Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ouwehand, Wassenberg en Van Esch over een alomvattend aanvalsplan om het risico op toekomstige overspringende zoönotische infectieziekten drastisch te verkleinen
Vragen van de leden Ouwehand, Wassenberg en Van Esch (allen PvdD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Justitie en Veiligheid over een alomvattend aanvalsplan om het risico op toekomstige overspringende zoönotische infectieziekten drastisch te verkleinen (ingezonden 14 april 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en van Minister
Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 4 juni 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2019–2020, nr. 2600.
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat circa 75 procent van alle in het afgelopen decennium opkomende
infectieziekten in mensen zoönotisch zijn, dat wil zeggen dat ze worden overgedragen
van dieren op mensen?1
Antwoord 1
Er zijn diverse kwantitatieve analyses uitgevoerd waarbij de inschatting is dat het
gaat om een percentage tussen de 60 en de 75 procent.
Vraag 2
Erkent u dat elk van de volgende recente grote infectieziekte-uitbraken een zoönose
was: SARS, MERS, Q-koorts, de Mexicaanse griep, ebola, corona en zika?
Antwoord 2
De introductie van elk van deze infectieziekten heeft vanuit een dierreservoir plaatsgevonden.
De belangrijkste stuwende kracht van de uitbraken van SARS, COVID-19, Ebola en Mexicaanse
griep was een overdracht van mens tot mens.
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat de bovenstaande uitbraken in totaal wereldwijd tot zeker 260.000
vroegtijdige sterfgevallen hebben geleid?
Antwoord 3
Wij kunnen deze inschatting van het aantal sterfgevallen bevestigen.
Vraag 4
Tot hoeveel economische schade hebben bovenstaande uitbraken naar schatting geleid?
Antwoord 4
Het inschatten van de totale economische schade van deze uitbraken is complex. Bovendien
zijn de virusuitbraken onderling lastig vergelijkbaar.
Voor de coronacrisis geldt dat duidelijk is dat deze grote gevolgen gaat hebben voor
de Nederlandse economie. De omvang hiervan is echter nog zeer onzeker.
Daarnaast verschilt de economische schade per genoemde uitbraak, omdat de uitbraken
verschillen in duur en verspreiding. Het SARS-virus kende bijvoorbeeld een zeer beperkte
regionale verspreiding, waardoor de wereldwijde impact beperkt was. Verder vonden
de uitbraken plaats in verschillende periodes. Economieën zijn nu bijvoorbeeld sterker
internationaal verbonden dan in 2003, ten tijde van de uitbraak van het SARS-virus,
waardoor de impact van een uitbraak nu groter is. Onderstaande tabel probeert desondanks
op basis van verschillende bronnen een overzicht te bieden van de economische effecten
van de genoemde uitbraken.
Ziekte
Periode
Locatie
Bron
Geschat effect
SARS
2002/2003
China, Hongkong, Singapore, Taiwan
Wereldbank (2008)
China: USD 14,8 mld. (0,4% bbp-krimp in 2003). Hongkong en Singapore beide 1,1% bbp-verlies
in 2003. Taiwan: 0,6–0,7% bbp-krimp. Wereldwijd verlies geschat op USD 54 mld.
MERS
2012–2016
Midden-Oosten en Zuid-Korea
WHO (2019) en Nomura (2015)
USD 12 mld. 0,3%-punt bbp-krimp in Zuid-Korea (2,2% i.p.v. 2,5% groei) in 2015.
Q-koorts
2007–2009
Nederland
SEO economisch onderzoek (2011)
De totale schade is naar schatting EUR 161–336 mln. van 2007–2010. O.a.:
Verlies kwaliteit van leven (EUR 67–145 mln.).
Ziekteverzuim (EUR 12,5–96,5 mln.).
Mexicaanse griep
2009/2010
Pandemie
Kamerstuk 22 894, nr. 308 (2011)
De aanpak kostte Nederland EUR 340 mln. van 2009–2011.
Ebola
2014
West-Afrika
Wereldbank (2014)
USD 2.2 mld. bbp-verlies in 2015 in Guinea (bbp-groeiverwachting gedaald met 3,9%-punt,
van 4.0% naar 0,1%, in 2015) Liberia (bbp-groei daalde van 8,7% in 2013 naar 0,7%
in 2014) en Sierra Leone (–21,5% bbp-groei in 2015).
Zika
2015/2016
Latijns-Amerika en het Caribisch gebied
Wereldbank (2016)
USD 3,5 mld. in 2016 (0,06% bbp) in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied.
Corona
2019/2020
Pandemie
CPB (2020)
IMF (2020)
Verwachte bbp-krimp in Nederland 1,2–7,7% in 2020.
Verwacht 3% bbp-krimp wereldwijd en 7,5% bbp-krimp in Nederland in 2020.
Vraag 5
Erkent u dat wetenschappers, waaronder de meest vooraanstaande virologen, en de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) al jaren waarschuwen dat epidemische uitbraken van zoönotische infectieziekten
de afgelopen jaren zijn toegenomen, en dat het wachten was op de volgende ontwrichtende
pandemie?2, 3, 4, 5, 6
Antwoord 5
Ja. We zijn ons in Nederland bewust van de risico’s en zorgen ervoor dat de kans op
dierziekten, waaronder zoönosen, zo klein mogelijk is. Zo werken overheid, sectoren
en veterinaire zorg in Nederland goed samen om dierziekten te voorkomen, snel te ontdekken,
te beheersen of te bestrijden. In 2011 is in Nederland de zogenaamde zoönosestructuur
ingericht om ervoor te zorgen dat de humane en veterinaire gezondheidsorganisaties,
waaronder de Ministeries van VWS en LNV, goed met elkaar samenwerken (https://www.onehealth.nl/over-one-health/zoonosenstructuur). Zoönotische signalen worden beoordeeld en indien nodig wordt er opgeschaald. Deze
manier van werken wordt internationaal uitgedragen, bijvoorbeeld via het One Health-project
(COHESIVE) en de Global Health Security Agenda, om andere landen te ondersteunen zich
voor te bereiden op opkomende zoönosen.
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat de milieuorganisatie van de Verenigde Naties (UNEP) waarschuwt
dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen vergroot wordt
door de grootschalige en intensieve veehouderij?7
Antwoord 6
In het door u aangehaalde artikel wordt gesteld dat productiedieren een zogenaamde
epidemiologische brugfunctie kunnen vervullen bij het overspringen van infecties van
wilde dieren naar de mens.
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op het overspringen van ziektes
van dieren op mensen vergroot wordt door ontbossing en menselijke activiteiten in
ecosystemen, vanwege het daarmee vergrote contact tussen mensen en in het wild levende
dieren?
Antwoord 7
Ja, in het UNEP Frontiers rapport uit 2016 werd gesteld dat verandering van landgebruik
in het verleden de belangrijkste risicofactor was voor het kunnen overdragen van infectieziekten
van dier op mens. In het officiële persbericht over COVID 19 wordt door de Executive
Secretary van UNEP aangegeven dat door het degraderen van de ecosystemen en menselijke
inbreuk op de natuur, wij als mensen de gezondheid in gevaar brengen.
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat de illegale handel in wilde dieren het
risico op de uitbraak van zoönosen vergroot?
Antwoord 8
Veel factoren zijn van invloed op de problematiek van zoönosen. In het twitterbericht
van UNEP van 1 april jl. wordt illegale en ongereguleerde handel in wilde dieren als
een factor genoemd, naast andere factoren als veranderingen in landgebruik, intensieve
landbouw en klimaatsverandering. Er wordt verwezen naar het UNEP frontiers rapport
uit 2016. In dat rapport in het hoofdstuk «Zoonoses» (pag. 18–27) wordt echter de
illegale handel niet genoemd. Er wordt daarin wel aangegeven dat steeds meer dieren
worden gehouden door steeds meer mensen en er daardoor meer mogelijkheden van overdracht
ontstaan. Ook stelt UNEP in het rapport dat directe overdracht van wilde dieren naar
mensen zelden voorkomt, maar dat gedomesticeerde dieren daarin een brugfunctie kunnen
vervullen.
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op zoönotische uitbraken
vergroot wordt door het gebruik van antibiotica in de veehouderij, waardoor resistente
bacteriën gemakkelijker kunnen ontstaan?
Antwoord 9
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8, zijn er vele factoren die van invloed
zijn op de problematiek van zoönosen. Een infectieziekte die van dier op mens overgaat
kan ook een resistente bacterie betreffen. Antibioticaresistentie is een bedreiging
voor de gezondheid van mens en dier. Daarom wordt in binnen- en buitenland al jaren
ingezet op verlaging van het antibioticumgebruik, humaan en veterinair. Dit is een
effectieve manier om vermindering van antibioticaresistentie te bereiken.
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op nieuwe zoönotische ziekte-uitbraken
vergroot wordt door de klimaatverandering?
Antwoord 10
Ja, dat kunnen wij bevestigen.
Vraag 11
Erkent u dat zowel hoog- als laagpathogene vogelgriepvirussen van dieren op mensen
overgedragen kunnen worden?
Antwoord 11
Sommige laag- en hoogpathogene typen van het vogelgriepvirus kunnen op mensen worden
overgedragen.
Vraag 12
Kunt u bevestigen dat de mortaliteit van het vogelgriepvirus H5N1 onder mensen 60%
is?8
Antwoord 12
Sommige bronnen, zoals de WHO, vermelden een mortaliteit in de groep geïnfecteerden
van 60%. Andere melden dat de mortaliteit niet goed te bepalen is, omdat niet alle
gevallen gediagnostiseerd worden en er mogelijk ook H5N1-infecties subklinisch (zonder
ziekteverschijnselen) verlopen.
Vraag 13
Erkent u dat wetenschappers van het Erasmus MC hebben aangetoond dat het vogelgriepvirus
H5N1 met vijf mutaties zó veranderd kan zijn dat het gemakkelijk overdraagbaar is
van mens op mens? Hoeveel mutaties zijn daarvoor nodig bij andere hoog-pathogene vogelgriepvirussen?
Antwoord 13
Wetenschappers van het Erasmus MC hebben aangetoond dat het H5N1 vogelgriepvirus met
vijf mutaties overdraagbaar werd tussen fretten. Zij stelden dat het onwaarschijnlijk
was dat dit virus tussen mensen zou verspreiden. Hoeveel mutaties nodig zijn bij andere
hoog-pathogene vogelgriepvirussen is niet bekend, maar dezelfde onderzoekers lieten
in een tweede publicatie zien dat de kans op het ontstaan van mens-overdraagbare varianten
van hoog-pathogene vogelgriepvirussen in de natuur bijzonder klein is.
Vraag 14
Kunt u bevestigen dat griepvirussen, dus ook het vogelgriepvirus, van zichzelf een
relatief hoge mutatiesnelheid hebben?
Antwoord 14
Vogelgriepvirussen hebben een hoge mutatiesnelheid, net zoals de meeste RNA-virussen
(Ribo Nucleic Acid, ribonucleïnezuur).
Vraag 15
Kunt u bevestigen dat de uitbraak van de Mexicaanse griep in 2009 veroorzaakt werd
door mutaties in de varkensgriep in Noord-Amerika, en het heen en weer springen van
het virus tussen mens en dier waardoor het virus zó veranderde dat het resistent was
voor menselijke antistoffen, waardoor vele mensen ziek werken en overleden? Zo nee,
waardoor werd de uitbraak dan veroorzaakt?
Antwoord 15
De precieze herkomst van het H1N1 Influenza A-virus, dat in 2009 voor het eerst in
Mexico werd aangetroffen, is onbekend. Het virus bevatte naast kenmerken van varkensgriepvirussen
ook kenmerken van humane griep- en vogelgriepvirussen. Een direct verband met een
varken is echter niet aangetoond. De meeste landen, waaronder Nederland, gebruiken
de term «varkensgriep» daarom niet, omdat er geen eenduidig verband is aangetoond
met varkens. Er zijn geen aanwijzingen dat het virus resistent is geworden tegen antistoffen.
Het RIVM beschouwt deze griepepidemie nu als een «normale» griep veroorzaakt door
Influenza A H1N1.
Vraag 16
Erkent u dat varkens besmet kunnen worden door varkensgriepvirussen, vogelgriepvirussen
en humane virussen en dat deze besmettingen tegelijk in één dier kunnen plaatsvinden?
Antwoord 16
Van varkens is bekend dat ze gevoelig zijn voor influenza A-virusstammen, ook voor
aviaire en humane influenzastammen. Het is niet uit te sluiten dat een besmetting
met influenzavirussen van verschillende herkomst op één moment plaats vindt, maar
de kans daarop is heel klein. Spreiding tussen varkens van andere influenzastammen
dan typische varkensinfluenza-isolaten wordt door het European Centre for Disease
Prevention and Control (ECDC) beschouwd als een zelden optredend fenomeen.
Vraag 17
Erkent u dat virussen daarom in varkens gemakkelijk kunnen muteren en evolueren, waardoor
varkens als «mixing vessels» (mengvaten) voor virussen kunnen worden beschouwd?
Antwoord 17
Niet alle virussen die bij varkens voorkomen muteren snel en vaak. Influenza A-virusstammen
zijn bekend om de antigene drift, het telkens veranderen van de genetische opmaak.
Dit gebeurt bij alle influenza A stammen, ook die van de mens en bij vogels. ECDC
geeft aan dat de verandering van Influenza A stammen van varkens minder vaak optreedt
dan bij Influenza A stammen bij mensen. Als een varken op hetzelfde moment besmet
wordt met verschillende influenza A stammen zou er re-assortment (uitwisseling van
erfelijk materiaal tussen deze stammen in het varken) kunnen optreden. De kans dat
een varken op een en hetzelfde moment wordt besmet is zeer klein en daarmee dus de
kans dat er een nieuw virus ontstaat. Het is niet te voorspellen of dit gebeurt, wanneer
en wat dit betekent voor de humane gezondheid.
Vraag 18
Kunt u bevestigen dat er tussen 2014 en 2018 20 uitbraken waren van hoog-pathogene
vogelgriep bij Nederlandse pluimveehouderijen? Hoeveel uitbraken waren er in 2019?
Antwoord 18
Er waren van 2014 tot en met 2018 20 uitbraken van hoog-pathogene vogelgriep bij pluimveebedrijven
in Nederland. In 2019 waren er geen uitbraken in Nederland.
Vraag 19
Kunt u bevestigen dat in 2019 in het reguliere vogelgriep monitoringsprogramma 20
Nederlandse pluimveehouderijen positief getest zijn op laag-pathogene vogelgriep?
Antwoord 19
Er werden in 2019 op 48 bedrijven antistoffen tegen LPAI-virussen aangetoond, waarvan
in twee gevallen antistoffen tegen een H5-virus en eenmaal tegen een H7-virus. Alleen
de H5- en H7-typen zijn bestrijdingsplichtig. De overige 45 waren andere, niet-bestrijdingsplichtige
typen van het vogelgriepvirus. Deze bevindingen komen deels uit het reguliere monitoringprogramma
en deels uit de zogenaamde early warning meldingen.
Vraag 20
Kunt u bevestigen dat hoog-pathogene vogelgriep in de eerste maanden van 2020 is opgedoken
in Polen, Slowakije, Hongarije, Roemenië, Tsjechië, Bulgarije en Duitsland, waarbij
in het geval van Duitsland vogelgriep is vastgesteld op 45 kilometer van de Nederlandse
grens?
Antwoord 20
Ja. De eerste meldingen van hoog-pathogene vogelgriep kwamen eind 2019 uit Polen.
Hierna zijn ook uitbraken gemeld uit de andere Europese lidstaten en landen.
Vraag 21
Erkent u dat door het gericht fokken van dieren in de veehouderij op bepaalde commercieel
gewenste eigenschappen (zoals snelle groei) de genetische diversiteit van de dieren
in de afgelopen decennia sterk is afgenomen?
Antwoord 21
Commerciële fokprogramma’s zijn gericht op genetische verbetering van de gewenste
fokdoelkenmerken, maar duurzame fokprogramma’s moeten zich tegelijkertijd ook richten
op het lange termijn behoud van genetische diversiteit binnen de fokpopulatie. Fokkerij-organisaties
proberen in het algemeen de inteelttoename en daarmee het verlies van genetische diversiteit
beperkt te houden. Monitoring van de impact van fokkerij strategieën en van selectie
is belangrijk. In de Nederlandse veehouderij worden op kleine schaal ook dieren van
zeldzame rassen gehouden. In kleine populaties van zeldzame rassen is genetische drift
(toeval) ook vaak een oorzaak van verlies van genetische diversiteit binnen de populatie.
Vraag 22
Erkent u dat door het fokken van dieren in de veehouderij op bepaalde eigenschappen
(zoals snelle groei) het afweersysteem tegen ziektes gemiddeld gezien slechter is
geworden in de afgelopen decennia?9
Antwoord 22
Die stelling kunnen wij niet onderschrijven. Er is geen bewijs dat er nu meer infectieziekten
bij landbouwhuisdieren voorkomen dan een aantal decennia geleden of dat dieren nu
gevoeliger zijn voor infectieziekten. Of er ziekte optreedt hangt van heel veel factoren
af, zoals hygiëne, bedrijfsvoering en huisvesting, en hangt niet alleen samen met
het afweersysteem van het dier.
Vraag 23
Ziet u de erfelijke versmalling en het verminderde afweersysteem als serieuze risico’s
voor het ontstaan van nieuwe zoönotische mutaties en de verspreiding daarvan?
Antwoord 23
De relatie tussen fokkerij en gevoeligheid van dieren voor ziekten is zeer complex.
Er zijn verschillende factoren van invloed op de gevoeligheid voor dierziekten, en
erfelijke eigenschappen van een dier kunnen daarbij een rol spelen.
Vraag 24
Kunt u bevestigen dat Nederland het meest veedichte land ter wereld is, met het hoogste
aantal kippen en varkens per vierkante kilometer in vergelijking met andere landen?
Zo nee, waarom niet?10, 11, 12
Antwoord 24
Ja. Nederland heeft door zijn beperkte oppervlakte een hoge veedichtheid, vooral in
Zuidoost Nederland. In andere Europese landen is de veehouderij geconcentreerd in
regio’s met een veedichtheid die vergelijkbaar is met de veedichtheid in Zuidoost
Nederland. Het gaat hier om Vlaanderen, het westen van Niedersachsen (Duitsland),
Bretagne (Frankrijk) en de Po-vlakte (Italië).
Vraag 25
Kunt u bevestigen dat onderzoekers virussen hebben gevonden bij schubdieren die lijken
op Covid-19 en dat er sterke aanwijzingen zijn dat het schubdier als tussenschakel
heeft gediend bij de overdracht van Covid-19 op de mens?13
Antwoord 25
In een recente publicatie in Nature hebben Chinese onderzoekers melding gemaakt van
de vondst van SARS-CoV-2-gerelateerde coronavirussen in een Javaans schubdier (Manis
javanica). Volgens de onderzoekers suggereert deze bevinding dat schubdieren mogelijk
gastheer zijn van nieuwe coronavirussen. Van deze soort is bekend dat zij coronavirussen
bij zich kunnen dragen, maar daarmee is nog niet bewezen dat een schubdier bij aanvang
van de huidige pandemie van SARS CoV-2 een brugfunctie heeft vervuld.
Vraag 26
Kunt u bevestigen dat juist het schubdier een van de meest verhandelde wilde zoogdieren
is?14
Antwoord 26
Het schubdier, ook wel pangolin genoemd, heeft de hoogste beschermingsstatus binnen
CITES: de commerciële handel is internationaal verboden. Er zijn Afrikaanse en Aziatische
soorten. De instandhouding van deze soorten in het wild wordt ernstig bedreigd door
stroperij en illegale handel. Internationaal worden grote hoeveelheden schubben van
Afrikaanse soorten gesmokkeld naar Azië.15
Vraag 27
Erkent u dat Nederland een belangrijke rol kan spelen in het voorkomen van de uitbraak
van toekomstige infectieziekten door de legale en illegale handel in wilde dieren,
zowel op internationaal als nationaal vlak, te bestrijden?
Antwoord 27
De manier waarop we met wilde dieren omgaan, en ook de wijze waarop we met de natuur
omgaan en het verlies van biodiversiteit in de wereld zijn van invloed op de problematiek
van zoönosen. Zoals aangegeven in de reactie op motie van het lid van Esch (PvdD)
(zie Kamerstukken 25 295, nr. 87 en 25 295, nr. 200) zal indien er signalen zijn dat de internationale handel in (wilde) dieren bij de
verspreiding van een zoönose een rol speelt, Nederland dit Europees aankaarten; er
is een bestaand Europees juridisch kader om importmaatregelen te treffen ten behoeve
van de dier- of volksgezondheid, als dat nodig en proportioneel is.
Zoals toegezegd in bovengenoemde brief zal de Chief Veterinary Officer het onderwerp
inzake handel in wilde dieren als mogelijke bron van nieuwe infectieziekten bespreken
met haar Europese collega’s.
Ten algemene is illegale handel in beschermde diersoorten een bedreiging van de biodiversiteit
en onacceptabel. Hierop wordt blijvend gehandhaafd in nauwe samenwerking met Europese
en internationale partners.
Vraag 28
Bent u bereid zich hiervoor met spoed in te zetten in internationaal (Convention on
International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES) en WHO)
en EU-verband?
Antwoord 28
Zoals in het antwoord op vraag 27 verwoord, zet de Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit zich hier vooral in Europees verband voor in. Dit staat los van het
CITES-verdrag. Het CITES-verdrag ziet toe op de bescherming van de mondiale biodiversiteit
en de rol die internationale handel daarin speelt, en niet op de volksgezondheid.
Vraag 29
Waarom is het nog altijd toegestaan om wilde en exotische dieren te verhandelen op
beurzen en markten in Nederland, terwijl wetenschappers waarschuwen dat «markten met
levende dieren een broeihaard van ziektes» zijn? Bent u bereid deze markten in het
kader van de preventie van de verspreiding van zoönosen per direct te verbieden? Zo
nee, waarom niet?16, 17
Antwoord 29
In Nederland zijn beurzen en markten van dieren onder voorwaarden toegestaan voor
de verkoop van dieren van legale herkomst. Het gaat dan veelal om gefokte dieren.
De algemene voorwaarden staan beschreven in het Besluit houders van dieren. Eén van
de algemene regels is dat alle dieren worden gezien en gecontroleerd door een dierenarts
voordat de dieren worden toegelaten tot de beurs of markt. Voor sommige diersoorten/-groepen
gelden aanvullende regels of zijn markten geheel verboden met het oog op bijvoorbeeld
vogelgriep.
Op 1 april 2021 treedt de Europese diergezondheidsverordening in werking. In de uitwerking
van deze verordening zijn de regels rondom de intracommunautaire deelname van dieren
aan tentoonstellingen wat aangescherpt. In het kader van de nationale implementatie
van deze verordening wordt gekeken naar regels rondom tentoonstellingen en beurzen.
Het risico op zoönosen wordt daarbij meegenomen.
Omdat mens tot mens overdracht de stuwende kracht van de epidemie is, zijn evenementen
zoals beurzen en markten in elk geval tot 1 september verboden. Of er aanvullende
maatregelen nodig zijn, zal worden bezien.
Vraag 30
Kunt u bevestigen dat Rotterdam en Schiphol belangrijke doorvoerhavens zijn voor de
handel in wilde dieren, en dat Nederland daarmee een mogelijke schakel is in de verspreiding
van zoönosen? Zo nee, bent u bereid daar nader onderzoek naar te doen verrichten?18
Antwoord 30
Nederland is met de haven van Rotterdam en Schiphol een belangrijk invoer- en doorvoerland
in algemene zin. De handel in levende zoogdiersoorten die beschermd worden onder het
CITES-verdrag betreft voor het grootste deel gefokte of gekweekte specimen. Er is
geen signaal dat Nederland op deze wijze een mogelijke schakel is in de verspreiding
van zoönosen. De Minister van LNV ziet nu dan ook geen aanleiding om hier verder onderzoek
naar te doen. Als er risico’s zijn met betrekking tot de verspreiding van een zoönose
worden er Europees of internationaal maatregelen genomen door de daartoe bevoegde
gremia. Zo geldt bijvoorbeeld een importverbod voor (uit het wild afkomstige) vogels
in verband met de mogelijke verspreiding van vogelgriep.
Vraag 31
Kunt u bevestigen dat Interpol al geruime tijd aandacht vraagt voor het gebrek aan
capaciteit voor het opsporen van de handel in wilde dieren?19
Antwoord 31
In het aangehaalde artikel uit 2016 vraagt Europol aandacht voor de prioritering.
Nederland werkt samen met de Europese partners op het gebied van het opsporen van
de illegale handel in bedreigde dieren. Dit gebeurt onder meer op grond van het EU Action Plan against Wildlife Trafficking.20 Ook participeert Nederland actief in het door Europol gecoördineerde EMPACT21/Envi-crime-programma op het gebied van wildlife-criminaliteit, bijvoorbeeld in de
actie gericht op de aanpak van cybercrime. Daarnaast werkt Nederland breder internationaal
samen, zoals tijdens de Interpolactie Thunderball in 201922, maar ook bilateraal bij strafrechtelijke onderzoeken.
Vraag 32
Erkent u dat door het gebrek aan opsporingscapaciteit dat wat er van de handel in
wilde dieren die op dit moment wél onderschept wordt, slechts het topje van de ijsberg
vormt?
Antwoord 32
Opsporingscapaciteit staat altijd onder druk en is onderhevig aan zorgvuldige prioritering
Voor de vervolging geldt dat in 2005 het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie
is opgericht voor de aanpak van onder andere wildlife crime. Nederland neemt een groot aantal zendingen van illegaal verhandelde dieren in beslag
(top 5 EU-lidstaten).23 Blijvende inzet en samenwerking is van belang. We hebben niet het beeld dat dit slechts
een klein percentage is van de daadwerkelijke illegale handel. De totale omvang van
illegale handel is nooit met zekerheid vast te stellen, waardoor het exacte aandeel
niet is te bepalen. Mondiaal is er nog zeker een wereld te winnen en is capaciteitsopbouw
en de aanpak van corruptie cruciaal.
Vraag 33
Deelt u derhalve de mening dat zowel Nederland als Europa meer prioriteit moet geven
aan het bestrijden van de handel in wilde dieren en dat er in Nederland meer kennis
en capaciteit op het gebied van toezicht en handhaving moet komen? Bent u bereid hier
snel werk van te maken? Zo ja, hoe en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 33
«Wilde dieren» is een breed begrip waar allerlei Europese en internationale regels
voor gelden. Als het gaat om de internationale handel in beschermde of bedreigde diersoorten
wordt deze gereguleerd door het CITES-verdrag. Illegale handel wordt bestreden. Daartoe
wordt nationaal, Europees en internationaal nauw samengewerkt. Nederland committeert
zich ook aan het EU Action Plan against Wildlife Trafficking. Kennis van soorten, regels en bijvoorbeeld illegale routes is cruciaal en moet ook
op peil blijven. Door alle Nederlandse ketenpartners wordt daarop ingezet, waarbij
ook veel kennis Europees en internationaal wordt gedeeld. De capaciteit moet ook goed
op elkaar worden afgestemd om ook adequaat samen op te kunnen trekken, ieder vanuit
zijn eigen rol. Dit wordt periodiek bekeken. Zoals ook al eerder aan uw Kamer gemeld
in reactie op de motie van het lid van Esch (PvdD) (Kamerstukken 25 295, nr. 89 en 25 295, nr. 200), is er geen aanleiding om handhaving of toezicht naar aanleiding van de corona-uitbraak
nu te intensiveren.
Vraag 34
Erkent u dat CITES-vergunningen waarmee gecontroleerd wordt of de dieren gefokt of
uit het wild gevangen zijn, in de praktijk zeer eenvoudig te vervalsen zijn?24
Antwoord 34
In algemene zin is het helaas zo dat allerlei soorten documenten kunnen en worden
vervalst. Dit komt ook bij CITES-documenten voor. Om dergelijke illegale praktijken
te ondervangen worden tal van voorzorgsmaatregelen genomen. Om fraude verder terug
te dringen wordt er in CITES en Europees verband gewerkt aan het opzetten van e-permitting. Het gaat nog wel tijd kosten om dit mondiaal in te voeren.
Vraag 35
Deelt u de mening dat ook de handel in gefokte dieren verboden moet worden om de bestrijding
van de handel effectiever en efficiënter te maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 35
Indien het gaat om de bestrijding van illegale handel, helpt een verbod op handel
in gefokte dieren niet. Als het gaat om de geoorloofde handel in bedreigde/beschermde
diersoorten die onder het CITES-verdrag vallen, geldt dat de handel in gekweekte of
gefokte dieren de wilde populaties ontziet. Vanuit biodiversiteitsoogpunt is dit belangrijk.
Hierdoor wordt een duurzame handel bewerkstelligd, welke in CITES-verband wordt gecontroleerd
en gemonitord. De Minister van LNV ziet daarom geen aanleiding voor een verbod op
de handel in gefokte dieren.
Vraag 36
Erkent u dat er ook via internet en het dark web veelvuldig legaal en illegaal wilde
dieren worden verhandeld? Zo nee, bent u bereid daar nader onderzoek naar in te stellen?25
Antwoord 36
Ja, internet is een kanaal waarlangs dieren te koop worden aangeboden, legaal en illegaal.
Ook het dark web wordt incidenteel hiervoor gebruikt. Hierop wordt risicogericht gehandhaafd.
Vraag 37
Hoe is het mogelijk dat in Nederland veel wilde, exotische dieren nog altijd als huisdier
gehouden mogen worden?
Antwoord 37
Beschermde dieren afkomstig uit het wild in Nederland (EU) mogen niet worden gehouden
als huisdieren. Ook is het verboden om grote katachtigen en primaten in Nederland
te houden, alsmede diersoorten die op de Unielijst voor zorgwekkende invasieve uitheemse
soorten staan. Voor beschermde uitheemse soorten gelden er onder het CITES-verdrag
strenge regels over welke diersoorten wel of niet verhandeld mogen worden. Voor diersoorten,
waarvoor geen verbod geldt om deze te houden, gelden er regels die als doel hebben
de dieren te beschermen. Zo gelden er bijvoorbeeld regels voor het houden en verzorgen
van (landbouw)huisdieren.
Vraag 38
Erkent u dat een positieflijst voor zoogdieren, reptielen en vogels veel zou bijdragen
aan het bestrijden van het houden van wilde dieren in Nederland? Wanneer kunnen we
dergelijke positieflijsten verwachten?
Antwoord 38
Positieflijsten voor zoogdieren, reptielen en vogels worden opgesteld met het oog
op dierenwelzijn en gevaar voor de mens. Een lijst van alle, in Nederland gehouden
diersoorten wordt beoordeeld aan de hand van risicofactoren voor dierenwelzijn en
gevaar voor de mens (letsel- en zoönoserisico). Deze lijst bevat zowel gedomesticeerde
als uit het wild afkomstige diersoorten, die niet verboden zijn om in Nederland te
houden (zie het antwoord op vraag 37). Positieflijsten zorgen ervoor dat het helder
wordt welke diersoorten geen gevaar voor de mens opleveren en wat de welzijnsrisico’s
zijn bij het houden van verschillende diersoorten. Nadat een positieflijst is vastgesteld,
is het niet langer toegestaan bepaalde diersoorten te houden die nu in Nederland worden
gehouden.
De Minister van LNV is gestart met het opstellen van een positieflijst voor zoogdieren.
Zij verwacht een conceptlijst aan het einde van het jaar te kunnen consulteren op
internetconsultatie.nl. De lijsten voor vogels, reptielen en amfibieën volgen later.
Vraag 39
Kunt u bevestigen dat de mens tegenwoordig wereldwijd ook meer contact met wilde dieren
heeft dan vroeger, vanwege de toenemende ontwikkeling van economische activiteiten
zoals landbouw, houtkap, mijnbouw, en aanleg van infrastructuur, dorpen en steden
in natuurgebieden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 39
Het is aangetoond dat meer diersoorten en populaties, die voorheen afgezonderd van
mensen leefden, door de verstoring en vernietiging van habitats en ecosystemen nu
wel in contact komen met de mens. Het kan overigens niet gezegd worden dat de mens
gemiddeld meer contacten heeft met wilde dieren. Door toenemende urbanisatie neemt
het aantal mensen dat in nauw contact staat met de natuur eerder af.
Vraag 40
Onderschrijft u het wetenschappelijke feit dat voor virussen die aanvankelijk alleen
in het (wilde) dierenrijk circuleren, er geen groepsimmuniteit voor mensen is opgebouwd
en dat daarom juist dit soort virussen zeer gevaarlijk voor mensen zijn wanneer deze
virussen van dieren op mensen overspringen?26
Antwoord 40
Virussen die via het dierenrijk bij de mens terecht komen kunnen een probleem vormen
voor de gezondheid van individuele mensen. Zo’n virus is nieuw voor mensen en hierdoor
kan de weerstand van mensen voor dit specifieke virus minder zijn. In de meeste gevallen
gaat het om een eenmalige overdracht van dier naar mens en speelt het feit dat er
geen groepsimmuniteit is geen rol. In uitzonderlijke gevallen, zoals nu bij SARS-CoV-2,
kan het virus zich efficiënt verder verspreiden van mens tot mens. Dit is een gevaar
voor de volksgezondheid.
Vraag 41
Erkent u dat door de verkleining van het leefgebied van wilde dieren en door de opmars
van agro-industriële monoculturen in die gebieden het grensvlak waarop mensen en (wilde)
dieren elkaar treffen de laatste decennia veel groter is geworden?
Antwoord 41
Verandering van landgebruik en van landbouwsystemen zijn volgens onderzoek de oorzaak
van een groot aantal van de overdrachten van dierziekten op mensen.
Zie ook het antwoord op vraag 39.
Vraag 42
Erkent u dat door ontbossing, het verlies aan biodiversiteit en de toename van de
agro-industriële monoculturen dierlijke virussen veel makkelijker dan voorheen kunnen
rondwaren op het grensvlak waar (wilde) dieren en mensen elkaar treffen en daardoor
ook makkelijker kunnen overslaan op mensen?27
Antwoord 42
Er zijn vele factoren van invloed op de problematiek van zoönosen, zoals beschreven
bij mijn antwoorden hiervoor zoals vraag 8.
Vraag 43
Kunt u derhalve de stelling onderschrijven die tal van virologen huldigen, dat het
juist menselijke activiteit is die het risico op het overslaan van virussen van dieren
op mensen veel groter heeft gemaakt?28
Antwoord 43
Het klopt dat bijvoorbeeld de manier waarop de mens met wilde dieren omgaat, en ook
de wijze waarop zij met de natuur omgaat en het verlies van biodiversiteit in de wereld
van invloed zijn op de problematiek van zoönosen.
Vraag 44
Erkent u net als het UNEP dat veranderend landgebruik (bijvoorbeeld ontbossing) en
wereldwijde intensivering van de landbouw tegenwoordig de twee belangrijkste drijvende
krachten zijn achter het ontstaan en de verspreiding van zoönotische ziektes?29 Zo nee, waarom niet?
Antwoord 44
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7, stelt het UNEP Frontiers rapport uit
2016 dat verandering van landgebruik in het verleden de belangrijkste risicofactor
is voor het kunnen overdragen van infectieziekten van dier op mens. In uitzonderlijke
gevallen, zoals nu bij SARS-CoV 2, kan het virus zich verder verspreiden van mens
tot mens en spelen zaken als globalisering en reisgedrag een rol in de verspreiding.
Vraag 45
Kunt u bevestigen dat Nederland de grootste importeur is van veevoer (soja) en palmolie
van de Europese Unie?30, 31
Antwoord 45
Soja
Ja, Nederland is de grootste bruto importeur van sojabonen en sojameel in de EU.
Uiteindelijk wordt ongeveer 11% van deze soja-import in Nederland geconsumeerd. Dit
volume is volledig afgedekt door de duurzaamheidscertificaten RTRS, Round Table on
Responsible Soy, dat wil zeggen duurzaam en zonder ontbossing of ecosysteemconversie
geproduceerd.
Soja die in Nederland wordt verwerkt tot veevoer en dierlijke producten en wordt uitgevoerd
is afgedekt met certificaten onder de FEFAC Soy Sourcing Guidelines (SSG). Deze SSG
garanderen dat de sojaproductie legaal was maar niet noodzakelijkerwijs vrij van ontbossing.
Palmolie
Binnen de EU is Nederland ook de grootste bruto importeur van palmolie. Ongeveer 12%
wordt gebruikt door de Nederlandse veevoederbranche.
Inmiddels is alle palmolie die in voeding en diervoeders voor de binnenlandse markt
wordt verwerkt gecertificeerd duurzaam. Palmolie wordt als duurzaam bestempeld als
het voldoet aan de standaarden van de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO).
Wanneer naast de binnenlandse markt ook de palmolie wordt betrokken die in Nederland
werd verwerkt in voedingsmiddelen voor de export, was 89 procent van de in 2018 geïmporteerde
palmolie gecertificeerd duurzaam. Voor palmolie die in Nederland werd verwerkt tot
diervoer was het aandeel duurzaam geproduceerd 68 procent; een forse toename ten opzichte
van de 53 procent in 2016.
Vraag 46
Erkent u dat de productie van palmolie en veevoer (soja) leidt tot ontbossing en het
ontstaan van monoculturen in landen elders?
Antwoord 46
De productie van palmolie en de productie van soja in de tropen en subtropen is een
belangrijke aanjager van ontbossing en een oorzaak van ecosysteemconversie. Om dat
risico zoveel mogelijk te vermijden, kopen Nederlandse marktpartijen bij voorkeur
gecertificeerde palmolie en soja.
Nederland zet zich in Europees en internationaal verband actief in voor verdere verduurzaming
van de wijze waarop soja en palmolie worden geproduceerd, inclusief de milieuproblematiek,
de verbetering van arbeidsomstandigheden en de naleving van mensenrechten. Zie verder
het antwoord op vraag 48.
Daarnaast wil de EU minder afhankelijk worden van import en meer zelfvoorzienend worden
in de (duurzame) productie van plantaardige eiwitten. In deze context werkt Nederland
momenteel aan een nationale eiwitstrategie toegesneden op de Nederlandse situatie.
Vraag 47
Kunt u bevestigen dat Nederland het land is met de hoogste veedichtheid ter wereld
en dat het voer voor de dieren die in Nederland gefokt, gehouden en gedood worden
voor een deel geïmporteerd wordt uit gebieden waar verregaande ontbossing plaatsvindt
of heeft plaatsgevonden?32
Antwoord 47
Uit de Grondstoffenwijzer van de Nederlandse Vereniging voor de Diervoederindustrie
(Nevedi) uit 2018 blijkt dat circa 67% van de door de Nederlandse veevoerindustrie
verwerkte veevoergrondstoffen uit Europa afkomstig was (waarvan 12% uit Nederland),
20% uit Zuid-Amerika, 8% uit Noord-Amerika en 5% uit Azië. Voor het eerste deel van
de vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 24. Met betrekking tot de herkomst
van het diervoer wordt verwezen naar de antwoorden op vragen 45 en 46.
Vraag 48
Erkent u dat Nederland als een van de grootste veroorzakers van wereldwijde ontbossing
een extra grote verantwoordelijkheid heeft om te stoppen met het veroorzaken van ontbossing
en de verdere toename van agro-industriële monoculturen een halt toe te roepen, zowel
in eigen land als in het buitenland, om het risico op het ontstaan op zoönotische
ziektes te verkleinen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 48
Dat in Nederland gevestigde ondernemingen een rol spelen in mondiale handelsketens
maakt Nederland nog niet tot «een van de grootste veroorzakers van wereldwijde ontbossing».
Het kabinet beseft dat grondstoffen worden geïmporteerd waarvan de productie kan leiden
of heeft geleid tot ontbossing en zet zich daarom in voor de verduurzaming van de
productie van die grondstoffen. Alhoewel het tegengaan van ontbossing primair de verantwoordelijkheid
is van het land waar ontbossing plaatsvindt, zet het kabinet zich in voor het realiseren
van volledig ontbossingsvrije handelsketens vanaf 2030, juist vanwege de erkenning
dat bossen van groot belang zijn voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen, het
behoud van biodiversiteit en het grote belang van bossen voor de lokale bevolking.
Samen met mijn collega voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft
de Minister van LNV onze inzet geschetst in de brief van 9 maart jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 708).
Vraag 49
Vindt u het verantwoord om bestaande risico’s op een nieuwe uitbraak van een besmettelijke
mens-op-mens-infectieziekte te laten voortbestaan in afwachting van een mogelijke
nieuwe pandemische uitbraak?
Antwoord 49
De manier waarop mensen met dieren omgaan, maar ook de veranderingen aan ecosystemen
en het verlies van biodiversiteit zijn zaken die de problematiek van zoönosen beïnvloeden.
Daar is internationaal aandacht voor en zal de komende tijd aandacht voor moeten blijven.
Hoe dan ook zal er altijd een risico op een nieuwe uitbraak blijven bestaan. Al eeuwenlang
leven mens en dier samen. Het is aan onze en toekomstige generaties om ervoor te zorgen
dat risico’s die daarbij horen zo klein mogelijk zijn.
Vraag 50
Bent u bereid om gezamenlijk tot een alomvattend aanvalsplan te komen om het gevaar
van overspringende zoönosen tussen landbouwdieren en wilde dieren, en mogelijke mens-op-mens
besmettingen drastisch te verminderen?
Antwoord 50
Het kabinet zet zich in tegen schadelijke veranderingen in landgebruik, zoals ontbossing,
en voor het behoud van biodiversiteit en is goed voorbereid op uitbraken van zoönosen
door de Nederlandse zoönosestructuur. Het doet dit in goede samenwerking met zijn
Europese en internationale partners. Het kabinet zal zich ervoor blijven inzetten
dat de risico’s zo klein mogelijk zijn of kleiner worden.
Vraag 51
Bent u bereid deze vragen een voor een en op korte termijn te beantwoorden gelet op
het actuele en grote maatschappelijke belang om dit soort pandemieën in de toekomst
te voorkomen?
Antwoord 51
Gezien de vragen interdepartementale afstemming vereisten, zijn de vragen niet binnen
de gebruikelijke termijn beantwoord. Uw Kamer is daarvan eerder op de hoogte gesteld
bij brief op 24 april jl.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.