Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 458 Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES en de Wet financiële markten BES in verband met het aanpakken van geconstateerde risico’s op witwassen en financieren van terrorisme op de BES en het in overeenstemming brengen van deze wetgeving met de aanbevelingen van de Financial Action Task Force
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 4 juni 2020
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende
zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel
van wet voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
INLEIDING
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige
wetsvoorstel. Zij benadrukken het belang van het effectief tegengaan van witwassen
en vragen zich af of met dit wetsvoorstel genoeg stappen gezet worden. Zij hebben
nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet ter voorkoming
van witwassen en financieren van terrorisme BES en de Wet financiële markten BES in
verband met het aanpakken van geconstateerde risico’s op witwassen en financieren
van terrorisme op de BES en het in overeenstemming brengen van deze wetgeving met
de aanbevelingen van de Financial Action Task Force.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet ter voorkoming
van witwassen en financieren van terrorisme BES en de Wet financiële markten BES in
verband met het aanpakken van geconstateerde risico’s op witwassen en financieren
van terrorisme op de BES en het in overeenstemming brengen van deze wetgeving met
de aanbevelingen van de Financial Action Task Force. Deze leden delen de mening dat
witwassen een bedreiging vormt voor de integriteit, stabiliteit en betrouwbaarheid
van het financiële stelsel en de maatschappij als geheel. Over deze wetswijzigingen
hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
ter wijziging van de Wwft BES en de Wet financiële markten BES. Zij onderschrijven
het belang dat de regering hecht aan een integer en betrouwbaar financieel stelsel
en de noodzaak in dat kader witwassen en financiering van terrorisme tegen te gaan
– ook in de Caribische delen van het Koninkrijk – en steunen maatregelen die hier
effectief aan bijdragen. Zij hebben enkele vragen aan de regering over het voorliggende
wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet ter voorkoming
van witwassen en financieren van terrorisme BES en de Wet financiële markten BES in
verband met het aanpakken van geconstateerde risico’s op witwassen en financieren
van terrorisme op de BES en het in overeenstemming brengen van deze wetgeving met
de aanbevelingen van de Financial Action Task Force.
ALGEMEEN
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben al eerder gewezen op de risico’s op witwassen in
de Caribische delen van het Koninkrijk1. De regering beschikte op dat moment nog niet over een accurate inschatting van de
omvang van de witwasproblematiek in de Caribische delen van het Koninkrijk. Kan inmiddels
wel een inschatting gegeven worden? Kan dit ook gegeven worden voor de BES-eilanden,
als bijzondere delen van Nederland? Zo nee, waarom niet? De leden van de VVD-fractie
wijzen erop dat ook in de National Risk Assessment BES (NRA BES) het gebrek aan kwantitatieve
data over de omvang van witwassen als verbeterpunt wordt beschreven. Welke stappen
worden gezet om tot meer kwantitatieve data over de omvang van de witwasproblematiek
te komen? Kan de regering aangeven welke stappen gezet zijn, gezet worden en men voornemens
is te zetten, al dan niet in samenwerking met de andere landen in het Koninkrijk,
om witwassen tegen te gaan?
De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat de BES-eilanden nog grotendeels «cash
economies» zijn. Hoe wordt daar in dit wetsvoorstel rekening mee gehouden? Op welke
specifieke wijze wordt «cash» witwassen tegengegaan?
De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat in de NRA BES wordt gewezen op het risico
van de instabiliteit van Venezuela op witwasrisico’s op de BES-eilanden, maar wijzen
erop dat er nauwelijks specifiek beleid hierop lijkt te zijn. Kan de regering hierop
reflecteren? Acht zij specifiek beleid noodzakelijk?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe in dit wetsvoorstel recht gedaan wordt aan
de breed in de Kamer gesteunde motie-Van der Linde (Kamerstuk 31 477, nr. 45) die oproept om de straffen voor witwassen te verhogen.
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe de Wwft BES zich verhoudt tot soortgelijke
wetgeving van de hen omringende landen. Welke negatieve effecten verwacht de regering
als resultaat van de invoering van deze wetgeving, waarbij bijvoorbeeld valt te denken
aan het waterbedeffect? Voorts vragen zij de regering te verduidelijken welke economische,
culturele en geografische verschillen met Europees Nederland invloed hebben op de
risico’s.
1.1. Opzet Wwft BES
De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de reguliere
Wwft, daar de regering stelt dat deze wetten «grotendeels» overeenkomen. Zijn de verplichtingen
vergelijkbaar, identiek of bij de ene wet strenger dan bij de andere wet? Indien dit
laatste, kan de regering dan nader op de verschillen ingaan? Hoe wordt omgegaan met
het verhoogde risico op witwassen op de BES-eilanden, en hoe wordt omgegaan met het
probleem van «too small to comply»?
De leden van de VVD-fractie vragen welke onderdelen van de Vierde witwasrichtlijn
als niet relevant worden beschouwd voor de BES-eilanden, en waarom. Kan een uitputtende
lijst gegeven worden?
Kan de regering meer informatie geven over de ongebruikelijke transacties vanuit de
BES-eilanden de laatste jaren, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Hoeveel ongebruikelijke
transacties waren er? Bij hoeveel transacties leidde dit tot een daadwerkelijk opgespoord
misdrijf of overtreding? Worden er relatief veel ongebruikelijke transacties gevonden,
of juist relatief weinig? Hoe groot is het probleem van non-compliance of niet-melden,
en hoe wordt dit tegengegaan?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader in te gaan op de opmerking dat
«vooral vanwege de verwevenheid van de financiële sector van de openbare lichamen
met Curaçao en Sint-Maarten […] als uitgangspunt van de Wwft BES [geldt] dat zo veel
mogelijk is aangesloten bij de (voorziene) wetgeving van die landen». Hoe verhoudt
zich dit tot de eerdere constatering van de FATF dat de wetgeving op bijvoorbeeld
Sint-Maarten niet adequaat is? Hoe verhoudt zich dit tot de constatering van de FATF
dat Sint-Maarten structureel verzuimd heeft om zijn wetgeving te updaten naar de eisen
van de FATF?2
De leden van de CDA-fractie lezen dat er wordt gesteld dat de risico’s op witwassen
en financiering van terrorisme kleiner zijn in het Caribische gedeelte van Nederland
dan in het Europese deel, onder meer omdat de eilanden kleiner zijn dan Nederland.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering om uiteen te zetten waarom het risico
kleiner is vanwege de omvang van het eiland. Deze leden menen dat de hoogte van het
risico vooral bepaald wordt door de mate van regelgeving en handhaving en minder het
formaat van een gebied. Ook constateren de leden van de CDA-fractie dat de NRA BES
juist grotere risico’s op witwassen in het Caribische gedeelte van Nederland constateert,
waarbij de omvang van het witwassen in veel gevallen wel kleiner is. De leden van
de CDA-fractie vragen hoe de regering dat ziet.
1.2. Achtergrond wetsvoorstel
Knelpunten in de praktijk
De leden van de VVD-fractie vragen welke bevoegdheden de Financial Intelligence Unit
(FIU) heeft als het gaat om de BES-eilanden (en de andere landen van het Koninkrijk).
Zijn die vergelijkbaar of identiek met de bevoegdheden in Nederland? Hoe komt het
dat er weinig sprake was van uitwisseling van informatie?
2. Inhoud wijzigingen
2.1. Risicogebaseerde benadering
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat poortwachters dezelfde risicogebaseerde
aanpak moeten volgen als poortwachters in Nederland. Betekent dit ook, zo vragen zij,
dat die risicoanalyse even gedetailleerd en diepgaand zal zijn? Hebben de poortwachters
de schaalvoordelen die nodig zijn om dat waar te maken? Hoe is invulling gegeven aan
de motie-Alkaya/Van der Linde (Kamerstuk 35 245, nr. 15)?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering naar de mate waarin en de manier
waarop de verplichting om gedragslijnen, procedures en maatregelen op te stellen geharmoniseerd
worden over verschillende instellingen heen. De eenvormigheid in de risicoprotocollen,
zo lijkt de memorie van toelichting op dit moment te suggereren, gaat immers pas gelden
als daadwerkelijke risico’s geïdentificeerd zijn; onduidelijk blijft of in de manier
waarop een instelling haar infrastructuur om risico’s in eerste instantie überhaupt
te identificeren geharmoniseerd wordt. Welke standaarden gelden op dit punt, zo vragen
de leden van de GroenLinks-fractie.
2.4. Uitbreiding reikwijdte
De leden van de VVD-fractie vragen waarop de ondergrens van 11.000 USD gebaseerd is.
Is overwogen om dit bedrag voor de BES-eilanden te verlagen vanwege het hogere risico
op witwassen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie constateren dat uit de NRA BES blijkt dat de kansspelsector
als grootste risico voor witwassen in de BES naar voren komt. Er zijn in de NRA BES
geen concrete signalen gegeven dat er op dit moment ook daadwerkelijk gebruik wordt
gemaakt van dit risico en dat daarom er geen aanleiding wordt gezien om wettelijke
maatregelen te nemen, zo lezen de leden van de CDA-fractie. De leden van de CDA-fractie
verbazen zich hierover, mede gelet op de ruim ontwikkelde kansspelindustrie op andere
– nabijgelegen – eilanden in het Caribisch gebied. Deze leden vragen de regering of
het niet verstandig is om een sector die als groot risico wordt aangewezen juist alvast
te laten vallen onder de reikwijdte van de Wwft BES, juist vóórdat er sprake is van
concrete signalen. De leden van de CDA-fractie wijzen daarbij op het bekende waterbedeffect
waarbij criminelen altijd nieuwe gebieden of sectoren vinden waar zij hun criminele
activiteiten kunnen ontplooien. In het licht van dit waterbedeffect vragen de leden
van de CDA-fractie waarom er niet preventief gekozen wordt om een sector met een hoog
risico te laten vallen onder de reikwijdte van de Wwft BES. Daarbij vragen deze leden
wat de nadelen zouden kunnen zijn van het uitbreiden van de reikwijdte naar ook de
kansspelsector.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat handelaren in bouwmaterialen verplicht
worden cliëntenonderzoek te verrichten. Zij vragen de regering of zij kan ingaan op
de rol die financiële instellingen spelen in deze verplichting voor handelaren. Zijn
instellingen in deze context ergens toe verplicht? Dienen zij handelaren bijvoorbeeld
te ondersteunen in hun onderzoek?
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie op welke manier een financiële
instelling geïnformeerd wordt over het gegeven dat een handelaar in bouwmaterialen
die klant is bij de desbetreffende instelling een cliëntenonderzoek uitvoert.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe is onderzocht of kansspelen op afstand
wel of niet een risico vormen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering waarom zij er niet voor kiest
kansspelen op afstand preventief onder de reikwijdte van de Wwft BES te laten vallen.
Het potentiële risico van deze activiteit is immers hoog.
Ook de leden van de SP-fractie vragen de regering waarom de kansspelsector niet opgenomen
is als risicosector voor witwassen. Is in het verleden niet regelmatig voorgekomen
dat de kansspelsector onderdeel was van criminele activiteiten? Zij vragen de regering
waarom deze expliciet niet gereguleerd wordt daar er genoeg signalen zijn van verwevenheid
met het criminele circuit en met de bredere financiële sector in Nederland. Voorts
vragen zij de regering wat de effecten van dit ontbreken van regulering zijn op de
online kansspelsector. Kan de regering met zekerheid zeggen dat deze zich niet in
ongewenste mate op deze plekken zal gaan vestigen en dat hier controle en veiligheidsrisico’s
optreden?
2.5. Politiek prominente personen
Kan de regering, zo vragen de leden van de VVD-fractie, haar eerste ervaringen delen
met de behandeling van politiek prominente personen (PEP’s) in Nederland? Deze leden
nemen waar dat PEP’s in toenemende mate worden geweigerd als klant, bijvoorbeeld door
kleinere financiële instellingen. Zij hebben hier eerder aandacht voor gevraagd. Dit
klemt omdat ook diplomaten en medewerkers van internationale organisaties worden aangemerkt
als politieke prominenten; de positie van het vestigingsklimaat staat dus ter discussie.
Ook de reikwijdte van het Nederlandse begrip van PEP’s – geen lokale politici en ex-politici,
wel een grote kring van familieleden, bestuurders van grote bedrijven en vrijwilligers
– zou in de ogen van deze leden een nadere discussie waard zijn. Hoe vertalen deze
waarnemingen in Nederland zich naar de situatie op de BES-eilanden? Is dit de reden
om het UBO-begrip in lagere regelgeving uit te werken?
De leden van de VVD-fractie lezen ook dat op advies van de Raad van State aan de definitie
van PEP is toegevoegd dat een persoon niet langer als PEP kwalificeert na ten minste
een jaar na beëindiging van de functie. Is het een overweging om personen in de laagrisicogroep
in te delen in een nieuwe categorie, zodat zij enerzijds niet uit het oog worden verloren
en anderzijds worden onderscheiden van de «echte» PEP’s? Hierbij zou een categorie
toegevoegd kunnen worden van «politically involved persons» (PIP) of «politically
affiliated persons» (PAP).
De leden van de CDA-fractie lezen dat onderhavig wetsvoorstel een wijziging beoogt
voor wat betreft de wijze waarop wordt vastgesteld dat iemand een PEP is. Eén van
de redenen hiervoor is het verhoogde risico op kwalijke conflicterende belangen bij
de politici in Caribisch Nederland, zo lezen de leden van de CDA-fractie. De leden
van de CDA-fractie vragen de regering hoe de voorgestelde wijze van vaststelling van
PEP’s in Caribisch Nederland zich verhoudt tot de wijze waarop dat gedaan moet worden
in het Europese deel van Nederland. Verder vragen de leden van de CDA-fractie of,
de redenatie van de regering volgend, raadsleden in Nederland ook een groter risico
lopen op kwalijk conflicterende belangen vanwege het parttime karakter van het raadslidmaatschap.
2.6. Versterking handhavinginstrumentarium toezichthoudende autoriteiten
De leden van de VVD-fractie lezen dat de verplichting om mee te werken aan een onderzoek
op basis van de Wwft BES wordt aangevuld met de mogelijkheid van een dwangsom of het
opleggen van een boete indien medewerking wordt geweigerd. Kan de regering aangeven
hoe hoog deze boete is en binnen welke termijn actie wordt ondernomen op het moment
dat er niet wordt betaald?
De leden van de VVD-fractie juichen toe dat toezichtautoriteiten gegevens of inlichtingen
kunnen verstrekken aan de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst
(FIOD), de Koninklijke Marechaussee, de Nationale Politie, het Meldpunt ongebruikelijke
transacties en het Openbaar Ministerie. Deze leden begrijpen dat deze deling van gegevens
in het voorstel is voorzien van concrete doelbinding, conform AVG-vereisten. Indien
aan meer partijen dezelfde informatie kan worden verstrekt kunnen deze partijen onderling
ook deze informatie uitwisselen, bespreken en analyseren. Deze leden vragen dan ook
of er een speciaal platform wordt opgezet dat aansluit bij een risicogebaseerde aanpak
met als doel de informatie-uitwisseling vertrouwelijk, veilig en efficiënt te laten
plaatsvinden.
2.7 Geheimhoudingsplicht notariaat en advocatuur
De leden van de D66-fractie vragen of er een inhoudelijk overleg met de Koninklijke
Notariële Beroepsorganisatie is geweest met betrekking tot het gegeven dat «voor zowel
de medewerkingsplicht als de meldplicht expliciet wordt opgenomen dat de geheimhoudingsplicht
van het notariaat die volgt uit hoofde van hun beroep niet geldt». Zo ja, wat is uit
dit overleg gebleken?
Terecht lezen de leden van de D66-fractie dat de vertrouwelijkheid tussen rechtszoekende
en advocaat een grondrecht is. Tegelijkertijd wordt ook gezegd dat men op dit moment
de mogelijkheden onderzoekt om de inrichting van het toezicht op het verbreken van
dit grondrecht af te stemmen waarbij gekeken wordt naar de verhouding tussen de geheimhoudingsplicht
en de Wwft. Wanneer is dit onderzoek gereed en worden advocaten ook bij dit onderzoek
betrokken?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering nader kan toelichten wat
de benodigde voorzieningen zijn in de toezichtssfeer om ook advocaten onder het bereik
van de Wwft BES te kunnen laten vallen. Deze leden vragen daarnaast op welke termijn
de regering verwacht meer duidelijkheid te kunnen geven aan de Kamer op dit punt.
Daarnaast vragen zij de regering of laatstgenoemde reeds een beeld kan schetsen van
de verwachte wijzigingen op dit punt. Is het bijvoorbeeld redelijkerwijs te verwachten
dat er op dit punt een wetswijziging noodzakelijk is, zo vragen deze leden.
2.8 Grensoverschrijdende geldtransporten
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering nader toe te lichten waarom
bij onbegeleid transport van liquide middelen gekozen wordt voor een kennisplicht
in plaats van een vorm van verplichting voor de afzender van de goederen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering nader in te gaan op de doeltreffendheid
en doelmatigheid (inclusief gewenste en ongewenste neveneffecten) van een verlaging
van het drempelbedrag voor vervoer contanten, in plaats van enkel een clausulering
met betrekking tot kennisgeving bij geldtransporten onder het drempelbedrag.
2.9 Definitie uiteindelijk belanghebbende (UBO)
De leden van de VVD-fractie vernemen graag in hoeverre het UBO-begrip overeen zal
komen met het Nederlandse begrip, in het bijzonder waar het gaat om stichtingen, verenigingen
en kerkgenootschappen.
4. Financiële gevolgen en administratieve lasten
De leden van de CDA-fractie signaleren dat FIU-Nederland volgens de Wwft BES-wetgeving
aangewezen is als enige dienst in Caribisch Nederland waar de dienstverleners hun
ongebruikelijke transacties dienen te melden. In hoeverre gaat dit wetsvoorstel leiden
tot een taakverzwaring van de werkzaamheden van de FIU en is hier budgettair in voorzien,
zo vragen de leden van de CDA-fractie.
4.3 Gevolgen voor de rijksbegroting
De leden van de VVD-fractie vragen meer onderbouwing van de stelling dat dit opgevangen
kan worden binnen de capaciteit van de relevante organisaties. Hoe verhoudt zich dit
tot eerdere signalen dat de organisaties te weinig capaciteit hebben om witwassen
goed te kunnen aanpakken?3
5. Consultatie
De leden van de CDA-fractie lezen in het advies van de Afdeling advisering van de
Raad van State (de Afdeling) dat de huidige wijzigingen vooral gericht zijn op de
compliance aan internationale afspraken, maar dat het van essentieel belang is dat
in de praktijk het stelsel ook effectief is. Daarbij stelt de Afdeling dat financiële
instellingen steeds minder actief zijn in het Caribisch gebied in het kader van hun
de-riskingbeleid. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of er meer uitgebreid
ingegaan kan worden op dit zeer reële risico. In hoeverre draagt de terugtrekkende
beweging die te constateren is bij de financiële instellingen bij tot een meer cash-based
samenleving, waarvan bekend is dat dergelijke samenlevingen een hoger risico kennen
op corruptie en witwassen, zo vragen de leden van de CDA-fractie. De leden van de
CDA-fractie vragen de regering in hoeverre zij beleid voert dat bevordert dat financiële
instellingen zich ook vestigen in het Caribisch gedeelte van Nederland.
In dit verband vragen de leden van de CDA-fractie aan de regering in hoeverre er op
de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba sprake is van zelfstandige financiële
instellingen, of dat banken, verzekeringsmaatschappijen en andere financiële instellingen
feitelijk filialen zijn van bedrijven die opereren vanuit andere landen in het Koninkrijk,
dan wel daarbuiten. Hoe verhouden bijvoorbeeld de bank(filial)en op Saba en Sint-Eustatius
zich tot de banken op Sint-Maarten: zijn dit niet veelal filialen van banken op Sint-Maarten,
zo vragen de leden van de CDA-fractie. Deze leden vragen ook wat dat betekent voor
de wetgeving waaronder deze instellingen vallen: de anti-witwaswetgeving op Sint-Maarten
of die van Nederland?
5.3 Reactie Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES
De leden van de CDA-fractie maken uit de reactie van de Commissie toezicht bescherming
persoonsgegevens BES (Cbp BES) niet op dat de Commissie groot voorstander is van de
voorgestelde wijzigingen. In hoeverre is de regering in gesprek geweest met de Commissie
om bezwaren van de Commissie weg te nemen, al dan niet door wijzigingen aan te brengen
in het wetsvoorstel, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
De leden van de D66-fractie vragen of de kanttekeningen van het Cbp BES met betrekking
tot «de uitbreiding van de groep dienstverleners, de term redelijke maatregelen, de
rechtvaardiging van de bevoegdheden om gegevens uit te wisselen en het «algehele gevoel
van controle» dat de wijziging probeert te creëren» alsnog worden meegenomen in het
wetsvoorstel. Terwijl de noodzaak om de groep aanbieders van kansspelen in de Wwft
BES op te nemen wordt onderbouwd in de rapporten NRA BES en het Veiligheidsbeeld BES
is namelijk besloten de uitbreiding naar de groep kansspelaanbieders niet mee te nemen.
Waarom?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het Cbp BES aangeeft dat toewijzing van
een type zakelijke relatie of dienstverlening als vormend een hoog risico, een inbreuk
vormt op de persoonlijke levenssfeer van de cliënt. Dit kan volgens het Cbp BES daarom
niet in een ministeriële regeling geregeld worden. De regering stelt dat een ministeriële
regeling wel van toepassing is omdat dergelijke aanwijzing van technische aard is.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat bedoeld wordt met «technische aard»
en vragen om een toelichting waarom een aanwijzing die inbreuk vormt op de persoonlijke
levenssfeer gezien wordt als een beslissing van «technische aard». Deze leden verzoeken
de regering in het licht van deze vragen bovendien nader toe te lichten waarom een
ministeriële regeling op dit punt volstaat.
De leden van de SP-fractie vragen de regering welke extra mogelijkheden de FIU nu
dan met betrekking tot informatie-uitwisseling krijgt. Zij vragen ook hoe dat zich
verhoudt met de mogelijkheden hier. Voorts vragen zij de regering hoe zij gaat toezien
op de juiste behandeling van deze persoonsgegevens en de uitwisseling hiervan tussen
de BES-eilanden en de toezichthoudende instellingen in Nederland, aangezien de AVG
niet van toepassing is op de BES-eilanden.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1.14 sub Y en Z
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de boete bij besluit geregeld wordt en niet
vastgelegd wordt in de wet.
OVERIG
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland in 2021 door de FATF wordt geëvalueerd,
waarbij ook Caribisch Nederland wordt meegenomen. Deze leden denken dat de evaluatie
met de wijzigingen van de Wwft BES te vroeg zal worden uitgevoerd om iets over de
effectiviteit van de wet te kunnen zeggen. In hoeverre is het mogelijk om de evaluatie
van de Wwft BES in 2022 te laten plaatsvinden? Daarnaast zijn deze leden benieuwd
hoe de regering deze wet gaat evalueren en welke criteria hierbij van toepassing zijn.
Kan de regering een overzicht geven van de toetsingscriteria?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.