Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over verkorte Voorhangprocedure wijzigingsbesluit Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de geldigheidsduur van functies in het CBBS
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 1012 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 3 juni 2020
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de
brief van 22 mei 2020 over de verkorte Voorhangprocedure wijzigingsbesluit Schattingsbesluit
arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de geldigheidsduur van functies in het
CBBS (Kamerstuk 29 544, nr. 1008).
De vragen en opmerkingen zijn op 26 mei 2020 aan de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 2 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Rog
De griffier van de commissie, Esmeijer
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
3
II
Antwoord/Reactie van de Minister
3
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorhangbesluit.
Het is een helder voorstel en duidelijk afgebakend met een looptijd tot 1 juli 2021.
Wel vraagt de VVD-fractie wat de Minister verwacht met betrekking tot de omvang van
het achterstallig werk en hoe dat opgevangen wordt. In het voorstel wordt ervan uitgegaan
dat arbeidsdeskundigen (ADA’s) op korte termijn weer de reguliere werkzaamheden kunnen
oppakken. Is er een scenario voor het geval deze periode langer duurt en hoe wordt
ingezet om het aantal achterstallige dossiers tot een minimum te beperken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met de enige vraagtekens kennis genomen van de verkorte
voorhangprocedure wijzigingsbesluit schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
in verband met de geldigheidsduur van functies in het CBBS.
De leden van de SP-fractie snappen dat het nodig is om met geldige functies te werken
in het CBBS voor de beoordeling van de restverdiencapaciteit inzake de WIA en de Wajong,
maar hebben zorgen over het ontwerpbesluit.
Erkent de Minister dat met voorliggende ontwerpbesluit verouderde functies in het
CBBS bestand terecht kunnen komen? De leden van de SP-fractie constateren dat er sowieso
al veel kritiek was op het hoog theoretische karakter van het door het UWV toegekende
werkvermogen. Herkent de Minister dit? Is de Minister bereid te onderzoeken in hoeverre
theoretisch toegekend werkvermogen in de praktijk ook werkt? In hoeverre valt theoretisch
toegekend werkvermogen samen met de mogelijkheid om die theoretische baan ook daadwerkelijk
te vinden in de praktijk? Met voorliggend voorstel dreigt het toekennen van werkvermogen
nog theoretischer te worden; immers de banen die er in theorie zouden moeten zijn,
zijn gebaseerd op oude informatie. Erkent de Minister dit en hoe wordt hiermee omgegaan?
Onderschrijft de Minister dat het door de Coronacrisis voor mensen die een beroep
doen op de WIA of Wajong een stuk moeilijker is geworden om een baan te vinden? In
hoeverre wordt hier rekening mee gehouden?
De leden van de SP-fractie willen graag geïnformeerd worden over de oplopende achterstanden
bij beoordelingen door het UWV inzake Ziektewet, WIA en Wajong. Hoe hoog zijn deze
opgelopen? Wat zijn de gevolgen voor de rechthebbenden? In hoeverre worden uitkeringsgerechtigden
benadeeld door de achterstanden, door bijvoorbeeld een latere toekenning van de uitkering,
een latere betaaldatum of onterecht ontvangen voorschotten die later terugbetaald
moeten worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het wijzigingsbesluit Schattingsbesluit
arbeidsongeschiktheidswetten en hebben naar aanleiding daarvan enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of het verlengen van de functies in
het CBBS geen nadelige gevolgen heeft voor mensen die arbeidsongeschikt zijn. Ook
vragen de leden de Minister of er niet het risico bestaat dat mensen die arbeidsongeschikt
zijn functies krijgen aangeboden die niet meer up to date zijn? Ook vragen de leden
wat de reden is dat gekozen is voor een verlenging met een halfjaar naar 36 maanden?
Waarom kan deze periode niet korter? Waarom heeft de Minister niet gekozen om de termijn
te verlengen tot bijvoorbeeld 30 maanden?
Is de Minister het verder met de leden van de PvdA-fractie eens dat het in deze tijd
voor mensen die arbeidsongeschikt nu ook ingewikkeld is om te solliciteren? Is de
Minister daarom ook bereid om, voor mensen met een aflopende WGA-uitkering, deze WGA-uitkering
te verlengen?
II Antwoord/Reactie van de Minister
Inleiding
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de inbreng van de vaste commissie voor
Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter zake van de voorhangprocedure van het ontwerpbesluit,
houdende wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband
met de bijzondere omstandigheden door COVID-19 om tijdelijk de geldigheidsduur van
functies in het CBBS te verlengen.
Ik hoop met de beantwoording van de vragen van de verschillende leden de voorhang
te kunnen afronden en spoedig dit ontwerpbesluit voor advies naar de Afdeling advisering
van de Raad van State te verzenden, zodat het besluit, na het advies van de Afdeling
advisering, nog gepubliceerd kan worden voor 23 juni 2020 en daarmee op tijd in werking
kan treden. Op het moment dat het besluit niet tijdig in werking treedt vervallen
als gevolg van de COVID-19-maatregelen functies in het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem
van het UWV, met de nadelige gevolgen van dien.
Om de vragen zoveel mogelijk in samenhang te beantwoorden is een aantal vragen samengevoegd.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de verwachting is van omvang van het achterstallig
werk van de arbeidsdeskundig analisten (ADA’s) en hoe dit opgevangen zal worden.
Ook vraagt de VVD-fractie of er een scenario is voor het geval deze periode langer
duurt en hoe wordt ingezet om het aantal achterstallige dossiers tot een minimum te
beperken.
Zoals in de nota van toelichting is beschreven vervallen vanaf 23 juni 2020 functies.
Indien er geen verlenging van de geldigheidsduur plaatsvindt, zullen er per 1 oktober
2020 nog 4137 functies beschikbaar zijn en per 1 januari 2021 nog 2161 functies. Indien
UWV vanaf september 2020 weer bedrijfsbezoeken kan afleggen, dan is het mogelijk om
de achterstanden in het voorjaar 2021 ingehaald te hebben. Het is nu echter onbekend
of dit daadwerkelijk mogelijk zal blijken. Verder is ook onbekend of deze betreffende
functies straks nog allemaal bestaan, aangezien de Covid-19-maatregelen tot gevolg
kunnen hebben dat bepaalde bedrijven straks niet meer bestaan (faillissementen) respectievelijk
bepaalde functies mogelijk zijn aangepast (aangepaste werkprocessen).
Ik blijf de gevolgen van het virus en de maatregelen daaromtrent op de arbeidsmarkt
en het CBBS in het bijzonder, monitoren en zal uw Kamer informeren als de tijdelijkheid
van dit voorgenomen ontwerpbesluit in het geding komt.
De leden van de SP-fractie geven aan zorgen te hebben over het ontwerpbesluit.
Gevraagd wordt of er met voorliggend ontwerpbesluit verouderde functies in het CBBS-bestand
terecht kunnen komen.
Door de Covid-19-maatregel is het voor de ADA’s momenteel niet mogelijk om functieonderzoeken
te verrichten. Dit betekent dat er momenteel geen nieuwe functies in het CBBS opgenomen
kunnen worden en het huidige functiebestand niet uitgebreid kan worden. Daarnaast
is een functie in juridische zin verouderd wanneer zij niet binnen de daarvoor gestelde
geldigheidsduur is heronderzocht. Voor een indicatie van de gevolgen hiervan verwijs
ik naar de beantwoording van de vraag over het up-to-date zijn van functies van de
leden van de PvdA-fractie.
De leden van de SP-fractie geven aan dat er sowieso al veel kritiek was op het hoog
theoretische karakter van het door UWV toegekende werkvermogen en vraagt om te onderzoeken
in hoeverre theoretisch toegekend werkvermogen ook in de praktijk werkt.
Ik ben ermee bekend dat er in het verleden kritiek is geuit op de wijze van vaststelling
van arbeidsongeschiktheid en de rol van het CBBS-systeem daarin. Deze kritiek richt
zich onder andere op het gegeven dat wordt gekeken naar theoretische voorbeeldfuncties
die iemand kan uitoefenen. Gelet op de doelstelling van de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
zoals de WIA als inkomensverzekering acht ik het voor de hand liggend om theoretische
voorbeeldfuncties te gebruiken om het verzekerde inkomensverlies vast te stellen.
Omdat het om voorbeeldfuncties gaat, is de uitkeringsgerechtigde niet verplicht om
die theoretische functie in werk te hervatten. De uitkeringsgerechtigde is vrij om
passend werk te aanvaarden. Die voorbeeldfuncties geven wel een indicatie van iemands
mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Daarnaast zijn de voorbeeldfuncties bestaande functies
op de arbeidsmarkt, die de verzekerde kan uitoefenen rekening houdend met diens vastgestelde
beperkingen in arbeid.
Ik heb geen aanleiding om aan te nemen dat het theoretisch toegekende werkvermogen
in de praktijk tot problemen leidt. Daarom zie ik op dit moment geen aanleiding om
onderzoek hiernaar uit te voeren.
De leden van de SP-fractie geven aan dat met het voorliggende voorstel de toekenning
van het werkvermogen nog theoretischer dreigt te worden, omdat de banen die er in
theorie zouden moeten zijn, gebaseerd zijn op oude informatie. Daarnaast wordt gevraagd
in hoeverre theoretisch toegekend werkvermogen samenvalt met de mogelijkheid om die
theoretische baan in de praktijk te vinden. Ook is het door de Covid-19-uitbraak moeilijker
geworden om een baan te vinden. Gevraagd wordt in hoeverre hiermee rekening wordt
gehouden.
Ook de leden van de PvdA-fractie geven aan dat door de Covid-19-uitbraak ingewikkelder
is om te solliciteren. Daarom vragen zij om voor mensen met een aflopende WGA-uitkering,
deze WGA-uitkering te verlengen.
Ik realiseer mij dat de Covid-19-maatregelen gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt
en dat het momenteel moeilijker is geworden om een baan te vinden. Ik zet daarom volledig
in op behoud van werkgelegenheid, onder andere via de NOW-regeling. Echter, omdat
de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid een schatting is van het verlies
aan verdienvermogen, speelt de vraag of er voor deze functies ook vacatures zijn geen
rol. Zoals hiervoor beschreven acht ik dat passend bij het doel van de inkomensverzekering.
Als de vacatures betrokken worden bij de schatting, zou dat leiden tot conjunctuurgevoeligheid
en een hogere of lagere mate van arbeidsongeschiktheid, afhankelijk van de werkgelegenheid
op de Nederlandse arbeidsmarkt. Dat acht ik ongewenst.
Zoals ik eerder heb aangegeven wordt een verlenging van de duur van de WGA-loonaanvullingsuitkering
momenteel niet overwogen. Met de inzet op de NOW wordt ook bevorderd dat WIA-gerechtigden
die werken, hun werk kunnen behouden. Voor WIA-gerechtigden die niet werken, is het
vangnet de WIA. Dit biedt, eventueel in samenhang met de Toeslagenwet, minimaal een
uitkering op het voor de uitkeringsgerechtigde geldende sociaal minimum.
Ten aanzien van de gevolgen van het veronderstelde gebruik van oude informatie verwijs
ik wederom naar de beantwoording van de vraag van de leden van de PvdA-fractie.
Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie naar de oplopende achterstanden bij beoordelingen
door het UWV inzake de Ziektewet, WIA en Wajong, wat de gevolgen zijn voor de rechthebbenden
en of er sprake is van benadeling van uitkeringsgerechtigden.
Eind 2019 had UWV een achterstand van 27.595 sociaal-medische beoordelingen: 4.320
claimbeoordelingen1, 4.455 eerstejaars Ziektewet-beoordelingen2 en 18.820 WIA-herbeoordelingen3. Als het UWV niet lukt om een WIA-claimbeoordeling op tijd uit te voeren, dan verstrekt
UWV de betrokkene op diens verzoek een voorschot tot het moment dat UWV de beoordeling
kan verrichten. In 2019 ging UWV hier bij 9,7% van de nieuwe WIA-uitkeringen toe over4. Voor de WIA-herbeoordeling en de eerstejaars Ziektewet-beoordeling is er geen sprake
van een voorschot, omdat de bestaande uitkering in dat geval doorloopt. Ook bij Wajong-beoordelingen
verstrekt UWV geen voorschot, omdat een verlate beoordeling – in tegenstelling tot
bij de WIA-claimbeoordeling – meestal geen inkomensdaling voor de aanvrager met zich
meebrengt. Daarnaast is bij de Wajong de ervaring dat een ruime meerderheid van de
aanvragers na beoordeling geen recht krijgt op een Wajong-uitkering.
De leden van de PvdA-fractie vragen of het verlengen van de functies in het CBBS geen
nadelige gevolgen heeft voor mensen die arbeidsongeschikt zijn en of er niet het risico
bestaat dat mensen die arbeidsongeschikt zijn functies aangeboden krijgen die niet
meer up-to-date zijn.
Mensen die nu arbeidsongeschikt zijn, kunnen worden herbeoordeeld om te bepalen of
men nog steeds arbeidsongeschikt is en of de mate van arbeidsongeschiktheid is verhoogd
of juist is verlaagd. Voor de mensen die 1) nu herbeoordeeld worden, 2) geen recht
hebben op een loongerelateerde uitkering, 3) er een functie wordt geduid, die zonder
verlenging niet rechtsgeldig zou zijn en 4) geen andere beschikbare functies kunnen
worden geduid met hetzelfde loon, kan het gevolg zijn dat de mate van arbeidsongeschiktheid
mede bepaald wordt door die laatste functie. In die gevallen zou de uitkeringsgerechtigde
meer arbeidsongeschikt worden en daardoor een hogere uitkering ontvangen. Het kan
zijn dat bij een heronderzoek de functiebelasting anders wordt vastgesteld of een
functie vervalt. Door de periode waarin heronderzoeken moeten plaatsvinden te verleggen
van 24 naar 36 maanden, kan het zijn dat de uitkomsten van dat heronderzoek later
effect sorteren. Dit is enkel een risico voor de even hiervoor aangeduide groep arbeidsongeschikten.
Door de voorgestelde tijdelijke verlenging van de geldigheidsduur wordt ernaar gestreefd
de huidige vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid te continueren. Alhoewel
er een groep is die door deze wijziging geen of een lagere uitkering krijgen, acht
ik dit gerechtvaardigd. De nadelige gevolgen voor werkgevers en samenleving zijn op
de korte termijn immers potentieel aanzienlijk. Tevens acht ik het voor deze groep
niet wenselijk dat zij tijdelijk op een andere grondslag zouden worden beoordeeld
dan andere uitkeringsgerechtigden.
Ook vragen de leden van de PvdA-fractie naar de reden waarom gekozen is voor een verlenging
met een halfjaar naar 36 maanden. Waarom kan deze periode niet korter en is er niet
voor gekozen om de termijn te verlengen tot bijvoorbeeld 30 maanden?
Zoals in de nota van toelichting is beschreven, is de verwachting dat de ADA’s de
opgelopen achterstanden in de heronderzoeken in een half jaar kunnen inlopen vanaf
het moment dat het weer mogelijk is bedrijfsbezoeken te laten plaatsvinden. Het streven
is dat in het voorjaar van 2021 het functiebestand geactualiseerd is, maar dit is
tevens afhankelijk van de nog onzekere factor vanaf wanneer bedrijfsbezoeken kunnen
plaatsvinden. Gezien deze onzekerheid vind ik een verlenging van 24 naar 36 maanden
tot 1 juli 2021 passend.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier