Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 464 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020 (Tweede incidentele suppletoire begroting inzake compensatie studenten en ondersteuningsmaatregelen onderwijs COVID-19)
Nr. 3 VERSLAG
Vastgesteld 3 juni 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder
het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam
voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
BEGROTINGSTOELICHTING
1
1.
Compensatie voor studenten in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs
2
2.
Ondersteuning gericht op het voorkomen van onderwijsachterstanden en studievertraging
in ve, po, vo en mbo
5
3.
Offensief tot behoud van stages en leerwerkbanen voor praktijk-onderwijs (pro), voortgezet
speciaal onderwijs (vso), voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) en mbo
7
4.
Uitbreiding aanvullende bekostiging nieuwkomers po en vo
8
BEGROTINGSTOELICHTING
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van toelichting en
hebben hierover nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben het onderhavige wetsvoorstel met interesse gelezen
en hebben nog enige vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het
wetsvoorstel inzake compensatie studenten en ondersteuningsmaatregelen onderwijs COVID-19
en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de tweede incidentele
suppletoire begroting en hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de SP hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de begrotingswijziging
inzake compensatie en ondersteuningsmaatregelen voor het onderwijs. Zij hebben hierover
nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de tweede
incidentele suppletoire begroting. Deze leden maken zich zorgen over de grote gevolgen
van de uitbraak van het coronavirus voor het onderwijs en studenten. Deze leden onderkennen
een noodzaak dat studenten worden gecompenseerd, onderwijsachterstanden en studievertraging
als gevolg van COVID-19 zoveel mogelijk worden voorkomen voor leerlingen en mbo-studenten
en instellingen, scholen en werkgevers met stages en leerwerk-banen maximaal worden
ondersteund bij het bieden van maatwerk.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
1. Compensatie voor studenten in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een compensatie komt voor studievertraging
in het laatste jaar van de studie veroorzaakt door COVID-19. Hoeveel studenten gaan
hier naar schatting gebruik van maken? Wat gebeurt er als er meer studenten dan verwacht
gebruik gaan maken van de regeling en hoe wordt dit gefinancierd?
Deze leden lezen dat de additionele middelen bedoeld zijn om te voorkomen dat mbo1-studenten geen verdere studievertraging oplopen doordat de beroepspraktijkonderdelen
van de opleidingen geen doorgang kunnen vinden. Op welke manier kunnen beroepspraktijkonderdelen
weer doorgang vinden door de versoepeling van de coronaregels sinds 1 juni 2020, zo
vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de compensatie
voor studenten in het mbo en het ho2. Het bericht dat studenten vanwege de coronamaatregelen ook in staat worden gesteld
aanvullend te lenen bij DUO3 begrijpen deze leden, maar baart hen ook zorgen. Kan de regering in een overzicht
aangeven hoeveel er gemiddeld meer geleend wordt per maand, sinds de invoering van
de coronamaatregelen medio maart 2020 en hoeveel studenten daarvoor kiezen?
Deze leden vragen de regering of het klopt dat alle studenten die studievertraging
in hun laatste studiejaar oplopen door coronamaatregelen zowel financieel gecompenseerd
worden alsmede hun reisrecht wordt verlengd? Geldt dit ook voor studenten die onderwijs
volgen bij private instellingen? Heeft de regering ook met deze groep rekening gehouden
bij het bedrag dat voor de compensatie is gereserveerd, zo vragen zij.
Voornoemde leden maken zich grote zorgen over de positie van jongeren op de arbeidsmarkt
als gevolg van de coronamaatregelen en de bijkomende economische crisis. Wat vindt
de regering van het idee om doorleren toegankelijker te maken na het behalen van een
diploma, vanwege de dreigende slechte arbeidsmarkt? Wat heeft de regering geleerd
van de vorige economische crisis met betrekking tot jongeren en hun arbeidsmarktperspectief?
Hoe gaat zij dit concreet toepassen nu de eerste cijfers duiden op baanverlies voor
jongeren en een lastige positie op de arbeidsmarkt na afstuderen? Op welke wijze houdt
de regering rekening met de grotere kans dat jongeren vanwege de afnemende arbeidsmarktkansen
besluiten door te studeren?
Deze leden vragen wat de procedure is vanuit het perspectief van de student? Welke
stappen moeten studenten zetten om het compensatiebedrag te ontvangen indien zij daar
recht op hebben? Hoe is de regering voornemens dit richting studenten te communiceren?
De aan het woord zijnde leden vragen tenslotte of de regering een beeld heeft van
studenten in het hoger onderwijs die uitvallen als gevolg van de coronacrisis en de
coronamaatregelen? Deze leden vragen zo spoedig mogelijk na 1 oktober 2020 concrete
cijfers te geven van de uitval bij studenten in het hoger onderwijs voor het studiejaar
2019–2020. Hoe verhouden zich deze cijfers tot het gemiddeld aantal uitval en de uitval
van voorgaande studiejaren, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie waarderen dat de motie van de leden Jetten en Heerma4 met vaart is uitgevoerd. Deze leden vragen de regering om verheldering van een aantal
zaken. Komen internationale studenten die studievertraging oplopen ook in aanmerking
voor compensatie? Hoe vragen studenten de compensatie aan? Moeten zij zich actief
melden bij de onderwijsinstelling of DUO, of voert DUO dit automatisch uit, zo vragen
deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat de regering een deel van de studenten
compenseert voor opgelopen vertraging door de coronacrisis. Wel vragen de leden waarom
er alleen gekozen is om studievertraging in het laatste jaar te compenseren? Wat doet
de regering voor studenten die in eerdere studiejaren bewezen vertraging oplopen door
de coronacrisis? Wat doet de regering voor studenten die hun bijbaan zijn verloren
door de crisis? Veel van hen zijn flexwerkers of uitzendkrachten met nulurencontracten
en komen niet in aanmerking voor een compensatieregeling omdat ze (net) te weinig
verdienen. Wat gaat de regering doen om deze studenten te helpen, zo vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie zijn nog steeds verbolgen over het feit dat alleen studenten
in de afrondende fase van hun studie gecompenseerd worden. Studenten die hun wo-bachelordiploma
zullen behalen tussen september en januari zijn uitgesloten van de compensatieregeling,
wat de leden op zijn zachtst gezegd vreemd vinden. Wellicht dat de regering vindt
dat wo-bachelorstudenten niet in de afrondende fase van hun studie bevinden en dat
deze studenten nog een masteropleiding zullen gaan volgen. De leden zijn benieuwd
of de regering vindt dat een wo-bachelordiploma een volwaardig diploma is, waarmee de arbeidsmarkt betreden kan worden. Er
zijn namelijk genoeg universitaire studenten die besluiten geen wo-masteropleiding
te gaan doen. Sterker nog, het bachelor-mastersysteem is met dat uitgangspunt gecreëerd.
Deze leden vragen waarom er niet is gekozen voor een generieke maatregel om alle studenten
met studievertraging vanwege het coronavirus te compenseren. Ook eerste-, tweede-
en derdejaarsstudenten kunnen vanwege de coronamaatregelen studievertraging oplopen.
Uit gesprekken met het veld maken de leden op dat het percentage studenten dat enige
vertraging zal oplopen door corona hoog zal zijn. Voornoemde leden wijzen in dit verband
bijvoorbeeld op de problematiek dat sommige stages onmogelijk plaats hebben kunnen
vinden. Deze leden wijzen er verder op dat, mede op jaren van aansporing vanuit het
ministerie, curricula doorgaans dusdanig vol zitten dat het vaak schier onmogelijk
is hier ruimte in te creëren om vertraging in te lopen. Vertraging is vertraging,
ongeacht in welke fase van de studie deze wordt opgelopen.
Verhalen van studenten hebben deze leden bereikt die in het voorjaar van 2020 van
plan waren af te studeren, waardoor zij recht hadden op teruggave van het al betaalde
collegegeld. Door de coronamaatregelen zijn zij genoodzaakt langer ingeschreven te
staan en indien zij nog voor 1 september 2020 hun diploma behalen, komen zij niet
in aanmerking voor de compensatieregeling. Deze leden vinden dat deze studenten tussen
wal en schip vallen en vragen de regering in hoeverre zij deze studenten alsnog tegemoet
kan komen.
Het baart de leden van de PvdA-fractie zorgen dat bij een onderzoek van StudeerSnel
onder méér dan 1600 Nederlandse studenten blijkt dat 60 procent van de studenten zich
mentaal slechter voelt dan voor de corona-uitbraak en dat gebrek aan productiviteit
als gevolg van toegenomen afleiding door familieleden en huisgenoten en onvoldoende
toegang tot educatieve middelen voor hen een groot pijnpunt vormen. De regering maakt
nu € 160 miljoen vrij in 2021 voor een eenmalige tegemoetkoming aan studenten die
studievertraging oplopen, zich opnieuw moeten inschrijven in collegejaar 2020–2021
en een diploma halen tussen september 2020 en eind januari 2021. Bovendien maakt het
kabinet € 40 miljoen vrij in 2020 voor een financiële compensatie aan studenten van
wie het recht op basisbeurs of aanvullende beurs afloopt in de maanden juli, augustus
en september. Deze leden juichen deze maatregelen toe, maar vragen of studenten die
nu kampen met mentale problemen hiermee voldoende extra steun wordt geboden. Hoe beziet
de regering deze problematiek? Waarop baseert de regering de bedragen van € 160 en
€ 40 miljoen? Met hoeveel studenten die studievertraging oplopen, houdt zij rekening?
Gaat het kabinet er vanuit dat met de € 40 miljoen alle gevallen van studenten van
wie het recht op basisbeurs of aanvullende beurs afloopt in de maanden juli, augustus
en september en aanspraak kan maken op een financiële compensatie kunnen worden gecompenseerd?
Zo nee, van welk percentage, gaat de regering dan uit? Waarop is dit percentage gebaseerd?
De regering schrijft dat voor beide maatregelen geldt dat eventuele resterende middelen
die niet zijn uitgeput, terugvloeien naar ’s Rijks kas. Kan zij toelichten waarom
dat niet behouden blijft voor compensatie voor gevallen die nog niet worden tegemoet
gekomen onder deze regeling? Indien mocht blijken dat (significant) meer studenten
gecompenseerd moeten worden (bijvoorbeeld als er een tweede golf komt), uit welke
middelen wordt dat dan gedaan? Wat kan een student verwachten als zij of hij door
corona pas in februari 2021 een diploma behaalt?
Internationale werkende studenten moeten maandelijks 56 uur werken of per kwartaal
€ 525 verdienen om in aanmerking te komen voor een studielening of een ov-regeling.
Als gevolg van COVID-19 verliezen echter veel van deze studenten hun banen. Wat worden
de consequenties voor de betrokken internationale studenten en hun studieleningen
in het komende academische jaar?
Voornoemde leden vragen of er nu ook snel meer duidelijkheid komt over financiële
steun voor docenten en onderzoekers: vertraging in onderwijs betekent immers dat er
de komende jaren extra onderwijsinspanningen nodig zijn. Bovendien loopt ook de vertraging
in onderzoeksprojecten op universiteiten verder op, wat met name voor jonge onderzoekers
tot problemen leidt. Voor deze problematiek zijn oplossingen nodig. Welke mogelijkheden
ziet de regering om hier iets aan te doen, zo vragen deze leden.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering omgaat met groepen studenten die
op vergelijkbare wijze als de groep die in het wetsvoorstel centraal staat zich een
extra jaar zullen moeten inschrijven, maar die nu nog niet in het laatste studiejaar
zitten.
2. Ondersteuning gericht op het voorkomen van onderwijsachterstanden en studievertraging
in ve5, po6, vo7 en mbo
De leden van de VVD-fractie lezen dat waar het afstandsonderwijs niet goed tot stand
komt, dat vaak te maken heeft met de sociaal maatschappelijke en sociaal economische
situatie van de leerlingen en studenten. Waarop staaft de regering deze constatering?
Bij hoeveel studenten komt het afstandsonderwijs niet goed op gang? Bij welke hogescholen
of universiteiten is dit het geval? Hoeveel kinderen in het primair en voortgezet onderwijs zijn nog steeds uit beeld? Kan dit worden toegespitst per gemeente?
Welke maatregelen neemt de regering om alle kinderen weer in beeld te krijgen? Welke
rol spelen gemeentelijke leerplichtambtenaren hierin, zo vragen zij.
Deze leden lezen dat er € 244 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor de voorschoolse
educatie, het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.
Van deze € 244 miljoen wordt € 1,7 miljoen betaald uit de onderuitputting van de bestaande
subsidieregeling lente- en zomerscholen. Waaruit wordt de overige € 242,3 miljoen
betaald? Voornoemde leden vragen of er al zicht is op hoeveel scholen ervoor kiezen
om deze zomerlessen te verzorgen om onderwijsachterstanden weg te werken. Zo ja, hoeveel
scholen in het po en vo kiezen hiervoor? Zo nee, wanneer kunnen we hierover meer duidelijkheid
verwachten, zo vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie lezen dat in totaal € 244 miljoen wordt uitgetrokken om
onderwijsachterstanden en studievertraging te voorkomen in het ve, po, vo en mbo.
Verder lezen deze leden dat van deze € 244 miljoen, € 1,7 miljoen betaald is uit de
onderuitputting van de bestaande subsidieregeling lente- en zomerscholen vo waarmee
tevens uitvoering wordt gegeven aan de motie van de leden Rog en Van Meenen8. Deze leden vragen de regering of ook onderuitputting op andere zaken is gebruikt
om aan het bedrag van € 244 miljoen te komen. Zo ja, onderuitputting op welke andere
zaken?
Deze leden vragen nader toe te lichten op basis waarvan de verdeelsleutel voor de
diverse investeringen en over de diverse onderwijssectoren tot stand is gekomen. Is
dit gebeurd op basis van de omvang van de sector of op basis van de omvang van de
problematiek? In geval van het laatste hoe is de omvang van de problematiek vastgesteld?
Is dit op basis van bijvoorbeeld onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar
deze achterstanden of andere onderzoeken? Deze leden vragen tevens of er zicht is
op welke specifieke scholen achterstand is ontstaan door het afstandsonderwijs de
afgelopen weken?
Deze leden vragen of het klopt dat het totale bedrag van ruim € 244 miljoen als subsidie
wordt toegekend en of scholen die ondersteuning willen een subsidieaanvraag moeten
indienen? Aan welke voorwaarden moet de subsidieaanvraag voldoen? Wordt bij de toekenning
van de middelen ook gekeken op welke scholen de meeste achterstand is ontstaan? Kunnen
bijvoorbeeld scholen in achterstandswijken meer geldelijke ondersteuning ontvangen
dan andere scholen, omdat naar verwachting de problematiek daar groter is dan op scholen
met veel kinderen van hoogopgeleide ouders? Hoe lang duurt het voordat de subsidieaanvraag
wordt toegekend en de scholen het bedrag op hun rekening hebben?
Voornoemde leden vragen of er ook wordt gemonitord op welke wijze de scholen de ontvangen
gelden besteden en hoe efficiënt en met welk resultaat deze gelden worden ingezet?
Deze leden lezen dat er ook € 2 miljoen beschikbaar is voor onderzoek, monitoring,
uitvoering en communicatie. Deze leden vragen voor wie deze gelden bestemd zijn, kunnen
scholen daar aanspraak op maken of is dit voor andere organisaties zoals de Inspectie
van het Onderwijs, instellingen die vallen binnen de SLOA9 of anderen?
De aan het woord zijnde leden waarderen de inspanningen van de regering om studievertraging
als gevolg van de coronamaatregelen te voorkomen. Deze leden willen graag specifiek
weten hoe achterstanden worden ingehaald bij opleidingen voor contactberoepen die
met stages werken? Hoe worden specifiek mbo-studenten over de mogelijkheden geïnformeerd
om onderwijsachterstanden in te halen door lente-, zomer- en herfstonderwijs, conform
de motie van de leden Rog en Van Meenen10? Zou het inhalen van stages in het lente-, zomer- en herfstonderwijs ook mogelijk
zijn? Hoe denkt SBB11 over dit plan?
Deze leden maken zich zorgen dat een groep mbo-studenten, met name diegene met een
onderwijsachterstand, moeilijk te bewegen zijn tot het volgen van deze extra onderwijsmogelijkheden.
Deelt de regering deze zorgen en hoe gaat zij dit stimuleren?
Deze leden vragen tot slot een overzicht te geven van mbo-opleidingen die het zwaarst
getroffen zijn door de coronamaatregelen.
De leden van de D66-fractie zijn blij dat er extra middelen zijn om onderwijsachterstanden
te bestrijden. Deze leden vragen hoe de extra middelen worden uitgekeerd, gaat dit
via de gemeenten of via de scholen? Hebben scholen de mogelijkheid om in de zomervakantie
extra ondersteuning te bieden voor leerlingen die dat nodig hebben?
Welke instantie gaat het onderzoek, de monitoring, uitvoering en communicatie doen,
zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie waarderen de inzet van de regering om extra te
investeren in het ve, po, vo en mbo om opgelopen onderwijsachterstanden en studievertraging
in te halen. Deze leden vragen wel op welke manier de regering deze miljoenen gaat
besteden? Over wat voor facultatieve programma’s en ondersteuning gaat het? Ook lezen
deze leden dat dit naast de reguliere onderwijstijd zal gebeuren, maar wie zal deze
extra taken dan uitvoeren? Kan de regering garanderen dat deze taken niet nog extra
op het bordje van de leraren komen te liggen, die toch al een hoge werkdruk ervaren
(en een lerarentekort), zo vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie vinden het een goede stap van de regering om € 244 miljoen
vrij te maken voor de ondersteuning gericht op het voorkomen van onderwijsachterstanden. De leden vragen echter waarom het geld bestemd is
voor ondersteuning gericht op het voorkomen van onderwijsachterstanden, terwijl deze
er vaak helaas – al dan niet langdurig – al zijn. Kan de regering dit toelichten?
Er is € 2 miljoen beschikbaar voor onderzoek. Wordt er ook onderzoek gedaan naar de
opgelopen onderwijsachterstanden als gevolg van de coronacrisis en welke ondersteuning
er nodig is om deze achterstanden weg te werken? Zo ja, wordt daarbij ook gekeken
naar al bestaande onderwijsachterstanden? Zo nee, waarom niet? In hoeverre worden
leraren en schoolleiders hierin betrokken? Kan de regering toelichten waar het geld
precies naartoe gaat, oftewel wie krijgt wat qua subsidie? Aan welke eisen moet worden
voldaan? Deze leden vragen de regering ook waar de verdeling van het budget op gebaseerd
is.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de Inspectie van het Onderwijs heeft gewezen
op beperkingen van het afstandsonderwijs voor optimale benutting van de onderwijstijd
die de sociale ongelijkheid tussen leerlingen en tussen studenten dreigt te versterken.
Het kabinet stelt eenmalig € 244 miljoen beschikbaar om aanbieders van voorschoolse
educatie, scholen en instellingen in de periode van de zomervakantie van 2020 tot
en met de zomervakantie van 2021, leerlingen en studenten te laten ondersteunen bij
het inhalen van leerachterstanden door extra facultatieve programma’s. Dit klinkt
deze leden goed in de oren. Niettemin vragen zij wat de fysieke beperkingen zijn bij
dit eenmalige bedrag. Door de anderhalvemetermaatregel past immers nog maar ongeveer
een derde van de leerlingen tegelijk in een schoolgebouw. Welk deel van de leerlingen
en studenten die leerachterstanden hebben opgelopen kan hierbij worden bereikt? Ondertussen
zegt ruim een kwart van de leraren en leerlingbegeleiders in het basis- en voortgezet
onderwijs dat zij door de coronacrisis meer kwetsbare leerlingen hebben ontdekt en
willen de helft van de leraren op de basisschool en een derde van de leraren in het
voortgezet onderwijs een belangrijkere rol van de jeugdhulp aan leerlingen, zo blijkt
uit een landelijke enquête van het onderzoeksprogramma De Monitor en DUO-onderwijsonderzoek
en Advies12. In hoeverre kan met het beschikbare budget aan deze wens van de leraren en leerlingbegeleiders
worden tegemoet gekomen, zo vragen deze leden.
3. Offensief tot behoud van stages en leerwerkbanen voor praktijkonderwijs (pro),
voortgezet speciaal onderwijs (vso), voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo)
en mbo
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een extra impuls wordt gegeven voor werkgevers
in leerwerkbedrijven om leerwerkplekken te creëren of in stand te houden tijdens en
na deze crisis. Op welke manier wordt deze € 10,6 miljoen besteed? Daarnaast lezen
deze leden dat er een tijdelijke uitbreiding van twee jaar komt voor de acquisitie
en ondersteuning van leerwerkbedrijven door de SBB in de regio. Waaraan wordt deze
€ 4 miljoen, vrijgemaakt in 2020 en 2021, uitgegeven, zo vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er extra subsidie vrijkomt voor werkgevers,
zodat het creëren van leerwerkplekken aantrekkelijker wordt. Wat betekent de verhoging
van subsidie van praktijkleren voor een bedrijf in de praktijk? Kan dit nader worden
toegelicht?
Deze leden vragen aan te geven hoeveel, van de in totaal € 14,6 miljoen die in deze
paragraaf wordt genoemd voor ondersteuning leerwerkplekken en SBB, is specifiek voor
het praktijkonderwijs, respectievelijk voortgezet speciaal onderwijs en voorbereidend
middelbaar beroepsonderwijs? Waar wordt de middelen voor deze sectoren specifiek voor
ingezet?
Deze leden hebben met belangstelling de plannen gelezen van de regering tot behoud
van stages en leerwerkbanen. Deze leden zijn van mening dat de coronacrisis grote
gevolgen heeft voor de veranderende vraag en aanbod verhouding op de arbeidsmarkt.
Ziet de regering ook mogelijkheden om extra aandacht te besteden bij aanstaande studenten
binnen de kansopleidingen? Bijvoorbeeld sectoren waar enerzijds kansen liggen voor
studenten en anderzijds de samenleving jongeren binnen deze opleiding hard nodig heeft?
Deze leden zien de huidige crisis als een ideaal moment om hier meer aandacht aan
te geven, zeker nu de arbeidsmarktverandering in een stroomversnelling is gekomen
door de huidige crisis.
De leden van de GroenLinks-fractie waarderen de inzet van de regering om binnen het
mbo stage- en leerplekken te behouden of te creëren. Juist hier zitten de studenten
waar we als eerste een beroep op zullen moeten doen om de veranderende samenleving
weer op te bouwen – soms letterlijk. Deze leden zijn dan ook tevreden dat de regering
middelen ter beschikking stelt voor het actieplan van SBB om leerwerkbedrijven te
acquireren en ondersteunen. Deze leden vragen hierbij wel waarom dit een tijdelijke
ondersteuning betreft. Hierbij nemen deze leden in aanmerking dat er structureel € 3,1
miljoen bezuinigd is op het SBB, en dat de verwachting is dat de gevolgen van COVID-19
op het aantal beschikbare stages en leerwerkplekken langer dan twee jaar zullen duren.
Is de regering bereid de structurele bezuinigingen op SBB te heroverwegen, gezien
de cruciale functie die SBB vervult? Zo nee, waarom niet? Kan de regering borgen dat
indien blijkt dat de afname van het aantal stages en weerwerkplekken als gevolg van
COVID-19 langer dan twee jaar duurt, hiervoor ook middelen ter beschikking gesteld
zullen worden? Zo nee, waarom niet? Is de regering tevens bereid instellingen te ondersteunen
die op dit moment zelf creatieve oplossingen inzetten om stages te verzorgen? Zo ja,
op welke manier(en)? Zo nee, waarom niet, zo vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie vragen wat het offensief tot behoud van stages en leerwerkbanen
precies inhoudt voor leerlingen van het pro, vso en vmbo? Deze leden merken namelijk
op dat het actieplan enkel voor het mbo opgesteld is.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat voor het behoud van stages en leerwerkbanen
voor praktijkonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
en mbo het kabinet met een offensief komt. Met een extra impuls per jaar van € 10,6
miljoen in 2020 en ook in 2021 wordt het ook voor werkgevers in leerwerkbedrijven
aantrekkelijker gemaakt om leerwerkplekken te creëren of in stand te houden tijdens
en na de coronacrisis. Kan de regering becijferen welk deel van de stagetekorten hiermee
zal worden opgelost, zo vragen deze leden.
De leden van de SGP-fractie vragen op welke wijze bij de inzet om stages en leerwerkplekken
te behouden de positie van kleine(re) ondernemers aan bod komt. Deze leden constateren
dat de betrokkenheid van deze groep bij het bieden van kansen voor studenten vaak
groot is, maar dat de financiële ondersteuning voor hen van groot belang is, zeker
in de huidige omstandigheden.
4. Uitbreiding aanvullende bekostiging nieuwkomers po en vo
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet in 2020 eenmalig € 21 miljoen vrij
maakt voor het po en vo om de nieuwkomersbekostiging voor de huidige groep nieuwkomers
met drie maanden te verhogen. Al eerder is geconstateerd dat de groep nieuwkomers
lastiger wordt bereikt. Op welke manier wordt de € 21 miljoen gebruikt om de werkwijze
met betrekking tot nieuwkomers te veranderen, zodat de komende maanden het geld gebruikt
gaat worden om daadwerkelijk de onderwijsachterstanden weg te werken in plaats van
dat we op dezelfde voet, afstandsonderwijs die nieuwkomers nauwelijks bereikt, verder gaan?
Deze leden lezen dat de regering nogmaals € 3,8 miljoen uitgeeft om devices beschikbaar te stellen voor leerlingen. Hoeveel leerlingen komen in aanmerking voor
een device? Tot wanneer loopt deze regeling, zo vragen deze leden.
Ook de leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering nogmaals maximaal € 3,8
miljoen investeert voor devices voor leerlingen die hier zelf niet de beschikking over hebben. Deze leden vragen
hoe deze devices verdeeld worden. Hebben alle schoolbesturen beschikking hiertoe of is het wie eerst
komt, wie eerst maalt? Hoe zorgt de regering voor een eerlijke verdeling, zo vragen
deze leden.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat nieuwkomers die de Nederlandse taal nog
niet of nauwelijks spreken of die komend schooljaar de overgang zullen maken naar
het reguliere onderwijs, in deze periode extra achterstanden hebben opgelopen. De
regering maakt eenmalig € 21 miljoen vrij voor het po en vo om de nieuwkomersbekostiging
voor de huidige groep nieuwkomers met drie maanden verhogen. Deze leden hechten hier
zeer aan en hadden hier ook tijdens het notaoverleg van 29 april jl. om gevraagd door
middel van de motie van de leden Van den Hul en Westerveld13. Reden is dat anders de coronacrisis voor deze groep leerlingen leidt tot vertraging,
waardoor ze niet op tijd op hun niveau kunnen uitstromen naar regulier onderwijs.
In hoeverre geeft de regering nu alsnog uitvoering aan deze motie, zo vragen deze
leden.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.