Zo nee, is het kabinet bereid hier onderzoek naar
te doen?
Deze leden vragen of het kabinet nog meer mogelijkheden ziet bij zowel de NZa als
de zorgverzekeraars om de wachtlijsten tegen te gaan.
Antwoord 12
De gevraagde informatie over effectiviteit, kwaliteit en verbeterkansen voor de wachtlijstbemiddeling
door zorgverzekeraars waarin ook ervaringen van gebruikers zijn meegenomen, heeft
het kabinet niet. Het is aan zorgverzekeraars om de kwaliteit van hun bemiddeling
op peil te houden en waar nodig te verbeteren, met behulp van relevante informatie.
Dat nog stappen gezet moeten worden, blijkt uit de constatering van de NZa dat in
2019 niet alle verzekeraars de effectiviteit van wachtlijstbemiddeling evalueren door
bijvoorbeeld steekproefsgewijs te toetsen of een verzekerde daadwerkelijk in zorg
is genomen. Hierdoor missen de betreffende verzekeraars mogelijk relevante informatie
die de bemiddeling kan verbeteren. Het antwoord op vraag 1 beschrijft de stappen die
de NZa in het kader van haar toezicht op de zorgplicht zet om zorgverzekeraars aan
deze en andere verbeterpunten te houden.
Wachttijden is een complex probleem met meerdere oorzaken. Er is niet één oplossing,
en niet één partij die aan zet is. De NZa ziet ook niet alleen toe op zorgverzekeraars.
Zij ziet er eveneens op toe dat zorgaanbieders hun verplichtingen nakomen, zoals de
verplichting voor aanbieders in de ggz, msz en casemanagement dementie om inzicht
te geven in hun actuele wachttijden en patiënten bij een te lange wachttijd te wijzen
op de mogelijkheid van wachttijdbemiddeling door hun verzekeraar.
In de hoofdlijnenakkoorden voor de ggz, msz en wijkverpleging zijn afspraken gemaakt
over de inspanningen van alle betrokken partijen om zorg binnen de Treeknormen te
blijven leveren. Veldpartijen hebben aangegeven zich tot het uiterste te zullen inspannen.
Meer informatie en de laatste stand van zaken voor de ggz is te vinden in de brief
van 19 december 2019 over de voortgang aanpak wachttijden in de ggz (Kamerstuk
25 424, nr. 504) en de brief die de Staatssecretaris deze week eveneens aan uw kamer heeft verzonden.
Daarnaast is de aanpak van de wachttijden onderdeel van het bestuurlijk akkoord ggz
2019–2022 (Kamerstuk
25 424, nr. 420).
In het kader van wachttijden ggz is ook het plan van aanpak toegankelijkheid en beschikbaarheid
hoogcomplexe ggz van GGZ Nederland en Zorgverzekeraars Nederland (ZN), dat door de
Staatssecretaris op 13 maart 2020 aan uw kamer is gestuurd, relevant (Kamerstuk
25 424, nr. 525). Voor de msz en wijkverpleging is over de aanpak wachttijden het laatst aan uw kamer
gerapporteerd op 19 december 2019 (Kamerstuk
32 620, nr. 244).
In de medisch-specialistische zorg zijn duidelijke normen vastgesteld voor de wachttijden
voor een eerste afspraak op de polikliniek, voor diagnostiek en voor behandelingen.
Bij een aantal specialismen valt de wachttijd binnen de treeknormen, echter bij een
aantal specialismen (zoals oogheelkunde) zijn de wachttijden veel langer dan de norm.
De leden van de CDA-fractie vragen welke maatregelen het kabinet kan treffen om de
overschrijding van wachttijdennorm te voorkomen. Vanuit Revalidatie Nederland wordt
aan de bel getrokken over het steeds langer wachten op revalidatiezorg. Deze leden
vragen of het kabinet bekend is met de oplopende wachttijden in de revalidatiesector
en zo ja, welke mogelijkheden het ziet om hier iets aan te doen.
Antwoord 13
Wachttijden in de msz zijn een belangrijk aandachtspunt die continu onze aandacht
vragen. Op het verminderen van wachttijden zijn verschillende acties ingezet. In december
2019 bent u geïnformeerd over het onderzoek van de NZa naar de inspanningen die zorgverzekeraars
doen om invulling te geven aan hun zorgplicht (Kamerstuk
32 620, nr. 244). Zorgverzekeraars zetten zich actief in om wachttijden te beperken daar waar de
knelpunten het grootst zijn. Maar de NZa constateert ook dat zorgverzekeraars de effectiviteit
van wachtlijstbemiddeling en de gemaakte afspraken met zorgaanbieders beter zouden
kunnen evalueren. Zorgverzekeraars worden in dit rapport met naam genoemd. Minister
Bruins heeft de NZa gevraagd toe te zien of zorgverzekeraars afspraken maken met zorgaanbieders
over wachttijden. De NZa is bezig om aan de hand van de wachttijden die aanbieders
moeten aanleveren haar toezicht toe te spitsen naar de regio’s met de grootste problemen
en bekijkt daar of partijen (aanbieders en verzekeraars) zich voldoende inspannen
om de wachttijden te verminderen.
Daarnaast hebben partijen in het hoofdlijnenakkoord msz afgesproken om zich in te
spannen om zorg binnen de Treeknorm te (blijven) leveren. Het kabinet verwacht dat
partijen hierin hun verantwoordelijkheid nemen en zal hen waar nodig aansporen en
op aanspreken. Ook zal de transformatie naar de Juiste Zorg op de Juiste Plek (JZOJP),
waaraan partijen zich ook hebben gecommitteerd een bijdrage leveren aan het verminderen
van wachttijden.
Het kabinet stelt dat de Regeling transparantie zorgaanbieders casemanagement dementie,
ingesteld onder het Actieplan casemanagement dementie, tot doel heeft de wachttijden
voor casemanagement dementie «op eenduidige wijze transparant en vergelijkbaar te
maken voor patiënten». De leden van de CDA-fractie vragen of er al informatie beschikbaar
is over de wachttijden van casemanagement dementie. Zo niet, wanneer kan de Kamer
wel beschikken over deze cijfers? Deze leden vragen daarnaast of het kabinet de Kamer
kan informeren over de uitkomsten van gesprekken van de NZa met zorgaanbieders, dementienetwerken
en zorgverzekeraars in de regio’s die opvallen in de data.
Antwoord 14
De NZa werkt momenteel aan het beschikbaar stellen van de informatie over wachttijden
op de website Volksgezondheidenzorg.info. In de recente Kamerbrief (Kamerstukken
29 689 en 25 424, nr. 1047) over casemanagement dementie informeerde de Minister van VWS u al dat aanscherping
en ervaring nodig is in het werken met de data, voordat betrouwbare en representatieve
cijfers gepubliceerd kunnen worden.
Omdat de huidige regeling onvoldoende mogelijkheden biedt voor deze aanscherping,
wordt de regeling momenteel geëvalueerd. Die evaluatie bevindt zich in een afrondende
fase. Eventuele wijzigingen in de regeling kunnen meegenomen worden in de reguliere
beleidscyclus voor 2021. De NZa verwacht dat problemen met aanscherping van de regelgeving
grotendeels verholpen kunnen worden. De Minister van VWS wil u na de zomer verder
informeren.
De reeds beschikbare cijfers zijn nog niet geschikt voor openbare publicatie, maar
hebben voor de NZa al wel een belangrijke signalerende werking voor het regionale
toezicht. De NZa spreekt actief met zorgaanbieders, dementienetwerken en zorgverzekeraars
in de regio’s die opvallen in de data, om ervoor te zorgen dat de wachttijden in die
regio’s worden aangepakt. In gesprekken bespreekt zij met partijen wat de oorzaken
zijn en aan welke oplossingen men werkt of gaat werken. Omdat de oorzaken en oplossingen
verschillen per regio zijn de uitkomsten ook wisselend.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de regering van
16 en 19 december 2019 over wachttijden en wachtlijsten in de zorg. Zij hebben in
dit verband nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie lezen in de rapportage van de NZa over wachttijden in
de ggz, medisch-specialistische zorg en wijkverpleging en de bijbehorende brief van
de bewindspersonen allereerst dat de NZa opnieuw constateert dat een aantal zorgverzekeraars
de effectiviteit van wachtlijstbemiddeling en de gemaakte afspraken met zorgaanbieders
nog onvoldoende evalueren, met name in de medisch-specialistische zorg en de ggz.
Hoe komt het volgens het kabinet dat dit nog altijd onvoldoende gebeurt en hoe verhoudt
dit gebrek aan evaluatie zich tot de zorgplicht van de zorgverzekeraars? Welke stappen
onderneemt de NZa in dit verband? Deze leden lezen in de rapportage dat het merendeel
van de verzekeraars aangeeft hier nu wel concrete plannen voor te hebben. Zij hopen
de uitwerking en het resultaat daarvan in een volgende rapportage daadwerkelijk terug
te zien. Voorts lezen zij in de brief dat ook de rapportage van de NZa geen meting
bevat van het effect van de inspanningen van de zorgverzekeraars op de wachttijden.
Deze leden horen graag de reden(en) hiervoor. Zij zouden namelijk graag meer inzicht
krijgen in de cijfers hieromtrent; wat is de invloed van de inspanningen van zorgverzekeraars
op de gemiddelde wachttijd in de verschillende sectoren, op de wachttijd van de individuele
patiënt die zich meldt voor zorgbemiddeling, enzovoorts? Zijn deze gegevens beschikbaar
of kunnen ze beschikbaar worden gemaakt?
Antwoord 15
Deze vragen zijn deels al beantwoord in de antwoorden op vraag 1 en 2.
Verder heeft het kabinet geen inzicht in de specifieke beweegredenen van individuele
zorgverzekeraars om in 2019 niet in lijn met onderdelen van het beoordelingskader
van de NZa te handelen. Als een zorgverzekeraar niet volledig in lijn met het beoordelingskader
handelt, hoeft dat niet per definitie te betekenen dat hij de zorgplicht schendt.
Andersom geldt ook dat een verzekeraar de zorgplicht niet automatisch nakomt als hij
het beoordelingskader wel op alle onderdelen volgt. De zorgplicht is een verplichting
van de zorgverzekeraar tegenover zijn individuele verzekerde. Bij een naturapolis
moet een zorgverzekeraar ervoor zorgen dat een verzekerde tijdig de zorg krijgt waar
hij behoefte aan heeft en wettelijk aanspraak op heeft. Het resultaat telt uiteindelijk,
ook als dat wordt bereikt zonder het beoordelingskader op alle onderdelen te volgen.
De zorgplicht is een open norm. Als het een verzekeraar in een bepaalde situatie niet
lukt om de zorgplicht na te komen dan moet hij, wil hij zich met succes beroepen op
overmacht, kunnen aantonen dat hij het maximale heeft gedaan wat binnen zijn verantwoordelijkheden
en mogelijkheden ligt. Om te verduidelijken wat de NZa als toezichthouder in ieder
geval van zorgverzekeraars verwacht ten aanzien van het verminderen van wachttijden
in de ggz, msz en casemanagement dementie heeft zij de open norm verder ingevuld in
de vorm van het beoordelingskader. Dat neemt niet weg dat een zorgverzekeraar in sommige
gevallen, zo nodig, verder moet gaan.
De leden van de D66-fractie begrijpen daarnaast dat de NZa signaleert dat twee zorgverzekeraars
niet in alle gevallen naar een alternatieve zorgaanbieder bemiddelen, hetgeen een
verslechtering betekent ten opzichte van het beeld uit 2018. Hoe verhoudt dit niet
altijd verlenen van bemiddeling zich tot de zorgplicht van deze zorgverzekeraars?
Hebben deze verzekeraars daar niettemin aan voldaan? Kan het kabinet tevens toelichten
of en waarom de NZa hierop wel of niet maatregelen heeft genomen? Deze leden zijn
voorts in den brede benieuwd naar de handhaving door de NZa op dit terrein. Hoe vaak
en met gebruik van welke instrumenten heeft de NZa de afgelopen jaren handhavend opgetreden
waar het gaat om wachttijden, bemiddeling en het voldoen aan de zorgplicht?
Antwoord 16
De NZa heeft de betreffende zorgverzekeraars hierop aangesproken, waarop zij hebben
aangegeven dit op te pakken. Op basis van de controlebezoeken in 2019 heeft de NZa
handhavend opgetreden, door zorgverzekeraars met naam en toenaam te noemen en degene
die zich onvoldoende hebben verbeterd ten opzichte van 2018 op kantoor te ontbieden.
De leden van de D66-fractie hechten er voorts grote waarde aan dat voor de patiënt
(en mantelzorger) eenvoudig inzichtelijk is waar en hoe lang de wachttijden en wachtlijsten
bij de verschillende zorginstellingen zijn. Is het kabinet nog van plan om op het
vlak van toegankelijkheid en inzichtelijkheid voor de patiënt (en mantelzorger) –
samen met het veld -stappen te ondernemen in de aankomende periode? Zo ja, welke?
Ziet het kabinet in dit kader nog mogelijkheden tot verdere uniformering, bijvoorbeeld
door alle wachttijden en wachtlijsten op één platform onder te brengen?
Antwoord 17
Deze vragen zijn al beantwoord in het antwoord op vraag 10.
Ook op het gebied van de zorgbemiddeling achten de leden van de D66-fractie toegankelijkheid
en inzichtelijkheid essentieel. In hoeverre zijn patiënten en mantelzorgers bekend
met de mogelijkheden op het gebied van zorgbemiddeling? Kan het kabinet de ontwikkeling
daarvan in de afgelopen jaren duiden? Zijn de mogelijkheden hiertoe in de optiek van
het kabinet reeds voldoende bekend? Zo niet, hoe wil het kabinet dit verder aanjagen?
Antwoord 18
In de afgelopen jaren zijn stappen gezet om die bekendheid te bevorderen. In het antwoord
op vraag 4 benoemden we al de door de NZa aan zorgaanbieders opgelegde verplichting
om, als hun wachttijden te lang zijn, patiënten te wijzen op de mogelijkheid van zorgbemiddeling
door de zorgverzekeraar. Voor de ggz geven verzekeraars overigens ook aan een toename
van het aantal bemiddelingsverzoeken te ervaren. De bekendheid van zorgbemiddeling
en -advies onder patiënten en naasten kan echter nog beter. Daar spannen zorgverzekeraars
zich, individueel en gezamenlijk via ZN, voor in. Daarover zijn ook afspraken gemaakt.
Begin 2020 is er een gezamenlijk initiatief gelanceerd dat verzekerden helpt om sneller
en gemakkelijker contact op te nemen met hun verzekeraar. Zie de website Mijnzorgverzekeraar.nl.
Ook willen zorgverzekeraars hiermee de bekendheid onder huisartsen en andere verwijzers
vergroten. Deze kunnen een belangrijke rol vervullen. Met de LHV is afgesproken dat
zij huisartsen via haar eigen communicatiekanalen extra gaat wijzen op dit onderwerp.
Aan mensen die gebruik maken van langdurige zorg bieden zorgkantoren cliëntondersteuning.
Dit is onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies, algemene ondersteuning
en zorgbemiddeling. In januari is een landelijke campagne gestart vanuit ZN en de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) om cliëntondersteuning in de Wlz en de
Wmo 2015 beter bekend en vindbaar te maken. In het kader van deze campagne is ook
een website gelanceerd waar alle informatie over cliëntondersteuning te vinden is:
Clientondersteuning.co.nl.
De leden van de D66-fractie hebben tevens nog enkele vragen over het beheer van wachtlijsten.
Ook een beter beheer van de wachtlijsten kan immers bijdragen aan het reduceren van
wachttijden, hetgeen met name in de ggz wenselijk is gezien de nijpende problematiek.
Het gaat er bij dit beheer om of een zorgaanbieder voldoende inzicht heeft in de wachtlijst
zelf: wie er op de wachtlijst staat, waarom iemand op de wachtlijst staat en of eerdere
hulp elders wellicht ook mogelijk is. Op welke wijze zouden patiënten op een meer
proactieve manier kunnen worden geholpen om te zoeken naar alternatieve (en direct
de juiste) zorgaanbieders? Hoe kan worden bewerkstelligd dat zorgaanbieders zelf al
beter doorverwijzen? Welke stappen onderneemt het kabinet in dit verband, meer specifiek
ook in de ggz? Voorts vragen deze leden welke samenwerkingsverbanden er tussen zorgaanbieders
zijn of volgens de bewindspersonen zouden moeten komen die kunnen bijdragen aan een
centralere coördinatie van de wachtlijsten? Deze leden ontvangen tevens signalen dat
patiënten met regelmaat per ongeluk bij meerdere zorgaanbieders tegelijkertijd op
een wachtlijst staan, of op een wachtlijst staan terwijl ze al onder behandeling zijn
bij een andere zorgaanbieder. Dit kan leiden tot een vertroebelde wachtlijst, waardoor
patiënten wellicht te lang moeten wachten of verkeerd worden geïnformeerd. Kan het
kabinet toelichten hoe vaak dit voorkomt (per sector), of is het bereid hier onderzoek
naar te (laten) doen? Hoe wordt er thans voorkomen dat patiënten per ongeluk bij meerdere
zorgaanbieders tegelijkertijd op een wachtlijst staan, of wellicht op een wachtlijst
staan terwijl ze al onder behandeling zijn bij een andere zorgaanbieder?
Antwoord 19
In de ggz zijn er verschillende manieren om als patiënt zo snel mogelijk bij de aanbieder
met de kortste wachttijd te komen. Allereerst is de wachttijdinformatie verzameld
op de website Kiezenindeggz.nl. Deze website kan worden gebruikt door patiënten, maar
ook door verwijzers. Patiënten kunnen daarnaast contact opnemen met hun zorgverzekeraar
voor zorgbemiddeling naar een aanbieder met een kortere wachttijd. Op het moment dat
een zorgaanbieder zelf lange wachttijden heeft, kan deze een patiënt doorsturen naar
een andere aanbieder. Als de zorgaanbieder zelf het overzicht niet heeft waar er een
snellere plek beschikbaar is, is het aan de zorgaanbieders om patiënten proactief
te wijzen op de mogelijkheden van zorgbemiddeling door de zorgverzekeraar. Op grond
van de NZa-transparantieregeling zijn ggz-aanbieders al verplicht om die mogelijkheid
van zorgbemiddeling op hun website te zetten. Daarnaast heeft de Staatssecretaris
eind 2019 met de LHV, GGZ Nederland en MeerGGZ afgesproken dat zij hun achterbannen
extra wijzen op het goed informeren van patiënten hierover.
De leden van de D66-fractie vragen ook welke samenwerkingsverbanden er tussen zorgaanbieders
zijn of moeten komen, die kunnen bijdragen aan een centralere coördinatie van de wachtlijsten.
De regionale taskforces onder de landelijke stuurgroep wachttijden zijn ingericht
zodat relevante partijen in de regio, zoals zorgaanbieders, afspraken kunnen maken
over het aanpakken van de wachttijden. Het bij een lange wachttijd doorverwijzen van
een patiënt naar een andere aanbieder is nog geen staande praktijk, maar te zien is
dat de taskforces eraan bijdragen dat aanbieders elkaar sneller weten te vinden. Daarnaast
heeft de zorgverzekeraar een coördinatiefunctie. Deze heeft inzicht in de wachttijden
bij de verschillende aanbieders en kan de patiënt bemiddelen naar een andere aanbieder.
Dat hoort ook bij zijn zorgplicht richting verzekerden.
Het kabinet heeft op dit moment geen zicht op hoe vaak het voorkomt dat patiënten
tegelijkertijd op meerdere wachtlijsten staan en is ook niet voornemens te verbieden
dat mensen zich bij meerdere aanbieders aanmelden. Informatie over de mensen op de
wachtlijst kan wel van belang zijn voor het sturen op wachttijden door zorgverzekeraars
en zorgaanbieders. De NZa heeft aangekondigd de komende tijd met alle relevante veldpartijen
te willen bespreken hoe inzicht in unieke wachtenden gecreëerd kan worden. Deze informatie
kan zorgverzekeraars, ggz-aanbieders en huisartsen helpen om met elkaar de in de regio
bestaande wachtlijsten structureel weg te werken. Daarnaast kiezen zorgaanbieders
er ten behoeve van hun eigen inzicht soms voor om de wachtlijst af te bellen. Voor
de landelijke wachttijdcijfers is van belang op te merken dat dubbele aanmelding geen
effect heeft op de gemiddelde wachttijden die een zorgaanbieder bij Vektis aanlevert:
de retrospectieve wachttijd wordt namelijk berekend op het moment dat een patiënt
in behandeling is gekomen. Uiteindelijk geldt dus alleen de wachttijd voor de aanbieder
waar de patiënt daadwerkelijk in behandeling is gekomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Zoals het kabinet in de brief aangeeft is het af en toe lastig om zorg te vinden in
de wijkverpleging, maar is wachttijd na indicatiestelling geen probleem. De leden
van GroenLinks-fractie vragen of het kabinet ook bereid is te onderzoeken hoeveel
aanbieders van wijkverpleging op dit moment geen nieuwe patiënten aannemen. Zorgaanbieders
nemen vaak geen nieuwe cliënten aan, in plaats van mensen op de wachtlijst te plaatsen.
In de wijkverpleging is het namelijk helemaal niet in te schatten wanneer er weer
een plek vrijkomt, omdat de cliënten vaak langdurig zorg ontvangen. Op het moment
dat het moeilijk is voor iemand om wijkverpleging te vinden is het vaak de huisarts
die op zoek moet naar een wijkverpleegkundige, maar in principe heeft de zorgverzekeraar
de zorgplicht. Zou het zoeken en vinden van een wijkverpleging na een indicatiestelling
dan ook niet eigenlijk bij de zorgverzekeraar belegd moeten worden? Dan kan de overbelaste
huisarts misschien ook weer een beetje worden ontzien. Hoe kijkt het kabinet hier
tegenaan?
Antwoord 20
De NZa onderzoekt jaarlijks met de monitor contractering wijkverpleging of er patiëntenstops
worden afgegeven en hoe lang deze patiëntenstops duren. Uit de monitor contractering
2020 blijkt dat in 2019 18% van de aanbieders een patiëntenstop heeft ingesteld vanwege
het bereiken van een budgetplafond en 20% van de aanbieders vanwege personele tekorten
(Kamerstuk
32 620, nr. 261). Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van onder meer huisartsen, transferverpleegkundigen
en wijkverpleegkundigen om de juiste zorg voor de cliënt te regelen. Om het vinden
van wijkverpleging makkelijker te maken heeft de Minister van VWS met partijen afgesproken
om naar herkenbare en aanspreekbare teams wijkverpleging toe te werken. Het doel is
dat het voor professionals, cliënten en mantelzorgers eenvoudiger wordt om wijkverpleging
te vinden. Als men geen zorg kan vinden, dan wordt de zorgverzekeraar ingeschakeld
bij wie de zorgplicht ligt om passende zorg voor haar verzekerde te vinden.
Met betrekking tot de wachtlijsten in de medisch-specialistische zorg hebben de leden
van de GroenLinks-fractie ook nog een aantal vragen. Deze leden zouden graag zien
dat patiënten makkelijk inzicht krijgen in de actuele wachtlijsten in elke regio,
zodat ze niet voor een verrassing komen te staan. Zijn er mogelijkheden om een betrouwbare
databron te ontwikkelen, waarop patiënten en zorgverleners de actuele wachttijden
van de verschillende zorgaanbieders in elke regio kunnen zien?
Antwoord 21
De wachttijden in de msz zijn reeds inzichtelijk via de websites van de zorgaanbieders
en zij leveren deze daarnaast volgens een format aan bij de NZa. De NZa geeft het
inzicht in de wachttijdcijfers per provincie al via de website Volksgezondheidenzorg.info.
Daarnaast kunnen patiënten hun verzekeraar hiernaar vragen en de website Zorgkaartnederland.nl
van de Patiëntenfederatie raadplegen om op één plek de wachttijden van de zorgaanbieders
te vergelijken. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de wachttijden slechts een momentopname
zijn. Een dag later kan de wachttijd alweer anders zijn en is deze daarnaast per patiënt
verschillend omdat het ook afhangt van de beoordeling van de specialist over de urgentie
voor de afspraak/behandeling.
Ook over de revalidatiezorg hebben de leden van de GroenLinks-fractie nog een aantal
vragen. Is het kabinet bekend met de oplopende wachttijden in de revalidatiesector?
Zo ja, wat kan en gaat het kabinet doen om deze wachttijden terug te dringen?
Antwoord 22
Deze vragen zijn al beantwoord in het antwoord op vraag 13.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben tevens vragen over de wachttijden van de
crisiszorg in de ggz. Deze leden merken op dat er verschillende signalen zijn waaruit
blijkt dat zelfs de crisisdienst slecht (telefonisch) bereikbaar is en dat wekelijks
hulpbehoevenden worden weggestuurd bij de crisisdienst vanwege een tekort aan capaciteit.
Dergelijke wachttijden of opnameweigeringen worden tot op heden niet in kaart gebracht
terwijl deze leden van mening zijn dat dit essentiële informatie betreft om de toegankelijkheid
van de acute ggz te kunnen beoordelen. Waarom wordt deze informatie niet met de Kamer
gedeeld en is het kabinet voornemens dit alsnog te doen? Daarnaast blijkt uit een
eigen rondgang van deze leden dat de gerapporteerde wachttijden van ggz-instellingen
op hun website niet altijd corresponderen met de actuele stand van zaken. Hoe vaak
actualiseren geestelijke gezondheidsinstellingen de gegevens van de wachttijden? Wordt
op de betrouwbaarheid van deze gegevens gehandhaafd? Het kabinet laat weten dat bij
onvoldoende inspanningen van zorgverzekeraars in het terugdringen van de wachttijden,
de NZa extra maatregelen kan opleggen. Wanneer is er sprake van onvoldoende inspanningen,
wetende dat de wachttijden immer lang zijn? Wanneer is de laatste keer dat de NZa
extra maatregelen heeft getroffen?
Antwoord 23
Met betrekking tot de bereikbaarheid van en wachttijden bij de crisisdiensten, merkt
de Staatssecretaris op, dat op basis van het rapport van het adviesbureau SiRM «Knelpunten
analyse acute GGZ» de afgelopen jaren is gewerkt aan de verbetering van de knelpunten
die zich voordoen in de acute ggz, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor de
crisisdiensten. Belangrijk punt van aandacht was de verbetering van de bereikbaarheid
en beschikbaarheid van de crisisdienst. In 2019 is de generieke module Acute psychiatrie
ingeschreven in het kwaliteitsregister van het Zorginstituut en is in het verlengde
daarvan de nieuwe bekostiging met ingang van 1 januari 2020 van start gegaan. De beschikbaarheid
van de crisisdienst wordt met deze nieuwe bekostiging beter gefinancierd. De onderhandelingen
over de inkoop van de acute ggz tussen verzekeraars en aanbieders zijn stroef verlopen.
Inmiddels heeft de NZa de budgetten voor 2020 voor elk van de 28 crisisdiensten vastgesteld.
Crisisdiensten beoordelen bij een vermoeden van een acute ggz crisis, wat de patiënt/cliënt
nodig heeft om te stabiliseren. De implementatie van de generieke module Acute psychiatrie
wordt nauwgezet gevolgd en gemonitord. In 2022 zal de eerste landelijke informatie
hierover beschikbaar komen waarover uw Kamer zal worden geïnformeerd. De telefonische
bereikbaarheid zal hierdoor verbeterd worden. Bij de crisisdienst zelf doen zich geen
wachttijden voor. Zij behandelen niet, maar beoordelen diegene die in crisis is aan
de hand van de triagewijzer die duidt welk geval meer of minder acuut optreden vergt
door de crisisdienst, afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarom is er
geen overzicht van wachttijden beschikbaar. De beoordeling van de mate van spoed kan
verschillend ervaren worden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook hoe vaak ggz-instellingen hun wachttijdgegevens
actualiseren op hun website en hoe op de betrouwbaarheid wordt gehandhaafd. Ggz-aanbieders
zijn op grond van de NZa-transparantieregeling verplicht om hun wachttijdcijfers minimaal
één keer per maand te actualiseren, tussen de eerste en de tiende dag van de maand.
Om de administratieve lasten te beperken, mogen zij ook een link opnemen naar de website
Kiezenindeggz.nl, waar de wachttijdinformatie wordt gepubliceerd die zorgaanbieders
maandelijks moeten aanleveren bij Vektis. De NZa ziet erop toe dat aanbieders zich
aan de transparantieregeling houden. Steekproefsgewijs wordt gecontroleerd of de aangeleverde
wachttijdgegevens kloppen. Als aanbieders zich niet aan de transparantieregeling houden,
kan de NZa ingrijpen. Als zorgaanbieders niet voldoen aan hun aanleverplicht, dan
zet de NZa – indien nodig – haar handhavende instrumenten in om dit alsnog te bewerkstelligen.
Instellingen die niet aanleveren, krijgen eerst een brief, vervolgens neemt de NZa
telefonisch contact op en als deze twee interventies niet leiden tot aanlevering,
wordt een aanwijzing opgelegd. Als ook de aanwijzing niet leidt tot aanlevering, gaat
de NZa over tot het publiceren van de naam van de instelling op haar website.
Tot slot wordt gevraagd wanneer er sprake is van onvoldoende inspanningen van zorgverzekeraars
om de wachttijden terug te dringen en wanneer de laatste keer is dat de NZa extra
maatregelen getroffen heeft. De NZa heeft in 2019 controlebezoeken afgelegd bij zorgverzekeraars.
Hun inspanningen om wachttijden te verminderen in onder andere de ggz, zijn beoordeeld
aan de hand van een beoordelingskader, dat ontwikkeld is om houvast te bieden aan
zorgverzekeraars over wat de NZa van hen verwacht. Over de uitkomsten van deze controlebezoeken
heeft het kabinet u in december 2019 geïnformeerd (Kamerstuk
32 620, nr. 244). Globaal constateerde de NZa dat er ten opzichte van het vorige onderzoek positieve
ontwikkelingen waren, maar dat ook enkele zorgverzekeraars op punten nog tekortschoten.
De NZa heeft maatregelen getroffen door deze zorgverzekeraars te ontbieden voor een
gesprek en hen op te dragen een verbeterplan op te leveren. Alle zorgverzekeraars
hebben in het eerste kwartaal van 2020 bij de NZa een verbeterplan ingediend, waarin
ze aangeven hoe ze de resterende verbeterpunten aanpakken. Deze plannen worden beoordeeld,
waarna de NZa per verzekeraar een passende vervolgaanpak bepaalt.
De leden van de GroenLinks-fractie vernemen dat de NZa verbeterpunten signaleert als
het gaat over de bemiddelingsfunctie van zorgverzekeraars. Ten minste twee zorgverzekeraars
zouden niet in alle gevallen bemiddelen naar een alternatieve aanbieder, hetgeen een
verslechtering is ten opzichte van het beeld uit 2018. Wat is het kabinet van plan
te ondernemen zodat alle zorgverzekeraars dit proactief oppakken?
Antwoord 24
Dit is aan de NZa. Zij heeft de betreffende verzekeraars
hierop aangesproken, waarop deze hebben aangegeven dit op te pakken.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat een merendeel van de zorgverzekeraars
concrete afspraken maakt met zorgaanbieders over de aanpak van wachttijden. Waar bestaan
deze afspraken uit? In hoeverre gaan deze afspraken ten koste van hulpbehoevenden
met de meest complexe specialistische zorgvraag? Ziet het kabinet ook in dat omzetplafonds
eerder bereikt worden wanneer de complexiteit van de zorgvraag toeneemt? Welke reden
geven zorgverzekeraars op om géén concrete afspraken te maken met zorgaanbieders over
het behalen van verbeteringen in de aanpak van de wachttijden? Wat is volgens het
kabinet de grootste ergernis van zorgaanbieders in de geestelijke gezondheidszorg
in het maken van afspraken met zorgverzekeraars?
Antwoord 25
Afspraken bestaan er bijvoorbeeld uit dat een zorgverzekeraar en aanbieder afspraken
en plannen maken die gericht zijn op een concreet doel zoals het behandelen van 40
extra patiënten en budget erbij, en afspraken over cofinanciering van extra opleidingsplaatsen
voor GZ-psychologen door de zorgverzekeraar. Meer voorbeelden staan in het rapport
van de NZa. Wij hebben geen reden om aan te nemen dat dit soort afspraken ten koste
gaan van hulpbehoevenden met de meest complexe specialistische zorgvragen. Daar komt
bij dat de zorgplicht van verzekeraars geldt voor alle verzekerden.
Contractafspraken tussen verzekeraars en zorgaanbieders komen tot stand op basis van
de historie en onderlinge overeenstemming voor wat betreft de verwachte groei van
het aantal te behandelen patiënten en de ontwikkeling van de bijbehorende zorgvraagzwaarte.
Een toename in de complexiteit van de zorgvraag in de ggz is een factor om mee te
nemen bij het bepalen van de hoogte van het omzetplafond en van de gemiddelde prijs
per patiënt of behandeltraject, waar in de afspraken tussen ggz-aanbieders en zorgverzekeraars
ook vaak sprake van is. Dat neemt niet weg dat omzetplafonds soms sneller bereikt
worden dan voorzien. Als dat gedurende het jaar lijkt te gebeuren, hebben zorgaanbieder
en verzekeraar een gezamenlijke verantwoordelijkheid om tijdig overleg te plegen.
De zorgaanbieder moet de zorgverzekeraar informeren als hij verwacht binnen afzienbare
tijd het omzetplafond te bereiken en ook tijdig een goed onderbouwde aanvraag voor
bijcontractering indienen. De zorgverzekeraar kan vervolgens zorgen dat de zorg toegankelijk
blijft door bij te contracteren of patiënten naar een andere aanbieder te bemiddelen.
Dat zorgverzekeraars nog niet altijd voldoen aan het maken van afspraken met zorgaanbieders
om te werken aan het verminderen van wachttijden in de ggz, kan ermee te maken hebben
dat zij wel aangeven dergelijke afspraken te maken, maar dat de NZa dit niet heeft
kunnen vaststellen. Ook is het mogelijk dat een zorgverzekeraar het bewust niet doet,
en op een andere manier met zorgaanbieders zorgt dat er wordt gewerkt aan het terugdringen
van wachttijden (voorbeeld: nauw contact, waardoor een goede relatie en vertrouwen
is opgebouwd; daar passen aantoonbare afspraken niet bij).
In april 2020 is de Monitor contractering ggz 2020 van de NZa gepubliceerd en aan
uw kamer verzonden (Kamerstuk
32 620, nr. 261). Hieruit blijkt dat het proces van contractering beter gaat dan in 2019. Zorgverzekeraars
hebben stappen gezet om hun bereikbaarheid en antwoordtermijnen te verbeteren, hun
inkoopdocumenten te uniformeren en hebben meer beleid geformuleerd voor de bijcontractering.
Zorgaanbieders kunnen de benodigde informatie voor het contracteren gemakkelijker
vinden. Ze hebben echter nog altijd last van dat de termijnen voor het indienen van
een verzoek tot (bij)contractering niet uniform zijn. Ook moeten ze lang en tevergeefs
wachten op inhoudelijke beantwoording van hun vragen en is de besluitvorming over
(bij)contracteringsverzoeken niet altijd transparant. Er is dus zeker nog winst te
behalen op een aantal procesmatige punten, maar volgens de NZa is vooral ook verbetering
nodig in de inhoud van contracten. Gesprekken tussen verzekeraars en aanbieders zouden
moeten gaan over onderwerpen als wachttijden, zorg voor patiënten met een complexe
zorgvraag, innovatie, de kwaliteit van zorg, wat de juiste zorg is voor de patiënt
en op welke plaats die het beste geleverd kan worden. In plaats daarvan ligt de nadruk
nu in veel gevallen te eenzijdig op het financiële aspect (onder meer omzetplafonds).
Hier zijn dus nog de nodige verbeteringen te boeken. In de Monitor doet de NZa hiertoe
een aantal aanbevelingen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er bij de jeugdzorg en jeugdhulp afspraken
zijn gemaakt met gemeenten dat zij met hun aanbieders afspraken moeten maken over
hoe om te gaan met wachtlijsten. Deze leden vragen hoe het gaat met deze afspraken.
Worden die inderdaad gemaakt? Is er al een overzicht met welke afspraken er zijn gemaakt
en waar mogelijk: hoe de wachtlijsten er per regio uitzien? Wanneer verwacht het kabinet
hier de eerste resultaten van? Heeft het kabinet een deadline gesteld waarop gemeenten
en aanbieders deze afspraken moeten hebben gemaakt en wanneer de resultaten hiervan
bekend moeten zijn?
Antwoord 26
Oorzaken van wachttijden en wachtlijsten verschillen regionaal en moeten daarom ook
regionaal van een oplossing worden voorzien. De sturing is belegd bij gemeenten. Ontwikkelingen
in de regionale wachtlijstaanpak zullen door middel van de voortgangsrapportage Zorg
voor de Jeugd aan uw Kamer worden gemeld.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook met welke vijf regio’s het Ondersteuningsteam
Zorg voor de Jeugd aan de slag is om de wachtlijsten aan te pakken. Waarom is er gekozen
om maar vijf regio’s hierin te betrekken en niet meer? Deze leden hebben dezelfde
vraag met betrekking tot de beschikbaarheidswijzer. De wijzer is er al sinds voor
de zomer, waarom maken pas 23 gemeenten en zeven huisartsen hiervan gebruik? Hoe gaat
het kabinet het gebruik hiervan door meer gemeenten en huisartsen bevorderen? Is het
kabinet het met de GroenLinks-fractie eens dat het van groot belang is voor jongeren
met een hulpvraag om zo snel mogelijk inzicht te krijgen in de wachtlijsten en wachttijden
in de jeugdzorg en jeugdhulp in alle regio’s? En doet het kabinet alles wat het kan
als systeemverantwoordelijke om dit voor elkaar te krijgen?
Antwoord 27
Een wachtlijstaanpak in de regio was voorwaarde om in aanmerking te komen voor het
Transformatiefonds. Het ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) is gestart met
vijf regio’s omdat deze regio’s extra energie wilden inzetten op het thema wachttijden
en wachtlijsten.
De beschikbaarheidswijzer is een initiatief van een aantal regio’s in de provincie
Utrecht. De gemeenten in deze regio hebben geconstateerd dat de beschikbaarheidswijzer
voor hen een goed sturingsmiddel is om inzicht te verkrijgen in wachttijden en wachtlijsten.
Het is aan regio’s zelf om te beoordelen of een beschikbaarheidswijzer voor hen ook
een goed middel is om de wachtlijsten in hun regio aan te pakken. Dat de beschikbaarheidswijzer
nog niet door alle verwijzers in de regio’s gebruikt wordt, heeft ermee te maken dat
men nog bezig is met de invoering en uitrol van de beschikbaarheidswijzer.
Ontwikkelingen in de regionale wachtlijstaanpak zullen door middel van de voortgangsrapportage
Zorg voor de Jeugd aan de Kamer worden gemeld.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
met betrekking tot de wachttijden en wachtlijsten in de zorg. Deze leden hebben alvast
onderstaande opmerkingen en vragen.
Rapportage van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over de inspanningen van zorgverzekeraars
om de wachttijden te verminderen (Kamerstuk 32 620, nr. 244)
De wachttijd- en wachtlijstproblematiek is ingewikkeld, dat realiseren de leden van
de SP-fractie zich zeker. Dat neemt echter niet weg dat dergelijke problematiek onacceptabel
is als mensen te lang op de benodigde zorg moeten wachten. Een oplossing is dan ook
noodzakelijk en zal zeker inspanningen vergen van verschillende partijen.
De leden van de SP-fractie vragen waarom er in de rapportage van de NZa geen metingen
opgenomen zijn van het effect van de inspanningen van de zorgverzekeraars op de wachttijden
terwijl de ontwikkeling van de wachtlijsten én het onderzoeken van de effectiviteit
van wachtlijstbemiddeling wel degelijk doelen waren van het onderzoek van de NZa bij
de zorgverzekeraars. Komt een dergelijke rapportage er alsnog, zo vragen deze leden?
Zo ja, wanneer kunnen zij deze uitkomsten verwachten?
Antwoord 28
Deze vragen zijn al beantwoord in het antwoord op vraag 2.
In de brief wordt aangegeven dat het kabinet verwacht dat de zorgverzekeraars aan
de slag gaan met de uitkomsten van het onderzoek en dat de NZa toeziet op de uitvoering
ervan. Kan, zo vragen de leden van de SP-fractie, toegelicht worden wat er precies
van de zorgverzekeraars verwacht wordt? Zijn er bijvoorbeeld bepaalde doelstellingen
of deadlines waaraan de zorgverzekeraars moeten voldoen? Aangegeven wordt dat iedereen
op tijd zorg moet krijgen en dat het onacceptabel is als wachttijden de treeknormen
overschrijden. De leden van de SP-fractie zijn het daar natuurlijk geheel mee eens,
maar vragen wel wanneer de situatie echt onacceptabel wordt volgens de regering. De
NZa kan ingrijpen als partijen zich onvoldoende inspannen, maar wat vindt de NZa nog
wel voldoende inspanning en wanneer is er sprake van te weinig inspanning? Oftewel,
hoe beoordeelt de NZa dit precies?
De leden van de SP-fractie vinden het zeer ernstig om te lezen dat er sprake is van
een verslechtering in de zorgbemiddeling naar alternatieve aanbieders én dat het meten
van zorgbemiddeling een aandachtspunt is. Wat precies gaat de NZa hieraan doen? Is
er zicht op de gevolgen van deze verslechtering voor de tijd die ggz-patiënten moeten
wachten op de benodigde hulp?
Antwoord 29
Alle zorgverzekeraars hebben in het eerste kwartaal van 2020 bij de NZa een verbeterplan
ingediend, waarin ze aangeven hoe ze de resterende verbeterpunten aanpakken. Deze
plannen worden beoordeeld, waarna de NZa per verzekeraar een geschikte vervolgaanpak
bepaalt. Als verzekeraars hun rol onvoldoende pakken, grijpt de NZa in. Daarbij kan
het gaan om waarschuwingen, publicaties op naam, aanwijzingen en lasten onder dwangsom.
Het kabinet vindt het belangrijk dat mensen binnen de Treeknorm geholpen kunnen worden,
met de aantekening dat men er soms ook zelf voor kan kiezen om iets langer te wachten
door bijvoorbeeld bewust te wachten op een plek bij een voorkeursaanbieder. Tegelijkertijd
realiseren we ons dat de coronacrisis effect heeft op de zorg en ondersteuning in
het algemeen, en op de wachttijden voor electieve zorg in het bijzonder. Bij te lange
wachttijden zijn maximale inspanningen van alle betrokken partijen, zeker ook van
zorgverzekeraars, geboden om dat aan te pakken. Minder dan maximale inspanningen vinden
wij niet acceptabel. Daarom is het goed dat hierop wordt toegezien.
Ten aanzien van de vraag of een zorgverzekeraar zich in algemene zin voldoende inspant
voor het verminderen van wachttijden in de ggz, msz en casemanagement dementie heeft
de NZa het beoordelingskader ontwikkeld. Achter dit beoordelingskader zit een toetsingskader
om per punt uit het beoordelingskader te beoordelen of een zorgverzekeraar voldoet.
In het toetsingskader geeft de NZa per punt aan wat zorgverzekeraars moeten doen om
voldoende te scoren.
Bij twee zorgverzekeraars constateert de NZa over 2019 dat zij verzekerden in de ggz
niet in alle gevallen bemiddelden naar een alternatieve aanbieder. Dit is een verslechtering
ten opzichte van het beeld uit 2018. De NZa heeft de betreffende verzekeraars op kantoor
ontboden om hierover in gesprek te gaan. Zij hebben aangegeven dat zij dit inmiddels
hebben opgepakt.
De NZa roept op om criteria rondom bijcontractering gelijktijdig te publiceren met
het inkoopbeleid. In hoeverre hebben de zorgverzekeraars dit al gedaan voor 2020,
zo vragen de leden van de SP-fractie.
Antwoord 30
In het inkoopbeleid 2021 besteedt ongeveer de helft van de zorgverzekeraars aandacht
aan het proces van bijcontracteren (indientermijnen, voorwaarden).
In de Volkskrant van 23 februari jl. schrijft huisarts de heer Zaat het volgende «»s
Middags krijg ik een brief van de ggz-monopolist – die gespecialiseerde zorg levert
– dat er dit jaar geen mogelijkheid meer is voor mensen met een persoonlijkheidsprobleem
of trauma. Het jaar is acht weken oud». De leden van de SP-fractie vinden dit schokkend
om te lezen. Is er daadwerkelijk bij grote ggz-aanbieders inmiddels (nu al) geen mogelijkheid
meer tot behandeling voor bepaalde stoornissen in 2020? Dit zou totaal onacceptabel
zijn en deze leden vragen dan ook wat hier op korte termijn aan gedaan kan worden.
Antwoord 31
Los van het feit dat het kabinet geen totaaloverzicht heeft van het zorgaanbod en
de wachttijden bij alle zorgaanbieders, is het bij een lange wachttijd of patiëntenstop
bij een bepaalde aanbieder vooral van belang dat de patiënt terecht kan bij een andere
aanbieder. De zorgverzekeraar kan zijn verzekerden via zorgbemiddeling helpen aan
een andere, passende en tijdige behandelplek. Alternatief is uiteraard bijcontracteren.
Hoe kan het dat de zorgbemiddeling in de medisch-specialistische zorg vanuit zorgverzekeraars
een overwegend positief beeld laat zien terwijl dit voor de ggz blijkbaar niet het
geval is? Waarin zit precies het verschil en wat veroorzaakt dit verschil? Graag ontvangen
de leden van de SP-fractie hierop een uitgebreide toelichting.
Antwoord 32
In beide sectoren is het meten van de resultaten van zorgbemiddeling een aandachtspunt,
constateert de NZa in haar rapport. Voor de overige drie onderdelen van het beoordelingskader
met betrekking tot zorgbemiddeling constateert de NZa in de msz een positief beeld
in 2019, en in de ggz een overwegend positief beeld. Het verschil is dat in de msz
alle verzekeraars op deze onderdelen een voldoende scoorden. In de ggz gold dat ook
voor de registratie van bemiddelingsverzoeken, maar nog niet voor het informeren van
verzekerden over de mogelijkheden van zorgbemiddeling via de website en andere kanalen,
en het bemiddelen naar zorg. Met betrekking tot het bemiddelen naar zorg stelt de
NZa vast dat de meeste zorgverzekeraars weliswaar voldeden, maar dat twee van hen
niet in alle gevallen bemiddelden naar een alternatieve aanbieder. Dit is een verslechtering
ten opzichte van het beeld uit 2018. Zo bleek uit de dossiercontrole bij één verzekeraar
dat er geen alternatieven werden geboden, maar dat er terug werd verwezen naar de
huisarts of POH-GGZ. Ook kon in een aantal gevallen geen passend alternatief worden
geboden.
Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een toelichting op de vraag waarom in de
wijkverpleging alleen de wachttijden voor casemanagement dementie worden bijgehouden?
Waarom worden de wachttijden niet bijgehouden voor de algemene wijkverpleging of voor
de intensieve kindzorg die valt onder de wijkverpleging? Daarnaast vragen deze leden
hoe zorgaanbieders in de wijkverpleging worden geïnformeerd over (de gevolgen van)
budgetplafonds, gezien sommige aanbieders aangeven dat het onduidelijk is wat gedaan
moet worden als het budgetplafond bereikt is.
Antwoord 33
Voor de algemene wijkverpleging zijn er geen signalen dat er wachttijden zijn of ontstaan.
In 2018 bleek uit onderzoek (het rapport «Toegankelijkheid van de wijkverpleging»
van Significant) dat de zorg gemiddeld 2,6 dagen na aanmelding start. In slechts één
procent van de gevallen wordt de Treeknorm van zes weken niet gehaald. Er is voor
de algemene wijkverpleging daarom geen aanleiding om wachttijden en wachtlijsten te
registreren. Ook voor de kindzorg thuis zijn er geen signalen dat er wachttijden zijn
of ontstaan.
Voor casemanagement dementie is de situatie anders, omdat daar wel signalen bestonden
over wachttijden. Vanuit het Actieplan Casemanagement Dementie zijn in december 2016
en juli 2017 twee metingen uitgevoerd om in kaart te brengen hoeveel thuiswonende
mensen met dementie in Nederland voor casemanagement dementie op de wachtlijst staan.
Omdat uit deze metingen is gebleken dat het lastig is om eenduidige gegevens hierover
te verzamelen, is de Regeling transparantie zorgaanbieders casemanagement dementie
in het leven geroepen door de NZa. Deze verplicht zorgaanbieders sinds 1 december
2018 om wachttijden voor casemanagement dementie te registreren.
Als een aanbieder het omzetplafond van een zorgverzekeraar dreigt te overschrijden,
betekent dit allereerst dat de aanbieder zal moeten kijken of hij de zorg voor zijn
patiënten anders moet inzetten. Contractueel moet hij de zorgverzekeraar tijdig inlichten
en, zo nodig, de wachtenden naar een andere aanbieder doorverwijzen. Ook kan de aanbieder
een verzoek tot bijcontractering doen bij de zorgverzekeraar. De NZa heeft in de Monitor
contractering 2019 de aanbeveling gedaan dat zorgverzekeraars de indieningstermijn,
beslistermijn en de voorwaarden voor bijcontractering duidelijk aangeven (Kamerstuk
29 689, nr. 984). Uit de Monitor contractering 2020 blijkt dat zorgverzekeraars hier stappen ter
verbetering hebben gezet, maar dat de transparantie naar de aanbieder over het proces
nog verder verbeterd kan worden. Vooral de onzekerheid of het bijcontracteringsverzoek
wordt gehonoreerd, en tegen welke voorwaarden, speelt de aanbieder parten (Kamerstuk
32 620, nr. 261).
Zorgverzekeraars kunnen met de aanbevelingen aan de slag, zo wordt aangegeven in de
brief. De vraag is echter, zo menen de leden van de SP-fractie, of ze dit ook gaan
doen. Het kabinet geeft aan dat het aan zorgaanbieders, zorgverzekeraars en andere
betrokken partijen is om de aanpak van wachttijdenproblematiek verder vorm te geven.
Welke rol ziet het kabinet voor zichzelf, ook gezien zijn systeemverantwoordelijkheid?
Antwoord 34
In onder meer het antwoord op vraag 5 en 12 staan de hoofdlijnenakkoorden voor de
ggz, msz en wijkverpleging (en de afspraken die daarin gemaakt zijn met de relevante
veldpartijen) alsmede het actieprogramma «Werken in de zorg» waarin personeelstekorten
worden aangepakt al benoemd.
Het kabinet vindt het belangrijk dat zorgaanbieders en -verzekeraars hun rol pakken
conform hun wettelijke verplichtingen. De IGJ en NZa zien daarop toe.
In de brief van de NZa wordt aangegeven dat de NZa altijd tijdens een (on)aangekondigd
bezoek of accounthoudersgesprek zorgverzekeraars kan vragen inzicht te geven in de
vorderingen en resultaten. De leden van de SP-fractie vragen hoe vaak een dergelijk
bezoek en verzoek is gedaan in 2019. Daarnaast vragen deze leden hoe vaak een aangekondigd
én hoe vaak een onaangekondigd bezoek door de NZa per zorgverzekeraar in 2019 heeft
plaatsgevonden. Is het de verwachting dan wel bedoeling dat dit aantal (on)aangekondigde
bezoeken in 2020 hoger zal liggen dan het aantal bezoeken in 2019?
Antwoord 35
Dergelijke bezoeken en verzoeken waren in 2019 nog niet aan de orde, omdat de NZa
in dat jaar bij alle zorgverzekeraars langs is geweest. In 2020 is het wel aan de
orde. De NZa gaat niet meer bij iedereen langs, maar kan zorgverzekeraars dus wel
tijdens een (on)aangekondigd bezoek of accounthoudersgesprek vragen om inzicht te
geven in de vorderingen en resultaten.
Aangegeven wordt dat het merendeel van de zorgverzekeraars aangeeft concrete plannen
te hebben om de effectiviteit van de bemiddeling en de gemaakte afspraken te gaan
evalueren. De leden van de SP-fractie vragen in dit kader welke zorgverzekeraars hierop
nog geen concrete plannen hebben en hoe het gesprek hierover met de NZa vorm zal krijgen
en op welk moment deze plannen gereed moeten zijn. Kan er daarnaast inzicht gegeven
worden in de bestaande plannen?
Antwoord 36
In het rapport werden de zorgverzekeraars zonder concreet plan bij naam genoemd door
de NZa. De NZa heeft hen ontboden op kantoor. In het eerste kwartaal van 2020 hebben
alle verzekeraars bij de NZa een verbeterplan ingediend, waarin ze aangeven hoe ze
de resterende verbeterpunten aanpakken. Het vervolg staat beschreven in het antwoord
op vraag 29.
De leden van de SP-fractie delen de stelling van de NZa dat de zorgplicht een erg
open norm is en waarderen dat de NZa een nadere invulling probeert te geven aan deze
norm.
Dat binnen de ggz als goed voorbeeld wordt genoemd «een zorgverzekeraar doet een uitvraag
om inzicht te krijgen in aantallen en oorzaken» als het gaat om de treeknorm, vinden
de leden van de SP-fractie een duidelijk teken. Deze leden menen dat deze uitvraag
geen voorbeeld maar de normale gang van zaken zou moeten zijn, en vragen dan ook of
deze mening gedeeld wordt door het kabinet. Bij drie van de tien zorgverzekeraars
ontbreekt inzicht in de vraag of verzekerden die zorgbemiddeling hebben ontvangen
daadwerkelijk in zorg zijn genomen. Kan de leden van de SP-fractie gegarandeerd worden
dat dit inzicht er op korte termijn wel is?
Antwoord 37
Inzicht in de wachttijdproblematiek in de ggz is onderdeel van het beoordelingskader
van de NZa. In 2018 scoorden niet alle verzekeraars een voldoende op dit punt, in
2019 wel. Dat zou ook de normale gang van zaken moeten zijn. Verzekeraars hebben wel
de ruimte om een eigen invulling te geven.
De drie betreffende verzekeraars hebben aan de NZa aangegeven zich te hebben aangepast
op het punt van inzicht in de vraag of verzekerden die zorgbemiddeling hebben ontvangen
daadwerkelijk in zorg zijn genomen. In het antwoord op vraag 35 is ingegaan op de
wijze waarop de NZa dit gaat vaststellen.
De NZa roept in haar rapportage expliciet de vraag op of bij sommige aanbieders van
medisch-specialistische zorg «de randvoorwaarden aanwezig zijn om samen met de aanbieders
gericht aan vermindering van wachttijden te werken». Dit vinden de leden van de SP-fractie
ernstig. Te lange wachttijden in de medisch-specialistische zorg zijn onacceptabel
en om deze te verminderen moet alles op alles worden gezet. Hoe wordt op korte termijn
geregeld dat aan deze randvoorwaarden wordt voldaan?
Antwoord 38
Net als de leden van de SP-fractie ben ik van mening dat het van groot belang is dat
bij zorgverzekeraars de randvoorwaarden aanwezig zijn om samen met de aanbieders gericht
aan vermindering van wachttijden te werken. Nu is het wel zo dat de vraag hieromtrent,
opgeworpen door de NZa, slechts geldt voor een paar verzekeraars. Deze verzekeraars
moeten concrete afspraken maken met zorgaanbieders. Zo blijkt een aantal zorgverzekeraars
bijvoorbeeld nog geen expliciete afspraken met zorgaanbieders te hebben gemaakt voor
specialismen met lange(re) wachttijden. De NZa gaat in gesprek met desbetreffende
verzekeraars om ervoor te zorgen dat de randvoorwaarden aanwezig zijn om samen met
de aanbieders gericht aan vermindering van wachttijden te werken.
Reactie verzoek commissie over de quick scan over het thema «wachttijden en wachtlijsten
in de zorg» (Kamerstuk 32 620, nr. 242)
De leden van de SP-fractie lezen dat over het algemeen mensen snel bij een huisarts
terecht kunnen maar dat dit begint te knellen. Hoe verhoudt dit zich met betrekking
tot het recente bericht dat het in sommige wijken steeds moeilijker wordt een huisarts
te vinden die nog plaats heeft? Hoe ernstig is dit probleem? Wanneer kan onderzoek
hierover in samenwerking met de Landelijke Huisartsen Vereniging verwacht worden?
Antwoord 39
Het Ministerie van VWS en de LHV hebben al onderzoek laten doen door het Nivel en
Prismant naar vraag en aanbod van huisartsenzorg in verschillende regio’s. Daaruit
bleek dat het in sommige regio’s nu al knelt en/of in de toekomst gaat knellen. Naar
aanleiding van deze resultaten heeft het Ministerie van VWS samen met de LHV een plan
van aanpak opgesteld. Deze acties richten zich echter meer op de langere termijn.
Zo is het aantal opleidingsplaatsen verhoogd, maar merk je daar in het directe aanbod
van huisartsenzorg niet de volgende dag gelijk iets van. Daarom hebben de LHV en het
Ministerie van VWS daarnaast afgesproken om de regio’s in te gaan waar het knelt om
ondersteuning te bieden en ze te helpen het aanbod van huisartsenzorg te verhogen.
De leden van de SP-fractie lezen dat «zorgkantoren op dit moment bezig zijn met een
inventarisatie van cliënten met een complexe zorgvraag die wachten op een passende
plaats». Wanneer kunnen deze leden de resultaten van deze inventarisatie verwachten?
En gaat het in deze inventarisatie ook specifiek om mensen die bijvoorbeeld te maken
hebben met multiproblematiek binnen de ggz, en niet alleen op het grensvlak ggz-ghz?
Antwoord 40
De inventarisatie van de cliënten met een complexe zorgvraag is gereed. Over de resultaten
van die inventarisatie heeft de Minister van VWS gerapporteerd in de brief die op
3 februari 2020 naar uw kamer is gestuurd (Kamerstuk
24 170, nr. 223). De inventarisatie is gedaan in het kader van het programma Volwaardig Leven. Dit
programma richt zich op de gehandicaptenzorg in de Wlz. De complexe zorg uit de actielijn
2 van het programma gaat over cliënten met zorgvragen op het grensvlak van de gehandicaptenzorg
(GHZ) en de ggz. Over de voortgang van actielijn 2 van Volwaardig Leven ontvangt u
opnieuw een stand van zaken-brief. Multiproblematiek binnen de ggz valt niet binnen
de scope van programma Volwaardig Leven. Multiproblematiek binnen de ggz is daarom
geen onderdeel van de inventarisatie geweest.
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie hebben kennisgenomen van de rapportage van de NZa en
van de reactie van het kabinet op de quickscan over het thema wachtlijsten en wachttijden
in de zorg. Deze leden hebben de volgende vragen:
De leden van de 50PLUS-fractie willen, gezien de huidige ontwikkelingen met het coronavirus,
weten of het kabinet van plan is de wachttijden in de huisartsenzorg te monitoren.
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 41
Huisartsen proberen ook in deze tijd zoveel mogelijk «normale» zorg te blijven leveren.
Dit wel binnen de restricties die het COVID-19 virus en bijbehorend social distancing
beleid met zich meebrengt. Zo zijn er bijvoorbeeld meer consulten op afstand en worden
er aparte spreekuren gehouden voor patiënten die mogelijk het COVID-19 virus hebben.
Daarnaast is huisartsenzorg onderdeel van het lopende NZa-traject om het weer opschalen
van reguliere zorg te coördineren. Er wordt dus veel in het werk gezet om reguliere
zorg door huisartsen zoveel mogelijk te laten doorgaan of zo snel mogelijk weer te
laten doorgaan. De Minister voor MZS ziet daarom geen reden om deze wachttijden aanvullend
te monitoren.
De leden van de 50PLUS-fractie vragen het kabinet uitgebreider in te gaan op de reden
dat publicatie van de wachttijden voor casemanagement dementie herhaaldelijk is uitgesteld.
Kan het kabinet aangeven waarom niet altijd duidelijk is of er overlap of juist gaten
zitten in de aanlevering van data door netwerken en losse aanbieders?
Antwoord 42
In het Actieplan casemanagement dementie hadden partijen afgesproken dat de NZa eind
2019 cijfers over wachttijden zouden delen. Gedurende het jaar 2019 is de taakgroep
casemanagement dementie1 door de NZa verschillende malen geïnformeerd over de voortgang, de knelpunten en
de acties die de NZa hierop inzet. Eind 2019 was duidelijk dat openbare publicatie
van de cijfers nog niet mogelijk was. Daarover heeft de Minister van VWS u begin 2020
geïnformeerd. De Minister van VWS herkent het beeld niet dat publicatie herhaaldelijk
is uitgesteld.
In de praktijk bestaan twee knelpunten in de aanlevering van data die ervoor zorgen
dat het niet altijd duidelijk is of er overlap of gaten in de aanlevering bestaan.
Dit betreft de volgende punten:
• Het is moeilijk om na te gaan of alle zorgaanbieders van casemanagement dementie cijfers
aanleveren, omdat op basis van de beschikbare declaratiedata niet bekend is of zorgaanbieders
casemanagement dementie hebben geleverd – voor casemanagement dementie bestaat immers
geen aparte prestatie binnen de wijkverpleging.
• In sommige regio’s leveren de netwerken de wachttijden aan, in andere regio’s de zorgaanbieders
zelf en in sommige regio’s mogelijk ook een overlap van beide. Als het netwerk aanlevert
is niet altijd duidelijk welke aanbieders in deze aanlevering zijn meegenomen. Daarnaast
leveren aanbieders soms in meerdere regio’s casemanagement, wat het onderscheid ook
moeilijk maakt.
De leden van de 50PLUS-fractie willen verder graag weten wat de uitkomst is van gesprekken
van NZa en zorgaanbieders, zorgverzekeraars en dementienetwerken in de regio’s die
opvallen in de cijfers.
Antwoord 43
De reeds beschikbare cijfers zijn nog niet geschikt voor openbare publicatie, maar
hebben voor de NZa al wel een belangrijke signalerende werking voor het regionale
toezicht. De NZa spreekt actief met zorgaanbieders, dementienetwerken en zorgverzekeraars
in de regio’s die opvallen in de data, om ervoor te zorgen dat de wachttijden in die
regio’s worden aangepakt.
In de regio’s bekijkt de NZa wat de specifieke oorzaken zijn die daar voor wachtlijsten
zorgen en wat daaraan wordt gedaan. Naar verloop van tijd neemt de NZa weer contact
op om te spreken over de voortgang. Zo houdt zij actief de vinger aan de pols. Per
regio verschillen de oorzaken en oplossingen die besproken worden.
Ondertekenaars
-
, -
, -
, -
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
I.J. Leau-Kolkman, adjunct-griffier