Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Ojik en Van den Berge over het voornemen de aangenomen motie over Afghaanse misbruikslachtoffers niet uit te voeren
Vragen van de leden Van Ojik en Van den Berge (beiden GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het voornemen de aangenomen motie over Afghaanse misbruikslachtoffers niet uit te voeren (ingezonden 10 april 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 2 juni
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2654.
Vraag 1, 2
Bent u van mening dat u aangenomen moties van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
niet hoeft uit te voeren, enkel vanwege het feit dat u daar zelf geen aanleiding toe
ziet, zoals u schrijft in uw brief van 8 april 20201 inzake de uitvoering van de motie Van den Berge/Van Ojik2?
Kunt u motiveren waarom een door de Tweede Kamer aangenomen motie in uw ogen niet
in zichzelf voldoende aanleiding voor u vormt om uw beleid te wijzigen?
Antwoord 1, 2
Het naar de letter uitvoeren van de betreffende motie zou inhouden dat in alle gevallen
waar deze problematiek speelt een verblijfsvergunning zou moeten worden verstrekt,
daarmee ook in zaken waarin geen beschermingsnoodzaak aan de orde is. Dit verhoudt
zich niet met het doel en de opzet van de Europese Kwalificatierichtlijn waarbij enkel
internationale bescherming wordt verleend indien er sprake is van vrees voor vervolging
of ernstige schade. Dat is de reden dat ik geen ruimte aanwezig acht voor het naar
de letter overnemen van de motie. Dat neemt niet weg dat ik begrijp dat er door de
leden van uw Kamer aandacht wordt gevraagd voor de bescherming van slachtoffers van
bacha-bazi misbruik en dat ik het daarom van groot belang heb geacht toe te lichten
dat de wijze waarop momenteel de asielaanvragen worden afgehandeld van personen die
aangeven slachtoffer te zijn geweest van bacha-bazi misbruik reeds voldoende waarborgen
en bescherming biedt aan deze personen. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar
het antwoord op vraag 4.
Vraag 3
Waarom heeft het u bijna vier maanden gekost om tot de conclusie te komen dat u geen
aanleiding ziet de motie Van den Berge/Van Ojik uit te voeren?
Antwoord 3
Het klopt dat de reactie op de motie lang op zich heeft laten wachten. Dit had juist
te maken met het feit dat ik het van belang vond een zorgvuldig proces te hanteren
om te bezien of er binnen het beleid ruimte gevonden kon worden indachtig de aangenomen
motie. Dat proces vroeg brede afstemming en tijd.
Vraag 4
Zou het alsnog uitvoeren van de motie Van den Berge/Van Ojik leiden tot significante
problemen in uw beleid, dan wel de uitvoeringspraktijk hiervan? Zo ja, kunt u dit
beargumenteren?
Antwoord 4
Zoals ook aangegeven in mijn brief van 8 april jl. moet er om in aanmerking te komen
voor een asielvergunning sprake zijn van een noodzaak tot het verlenen van internationale
bescherming. Bij de vraag of iemand in aanmerking komt voor internationale bescherming
staat de vraag centraal of iemand bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging of
ernstige schade. De beschermingsvraag wordt in de asielprocedure door de IND zorgvuldig
onderzocht.
Daarbij wordt het gehele asielrelaas betrokken, waaronder dus ook het feit dat een
persoon heeft verklaard slachtoffer te zijn geweest van bacha-bazi misbruik.
De motie is echter dusdanig ruim geformuleerd dat dit zou betekenen dat iedereen die
in de asielprocedure aannemelijk maakt ooit in zijn leven slachtoffer te zijn geweest
van bacha-bazi misbruik niet zou mogen worden teruggestuurd en derhalve een verblijfsvergunning
zou moeten krijgen. Dit zou ook gelden wanneer dat vele jaren geleden is gebeurd,
de persoon vele jaren zonder verdere problemen in Afghanistan heeft kunnen wonen en
dit niet de reden is geweest om het land te verlaten of er geen gevaar meer is om
(opnieuw) slachtoffer te worden van bacha-bazi misbruik of andere zwaarwegende problemen.
Wanneer de IND op grond van het asielrelaas concludeert dat het slachtoffer zijn geweest
van bacha-bazi misbruik geen grond voor bescherming oplevert en zich geen andere redenen
voor internationale bescherming voordoen, dan moet de IND de asielaanvraag afwijzen.
Het naar de letter uitvoeren van de motie zou inhouden dat een verblijfsvergunning
asiel zou moeten worden verstrekt zonder dat er sprake is van gegronde vrees op vervolging
of ernstige schade bij terugkeer. Dit verhoudt zich niet met het doel en de opzet
van de Europese Kwalificatierichtlijn waarbij enkel internationale bescherming wordt
verleend indien er sprake is van vrees voor vervolging of ernstige schade3. Deze constatering betekent dat er geen juridische ruimte bestaat voor de uitvoering
naar de letter van de motie. Zoals uiteengezet meen ik dat het geldende beleid en
de wijze waarop hieraan uitvoering wordt gegeven wel tegemoet komt aan de geest van
de motie, zoals ik deze begrijp.
Vraag 5
Bent u zich ervan bewust dat slachtoffers van Bacha Bazi vaak door hun familie en
vrienden worden verstoten in Afghanistan? Hoe heeft u dit meegewogen in uw voornemen
de motie Van den Berge/Van Ojik niet uit te voeren?
Antwoord 5
Ja, hiervan ben ik mij bewust en dit wordt bij de besluitvorming in individuele zaken
betrokken. Zoals aangegeven in antwoord 4 wordt door de IND het totale asielrelaas
getoetst. Wanneer betrokkene heeft verklaard slachtoffer te zijn geweest van bacha-bazi
misbruik dan worden alle aspecten die daarop betrekking hebben meegewogen in de besluitvorming
ten aanzien van de beschermingsvraag. Daar waar aannemelijk is dat betrokkene slachtoffer
zal worden van vervolging in de vluchtelingrechtelijke zin of risico loopt op een
behandeling in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de
Mens (EVRM), wordt deze bescherming geboden. Discriminatie of sociale uitsluiting
kunnen relevant zijn om te concluderen dat sprake is van vervolging of onmenselijke
behandeling en kunnen dus tot vergunningverlening leiden.
Vraag 6
Acht u het een acceptabel gevolg van uw beleid dat minderjarige (of voormalige minderjarige)
slachtoffers van Bacha Bazi-misbruik terug worden gestuurd naar Afghanistan, en aldaar
in een sociaal isolement terecht komen en geen beroep kunnen doen op bescherming van
de overheid?
Antwoord 6
Zoals hiervoor aangegeven, is afwijzing van een asielverzoek niet aan de orde wanneer
er bij terugkeer sprake is van dan wel een voorzienbaar dan wel een reëel risico op
schending van artikel 3 EVRM. Hierbij wordt ook gekeken naar de situatie bij terugkeer
in verband met het misbruik in het verleden en of de omstandigheden waaronder iemand
komt te verkeren voldoende zwaarwegend zijn om voor verblijf in aanmerking te komen.
Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen die niet voor asielbescherming in aanmerking
komen geldt daarnaast ook dat enkel sprake zal zijn van terugkeer als sprake is van
adequate opvang4.
Vraag 7
Vindt u het een voorwaarde voor veilige terugkeer naar een land van herkomst dat slachtoffers
van misbruik aldaar aangifte kunnen doen, en in formele en materiele zin ondersteund
en beschermd worden door de overheid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Zoals aangegeven in mijn antwoorden op de voorgaande vragen, moet er om in aanmerking
te komen voor een asielvergunning sprake zijn van een noodzaak tot het verlenen van
internationale bescherming vanwege gegronde vrees voor vervolging of ernstige schade.
Indien dit risico niet bestaat dan wordt de asielaanvraag afgewezen en wordt van de
vreemdeling verwacht dat hij terugkeert naar zijn land van herkomst. Het kunnen doen
van aangifte is geen omstandigheid die van doorslaggevend belang is bij de beoordeling
of iemand in aanmerking komt voor bescherming. Van belang is – zoals eerder opgemerkt
– of er een risico bestaat om wederom het slachtoffer te worden van vervolging of
ernstige schade. De (on)mogelijkheid om aangifte te doen kan daarbij wel relevant
zijn, maar vormt geen zelfstandige asielgrond binnen het (EU-)asielrecht.
Vraag 8
Bent u bereid de motie Van den Berge/Van Ojik alsnog uit te voeren, of op zijn minst
gedeeltelijk uit te voeren, bijvoorbeeld door het opnemen van Afghaanse Bacha Bazi-slachtoffers
als risicogroep in de Vreemdelingencirculaire C7? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zoals aangegeven in voorgaande antwoorden ben ik van mening dat het huidige beschermingsbeleid
en de uitvoering daarvan voldoende waarborgen biedt om slachtoffers van bacha-bazi
misbruik daar waar nodig bescherming te bieden. In voorkomende gevallen kan het traumatabeleid,
dat in de Vreemdelingencirculaire (Vc) is geschaard onder de gronden voor subsidiaire
bescherming van toepassing zijn; zie C2/3.3 Vc onder Eerdere confrontatie met wandaden (voorwaarden: daders zijn autoriteiten of personen waartegen de autoriteiten geen
bescherming willen of kunnen geven, er is sprake van verkrachting, het was de aanleiding
voor het vertrek en dat vertrek vond plaats binnen zes maanden na de verkrachting).
Hoewel er geen noodzaak is om in aanvulling daarop de slachtoffers van bacha-bazi
misbruik aan te merken als risicogroep, ben ik daartoe wel bereid. Redengevend is
voor mij daarvoor het gevoelen van uw Kamer, zoals dit blijkt uit eerdergenoemde motie,
tezamen met de constatering dat er geen hogere rechtsnorm aan deze aanwijzing als
risicogroep in de weg staat. De Vreemdelingencirculaire zal hier spoedig op worden
aangepast. Aangezien een passende bescherming waar nodig reeds was gewaarborgd, verwacht
ik dat het aanmerken van slachtoffers van Bacha-bazi misbruik een beperkt effect zal
hebben. Voor zaken waarin gesteld bacha-bazi-slachtofferschap eerder niet-geloofwaardig
is geacht, heeft deze aanwijzing als risicogroep geen betekenis.
Vraag 9
Kunt u alle vragen individueel beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Ik heb enkel vragen tezamen beantwoord waar ik meende dat dat de helderheid van de
beantwoording ten goede kwam. Het merendeel van de vragen heb ik separaat beantwoord.
Vraag 10
Bent u bereid geen onomkeerbare stappen te zetten in zaken van Bacha Bazi-slachtoffers
totdat de Kamer hierover met u heeft kunnen debatteren en een eventuele Kameruitspraak
heeft kunnen doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Op 3 juni as. staat een nota-overleg met uw Kamer gepland waar mijn reactie op de
motie Van den Berge en Van Ojik over slachtoffers van bacha-bazi misbruik ook is geagendeerd.
Op dit moment staat er geen terugkeer naar Afghanistan van bacha-bazi slachtoffers
gepland waarmee feitelijk invulling wordt gegeven aan dit verzoek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.