Schriftelijke vragen : Het bericht ‘Ondernemingsraad in Enschede zegt vertrouwen op in Vredestein-directie’ en het bericht ‘Bedenkelijke praktijken rond Hongaarse subsidie aan eigenaar Vredestein’
Vragen van de leden Amhaouch en Palland (beiden CDA) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Ondernemingsraad in Enschede zegt vertrouwen op in Vredestein-directie» en het bericht «Bedenkelijke praktijken rond Hongaarse subsidie aan eigenaar Vredestein» (ingezonden 5 juni 2020).
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Ondernemingsraad in Enschede zegt vertrouwen op in
               Vredestein-directie»1 en het bericht «Bedenkelijke praktijken rond Hongaarse subsidie aan eigenaar Vredestein»2?
            
Vraag 2
            
Wat is uw reactie op het feit dat de ondernemingsraad het vertrouwen in de directie
               heeft opgezegd, omdat deze onvoldoende heeft gekeken naar een alternatief plan waarbij
               een massaontslag in Enschede beperkt blijft (dat wil zeggen het wordt verminderd van
               ongeveer 750 tot minder dan 200 werknemers)?
            
Vraag 3
            
Hoe schat u de kansen in, en welke rol kunt u zelf vervullen, bij de wens en inzet
               van de ondernemingsraad om een nieuwe eigenaar te vinden voor de bandenfabriek in
               Enschede?
            
Vraag 4
            
Vindt u het net als professor Pieter Kuypers opvallend dat de Hongaarse overheid haar
               subsidieplannen voor steun aan de bouw van een bandenfabriek door Apollo Vredestein
               in juni 2014 aan Europa heeft gemeld, precies vier dagen voor er een nieuwe Europese
               verordening in werking zou treden en drie dagen voor die subsidietermijn ook formeel
               zou ingaan?
            
Vraag 5
            
Wat vindt u ervan dat er hoge prijzen zijn gehanteerd voor de matrijzen die via een
               bedrijf dat doorgaans niets met de autobranche van doen heeft worden geleverd, en
               dat die constructie via dat bedrijf weer eindigt zodra de subsidieperiode voorbij
               is?
            
Vraag 6
            
Deelt u de mening dat het voor het borgen van een gelijk speelveld relevant en noodzakelijk
               is dat de Europese Commissie kennis neemt van deze constructie en de gehanteerde prijzen
               terzake de matrijzen door Apollo Vredestein?
            
Vraag 7
            
Bent u bereid om naar aanleiding van het onderzoek van Follow the Money in Europa
               te pleiten voor nader onderzoek terzake deze subsidieverlening?
            
Vraag 8
            
Welke contacten zijn er tot nu toe geweest tussen het kabinet en Apollo Tyres? Wanneer
               hebben deze plaatsgevonden en waartoe hebben die geleid?
            
Vraag 9
            
Hoe duidt u de uitspraak van de directie Apollo Vredestein dat «als we een gezonde
               organisatie willen zijn, kunnen we het ons simpelweg niet langer veroorloven om 70
               procent van onze banden voor personenwagens met verlies in Enschede te produceren
               in de huidige marktomstandigheden»3? Is uw indruk dat het percentage van 70 procent juist is? Kunt u dit laten nagaan?
            
Vraag 10
            
Wat maakt dat – afgaande op de bij vraag 9 aangehaalde berichtgeving in Tubantia –
               een nieuwe Apollo-fabriek in Hongarije wel winstgevend kan zijn en in Nederland niet,
               ondanks het feit dat in ons land jarenlange kennis van en ervaring met het maken van
               banden aanwezig is? Waar verschilt in dat licht het Hongaarse industriebeleid/vestigingsklimaat
               van dat in Nederland, toch beide gelegen in hetzelfde economische Europa?
            
Vraag 11
            
Kunt u een korte appreciatie geven van het huidige vestigingsklimaat voor maakbedrijven
               in Nederland en West-Europa in vergelijking met dat in Midden- en Oost-Europa?
            
Vraag 12
            
Op welke wijze(n) spant u zich in om de regionale effecten van het massaontslag bij
               Apollo Vredestein zo beperkt mogelijk te maken? Wat zijn hiervan tot dusver de resultaten?
               Welke mogelijkheden ziet u om de positie van de regio Twente te versterken, bijvoorbeeld
               via het vorig jaar aangekondigde investeringsfonds of het uitzetten van (naar voren
               gehaalde) overheidsopdrachten in de regio? Hoe bent u hierover met lokale en regionale
               overheden in gesprek?
            
Vraag 13
            
Hoe gaat u uitvoering geven aan de motie-Amhaouch c.s. over steun voor de maakindustrie
               in de herstelfase na de coronacrisis (Kamerstuk 35 438, nr. 9)? Bent u bereid de regionale situatie rondom Apollo Vredestein daarin mee te nemen?
            
Vraag 14
            
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie-Amhaouch/Wiersma
               over een onderzoek naar de Nederlandse maakindustrie (Kamerstuk 35 300-XIII, nr. 42)? Deelt u de mening dat er haast gemaakt moet worden met het maken van een vernieuwd
               Nederlands industriebeleid om de maakindustrie, en de daarbij horende werkgelegenheid
               en innovatie in de verschillende regio’s, goed te positioneren en te borgen?
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M. Amhaouch, Tweede Kamerlid - 
              
                  Mede ondertekenaar
H.M. Palland, Tweede Kamerlid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.