Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 4 en 5 juni 2020 (Kamerstuk 32317-621)
32 317 JBZ-Raad
Nr. 622
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 5 juni 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake de geannoteerde agenda voor
de informele JBZ-Raad van 4 en 5 juni 2020 (Kamerstuk 32 317, nr. 621).
De vragen en opmerkingen zijn op 29 mei 2020 aan de Ministers van Justitie en Veiligheid
en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid deze vragen
en gemaakte opmerkingen voorgelegd. Bij brief van 4 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
I Vragen en antwoorden
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de informele JBZ-Raad van 4 en 5 juni. Zij hebben nog enkele vragen en
opmerkingen over de inzet van Nederland bij de informele JBZ-Raad.
Deze leden begrijpen dat er in de informele JBZ-Raad herprioritering plaatsvindt in
verband met de COVID-19 crisis. In de aanbiedingsbrief bij de geannoteerde agenda
wordt genoemd dat de Minister voor Rechtsbescherming bij de herprioritering het onderwerp
digitale nalatenschap onder de aandacht zal brengen. Welke andere onderwerpen maken
wat Nederland betreft deel uit van de herprioritering in verband met de COVID-19 crisis?
In het werkprogramma van 29 januari jl. heeft de Commissie een zestal ambities benoemd:
A European Green Deal, a Europe fit for the digital age, an economy that works for
people, a stronger Europe in the world, promoting our European way of life, a new
push for European democracy. De Commissie heeft aangegeven deze ambities en de bijbehorende voorstellen nog steeds
na te streven. Echter, vanwege de aard en omvang van de COVID-19 crisis moet de timing
van enkele voorgestelde initiatieven worden herzien. Het kabinet onderschrijft de
inzet op deze ambities onverminderd en acht het daarom positief dat deze onverkort
blijven gelden.
Ten gevolge van de COVID-19 crisis vindt een aantal accentverschuivingen plaats die
het belang van een aantal onderwerpen volgens het kabinet des te meer onderstrepen.
In het brede domein van de JBZ raad is dat bijvoorbeeld de afbouw van grensmaatregelen
en de gevolgen voor secundaire migratie, waarbij een effectief migratiepact dat antwoord
biedt op de prangende vragen van asiel en migratie in de EU voor Nederland prioritair
is. In het justitie domein kan gedacht worden aan de inzet op de verschuiving van
criminele fenomenen,
die zich in de eerste helft van 2020 hebben afgetekend. Het is hierbij van belang
in te spelen op het voorkomen en bestrijden van veiligheidsrisico’s ten gevolge van COVID-19, inclusief eventuele
risico’s die voortkomen uit de genomen maatregelen ter bestrijding van de gezondheidscrisis
evenals de sociaaleconomische effecten. Zo zijn bijvoorbeeld fraudebestrijding en
georganiseerde criminaliteit aandachtspunten in relatie tot de verwachte uitrol van
de aanzienlijke Europese fondsen ten behoeve van economisch herstel. De toegenomen
digitalisering van de samenleving biedt zowel kansen als uitdagingen. Het belang van
cybersecurity is hierdoor zichtbaar geworden. Maar de digitalisering heeft ook positieve
ontwikkelingen teweeggebracht die behouden moeten worden voor de toekomst. Hierbij
kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de meerwaarde van de digitalisering van het justitieel
systeem en gebruik van digitale middelen op het gebied van internationale rechtshulp
en uitlevering. Daarnaast onderstreept het kabinet het belang van het nastreven en
onderhouden van de beginselen van de rechtsstaat. Zoals uw Kamer bekend, zet het kabinet
zich, samen met een groot aantal lidstaten, sterk in voor de naleving van de beginselen
van de rechtsstaat.
De impact van COVID-19 op het gebied van Justitie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de beschrijving
van de impact van COVID-19 op de justitieketen, maar vragen wel of concreet kan worden
aangegeven wat de inzet van Nederland is bij gesprek over COVID-19 tijdens de informele
JBZ-Raad. Op welke specifieke onderdelen van de justitieketen wil Nederland meer informatie
uitwisselen?
Tijdens de aankomende JBZ-Raad is voorzien dat onder andere het Grondrechtenagentschap
(FRA), Eurojust, het Europees Justitieel Netwerk (strafrechtelijke samenwerking) en
de Commissie een korte presentatie geven over de relevante informatie die zij hebben
verzameld inzake de impact van de COVID-19 crisis op het terrein van Justitie. Ministers
worden uitgenodigd hier, indien gewenst, op te reageren.
Nederland kijkt met interesse uit naar het overzicht dat deze organisaties zullen
schetsen en de gedachtewisseling die op basis daarvan mogelijk zal plaatsvinden. Het
kabinet acht het nog te vroeg om definitieve conclusies te trekken over de effecten
van de COVID-19 crisis op justitiegebied. Wel is het kabinet voornemens enkele belangrijke
noties onder de aandacht te brengen. Zo wil het kabinet het belang van rechtsstatelijkheid
onderstrepen bij het nemen van buitengewone maatregelen, en aangeven dat maatregelen
wellicht ook een toegevoegde waarde kunnen hebben. Daarbij wordt gedacht aan het effect
van het snel toenemend gebruik van digitale en audiovisuele middelen in de rechtspraak,
die een bijdrage kan leveren aan de verdere versnelling van de digitalisering van
het justitieel systeem.
Ook wil het kabinet deze bespreking benutten om aan te geven dat Nederland de prioriteit
die in het onlangs gepresenteerde financiële pakket van de Commissie wordt toegekend
aan rechtsstatelijkheid en het voorkomen van fraude volledig onderschrijft. Zonder
vooruit te lopen op de integrale besluitvorming hierover en ingepast binnen de kabinetsinzet
voor een modern en financieel houdbaar MFK, heeft de Minister van Justitie en Veiligheid
zich daarbij de afgelopen periode in binnen- en buitenland sterk gemaakt dat Europol
en Eurojust over voldoende middelen beschikken. In de context van het recent door
de Commissie gepresenteerde financiële pakket, is de kabinetsinzet dat ook het EOM
en OLAF adequaat worden toegerust.
Voornoemde leden zien dat tevens in dit verband wordt gesproken over COVID-19 maatregelen
die positieve effecten kunnen hebben op onderdelen van de justitieketen. Gesproken
wordt onder andere over internationale rechtshulp en uitlevering. Kan de Minister
dit toelichten?
Wederzijdse internationale rechtshulp is essentieel in de opsporing en vervolging
van criminelen. De inzet van Nederland is dan ook dat de internationale strafrechtelijke
samenwerking (waar mogelijk digitaal) doorloopt. Op dit moment verloopt een deel van
de correspondentie digitaal. Dit is een nuttige en praktische oplossing die recht
doet aan het belang van de voortzetting van de samenwerking. Het zou positief zijn
als het na afloop van de COVID-19 crisis mogelijk blijft om, waar opportuun, meer
gebruik te maken van digitale communicatie met lidstaten en derde landen.
Migratie
Door de gesloten binnengrenzen konden in Nederland vastgezette Dublinclaimanten niet
op korte termijn worden uitgezet naar een ander Schengenland, waardoor velen werden
vrijgelaten uit vreemdelingendetentie. Is de Europese Commissie voornemens tijdens
de evaluatie van de genomen maatregelen ook te onderzoeken of het vervoeren van Dublinclaimanten
in de toekomst kan worden geschaard onder «essentieel (grens)verkeer»?
Het kabinet is niet bekend met de voornemens of inbreng van de Europese Commissie
in deze evaluatie. Deze crisis heeft andermaal duidelijk gemaakt dat er voor Dublin
aanvullende afspraken nodig zijn om met een noodsituatie om te gaan.
Hoeveel migranten zijn er sinds de COVID-19 uitbraak in alle Schengenlanden door Eurodac
geregistreerd en hoe groot is de daling ten opzichte van voor de uitbraak in januari
en februari 2020?
Nederland heeft net als andere lidstaten niet automatisch beschikking over dergelijke
gegevens.
Migranten worden niet door Eurodac geregistreerd, maar iedere lidstaat registreert
zelf het aantal asielverzoeken en illegale EU-grensoverschrijdingen in Eurodac. Het aantal registraties in Eurodac neemt evenredig toe en
af ten opzichte van het aantal asielverzoeken en illegale EU-grensoverschrijdingen.
Het is dan ook aannemelijk dat de afname van het aantal Eurodac registraties na de
uitbraak van het COVID-19 virus gelijk staat aan de afname van het aantal asielverzoeken
en illegale grensoverschrijdingen.
Welke maatregelen hebben individuele Schengenlanden genomen bij het treffen van migranten
aan hun grenzen en worden deze maatregelen meegenomen in de evaluatie?
De getroffen maatregelen zijn niet in alle Schengenlanden hetzelfde, veelal volgen
de getroffen maatregelen de richtsnoeren op het gebied van asiel, terugkeer en hervestiging
zoals gepresenteerd door de Commissie in april dit jaar. Zo is er in een aantal landen,
waaronder Spanje en Italië, een verplichte 14-daagse quarantaine van toepassing op
inreizende migranten. In beginsel zullen dergelijke getroffen maatregelen worden gemonitord
door de Europese Commissie in samenwerking met EASO. Daarnaast geldt dat alle lidstaten
maatregelen hebben genomen om verspreiding van het COVID-19 virus tegen te gaan. Als
onderdeel van deze maatregelen hebben zeventien Schengenlanden op basis van de Schengengrenscode
tijdelijk grenscontroles ingevoerd aan hun binnengrenzen.
Hoe was de samenwerking tussen landen die grenzen aan niet-Schengenlanden inzake het tegenhouden van migranten aan de grens en welke lessen zijn hieruit
te trekken?
De maatregelen die in verschillende Schengen- en aangrenzende niet-Schengenlanden
zijn getroffen, hebben niet het specifieke doel gehad om (irreguliere) migranten te
weren. Net als het EU-brede inreisverbod zijn de maatregelen gericht op het tegengaan
van de verspreiding van het COVID-19 virus door niet-essentiële reizen te ontmoedigen
of de beweging van (groepen) mensen te beperken, zoals in een aantal Westelijke Balkan
landen en Turkije het geval is. Deze maatregelen hebben het bijkomstige effect gehad
dat de (irreguliere) migratiedruk op de Schengen- en EU-buitengrenzen is afgenomen.
Zover het kabinet bekend, is er geen sprake van intensievere of een andere vorm van
samenwerking tussen de Schengen- en aangrenzende niet-Schengenlanden anders dan het
aantreffen of weren van derdelanders. Wel zullen buurlanden elkaar vaker hebben geïnformeerd
over de genomen maatregelen.
2. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de informele JBZ-Raad van 4 en 5 juni per videoconferentie. Het is van
belang voor de Europese samenwerking dat ook in deze tijden van crisis overleg wordt
gepleegd, in dit geval via de digitale kanalen. Deze leden begrijpen dat per 1 juli
Duitsland het voorzitterschap op zich zal nemen voor het komende half jaar. Voornoemde
leden vragen wat u verwacht van het Duitse voorzitterschap op het terrein van Justitie
en Veiligheid. In het bijzonder vragen zij daarbij wat u wilt bereiken ten tijde van
het Duitse voorzitterschap, gezien ons van oudsher nauwe band op het gebied van Europese
samenwerking met de Duitsers. Verder hebben de aan het woord zijnde leden nog enkele
vragen.
Tijdens de informele JBZ-Raad van 4 en 5 juni zal het inkomend Duits voorzitterschap
zijn programma voor de komende zes maanden presenteren. Naar verwachting zullen de
effecten van COVID-19 crisis op terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken leiden
tot accentverschuivingen in de Europese en internationale prioriteiten. Een aantal
gebieden zullen in eerste aanzet extra aandacht behoeven tijdens het Duits voorzitterschap,
zoals de afbouw van grensmaatregelen en de gevolgen voor secundaire migratie, de inzet
op de verschuiving van criminele fenomenen, de Europese crisisrespons en crisismechanisme,
het belang van rechtsstatelijkheid en de toegenomen digitalisering van de samenleving.
U zult middels het verslag van deze informele JBZ-Raad nader geïnformeerd worden over
de prioriteiten van het Duits voorzitterschap.
Voorstel voor een verordening betreffende het recht dat van toepassing is op de derdenwerking
van de cessie van vorderingen (internationale cessie)
De leden van de CDA-fractie begrijpen uit de agenda dat het voorstel voor een verordening
betreffende internationale cessie besproken zal worden. Daarbij zal er, zo lezen deze
leden, over drie onderwerpen gedebatteerd gaan worden. Ten aanzien van één van deze
onderwerpen, te weten het wel of niet opnemen van novatie (schuldvernieuwing) in de
verordening, vragen voornoemde leden of u nog een reden heeft om niet te steunen dat
novatie onderdeel wordt van de verordening, anders dan de opgegeven reden dat het
anders te complex wordt. Deze leden willen weten of het niet verstandiger is, ondanks
de complexiteit, dat deze onderwerpen gezamenlijk geregeld worden.
Het doel is om in deze verordening alleen de derdenwerking van cessie te regelen.
De verordening bevat dan ook geen inhoudelijke regels over novatie. De verordening
bepaalt welke aspecten van cessie door het aangewezen toepasselijk recht worden beheerst.
Onder die aspecten wordt nu ook genoemd de samenloop met novatie. Juist omdat de lidstaten
geen eenduidige definitie hebben van wat novatie inhoudt, roept deze bepaling over
samenloop meer vragen op dan zij beantwoordt. Zonder het treffen van een geharmoniseerde
inhoudelijke regeling van het toepasselijk recht op de goederenrechtelijke aspecten
van novatie, blijft onduidelijk waar we het in deze bepaling over hebben en op welke
gevallen deze bepaling van toepassing is. De lidstaten zijn het er grotendeels over
eens dat het daarom beter is deze bepaling te schrappen.
De impact van COVID-19 op het gebied van Justitie
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre u met uw collega’s best practices uitwisselt
op het justitieterrein in het kader van de gevolgen van de quarantainemaatregelen.
Deze leden menen dat ook andere landen te kampen hebben met problematiek in hun gevangenissen,
strafrechtsketen of handhaving. In hoeverre wordt er Europees samengewerkt om elkaars
initiatieven te verbeteren?
De Commissie heeft vanaf het begin van de COVID-19 crisis ontmoetingen per videoconferentie
georganiseerd voor de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken. Hierin wordt onder
andere gesproken over de diverse onderdelen van de Justitiesector die de effecten
ondervinden van de COVID-19 crisis, waaronder de justitiële inrichtingen, de strafrechtketen
en de rechtshandhaving. In april jl. heeft het voorzitterschap tevens extra informele
JBZ-Raden georganiseerd om te voorzien in uitwisseling van informatie en bevindingen
tussen de lidstaten op deze terreinen. Daarnaast wordt uitwisseling en samenwerking
waar nodig ondersteund en gefaciliteerd door organisaties zoals Eurojust, Europol
en het EJN (civiel en strafrechtelijke samenwerking).
Verder vragen voornoemde leden wat de inzet is ten aanzien van de financiële positie
van Europol en Eurojust, zeker nu dit in Nederland gevestigde instituten zijn. In
hoeverre heeft de actuele financieel-economische situatie in Europa, in combinatie
met de steunpakketten die de Europese Commissie voornemens is te ontwikkelen, betekenis
voor de budgetten voor organisaties als Europol en Eurojust? Mogen deze leden ervan
uitgaan dat u uw uiterste best zal doen om de positie van deze instanties te verdedigen?
Op 27 mei jl. heeft de Europese Commissie een pakket gepresenteerd bestaand uit twee
Mededelingen en vijf Commissievoorstellen, waarin zij haar strategie uiteenzet voor
het herstel van de Europese Unie in reactie op de crisis die door COVID-19 is ontstaan.
De Commissie doet hierbij onder meer voorstellen over de contouren van het Meerjarig
Financieel Kader 2021–2027 (MFK). Over de inhoud en de appreciatie van dit pakket
zal het kabinet uw Kamer op korte termijn informeren. Uit de op 27 mei jl. gepresenteerde
voorstellen kan niet worden afgeleid wat de budgetten zijn die aan individuele EU
agentschappen en organisaties worden toegekend. Nederland heeft de Commissie om aanvullende
informatie gevraagd. De besprekingen over de budgetten van EU agentschappen en organisaties
dienen te worden bezien in de bredere context van de onderhandelingen over het genoemde
pakket, die nog in volle gang zijn. Zonder vooruit te lopen op de integrale besluitvorming
hierover en ingepast binnen de kabinetsinzet voor een modern en financieel houdbaar
MFK, heb ik me er daarbij de afgelopen periode in binnen- en buitenland voor sterk
gemaakt dat Europol en Eurojust over voldoende middelen beschikken. In de context
van het recent door de Commissie gepresenteerde financiële pakket, is de kabinetsinzet
dat ook het EOM en OLAF adequaat worden toegerust. Dit om genoemde organisaties in
samenwerking met de lidstaten zo goed mogelijk in staat te stellen georganiseerde
criminaliteit en fraude te bestrijden.
Rechtsstaat
De leden van de CDA-fractie vragen of u bereid bent de Kamer na afloop van deze JBZ-Raad
te informeren over de ontwikkelingen op het vlak van de rechtsstaat in Polen. Daarbij
vragen deze leden of inzichtelijk gemaakt kan worden wat de meest recente ontwikkelingen
zijn, alsmede een duiding van die ontwikkelingen.
Het kabinet informeert de Kamer regelmatig over de ontwikkelingen op het terrein van
de rechtsstaat in Polen, zowel langs de weg van de Geannoteerde Agenda’s en Verslagen
in het kader van de JBZ-Raad en de Raad Algemene Zaken, als ook door middel van de
beantwoording van Kamervragen. Daarnaast biedt het AO rechtsstatelijkheid in de EU
op 17 juni a.s. een goede gelegenheid om te spreken over de ontwikkelingen in Polen.
3. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Zij hebben
enkele vragen over de impact van COVID-19 op het gebied van de rechtsstaat, het Europees
Openbaar Ministerie (EOM), Schengen, en justitiële samenwerking met het Verenigd Koninkrijk
na de Brexit.
Rechtsstaat
De leden van de D66-fractie blijven zeer bezorgd over de rechtsstatelijke situatie
in een aantal lidstaten, met name Polen en Hongarije. Zij vragen in te gaan op de
benoeming van een nieuwe president van het Poolse Hooggerechtshof deze week. Ondanks
dat een andere rechter meer stemmen kreeg, benoemde de Poolse president een oud-Staatssecretaris
van Justitie. Hoe duidt u deze gang van zaken? Bent u van mening dat de procedure
voor benoeming volgens de geldende regels verlopen is? Wat is uw reactie op het feit
dat Polen de werking van de disciplinaire Kamer van het Hooggerechtshof nog niet opgeschort
heeft, ondanks het feit dat het Hof van Justitie van de Europese Unie dit bepaald
heeft? Wat is uw reactie op het feit dat er nog talloze procedures lopen tegen Poolse
rechters, met name tegen hen die zich kritisch uitlieten over de hervormingen van
de Poolse rechtsstaat? Welke actie onderneemt u? Kunt u beamen dat de Europese Unie
alleen kan functioneren als Unie van democratieën? Bent u bereid namens het kabinet,
dat graag lijkt te hameren op het naleven van Europese regels, hardop tijdens de Raad
te benadrukken dat rechtstatelijke principes bindend Unierecht zijn?
Het kabinet onderschrijft dat de Europese Unie alleen kan functioneren als Unie van
democratieën. Niet voor niets worden democratie en rechtsstaat genoemd in artikel
2 van het Verdrag inzake de Europese Unie als waarden waarop de Unie berust. Het kabinet
benadrukt met grote regelmaat in Europees verband dat het naleven van rechtsstatelijke
beginselen een verplichting is die voortvloeit uit de Verdragen die lidstaten uit
vrije wil hebben onderschreven, en waar zij derhalve ook op kunnen worden aangesproken.
De eerbiediging van de rechtsstaat is bovendien essentieel voor het kunnen bestaan
van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten en daarmee het functioneren van de Europese
Unie; erosie daarvan gaat daarom ons allen aan.
In het licht daarvan houdt het kabinet grote zorgen over de wetswijzigingen ten aanzien
van de Poolse rechterlijke macht, waarvan de aangepaste procedure voor de selectie
van een nieuwe voorzitter van het Hooggerechtshof een onderdeel is. Deze procedure
– die onderdeel was van de omstreden «muilkorfwet» – maakt het mogelijk dat er vijf
in plaats van twee kandidaten worden voorgesteld en de Poolse president heeft vervolgens
een keuze gemaakt. In Polen is nog discussie gaande of deze aangepaste procedure constitutioneel
is en of die juist is gevolgd.
Het kabinet heeft verder met zorg kennis genomen van berichten waaruit zou blijken
dat de werkzaamheden van de Tuchtkamer van het Poolse Hooggerechtshof ten aanzien
van tuchtprocedures tegen rechters zijn hervat, in weerwil van de recente uitspraak
van het Europees Hof van Justitie waarin de door de Commissie gevorderde voorlopige
maatregelen zijn toegewezen. De Commissie vorderde deze voorlopige maatregelen in
het kader van de lopende inbreukzaak tegen Polen over de Poolse tuchtregeling voor
rechters. Het kabinet hecht groot belang aan onverkorte naleving van de uitspraken
van het Hof. Dit is immers een verplichting die op grond van het Unierecht rust op
alle lidstaten. Omdat de ontwikkelingen rond het tuchtregime voor rechters een ernstige
en actuele bedreiging voor de rechtsstaat in Polen vormen, neemt Nederland, samen
met een aantal gelijkgezinde lidstaten, aan de zijde van de Commissie deel aan deze
inbreukzaak. Verder volgt het kabinet de zorgwekkende procedures die lopen tegen Poolse
rechters. De zorgen die bestaan over de onafhankelijkheid van de Poolse rechterlijke
macht komen voorts regelmatig aan de orde in het kader van de artikel 7-procedure.
Ook brengt Nederland via bilaterale contacten onze zorgen over, zoals de Minister
voor Rechtsbescherming deed tijdens zijn bezoek aan Warschau in augustus 2019 en de
Minister van Buitenlandse Zaken tijdens consultaties met zijn ambtsgenoot in december
2019. Toen heeft hij ook zijn zorgen geuit over het lot van individuele rechters die
mikpunt zijn van aanvallen. Tot slot ondersteunt de ambassade in Polen initiatieven
aldaar die het belang van een goed functionerende rechtsstaat adresseren.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft het voornemen tijdens de aankomende informele
JBZ-Raad het Nederlands standpunt te benadrukken over het essentiële belang van de
beginselen van de rechtsstaat en het uitgangspunt dat de waarden van de Unie en internationale
verdragsverplichtingen dienen te worden gerespecteerd.
Daarnaast zijn de leden van de D66-fractie van mening dat het starten van het jaarlijkse
EU-rechtsstatelijkheidsrapport een goede zaak is. Zij pleiten hier al geruime tijd
voor, zowel in de Tweede Kamer als in het Europees Parlement. Zo worden alle rechtsstatelijkheidsaspecten
per lidstaat bekeken. Zij delen de mening van het kabinet dat hierbij een «adequate
follow-up» van groot belang is. Zij vrezen ervoor dat het anders geen effect zal hebben.
Het kabinet schrijft dat het intrekken van Europese subsidies geen deel kan uitmaken
van die follow-up (zie het verslag van het schriftelijke overleg Raad Algemene Zaken
van 26 mei 2020 (Kamerstukken 21 501-02 en 25 295, nr. 2166)). Deze leden vragen dat antwoord toe te lichten. Waarom is dit niet mogelijk? Kan
de Europese Commissie niet op basis van het rechtsstatelijkheidsrapport onder artikel
5 van de voorgestelde verordening inzake de bescherming van de begroting van de Unie
in geval van fundamentele tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten
(COM(2018) 324 final) een aanbeveling aan de Raad doen om betalingen aan een bepaalde
lidstaat stop te zetten? Graag ontvangen zij hierop een reactie. Ook vragen zij wanneer
deze verordening verder in de Raad behandeld wordt. Bent u bereid hierbij de optie
in te brengen dat het mogelijk moet zijn bij rechtsstaatschendingen de subsidies niet
meer naar deze lidstaten over te maken, maar om deze direct te verstrekken aan de
belanghebbenden: bedrijven, lokale overheden en maatschappelijke organisaties in die
landen?
Zoals het kabinet reeds aangaf, heeft de toetsingscyclus in de huidige opzet een niet-bindend,
preventief karakter en kan als zodanig dus ook geen juridische gevolgen met zich meebrengen.
Het intrekken van Europese subsidies kan dan ook van de genoemde follow-up geen onderdeel
uitmaken. De MFK-verordening inzake rechtsstatelijkheidsconditionaliteit daarentegen
is een handhavend instrument dat, indien dit er daadwerkelijk komt, juist wel juridisch
bindende gevolgen kan hebben voor lidstaten.
Het ligt in de rede dat eventuele informatie met betrekking tot het niet naleven van
rechtsstatelijke beginselen die in het kader van de toetsingscyclus aan het licht
komt, tevens een rol speelt in het kader van de MFK-verordening. Het kabinet hecht
er echter wel aan te benadrukken dat het gaat om twee gescheiden instrumenten en procedures,
zonder formeel juridisch of institutioneel verband. De conditionaliteit ten aanzien
van rechtsstatelijkheid wordt uitgewerkt in het Commissievoorstel voor een verordening
inzake de bescherming van de begroting van de Unie in geval van fundamentele tekortkomingen
op het gebied van de rechtstaat in de lidstaten (de MFK-rechtsstatelijkheidsverordening)1. In de onderhandelingen over dit Commissievoorstel is ook aandacht voor het waarborgen van de belangen van eindbegunstigden die subsidies ontvangen2. Het opleggen van maatregelen doet niet af aan de verplichting van de overheidsdiensten
of van de lidstaten om betalingen te doen aan eindbegunstigden. Op deze manier wordt
beoogd dat eventuele gevolgen van de genomen maatregelen worden ondervonden door de
overheidsdiensten of de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de vastgestelde algemene
tekortkomingen, en niet door eindbegunstigden buiten de overheidsdiensten (zoals het
maatschappelijk middenveld) of andere lidstaten.
Over de MFK rechtsstatelijkheidsverordening heeft de Raad evenwel nog geen algemene
oriëntatie bereikt. De openstaande punten in de onderhandelingen over de MFK-rechtsstaatverordening
hangen nauw samen met de onderhandelingen over de negotiating box. Op 27 mei jl. presenteerde
de Europese Commissie een serie voorstellen voor het herstel van de Europese Unie
in reactie op de crisis die door de COVID-19 uitbraak is ontstaan, inclusief een aangepast
voorstel voor het MFK 2021–2027. De Voorzitter van de Europese Raad zal op basis van
het door de Europese Commissie voorgestelde pakket werken aan een nieuwe versie van
de negotiating box. Het is nog onduidelijk wanneer de lidstaten een nieuwe versie
van de negotiating box kunnen verwachten. De Raad zal naar verwachting pas weer verder
werken aan de MFK-rechtsstaatverordening nadat de Europese Raad unaniem overeenstemming
heeft bereikt over de negotiating box, en daarmee over het MFK-akkoord.
EOM
De leden van de D66-fractie hebben verder enkele vragen over het EOM. Zij zijn van
mening dat het opzetten ervan te langzaam gaat. Zij merken op dat sommige lidstaten
slechts parttime gedelegeerde aanklagers aanstellen.3 Is dat ook het geval voor Nederland?
Nederland heeft er bij de Europees Hoofdaanklager op aangedrongen dat het EOM in Nederland
kan beschikken over twee fulltime gedelegeerd Europese aanklagers. De Europees Hoofdaanklager
is zelf overigens ook voorstander van de aanstelling van fulltime gedelegeerde Europese
aanklagers.
Ook lezen zij dat duizenden zaken verwacht worden, maar er nu slechts 32 en een kwart
officieren zijn aangesteld. Acht u dit realistisch? Kan het EOM zo een succes worden
en grensoverschrijdend misbruik met EU-geld grondig aanpakken?
Het aantal van 32,25 fte gedelegeerde Europese aanklagers lijkt op het eerste gezicht
inderdaad niet royaal, afgezet tegen de 22 deelnemende lidstaten en de verwachting
omtrent het door u aangehaalde zaakaanbod, maar Nederland heeft vooralsnog niet goed
inzicht gekregen in de achtergrond van de prognose van het aantal zaken en heeft het
EOM daarom gevraagd om een nadere toelichting daarop.
Een vraag die hieraan gerelateerd is betreft het budget voor het EOM. Op 27 mei 2020
heeft de Europese Commissie een nieuw voorstel voor de Europese meerjarenbegroting
gedaan. Kunt u toelichten wat dit voorstel betekent voor het EOM, Europol en Eurojust?
Wat is de inzet van het kabinet wanneer het de financiering van deze instellingen
betreft?
Op 27 mei jl. heeft de Europese Commissie een pakket gepresenteerd bestaand uit twee
Mededelingen en vijf Commissievoorstellen, waarin zij haar strategie uiteenzet voor
het herstel van de Europese Unie in reactie op de crisis die door COVID-19 is ontstaan.
De Commissie doet hierbij onder meer voorstellen over de contouren van het Meerjarig
Financieel Kader 2021–2027 (MFK). Over de inhoud en de appreciatie van dit pakket
zal het kabinet uw Kamer op korte termijn informeren. Uit de op 27 mei jl. gepresenteerde
voorstellen kan niet worden afgeleid wat de budgetten zijn die aan individuele EU
agentschappen en organisaties worden toegekend. Nederland heeft de Commissie om aanvullende
informatie gevraagd. De besprekingen over de budgetten van EU agentschappen en organisaties
dienen te worden bezien in de bredere context van de onderhandelingen over het genoemde
pakket, die nog in volle gang zijn. Zonder vooruit te lopen op de integrale besluitvorming
hierover en ingepast binnen de kabinetsinzet voor een modern en financieel houdbaar
MFK, heeft de Minister van Justitie en Veiligheid zich er daarbij de afgelopen periode
in binnen- en buitenland voor sterk gemaakt dat Europol en Eurojust over voldoende
middelen beschikken. In de context van het recent door de Commissie gepresenteerde
financiële pakket, is de kabinetsinzet dat ook het EOM en OLAF adequaat worden toegerust.
Dit om genoemde organisaties in samenwerking met de lidstaten zo goed mogelijk in
staat te stellen georganiseerde criminaliteit en fraude te bestrijden.
Verder vragen deze leden meer informatie over de feitelijke start van het EOM. U schrijft
dat de Europese Commissie de Raad hierover zal informeren. Kunt u hierover ook de
Kamer informeren?
De Commissie gaat nog steeds uit van de feitelijke start van het EOM per eind 2020.
Het kabinet zal u uiteraard op de hoogte stellen op het moment dat de Commissie van
mening is dat er aan de voorwaarden is voldaan waaronder het EOM feitelijk een aanvang
met zijn werkzaamheden kan maken.
Grenzen en Schengen
Toen de pandemie Europa overviel, sloten landen unilateraal en zonder coördinatie
de grenzen. Nu grenzen langzaam weer opengaan, zijn de leden van de D66-fractie van
mening dat we dat juist wel samen moeten doen. Zo snel als verantwoord zouden de lidstaten
grenzen in Europa weer moeten openen, maar zij dienen er ook voor te zorgen dat dit
veilig en gecoördineerd gebeurt. Deze leden zien graag dat het kabinet aan de slag
gaat om binnen de EU zo snel mogelijk tot een duidelijke en gecoördineerde aanpak
te komen tot het veilig heropenen van grenzen. Bent u het hiermee eens? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, hoe zet u zich hiervoor in? Zal u tijdens de informele JBZ-Raad hieromtrent
een voorstel doen?
De mededeling over een gefaseerde en gecoördineerde aanpak voor het herstellen van
vrij verkeer en het opheffen van controles aan de binnengrenzen is een nadere uitwerking
van de Gezamenlijke Stappenplan van de voorzitters van de Commissie en de Raad die
op 15 april jl. werd gepubliceerd4. Met de mededeling nodigt de Commissie de lidstaten uit om deel te nemen aan een
proces van heropening van onbeperkt grensoverschrijdend verkeer binnen de Unie. De
Commissie benadrukt hierbij dat het herstel van het vrij verkeer van personen en de
opheffing van controles aan de binnengrenzen een gecoördineerd en gefaseerd proces
moet zijn, met als belangrijkste overweging het leven en de gezondheid van burgers.
Het kabinet onderschrijft het standpunt met betrekking tot de gecoördineerde aanpak.
Wanneer dit op het gebied van volksgezondheid veilig kan, is het kabinet voorstander
van een gefaseerde en gecoördineerde afbouw van eventuele grensmaatregelen en het
zo snel als mogelijk terugkeren naar volledig vrij verkeer van goederen, personen
en diensten, waarbij gelijktijdig het risico op secundaire migratie wordt beperkt.
Het kabinet is voornemens dit standpunt ook in te brengen in de JBZ-Raad op 4 en 5 juni.
Tegelijkertijd vragen de aan het woord zijnde leden in het bijzonder aandacht voor
de grensgebieden. Voor cruciale beroepen is geregeld dat er vrij verkeer van personen
is, maar andere inwoners van de grensgebieden zijn nog steeds afgesloten van vrienden
en familie. Nu de maatregelen in Nederland worden versoepeld vragen voornoemde leden
om bij de collega van België aan te dringen op maatwerk. Bent u bereid om dit bilateraal
op te pakken?
Op ministerieel niveau vindt er veelvuldig overleg plaats over de maatregelen die
Nederland en België in het kader van COVID 19 hebben genomen en de gevolgen hiervan
voor het andere land, onder andere over het grensverkeer. In België is recentelijk
weer het grensverkeer van familie- en winkelbezoek mogelijk.
Justitiële samenwerking tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk na de Brexit
Tot slot hebben de leden van de D66-fractie enkele vragen over de justitiële samenwerking
met het Verenigd Konijkrijk na de Brexit. Kunt u de stand van zaken aangaande de Brexit-onderhandelingen
toelichten op het gebied van interne veiligheid en justitiële samenwerking? Bent u
van mening dat het Verenigd Koninkrijk zich dient te blijven committeren aan het Europees
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, als
voorwaarde voor een akkoord over justitiële samenwerking? Indien het Verenigd Koninkrijk
dat niet wenst, is dan een akkoord op het gebied van interne veiligheid onmogelijk?
Verder valt het deze leden op dat de Raad binnenkort zal besluiten om het Verenigd
Koninkrijk alvast tot 31 december toegang te geven middels een «implementing act»
tot nationale databases met vingerafdrukken via het Prüm raamwerk. Kun u dit nader
toelichten? Wanneer wordt dit besluit precies genomen? Waarom is besloten om, terwijl
de Europese Commissie en het Verenigd Koninkrijk nog onderhandelen over een akkoord,
het Verenigd Koninkrijk alvast toegang te geven? Mede gezien het feit het Verenigd
Koninkrijk al had aangekondigd geen volledige wederkerigheid uit te voeren. Blijft
de toegang van het Verenigd Koninkrijk tot deze data bestaan na 31 december 2020?
Wat is de positie van Nederland hierin?
De leden van D66 vragen naar de stand van zaken aangaande de Brexit-onderhandelingen
op het gebied van interne veiligheid en justitiële samenwerking. Hoewel de onderhandelingen
in goede en constructieve sfeer plaatsvinden, is het duidelijk dat er grote verschillen
zijn tussen de standpunten van de EU en die van het VK. Deze verschillen komen, zoals
ook aangegeven door dhr. Barnier in zijn persconferenties, onder andere naar voren
op het gebied van rechtshandhaving en justitiële samenwerking in strafzaken. Op dit
terrein geldt dat beide partijen graag ambitieuze afspraken zouden zien, maar is er
nog geen voortgang geboekt ten aanzien van de wijze waarop invulling moet worden gegeven
aan de bijbehorende waarborgen op het gebied van de bescherming van fundamentele rechten
en privacy.
Gezien de geografische nabijheid van het VK heeft Nederland groot belang bij ambitieuze
afspraken over interne veiligheid. Bij de vorm en inhoud van de te maken afspraken
zet het kabinet er op in dat een balans van rechten en verplichtingen en passende
waarborgen in acht worden genomen om de rechten van EU-burgers te beschermen. De Commissie
voert de onderhandelingen hierover namens de EU op basis van een mandaat dat door
de Raad is vastgesteld. In dit mandaat is voorzien dat de samenwerking op het gebied
van interne veiligheid middels de bepalingen in het toekomstige akkoord automatisch
wordt beëindigd indien het VK zich terugtrekt uit het Europees Verdrag voor de Rechten
van de Mens (EVRM).
De leden van D66 vragen daarnaast naar de uitwisseling van vingerafdrukken met het
VK via het Prüm-raamwerk. Tijdens de overgangsperiode, in beginsel tot 31 december
2020, loopt de samenwerking met het VK op het gebied van interne veiligheid grotendeels
door op basis van het bestaande Unierecht. Dit betekent dat de reeds voor het vertrek
van het VK uit de EU ingezette aansluiting van het VK op Prüm ook doorgang vindt.
Op 6 juni 2019 besloot de Raad tot de start van geautomatiseerde uitwisseling van
DNA-gegevens met het VK.5 Mede op voorstel van Nederland is daarin een evaluatiebepaling opgenomen in verband
met het beleid van het VK om profielen van verdachten uit te zonderen van de geautomatiseerde
uitwisseling. Indien het VK uiterlijk 15 juni 2020 de Raad er niet van in kennis heeft
gesteld dat het ook DNA-gegevens van de in de databank van het VK opgenomen verdachten
ter beschikking stelt, zal de Raad binnen drie maanden bezien of de geautomatiseerde
uitwisseling van DNA-gegevens met het VK moet worden voortgezet of stopgezet. Eenzelfde
bepaling is opgenomen in het door de leden van D66 genoemde concept uitvoeringsbesluit
voor de geautomatiseerde uitwisseling van vingerafdrukken. Het is nog onduidelijk
wanneer dit besluit op de agenda van de Raad zal komen.
Daarnaast wordt in de onderhandelingen over de toekomstige relatie tussen de EU en
het VK gesproken over aansluiting van het VK op Prüm na de overgangsperiode. Indien
er geen afspraken kunnen worden gemaakt over de toekomstige samenwerking op dit punt,
zal het VK na het einde van de overgangsperiode (in beginsel 31 december 2020) geen
toegang meer hebben tot het Prüm-raamwerk voor de uitwisseling van gegevens.
4. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
verslagen van de recente JBZ-raden en van de geannoteerde agenda voor de informele
JBZ-Raad van 4 en 5 juni a.s. Deze leden hebben naar aanleiding van deze stukken nog
enkele vragen.
Rechtsstaat
Voornoemde leden hebben met instemming kennisgenomen van het bericht dat de Europese
Commissie op 29 april jl. de vierde «infringement procedure» is gestart tegen Polen.
Deze leden maken zich grote zorgen over de Poolse onafhankelijke rechtspraak en roepen
u op uw ambtsgenoten daarop aan te spreken, eens te meer nu in de media berichten
doorklinken dat de Poolse autoriteiten weinig genegen zijn zich ook maar iets van
de lopende EU-procedures aan te trekken. De aan het woord zijnde leden vragen naar
de stand van zaken van de Europese strafrechtelijke samenwerking met EU-lidstaten
waar twijfel bestaat over de rechtstatelijkheid van de strafrechtspleging en de mogelijke
stappen die worden overwogen om lidstaten zoals Polen en Hongarije aan de Europese
Rule of Law te houden.
Heeft u inderdaad, zoals toegezegd, een brief geschreven aan uw Poolse ambtgenoot
waarin u uw zorgen uit over de situatie daar?
Hoeveel andere EU-lidstaten zijn bereid zich te voegen bij ingebrekestellingsprocedures
aan de zijde van de Europese Commissie?
Het kabinet deelt de zorgen die leven over rechtsstaat, democratie en grondrechten
in Polen en Hongarije. Samen met gelijkgezinde lidstaten zet het kabinet dan ook in
op regelmatige bespreking van deze zorgen in het kader van de artikel 7-procedures.
Daarnaast zet het kabinet zich sterk in voor het voeren van een dialoog in de JBZ-Raad
vanuit de verantwoordelijk van de Ministers van Justitie en Binnenlandse zaken voor
de justitiële en juridische elementen van rechtsstatelijkheid. Lidstaten moeten immers
kunnen worden aangesproken op naleving van de waarden van de Unie die zij in de Verdragen
hebben onderschreven.
In het kader van de Europese strafrechtelijke samenwerking met EU-lidstaten, is het
aan de gerechtelijke autoriteiten van de betreffende lidstaat om in specifieke gevallen
te beoordelen of aan de voorwaarden in de geldende EU-wetgeving, zoals omtrent de
rechten van verdachte, bij de strafrechtspleging is voldaan. Dat is tevens het geval
wanneer zorgen bestaan of bij de betreffende lidstaat over de rechtsstatelijkheid.
De brief die is aangekondigd in het AO van 11 maart jl.(Kamerstuk 32 317, nr. 616) is op dit moment nog niet verzonden, mede vanwege de gewijzigde omstandigheden vanaf
medio maart als gevolg van de COVID-19 maatregelen. De crisis heeft een aantal nieuwe
vragen ten aanzien van rechtsstatelijkheid opgeworpen, niet alleen ten aanzien van
de in het debat genoemde LHBTI-vrije zones. Samen met een groot aantal lidstaten maakt
Nederland zich sterk voor naleving van de beginselen van de rechtsstaat. Zo is op
1 april jl. een verklaring gepubliceerd waarin lidstaten wordt opgeroepen om bij het
nemen van uitzonderlijke noodmaatregelen de beginselen van rechtsstaat, democratie
en grondrechten te respecteren. In die context zal worden bezien op welke wijze een
brief het meest opportuun is.
Nederland neemt waar passend actief deel aan Hofzaken, zowel prejudiciële verwijzingszaken
als inbreukzaken, om de inzet op rechtsstatelijkheid in de Unie ook op die manier
te ondersteunen. Hierbij trekt Nederland zoveel mogelijk op in gezelschap van gelijkgezinde
lidstaten. In algemene zin is de animo om deel te nemen aan Hofzaken op het terrein
van de rechtsstaat onder EU-lidstaten niet groot. Daarom bepleit Nederland actief
en voortdurend bij gelijkgezinden om zich samen te voegen dit soort Hofzaken.
In Hongarije staat inmiddels vijf jaar cel op het verspreiden van «onjuiste informatie»
over de COVID-19 crisis. Onlangs werden op basis van deze wet twee criticasters van
de regering Orban gearresteerd. Veel mensenrechtenorganisaties zien steeds meer bewijs
dat de vrijheid van meningsuiting in Hongarije in gevaar is. Welke gevolgen heeft
dit voor de samenwerking van Nederland met Hongarije? En wat betekent het bijvoorbeeld
voor de onderhandelingen over e-evidence?
De zorgen over de vrijheid van meningsuiting worden door het kabinet gedeeld. Dit
kan echter als zodanig niet een basis zijn om strafrechtelijke samenwerking in algemene
zin op te schorten. Het is, zoals eerder gesteld, aan de gerechtelijke autoriteiten
om in specifieke gevallen te beoordelen of is voldaan aan de voorwaarden voor strafrechtelijke
samenwerking. De Raad wordt periodiek geïnformeerd over lopende onderhandelingen op
e-evidence, hier zullen dan ook eventuele gevolgen worden besproken.
De impact van COVID-19 op het gebied van Justitie
De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven de opvatting dat de COVID-19 crisis
sterk raakt aan de aspecten van de rechtsstaat en dat buitengewone maatregelen ter
bescherming van de volksgezondheid dienen te voldoen aan de vereisten van noodzakelijkheid,
proportionaliteit en tijdelijkheid en tevens de waarden van de EU en internationale
verdragsverplichtingen dienen te respecteren. Zijn er al uitkomsten beschikbaar van
de door de Europese Commissie aangekondigde monitoring van de door de lidstaten genomen
noodmaatregelen? Komt de Europese Commissie met bijvoorbeeld «best practises» of aanbevelingen
om de legitimiteit en rechtsstatelijkheid van dergelijke noodmaatregelen te versterken?
De Europese Commissie heeft inderdaad aangegeven de noodmaatregelen in de lidstaten
te monitoren. Waar mogelijk zullen deze ook worden meegenomen in het in september
te verschijnen rapport in het kader van de toetsingscyclus voor de rechtsstaat. Het
kabinet is niet bekend met een eventueel Commissievoornemen om best practices op dit
punt te publiceren. Wel wijst het kabinet in dit verband op de handleiding van de
Raad van Europa die op 7 april jl. met alle 47 lidstaten is gedeeld en op de twee
rapporten over de grondrechtenimplicaties van de COVID-19-crisis die het EU Grondrechtenagentschap
(FRA) op 8 april en 28 mei jl. publiceerde. Naar verwachting zal de Raad door het
FRA nader worden geïnformeerd over diens rapporten tijdens de aankomende JBZ-Raad.
Migratie
De leden van de GroenLinks-fractie vragen in hoeverre Nederland de aanbevelingen van
de Europese Commissie op het gebied van videohoren, het eventueel overslaan daarvan
en voorbereidingen van vrijwillige terugkeer en uitzettingen heeft overgenomen.
De Europese Commissie heeft in haar richtsnoeren van 17 april jl.6 onder andere aanbevolen om het persoonlijk onderhoud (asielgehoor) met de asielzoeker
zoveel als mogelijk op afstand te voeren door gebruik te maken van videoconferentietechnologie,
tenzij wegens bijzondere procedurele behoeften een persoonlijk onderhoud via videoconferentie
niet geschikt is voor de asielzoeker. De Commissie heeft verder overwogen dat indien
de autoriteiten het persoonlijk onderhoud middels videoconferentie opzetten, zij ook
moeten zorgen voor de (virtuele) rechtsbijstand van een rechtshulpverlener. Verder
overweegt de Commissie dat de vertrouwelijkheid van het gehoor moet worden gewaarborgd
onder meer door gebruik te maken van een beveiligde verbinding.
De wijze waarop het telehoren (horen via een videoverbinding) thans in de asielprocedure
plaatsvindt, is in overeenstemming met de aanbevelingen van de Commissie als vermeld
in voornoemde richtsnoeren. De IND maakt bij het telehoren gebruik van een beveiligde
videoverbinding. Telehoren vindt niet plaats in zaken van asielzoekers die vanwege
lichamelijke of geestelijke klachten speciale aandacht nodig hebben tijdens het gehoor
en evenmin in zaken van alleenstaande minderjarige asielzoekers. Ook heeft de asielzoeker
voorafgaand aan het asielgehoor de mogelijkheid om het gehoor met zijn rechtsbijstandverlener
voor te bereiden en nadien na te bespreken.
Daarnaast roept de Commissie in de richtsnoeren in het bijzonder op om zo goed als
mogelijk te zorgen voor de voortgang in het terugkeerproces, met gebruikmaking van
alle elektronische middelen. Dit sluit aan bij de Nederlandse inzet zoals deze meteen
na het intreden van de reisbeperkingen in week 11 heeft vorm gekregen. De focus van
de vertrekhandelingen lag daarbij op criminele vreemdelingen, overlastgevers en bewaringszaken,
maar uiteraard ook in de ondersteuning van vrijwillig vertrek als een reëel mogelijkheid
zich voordeed.
Daarbij is waardevol gebleken dat op het gebied van vreemdelingenbewaring de rechter,
ook voor het intreden van de maatregelen om de verspreiding van COVID-19 tegen te
gaan, al vaker de vreemdeling via elektronische weg hoort zonder dat deze in de rechtszaal
aanwezig is. Ook medewerkers van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) konden nu van
dergelijke werkwijze gebruik maken.
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld, kan vreemdelingenbewaring doorgang vinden, zoals
ook de commissie adviseert7. Daarbij komt dat mede door de voorzorgsmaatregelen die door Dienst Justitiële Inrichtingen
(DJI) zijn getroffen, het niet nodig is geweest om andere inrichtingen dan de in vreemdelingen
bewaring gespecialiseerde inrichtingen te gebruiken, zoals door de Commissie iets
aangereikt als uiterste redmiddel om bewaring te laten voorduren als door de preventieve
maatregelen de detentiecapaciteit in locatie van vreemdelingenbewaring zou dalen.
Waar vrijwillig vertrek mogelijk was, is dit ook voorbereid en gerealiseerd. De mogelijkheden
voor terugkeer zijn in belangrijke mate afhankelijk van de openstelling van landsgrenzen
en het opstarten van het vliegverkeer. Op 11 maart (week 11) is COVID-19 officieel
tot pandemie verklaard door de WHO. Vanaf week 12 gelden er veel reisbeperkingen,
en is terugkeer slechts in beperkte mate mogelijk. Niettemin zijn sinds week 12 tot
en met week 21 circa 330 vreemdelingen uit de caseload van DT&V gecontroleerd vertrokken,
waarvan circa 60 gedwongen.
De ontwikkelingen ten aanzien van de reisbeperkingen worden binnen de migratieketen
nauwgezet gevolgd, zodat hierop goed en tijdig geanticipeerd kan worden. De komende
tijd zal in het teken zal staan van een gedeeltelijke normalisering, bijvoorbeeld
tussen Europese lidstaten onderling. Voor zover reisbewegingen weer mogelijk zullen
zijn geldt echter wel dat er veel restricties zijn die maken dat terugkeer (nog) niet
altijd geëffectueerd kan worden.
Deze leden vragen of u bereid bent tijdens de informele JBZ-Raad uw Maltese ambtsgenoot
aan te spreken op berichten dat Malta commerciële schepen in zet om migranten terug
te duwen en berichten dat een Maltees marineschip een migrantenboot onder dreiging
van vuurwapens zou hebben gedwongen naar Sicilië te varen.
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie die dergelijke berichten kan
bevestigen. De informele JBZ-Raad vindt plaats middels een VTC met beperkte spreektijd.
Wel zal Malta als AOB informatiepunt de nationale- en regionale migratiesituatie toelichten.
Het kabinet volgt de situatie op de Centraal Mediterrane Route nauwlettend.
De aan het woord zijnde leden vragen om de laatste stand van zaken over de situatie
in Libië. Zij vragen de beschikbare informatie over de aantallen migranten die nog
in ongeschikte detentiecentra in Libië zitten.
Zoals vaker met uw Kamer gewisseld, volgt het kabinet de ontwikkelingen in Libië nauwgezet.
Het is evident dat het oplaaiend geweld in Libië en een mede vanwege het COVID-19
virus ingestelde avondklok gevolgen hebben voor de effectiviteit van de Libische kustwacht.
Niettemin heeft volgens gegevens van UNHCR de Libische kustwacht dit jaar al bijna
3.100 drenkelingen aan wal gebracht. Vanwege COIVD-19 crisis zijn momenteel de evacuatievluchten
en hervestigingsmissies opgeschort, evenals het vrijwillige humanitaire terugkeerprogramma
met ondersteuning van IOM. Er zijn elf bestaande officiële detentiecentra voor migranten,
waar naar schatting 1.500 mensen worden vastgehouden. De internationale toegang tot
Libië blijft beperkt en niet alle delen zijn toegankelijk. IOM en UNHCR zetten zoveel
als mogelijk hun activiteiten in Libië voort.
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie of het de verwachting is dat er
tijdens de informele JBZ-Raad nadere afspraken worden gemaakt over de opvang en overname
van alleenstaande minderjarige kinderen uit Griekenland in andere EU-lidstaten, en
zo ja, of de Nederlandse positie hierin ongewijzigd hardvochtig blijft.
In reactie op de vragen van de GroenLinks-fractie kan het kabinet melden dat de situatie
in Griekenland, alsmede de oproep van Griekenland om alleenstaande minderjarige asielzoekers
te herplaatsen, niet op de agenda van de aankomende JBZ-Raad op 5 juni staan. Derhalve
zullen deze onderwerpen niet aan bod komen tijdens de JBZ-Raad. Zoals reeds gecommuniceerd
aan uw Kamer worden hieromtrent aparte bijeenkomsten georganiseerd tussen de Commissie
en de lidstaten die positief hebben gereageerd op de oproep van Griekenland8. Indien deze EU-lidstaten en Griekenland nadere afspraken maken, betreft dat een
bilaterale aangelegenheid die buiten de JBZ-Raad om gebeurt.
5. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda van de
aanstaande informele JBZ-Raad. Zij hebben hierover enkele vragen. Daarnaast willen
zij enkele actualiteiten ter sprake brengen.
De impact van COVID-19 op het gebied van Justitie
Inmiddels is er een werkgroep opgesteld om de gevolgen van de COVID-19 crisis op Europese
aanhoudingsbevelen opgesteld. Deze leden zijn benieuwd of Nederland ten tijde van
de COVID-19 crisis nog aanhoudingsbevelen heeft uitgevaardigd of inkomende aanhoudingsbevelen
heeft opgevolgd. Voornoemde leden horen dit graag en welke overwegingen hierbij gespeeld
hebben.
Ten aanzien van uitlevering, overlevering, overdrachten en Europese aanhoudingsbevelen
(EAB) geldt dat in beginsel de samenwerking zo goed als dat mogelijk is doorgegaan.
Het uitvoering geven aan EAB’s is ingevolge artikel 1, tweede lid, van kaderbesluit
2002/584/JBZ immers een rechtsplicht.
In algemene zin geldt dat als gevolg van de sterk beperkte werkzaamheden bij de gerechten
en de handhavingsdiensten in de gehele EU het aantal ingekomen en uitgaande EAB’s
sterk verminderd is in de afgelopen maanden. Er zijn sinds de vaststelling van de
COVID 19-maatregelen door Nederland en de andere lidstaten nog Europese aanhoudingsbevelen
uitgevaardigd en ingekomen verzoeken om uitvoering van aanhoudingsbevelen uit andere
lidstaten uitgevoerd. Inmiddels heeft de internationale rechtshulpkamer van de rechtbank
Amsterdam het normale zittingsrooster weer hervat, zodat de behandeling van ingekomen
verzoeken weer normaal kan plaatsvinden. Fysieke overleveringen van personen op grond
van EAB’s zijn voorlopig nog beperkt als gevolg van de reisrestricties die door de
meeste lidstaten zijn vastgesteld. Fysieke overlevering via transport over land naar
België en Duitsland vindt in de regel normaal doorgang. Fysieke overlevering via transport
door de lucht was de afgelopen maanden niet of nauwelijks mogelijk, maar komt dezer
dagen weer langzaam op gang.
Het Europees Justitieel Netwerk (strafrechtelijke samenwerking) monitort de situatie
in de lidstaten permanent. Op die wijze kan worden bezien wanneer fysieke overleveringen
met alle lidstaten weer op de normale wijze geheel kunnen worden hervat.
Deze leden zijn erg benieuwd naar en bezorgd over de ontwikkeling van de tracing-app
in Nederland. Zij lezen ook dat de Europese Commissie een rol daarin zoekt. Daarom
zijn ze erg benieuwd naar de achterliggende motieven om tot interoperabiliteit van
die apps te komen. Welk doel dient dat?
In de Europese Toolbox9 wordt gesteld dat interoperabiliteit nodig is om technisch in staat te zijn minimale
informatie uit te wisselen om EU burgers te informeren/notificeren als zij potentieel
in contact zijn geweest met iemand bij wie COVID-19 officieel is vastgesteld. Daarnaast
draagt dit bij aan het herstellen van de interne markt en het bieden van waarborgen
om de verspreiding van het COVID-19 virus onder controle te houden. In de Toolbox
worden vereisten ten behoeve van grensoverschrijdende interoperabiliteit genoemd die
lidstaten in overweging zouden moeten nemen. In de Toolbox wordt benadrukt dat, om
de applicaties interoperabel te maken, er zowel moet worden gekeken naar harmonisering
van de epidemiologische kaders als naar de technische standaarden van de app.
Naast het grensoverschrijdend interoperabel maken van de bron- en contactonderzoek
apps en hierdoor COVID-19 gezamenlijk te kunnen bestrijden, is een belangrijk voordeel
van interoperabele apps van de verschillende lidstaten dat Europese burgers slechts
één app nodig zouden hebben als zij door de EU reizen omdat alle nationale apps met
elkaar werken.
Daartoe heeft het eHealth Netwerk verschillende werkgroepen opgericht waar experts
van lidstaten nauw met elkaar samenwerken om tot oplossingen te komen met aandacht
voor de technische, epidemiologische en juridische aspecten.
Zo zal een van de werkgroepen van het eHealth Netwerk op korte termijn concrete technische
oplossingen presenteren om de nationale bron- en contactonderzoek apps technisch interoperabel
te maken. De verwachting is dat eind juni kleinschalig de interoperabiliteit van nationale
apps wordt getest tussen landen die hetzelfde model hanteren (centraal of decentraal),
bijvoorbeeld tussen Nederland en Duitsland die beiden een decentraal model van dataopslag
hanteren.
Het is in ieder geval de inzet van het kabinet de interoperabiliteit tussen de verschillende
nationale digitale applicaties waar mogelijk te bevorderen. Met name in de grensregio
met Duitsland en België is dit van groot belang vanwege de grote aantallen grenswerkers.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de plannen van de Europese Commissie
in reactie op de COVID-19 crisis. Tot hun verschrikking lezen zij dat rescEU wordt
uitgebreid. De Europese Commissie wil het budget verhogen met maar liefst 2 miljard
euro tot 3,1 miljard euro, een verdrievoudiging. De Kamer heeft zich in het verleden
uitgesproken tegen de oprichting van deze Europese brandweer op basis van een motie
(Kamerstuk 32 317, nr. 539). Deze leden horen graag wat het standpunt van de regering is over het plan om rescEU
nu al uit te breiden.
Ten aanzien van RESCEU/UPCM acht het kabinet het van belang dat er eerst een grondige
evaluatie en nadere analyse plaatsvindt voordat (vergaande) wijzigingen kunnen worden
overwogen. Het kabinet is wel voorstander van het versterken van de lidstaten in haar
taken om adequate crisisrespons te geven.
Rechtsstaat
De leden van de SP-fractie zijn geïntrigeerd door de rechtsonzekerheid die er sinds
het begin van deze maand heerst in de Europese Unie. De vraag waar het om draait is:
wie is hier de hoogste rechter? Deze leden zijn benieuwd naar de reactie van het Nederlandse
kabinet op de ontstane situatie. Hoe schat u de gevolgen in voor lidstaten die al
niet zo fan waren van het Hof van Justitie van de Europese Unie? Graag een uitgebreide
reactie, want deze discussie kan de toekomst van de Europese Unie mede bepalen.
Gelet op het feit dat het hier gaat om een uitspraak van een rechterlijke instantie
in een andere lidstaat, die ziet op een in die rechtsorde ontstaan constitutioneel
conflict, acht het kabinet het niet passend de uitspraak van het Bundesverfassungsgericht
(BVerfvG) inhoudelijk te becommentariëren.
Wel benadrukt het kabinet in algemene zin dat lidstaten het Europees Hof van Justitie
de taak hebben gegeven om te oordelen over de geldigheid van EU-besluiten en dat uit
het EU-recht volgt dat uitspraken van het Europees Hof van Justitie bindend zijn in
nationale rechtsordes. Het arrest doet dan ook niets af aan de verplichtingen die
Duitsland en andere lidstaten onder het EU-recht hebben en doet dus ook geen afbreuk
aan de bindende kracht van uitspraken van het Europees Hof van Justitie en de gevolgen
die lidstaten daaraan moeten verbinden. Het kabinet acht het dan ook onacceptabel
als lidstaten het oordeel van het BVerfG als legitimatie inroepen om EU-rechtelijke
verplichtingen naast zich neer te leggen en geen gehoor te geven aan uitspraken van
het Europees Hof van Justitie.
Zie tevens de kamerbief dd. 14 mei 2020 2020 naar aanleiding van het verzoek van de
vaste Kamercommissie voor Financiën om reactie op de uitspraak van het Bundesverfassungsgericht
over het ECB-programma en om een update over het EU-herstelfonds.
Freedom House concludeerde recent dat Polen is vervallen tot een semi-geconsolideerde
democratie en Hongarije maar liefst tot een hybride systeem. Weer een dieptepunt in
de geschiedenis van de Europese Unie. De anti COVID-19 maatregelen in Hongarije doen
vermoeden dat de analyse van Freedom House alweer achterhaald is. Welke stappen kan
de Nederlandse regering nog zetten in de richting van Polen en Hongarije?
De genoemde classificaties laat het kabinet voor rekening van Freedom House, maar
het kabinet heeft zeker zorgen over rechtsstaat, democratie en grondrechten in beide
landen. Samen met gelijkgezinde lidstaten zet het kabinet dan ook in op regelmatige
bespreking van deze zorgen in het kader van de artikel 7-procedures. Daarnaast zet
het kabinet zich sterk in voor het voeren van een dialoog in de JBZ-Raad vanuit de
verantwoordelijkheid van de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken over de justitiële
en juridische elementen van rechtsstatelijkheid. Lidstaten moeten immers kunnen worden
aangesproken op naleving van de waarden van de Unie die zij in de Verdragen hebben
onderschreven. In dat licht wijst het kabinet tevens op de reeds gewezen en nog lopende
Hofzaken op het terrein van de waarden van de Unie in Hongarije en Polen. Nederland
neemt samen met gelijkgezinde lidstaten regelmatig deel aan deze Hofzaken om het belang
van het naleven van rechtsstatelijkheid in de Unie ook op die manier tot uitdrukking
te brengen.
Ondertekenaars
-
, -
, -
, -
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.E.A.J. Hessing-Puts, griffier