Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Futselaar over de kabinetsmaatregelen rondom stikstof
Vragen van het lid Futselaar (SP) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de kabinetsmaatregelen rondom stikstof (ingezonden 8 mei 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 2 juni
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met de deskundigenmemo van dr. ir. A.B. Van den Burg en dr. R. Bobbink
«Deskundigenadvies Stikstof in perspectief» van 31 maart 2020?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de policy-brief d.d. 19 december 2019 van het Planbureau voor
de Leefomgeving (PBL) en de technische briefing d.d. 28 januari 2020 door het PBL
aan de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onduidelijkheid hebben
opgeroepen over het belang van het niet meer overschrijden van de (wetenschappelijk
onderbouwde) kritische depositiewaarden (KDW) bij alle Natura 2000-gebieden om een
gunstige staat van instandhouding te bereiken?2
Antwoord 2
De wetenschappelijke betekenis van de KDW'en wordt door het kabinet erkend. In de
Kamerbrief waarin het kabinet de structurele aanpak presenteert (Kamerstuk 35 334, nr. 82), wordt onder meer, via de streefwaarde, ingezet op het niet meer overschrijden van
de KDW en daarnaast wordt tevens is gezet op maatregelen gericht op natuurversterking
en -herstel. Daarmee is de aanpak in lijn met de policy-brief van het PBL en wordt
de definitie van de KDW, zoals gehanteerd door Van Dobben e.a. (2012)3, onderschreven. Of de technische briefing van het PBL onduidelijkheid heeft opgeroepen,
kan ik niet beoordelen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het onderschrijden van kritische depositiewaarden een noodzakelijke
voorwaarde is voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding en dus niet
uitruilbaar is met maatregelen gericht tegen verdroging of versnippering? Zo nee,
kunt u aangeven op grond van welk wetenschappelijk onderzoek blijkt dat dit geen noodzakelijke
voorwaarde zou zijn?
Antwoord 3
Realisatie van de doelen van de Vogel- en de Habitatrichtlijn, het in een gunstige
staat van instandhouding brengen en het houden van beschermde soorten en habitats
vraagt om meer maatregelen dan alleen het terugdringen van de stikstofdepositie. Daarom
zijn integrale oplossingen nodig, zoals ik in mijn brief van 24 april jl. (Kamerstuk
35 334, nr. 82) heb aangegeven. Dit betekent echter naar mijn oordeel niet dat maatregelen om de
stikstofdepositie terug te dringen vervangen kunnen worden door andere maatregelen.
In beginsel is het bereiken van de KDW vanuit het natuurperspectief altijd positief.
Dan is immers met wetenschappelijke zekerheid te stellen dat er geen sprake is van
aantasting van de natuurlijke kenmerken van een gebied als gevolg van stikstofdepositie.
Momenteel wordt, met inschakeling van dr. Bobbink, onderzoek gedaan naar de vraag
of (duurzame) natuurmaatregelen soelaas kunnen bieden voor het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen
in die situaties waar de KDW (nog) niet wordt onderschreden. Als de resultaten beschikbaar
zijn, zal die worden betrokken in de aanpak van de stikstofproblematiek.
Vraag 4
Is het juist dat de structurele aanpak stikstof, waarover u de Kamer op 24 april 2020
hebt geïnformeerd, op het onderdeel «stikstofdepositiereductie door middel van bronmaatregelen»
een streefwaarde ten doel stelt die inhoudt dat het oppervlak van Natura 2000-gebieden
dat overbelast is met stikstof af zal nemen van ongeveer 78% nu naar 50% in 2030?4
Antwoord 4
Ja, dit is juist. Op basis van de tabel «Depositie per gebied (Aerius 2018)»5 kan worden geconcludeerd dat in 2018 op circa 78% van de hectares met stikstofgevoelige
habitats sprake was van een overschrijding van de KDW. Het kabinet streeft er inderdaad
naar om in 2030 op ten minste 50 procent van de hectares met stikstofgevoelige natuur
in Natura 2000-gebieden de stikstofdepositie onder de kritische depositiewaarden (KDW)
te brengen.
Vraag 5
Klopt de inschatting dat de gemakkelijkste manier om dit doel te bereiken te bereiken,
het verlagen van depositie op de plekken waar op dit moment de KDW weinig wordt overschreden
is, waarbij de weinig belaste plekken door dit beleid zullen opknappen, maar de zwaarst
getroffen gebieden nauwelijks profiteren en ernstig gevaar lopen om onomkeerbaar te
verslechteren?
Antwoord 5
Het maatregelenpakket uit de brief van 24 april (Kamerstuk 35 334, nr. 82) leidt tot een brede reductie van stikstofdepositie: in alle gebieden zal de stikstofdepositie
dalen. Zowel ammoniak als stikstofoxiden leggen behoorlijke afstanden af, waardoor
bronmaatregelen per definitie de stikstofdeken verlagen en daarmee tot (substantiële)
stikstofvermindering in alle Natura 2000-gebieden leiden. De genomen maatregelen hebben
dus ook positieve effecten op gebieden die in 2030 niet onder de KDW gebracht kunnen
worden. Ook voor deze gebieden wordt goed in kaart gebracht welke combinatie van natuur(herstel)maatregelen
en aanvullende stikstofreductiemaatregelen nodig zijn om verslechtering te voorkomen
en te komen tot het dichterbij brengen van realisatie van de instandhoudingsdoelen.
Daarnaast geldt dat de inzet van de structurele aanpak niet na 2030 niet stopt. Als
onderdeel van de reguliere monitoring en bijstellingssystematiek zal periodiek bepaald
worden welke maatregelen er nodig zijn om ook na 2030 te werken aan natuurherstel
en -versterking en reductie van stikstofdepositie.
Vraag 6
Erkent u dat bovenstaande insteek uitdrukkelijk niet is toegestaan binnen de Habitatrichtlijn?
Kunt u, wetenschappelijk onderbouwd, aannemelijk maken dat dit scenario, dat duidelijk
in strijd is met de Habitatrichtlijn, niet gaat optreden? In hoeverre zorgt u ervoor
dat voorkomen wordt dat deze insteek in de praktijk zal optreden in de lopende gebiedsprocessen?
Antwoord 6
De structurele aanpak verlaagt de stikstofdepositie in alle gebieden. Er vindt in
veel gebieden ook herstel plaats, wat eraan bijdraagt dat de stikstofgevoelige natuur
in een gunstige staat van instandhouding wordt gebracht. Daarmee is deze aanpak niet
in strijd met de Habitatrichtlijn. Ook wordt zo voorkomen dat de gesuggereerde insteek
in de gebiedsgerichte aanpak zal optreden. Met een monitorings- en bijsturingssystematiek
wordt bovendien bijgehouden of de condities voor behoud en herstel van instandhouding
worden behaald en of het maatregelenpakket of de streefwaarde bijstelling behoeven.
Vraag 7
Kunt u toelichten wat u verstaat onder «streefwaarde»? Wordt hiermee bedoeld enkel
een bestuurlijke inspanningsverplichting zonder gevolgen indien de streefwaarde niet
wordt gerealiseerd, of zal dit een juridisch bindende norm zijn? Indien het enkel
een inspanningsverplichting betreft, welke zekerheid kan dan aan die waarde worden
ontleend en hoe verhoudt dit zich dan tot de eisen die voortvloeien uit de uitspraak
van de Raad van State over het Programma Aanpak Stikstof (PAS)?
Antwoord 7
Het klopt dat de formulering «streefwaarde» aangeeft dat de depositiedoelstelling
geen resultaatsverplichting maar een inspanningsverplichting betreft, waarbij deze
zo zal worden vormgegeven dat deze gericht is op het doel tot het reduceren van stikstofdepositie
op daarvoor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. Het hanteren en in
regelgeving vastleggen van een streefwaarde is naast een bewerkstelliging van de verplichtingen
die volgen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn ook een belangrijke stip aan de horizon
voor stikstofuitstotende sectoren. Het geeft richting aan het ambitieniveau van het
programma en biedt zo ook duidelijkheid over de langjarige inzet van het kabinet.
Dat er geen resultaatsverplichting is, betekent niet dat de inspanning ook minder
zal zijn. Sterker nog: door wettelijke verankering ontstaat er de verplichting om
continu te bezien of de verwachting blijft dat de streefwaarde wordt behaald. Als
dat niet het geval is, dienen hier extra maatregelen voor genomen worden. Met een
robuust en geloofwaardig pakket van maatregelen zet het kabinet volop in om de streefwaarde
te realiseren.
Aan de streefwaarde als zodanig is niet het identificeren en uitgeven van ruimte voor
economische ontwikkelingen gekoppeld of een verdeling van ontwikkelruimte die ontstaat
wanneer overbelasting van stikstofdepositie wordt teruggebracht. Ook hierdoor verschilt
de huidige aanpak wezenlijk met die van het PAS.
Vraag 8
Kunt u de antwoorden geven voordat het debat over de Kamerbrief van 24 april en de
kabinetsmaatregelen omtrent stikstof plaatsvinden?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.