Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ouwehand over het lijden van konijnen in de Nederlandse konijnenhouderij
Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het lijden van konijnen in de Nederlandse konijnenhouderij (ingezonden 12 december 2019).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 29 mei
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1210.
Vraag 1
Heeft u de beelden gezien die door de Stichting Animal Rights zijn gemaakt bij een
kwart van de Nederlandse konijnenbedrijven?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat op jaarbasis in Nederland zo’n 2,6 miljoen konijnen2 worden geboren in de konijnenhouderij, waarvan de konijnen die niet binnen enkele
weken overlijden, de rest van hun korte leventje slijten in kooien -die bizar genoeg
«welzijnskooien» en «parkhuisvesting» worden genoemd- waarna ze op een leeftijd van
10 tot 12 weken worden geslacht voor hun vlees? Zo nee, om hoeveel dieren gaat het
dan?
Antwoord 2
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) waren er in 2019 47.863 moederkonijnen
en 288.472 gespeende vleeskonijnen in Nederland. Hoeveel konijnen er precies worden
geboren in de konijnenhouderij is niet bekend. De vleeskonijnen gaan rond 11 weken
leeftijd naar de slacht.
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat deze dieren boven hun eigen uitwerpselen en dus continu in een
ammoniaklucht leven?
Antwoord 3
De huisvestingssystemen zijn zodanig ingericht dat konijnen boven hun eigen uitwerpselen
leven. Voor konijnenhouderij zijn er nog geen normen gesteld voor de uitstoot van
ammoniak. Er zijn geen regels voor hoe vaak de mest moet worden afgevoerd of voor
het gescheiden opvangen van mest en urine.
Vraag 4
Kunt u toelichten wat er welzijnsvriendelijk is aan de «welzijnskooien»?
Antwoord 4
Deze eisen zijn opgenomen in het Besluit houders van dieren. Deze kooien zijn bijvoorbeeld
voorzien van verrijkingsmateriaal en plastic matjes op de bodem voor de moederkonijnen.
Vraag 5
Erkent u dat de term «parkhuisvesting» een ander beeld oproept dan een kooi waarin
meer dan 12 konijnen per vierkante meter mogen worden gestopt?
Antwoord 5
Ik kan me voorstellen dat mensen bij parkhuisvesting een andere associatie hebben.
In de parkhuisvesting hebben de vleeskonijnen 800 cm^2 per dier, en dat is iets meer
dan bij welzijnskooien. In de welzijnskooi hebben de vleeskonijnen 700 cm^2 bij <
5 dieren en 600 cm^2 bij > 5 dieren.
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat een konijn in geen van de huisvestingssystemen daglicht ziet?
Antwoord 6
Konijnen worden in stallen gehouden. In sommige stallen zitten ramen en zien konijnen
dus ook daglicht, en in sommige stallen niet. Volgens Besluit houders van dieren moeten
konijnen in een ruimte worden gehouden waar een dag- en nachtritme wordt gehanteerd
waarbij ten minste acht uur licht is en ten minste acht uur donker, in beide gevallen
ten minste vier uur aaneengesloten. Ook moet hierbij na een periode van licht en donker
een schermerperiode van tenminste een uur worden gehanteerd.
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat veel moederdieren nog altijd alleen worden gehuisvest als zij
geen jongen hebben, terwijl konijnen zeer sociale dieren zijn?
Antwoord 7
In de gangbare houderij worden moederkonijnen alleen gehuisvest. Bij bedrijven die
het Beter leven keurmerk hanteren worden moederkonijnen wel in groepen gehuisvest.
Er is een onderzoek gefinancierd vanuit publiek-private samenwerking (PPS) waar LNV
financieel aan bijdraagt naar onder andere groepshuisvesting van moederkonijnen. De
PPS loopt nog tot eind 2020. Het eindrapport wordt eind 2020 gepubliceerd.
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat konijnen in de commerciële konijnenhouderij door de kooihuisvesting
lijden aan wonden, kale plekken en eeltknobbels aan hun poten?
Antwoord 8
De NVWA houdt geen gegevens bij van aantallen aangetroffen verwondingen, kale plekken
en eeltknobbels. Wel heeft recent onderzoek van de Wageningen University & Research
(WUR)3 bevestigd dat voetzoolproblemen, zoals eeltknobbels en verwondingen aan de poten,
vrijwel zijn verdwenen door de implementatie van nieuwe plastic bodems sinds 2006.
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat deze verwondingen kunnen leiden tot bacteriële infecties?
Antwoord 9
Verwondingen kunnen leiden tot bacteriële infecties. Dit is echter niet altijd het
geval. Dit is onder andere afhankelijke van de hygiëne.
Vraag 10
Heeft u gezien dat een flink aantal konijnen die op de beelden te zien zijn beschadigde
oren heeft, waarbij bij sommige konijnen de oren bijna geheel ontbreken en er slechts
bloedigere stompjes resten?
Antwoord 10
Ik heb kennis genomen van de beelden. We worden steeds vaker geconfronteerd met beelden
van dierenleed in de Nederlandse veehouderij. Dat raakt mij en ik begrijp dat mensen
hierdoor geschokt, verdrietig en verontwaardigd zijn. Uit de beelden kan geen algemene
conclusie worden getrokken over de konijnensector als geheel. Desalniettemin vormen
de beelden, samen met andere signalen, aanleiding om de sector aan te spreken en aan
te dringen op verbetering.
Dit laat onverlet dat de houder op grond van de welzijnsregelgeving verantwoordelijk
is voor het verlenen van passende zorg aan de dieren indien deze ziek of gewond zijn,
dan wel het hiervoor inschakelen van bijvoorbeeld een dierenarts. Op basis van de
beelden is niet te beoordelen of aan de dieren passende zorg is verleend of dat een
dierenarts is ingeschakeld. De NVWA controleert bij inspecties of een veehouder deze
verantwoordelijkheid neemt.
Vraag 11
Heeft u gezien dat in veel hokken dode konijnen te zien zijn en konijnen die zijn
verlamd, scheve nekken hebben of achterpoten hebben die gebroken lijken te zijn?
Antwoord 11
Zie mijn antwoord op vraag 10.
Vraag 12
Kunt u bevestigen dat het konijn van nature een sprongovulatie kent?
Antwoord 12
Ja.
Vraag 13
Kunt u bevestigen dat voedsters in de konijnenhouderij desondanks kunstmatig worden
geïnsemineerd, waarbij de ovulatie dus niet vanzelf optreedt?
Antwoord 13
De moederkonijnen worden kunstmatig geïnsemineerd.
Vraag 14
Kunt u beschrijven hoe de ovulatie bij voedsters wordt opgewekt door de konijnenhouders?
Antwoord 14
Er wordt een diergeneesmiddel waarin hormonen zitten gebruikt om de ovulatie op te
wekken.
Vraag 15
Kunt u beschrijven hoe de moederdieren (voedsters) worden geïnsemineerd en hoe vaak
dit gebeurt?
Antwoord 15
Moederkonijnen worden 11 dagen nadat ze jongen hebben gehad geïnsemineerd met behulp
van een inseminatiepipet. Zij krijgen 8 à 9 keer per jaar een nestje.
Vraag 16
Kunt u beschrijven hoe bij de Kunstmatige Inseminatie (KI)-stations eens per week
het zaad wordt «afgetapt» bij de fokrammen?
Antwoord 16
Op de inseminatiestations wordt gebruik gemaakt van kunstschedes. Deze worden op temperatuur
gebracht en er wordt een dummy moederkonijn getoond. De ram ejaculeert op de kunstschede
en dit wordt opgevangen. Dit gebeurt één keer per week.
Vraag 17
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in 2018 vier
reguliere inspecties heeft uitgevoerd in de konijnenhouderij, waarbij de helft «niet
akkoord» was? Bij hoeveel bedrijven zijn deze inspecties uitgevoerd? Wat is er onderzocht
tijdens deze inspecties en op basis waarvan is het oordeel «niet akkoord» gegeven?
Wat zijn de sancties die zijn opgelegd bij de inspecties die niet akkoord waren?
Antwoord 17
Er zijn, zoals gemeld in de beantwoording van vragen van het lid Ouwehand over toezicht
en handhaving binnen het domein dierenwelzijn (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2018–2019, nr. 2128), in 2018 door de NVWA vier reguliere controles uitgevoerd waarbij het konijnen betrof.
Daarvan waren er twee niet akkoord.
Deze controles zijn bij vier bedrijven uitgevoerd. Daarbij werden naast andere diersoorten,
ook »niet voor productie gehouden» konijnen aangetroffen. Gecontroleerd werd in hoeverre
de regels omtrent dierenwelzijn in de Wet Dieren en het Besluit houders van dieren
werden nageleefd. In één geval was sprake van ongeschikte huisvesting voor de konijnen
en is er een schriftelijke waarschuwing opgelegd. In een ander geval was sprake van
onvoldoende bewegingsruimte. Er is een rapport van bevindingen opgemaakt. Getroffen
maatregelen betreffen ook de bevindingen ten aanzien van de andere aangetroffen diersoorten.
Vraag 18
Kunt u bevestigen dat de NVWA in 2018 in de konijnenhouderij vijf inspecties heeft
uitgevoerd op basis van een melding en dat 60% daarvan niet akkoord was? Bij hoeveel
bedrijven zijn deze inspecties uitgevoerd? Wat is er onderzocht tijdens deze inspecties
en op basis waarvan is het oordeel «niet akkoord» gegeven? Wat zijn de sancties die
zijn opgelegd bij de inspecties die niet akkoord waren?
Antwoord 18
Er zijn, zoals gemeld in de beantwoording van vragen van het lid Ouwehand over toezicht
en handhaving binnen het domein dierenwelzijn (Aanhangsel Handelingen II 2018–2019,
nr. 2128), in 2018 door de NVWA vijf controles uitgevoerd naar aanleiding van meldingen waarbij
het niet voor productie gehouden konijnen betrof. Daarvan waren drie controles niet
akkoord.
Deze controles zijn bij vijf bedrijven uitgevoerd. Daarbij werden naast andere diersoorten,
ook «niet voor productie gehouden» konijnen aangetroffen. Gecontroleerd werd in hoeverre
de regels omtrent dierenwelzijn in de Wet Dieren en het Besluit houders van dieren
worden nageleefd. Bij twee bedrijven was sprake van onvoldoende bewegingsruimte voor
de konijnen. Hier is in beide gevallen een schriftelijke waarschuwing opgelegd. Bij
een derde bedrijf hadden de konijnen geen toereikende hoeveelheid water, hier is een
rapport van bevindingen voor opgemaakt en een proces-verbaal. Getroffen maatregelen
betreffen ook de bevindingen ten aanzien van de andere aangetroffen diersoorten.
Vraag 19
Hoeveel inspecties heeft de NVWA tot nu in 2019 uitgevoerd in de konijnenhouderij?
Hoeveel hiervan hebben plaatsgevonden op basis van een melding en hoeveel op basis
van het reguliere toezicht?
Antwoord 19
Er zijn in 2019 geen reguliere welzijnscontroles uitgevoerd waarbij konijnen (al dan
niet voor productie gehouden) betrokken waren. Naar aanleiding van meldingen zijn
wel vijf inspecties uitgevoerd, waarbij naast andere diersoorten, ook niet voor productie
gehouden konijnen aangetroffen. Hiervan waren twee inspecties niet akkoord. In één
geval hadden de konijnen geen toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit
en is een rapport van bevindingen opgemaakt. In het andere geval werden konijnen aangetroffen
die geen droge en schone ligplek en geen toereikende hoeveelheid water hadden. Hier
is een proces-verbaal voor opgemaakt.
In 2019 voerde de NVWA inspecties uit bij voor productie gehouden konijnen in het
kader van diergeneesmiddelengebruik. Er zijn vijftien inspecties uitgevoerd. Hiervan
zijn negen inspecties akkoord bevonden. Drie inspecties zijn niet akkoord bevonden.
Bij deze bedrijven werd niet altijd voldaan aan de voorwaarden voor het voorhanden
hebben en toepassen van antibiotica door de houder van dieren. Er is een rapport van
bevindingen opgemaakt en er zijn twee schriftelijke waarschuwingen gegeven. Van drie
inspecties is het onderzoek nog niet afgerond. In 2020 is een naleefmeting op dierenwelzijnsregels
voorzien bij ongeveer de helft van de houders van voor productie gehouden konijnen.
Gezien het feit dat het uitvoeren van fysieke inspecties ten gevolge van de Coronacrisis
momenteel slechts beperkt mogelijk is, is nog niet te voorzien of deze naleefmeting
dit jaar kan worden uitgevoerd.
Vraag 20
Waar waren deze inspecties op gericht en wat waren hierbij de bevindingen?
Antwoord 20
Zie mijn antwoord op vraag 19.
Vraag 21
Kunt u bevestigen dat, volgens cijfers van de sector zelf4, één voedster per jaar meer dan 63 levend geboren jongen ter wereld moet brengen?
Antwoord 21
In het handboek van de sector van 2019–2020 staan de volgende gegevens: Een moederkonijn
geeft gemiddeld 6,8 worpen per jaar met een worpgrootte van gemiddeld 9,4 jongen.
Vraag 22
Kunt u bevestigen dat, volgens cijfers van de sector zelf, van deze jongen gemiddeld
meer dan 10 jonge konijnen sterven in de kooi waarin ze moesten leven? Zo nee, hoe
zit het dan?
Antwoord 22
In het handboek van de sector van 2019–2020 staan de volgende gegevens: sterfte voor
het spenen is gemiddeld 9,0% en sterfte na het spenen is gemiddeld 9,0% per worp.
Vraag 23
Kunt u bevestigen dat dit neerkomt op een sterfte onder vleeskonijnen van 16,3%?
Antwoord 23
In het handboek van de sector van 2019–2020 staat dat de gemiddelde totale sterfte
17,2% is.
Vraag 24
Kunt u bevestigen dat dit betekent, uitgaande van 2,6 miljoen vleeskonijnen die per
jaar worden geboren, dat ieder jaar zo’n 424.000 konijnen sterven in de kooien van
de Nederlandse konijnenhouderij? Zo nee, om hoeveel dieren gaat het dan?
Antwoord 24
De sterftecijfers worden niet centraal geregistreerd. De precieze aantallen zijn daarom
niet bekend.
Vraag 25
Kunt u bevestigen dat u eerder schreef dat in 2018 in Nederland per «ronde» geboren
jongen in totaal afgerond 65.000 konijnen stierven?5
Antwoord 25
Ja, dat heb ik uw Kamer gemeld in de brief over de antwoorden op de feitelijke vragen
LNV-begroting 2020 (Kamerstuk 28 973, nr. 220). Deze cijfers zijn een benadering, berekend aan de hand van geboortecijfers en uitvalpercentages.
Omdat het aantal nakomelingen per worp en per moederdier verschilt en de sterftecijfers
niet centraal worden geregistreerd, zijn geen precieze aantallen bekend.
Vraag 26
Kunt u bevestigen dat voedsters in de konijnenhouderij gemiddeld tenminste zes tot
zeven keer worden geïnsemineerd en zes tot zeven nestjes jongen moeten werpen per
jaar van gemiddeld meer dan negen jongen per worp? Zo nee, hoe zit het dan?
Antwoord 26
In het handboek van de sector van 2019–2020 staat dat moederkonijnen gemiddelde 6,8
worpen per jaar hebben met een gemiddelde worpgrootte van 9,4 jongen.
Vraag 27
Kunt u bevestigen dat op basis van deze aantallen de totale sterfte per jaar nog hoger
zou kunnen zijn, namelijk 455.000 konijnen die jaarlijks sterven in de kooien van
de konijnenhouderij? Zo nee, hoeveel konijnen komen er dan jaarlijks niet levend uit
de stallen van de Nederlandse konijnenhouderij?
Antwoord 27
Zie mijn antwoord op vraag 24.
Vraag 28
Kunt u bevestigen dat er op dit moment 47 konijnenbedrijven zijn?
Antwoord 28
Volgens het CBS zijn er momenteel 41 konijnenbedrijven.
Vraag 29
Kunt u bevestigen dat dit betekent dat er gemiddeld op ieder konijnenbedrijf iedere
dag 24 tot 27 konijnen de dood vinden? Zo nee, hoeveel konijnen sterven er dan gemiddeld
per dag op een konijnenbedrijf?
Antwoord 29
Het absolute aantal konijnen dat sterft per konijnenhouderij wordt niet geregistreerd
en kan daarom niet worden vastgesteld.
Vraag 30
Kunt u bevestigen dat konijnenhouders ‘s ochtends bij een rondgang door de stal de
dode dieren uit de kooien moeten halen?
Antwoord 30
Volgens het Besluit houders van dieren zijn konijnenhouders verplicht om twee keer
per dag de konijnen te controleren. Bij deze rondgang halen ze ook dode konijnen uit
de hokken.
Vraag 31
Kunt u bevestigen dat dit betekent dat de beelden van hokken met dode konijnen een
realistisch beeld laten zien van de dagelijkse praktijk, omdat er op iedere willekeurige
nacht konijnen sterven in de kooien van de Nederlandse konijnenhouderij? Zo nee, hoe
zit het dan volgens u?
Antwoord 31
Zie mijn antwoord op vraag 10.
Vraag 32
Vindt u het belangrijk dat de burger weet waar zijn eten vandaan komt?
Antwoord 32
Ik vind het belangrijk dat de burger weet waar zijn eten vandaag komt. Zoals ik aangaf
in mijn brief van 16 april 2018 (Kamerstuk 31 532, nr. 193) is goede en toegankelijke informatie over de herkomst van ons eten, de voedingswaarde,
de samenstelling van levensmiddelen en de duurzaamheid nodig zodat consumenten een
gezonde en duurzame keuze kunnen maken.
Vraag 33
Kunt u zich herinneren dat u zei: «ik vind dat een consument op dit soort punten zelf
ook nog wel enige kennis van zaken mag opdoen. (...) Ik geloof dat iedereen echt wel
in staat is om te onderzoeken wat er aan de hand is.»?6
Antwoord 33
Ja.
Vraag 34
Kunt u bevestigen dat u het tot nu toe niet nodig vond om de sterftecijfers in de
konijnenhouderij centraal te registreren, zodat er in elk geval objectieve informatie
is over het aantal konijnen dat jaarlijks het leven in «welzijnskooien» en «parkhuisvesting»
met de dood moet bekopen?
Antwoord 34
Sterftecijfers worden niet centraal geregistreerd. Dit vind ik zorgelijk. Ik ben in
gesprek met de konijnensector, daarbij zet ik onder andere in op centrale registratie
van sterftecijfers. Ook in de huidige situatie zijn konijnenhouders echter verplicht
volgens het Besluit houders dieren om hun uitvalpercentages te registreren. Indien
het uitvalspercentage van gespeende konijnen, voedsters of opfokkonijnen hoger is
dan 10% consulteert de houder een dierenarts en neemt maatregelen om het uitvalspercentage
te verlagen. Tijdens inspecties van de NVWA op dierenwelzijn in de konijnenhouderij
wordt de naleving van deze regels gecontroleerd.
Vraag 35
Verwacht u dat consumenten die meer informatie willen hebben over de herkomst van
hun voedsel, 74 euro gaan betalen om het Handboek Kwantitatieve Informatie Veehouderij
in te kunnen zien om alleen maar achter de kille sterftecijfers te komen?
Antwoord 35
Op de website van de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) is informatie te vinden over
de konijnensector. Ook op de website van het Beter leven keurmerk is informatie te
vinden over konijnen die op deze wijze gehouden worden.
Vraag 36
Zo niet, op welke wijze verwacht u dat consumenten aan de benodigde informatie komen
over het leven en lijden van konijnen die worden gehouden voor de productie van vlees?
Antwoord 36
Zie mijn antwoord op vraag 35.
Vraag 37
Wat zou u zelf vertellen als een burger die zich wil informeren over dierenwelzijn
u vroeg uiteen te zetten wat de herkomst is van Nederlands konijnenvlees?
Antwoord 37
Ik moedig aan dat consumenten informeren naar de herkomst van hun voedsel. Zoals ik
aangaf in mijn brief van 16 april 2018 (Kamerstuk 31 532, nr. 193) vind ik transparantie in de voedselketen fundamenteel voor het consumentenvertrouwen.
Het zou goed zijn als de sector daar transparant over is. Daar zal ik de sector ook
op aanspreken.
Vraag 38
Wat heeft u als verantwoordelijk Minister tot nu toe gedaan om het leven van konijnen
in de konijnenhouderij te verbeteren?
Antwoord 38
In 2016 is er een PPS gestart voor gezondheid en welzijn van park gehuisveste konijnen.
LNV financiert daarbij onderzoek naar groepshuisvesting voor moederkonijnen, voersturing,
marktontwikkeling en hygiëne en gezondheid. Nederland voldoet aan de Europese normen
voor huisvesting. Momenteel hanteert ongeveer 60% van de konijnenhouders het parkhuisvesting
systeem.
Daarnaast zet ik mij in voor een Europese norm voor dierenwelzijn in de konijnenhouderij.
In mei 2019 heb ik, samen met een aantal andere EU lidstaten, een brief aan de Europese
Commissie verzonden waarin ik de Europese Commissie heb verzocht dierenwelzijnsstandaarden
te ontwikkelen voor de konijnenhouderij. Het belang van het ontwikkelen van deze standaarden
heeft Nederland in februari en mei 2020 nog tweemaal benadrukt, toen verschillende
rapporten van de European Food Safety Authority (EFSA) met betrekking tot konijnenwelzijn
werden besproken in de Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF)
van de Europese Commissie.
Ook ben ik momenteel in gesprek met de sector over het programma «»Welvarende konijnen»».
Hierbij wil de sector per bedrijf in driehoek verband aan de slag. In elke driehoek
zit een konijnenhouder, dierenarts en adviseur. Onderdeel van dit programma is ontwikkeling
van kennis, kennisverspreiding en een lijst met kritische succesfactoren voor de vitaliteit
van jonge dieren. Deze integrale aanpak moet leiden tot vitale jonge dieren, verantwoord
antibiotica gebruik en verbetering van het dierenwelzijn. Ik heb echter zorgen over
de concretisering het programma. Ik zal dan ook sturen op de ontwikkeling van een
concreet en meetbaar plan om o.a. dierenwelzijn in de konijnensector te verbeteren.
Vraag 39
Bent u bereid een verbod in te stellen op de konijnenhouderij?
Antwoord 39
Nee.
Vraag 40
Hoeveel stikstofruimte zou een verbod op de konijnenhouderij opleveren?
Antwoord 40
Op basis van de regeling ammoniak en veehouderij geldt een ammoniakemissie van 1,2
kilogram per voedster per jaar. Dat komt neer op een totale ammoniakemissie van circa
57.436 kilogram ammoniak per jaar. Deze berekening is een benadering waarbij geen
rekening is gehouden met dat een beperkt aantal bedrijven beschikt over een huisvestingssysteem
met een lagere emissie. De totale ammoniakemissie van landbouwbedrijven in Nederland
was in 2017 114,1 miljoen kilogram.
Vraag 41
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 41
Op de vragen 11, 20, 27, 31 en 36 heb ik verwezen naar eerdere vragen, omdat ik daar
de vragen al beantwoord had.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.