Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de evaluatie van het erfgoed (Kamerstuk 32820-321)
2020D20430 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over een aantal brieven van de
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake de evaluatie van het erfgoed
(Kamerstuk 32 820, nrs. 321, 323, 331 t/m 333, 340, 346 en 351 en Kamerstuk 29 362, nr. 280)
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
5
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
9
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
10
•
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
12
•
Inbreng van de leden van de 50PLUS-fractie
13
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
13
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
Kamerstuk 32 820, nr. 351
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister heeft aangekondigd het verdrag van
Faro te willen ratificeren. De Minister heeft eerder aangegeven te onderzoeken op
welke manier ratificatie in Nederland van het verdrag van Faro tot stand kan komen.
Heeft dit onderzoek al plaatsgevonden? Zo ja, wat zijn de uitkomsten hiervan? De leden
lezen dat uit de verkenning «herinneringserfgoed» belangrijke thema’s als de Tweede
Wereldoorlog en de Jodenvervolging naar voren komen. De leden onderschrijven het belang
van aandacht voor de Jodenvervolging, maar maken zich tegelijkertijd zorgen dat dit
thema bijvoorbeeld niet op alle scholen wordt behandeld. Uit antwoorden van eerder
gestelde schriftelijke vragen van de leden Rudmer Heerema en Yesilgöz-Zegeirus1 kwam naar voren dat één procent van de leraren aangaf het gesprek over de Jodenvervolging
te vermijden. Heeft de Minister aanwijzingen over het feit dat bepaalde groepen niet
of nauwelijks in aanraking komen met belangrijke onderwerpen als antisemitisme en
Jodenvervolging? Zo ja, welke groepen zijn dit en op welke manier waarborgt de Minister
dat dit wordt bevorderd? Tevens vragen zij op welke manier de Minister gaat waarborgen
dat het herinneringserfgoed over bijvoorbeeld antisemitisme en Jodenvervolging toegankelijk
wordt voor alle groepen in Nederland zodat we ook de leerlingen bereiken in klaslokalen
waarbij antisemitisme en Jodenvervolging een «moeilijk thema» is, zo vragen de leden.
De voornoemde leden lezen dat er 730.000 euro beschikbaar wordt gesteld aan het netwerk
van musea dat objecten uit de Canon van Nederland laat zien. Welke musea zijn lid
van dit netwerk? Is hier sprake van regionale spreiding? De leden lezen voorts dat
het netwerk aanvullende programmering voor uiteenlopende doelgroepen ontwikkelt, wordt
er ook programmering ontwikkeld voor doelgroepen die antisemitisme en Jodenvervolging
een «moeilijk thema» vinden? Zo nee, is de Minister bereid om deze opdracht specifiek
aan dit netwerk te geven? Zo nee, waarom niet?
De eerdergenoemde leden lezen dat specifiek voor het thema WOII2 de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een regeling heeft ingesteld
voor 75 jaar vrijheid. Wat zijn de gevolgen voor deze regeling met betrekking tot
corona, aangezien veel herdenkingen op een andere manier hebben plaatsgevonden? Op
welke manier zijn zelfstandigen op de hoogte gebracht van deze regeling? Wat is het
budget van deze regeling? Hoeveel geld is er momenteel nog vrij binnen deze regeling?
De leden lezen dat maatschappelijke initiatieven zorgen voor een goede ontsluiting
van de verhalen achter historische plaatsen en archeologische sites. Ontvangen de
genoemde organisaties in de brief ook financiële steun vanuit het Ministerie van OCW3? Zo ja, hoeveel is dat per genoemde organisatie, die wordt aangeduid als «maatschappelijk
initiatief» in de brief? Daarnaast lezen de leden dat in het kader van de Nationale
Strategie Digitaal Erfgoed 2019–2020 het netwerk digitaal erfgoed een incidentele
financiële bijdrage van vier miljoen euro ontvangt. Welke doelen heeft het ministerie
zichzelf gesteld voor deze vier miljoen euro en welke voorwaarden zijn er gesteld
aan de ontvangst ervan? Wanneer wordt deze bijdrage als doelmatig beschouwd?
De leden lezen dat de Canon op dit moment wordt herijkt, wanneer verwacht de Minister
dat dit is afgerond? Ook vragen zij of de Minister daarnaast een overzicht kan geven
van welke maatregelen ze heeft genomen om vrijwilligers en hun organisaties beter
te ondersteunen.
De leden lezen dat de Minister in haar verbeterprogramma de komende tien jaar enkele
sites per jaar gaat aanwijzen hiervoor. Bij het kiezen van deze sites wil de Minister
meer ruimte bieden aan het perspectief van de vrijwilligers en betrokken burgers.
De Minister kiest ervoor om naast de wetenschappelijke waarde, ook rekening te houden
met de belevingswaarde van archeologisch erfgoed. Op welke manier gaat de Minister
dit doen? Heeft de Minister hier duidelijke richtlijnen voor? Zo ja, welke zijn dat?
Zo nee, waarom niet? Betekent dit dat de Minister belevingswaarde op gelijke hoogte
stelt als wetenschappelijke waarde, zo vragen de leden. Daarnaast lezen de leden dat
de Minister, samen met gemeenten, de reeds bekende archeologische vindplaatsen digitaal
beter in beeld gaat brengen. Wat is «beter in beeld» brengen? Met andere woorden,
welke doelen stelt de Minister voor zichzelf? Voldoet een archeologische vindplaats
al wanneer het een eigen domein op het internet aanvraagt, zo vragen de leden.
De leden vragen op welke manier er momenteel wordt samengewerkt tussen vrijwilligers
en professionals binnen archeologisch onderzoek naar de Tweede Wereldoorlog.
Kamerstuk 32 820, nr. 332
De leden lezen dat de Minister voornemens is om een vaste, onafhankelijke commissie
in te stellen, die een visie ontwikkelt op de samenstelling van de beschermde cultuurgoederen
in particulier bezit, in het licht van de Collectie Nederland. Wie benoemt de leden
in deze vaste, onafhankelijke commissie? Welke termijn betreft één lidmaatschap in
deze vaste, onafhankelijke commissie? Hoe waarborgt de Minister dat het geen «ivoren
toren»-commissie wordt, maar een commissie die gedragen wordt door de samenleving?
Is de Minister voornemens om bijvoorbeeld geschiedenisleraren of kunstenaars een plek
te geven binnen deze commissie? Zo ja, hoe gaat ze dat vormgeven? Zo nee, waarom niet?
De leden lezen voorts dat de Minister van plan is om deze commissie te vormen uit
«gezaghebbende personen vanuit onder andere de kunsthandel en musea». Wat is de definitie
van «gezaghebbende personen»? Gaat de Minister deze personen persoonlijk benoemen?
Zo ja, hoe waakt ze dan voor de onafhankelijkheid van de commissie?
De leden lezen dat de Minister vooruitlopend op het instellen van de adviescommissie
ook niet langer de huidige beleidsregel hanteert waarop het terughoudende aanwijzingsbeleid
is geënt. Op welke argumenten baseert de Minister deze keuze?
De leden lezen dat de Minister afziet van een nieuwe bekendmakingsregeling van belangwekkende
cultuurgoederen die uit Nederland dreigen te verdwijnen. Kan de Minister aangeven
waarom? Hoe rijmt dit met de wens om belangwekkende cultuurgoederen in Nederland te
kunnen behouden? De leden lezen eveneens dat de Minister het wettelijk verankeren
van voldoende middelen binnen het Nationaal Aankoopfonds nu niet opportuun vindt.
Waarom niet, zo vragen voornoemde leden.
Kamerstuk 32 820, nr. 346
De leden hechten grote waarde aan het goed beschermen van werken uit de rijkscollectie.
De leden zijn ontevreden dat op dit moment nog niet goed gemeten kan worden of de
veiligheidsplannen van musea voldoende bescherming bieden voor de rijkscollectie.
Ook het gebrek aan onvoldoende handvatten om de veiligheid te waarborgen, is volgens
de leden een zorg en behoeft de volledige aandacht van de Minister. Vandaar de volgende
vragen:
Hoe gaat de Minister erop toezien dat het te ontwikkelen toetsingsinstrument veiligheidsplan
van de inspectie meer inzicht geeft in het feitelijke beheers niveau en hoe gaat zij
dit controleren? Wanneer kunnen we deze verwachten?
Hoe is de Minister van plan beleid te maken als haar eigen onderzoek aantoont dat
het huidige planmatige beleid van musea onsamenhangend en onoverzichtelijk is? Baart
het haar zorgen dat het planmatige beleid geen relatie heeft met de getroffen en te
treffen maatregelen? Valt hieruit te concluderen dat er geld is gegaan naar het beheersen
van de veiligheidsrisico’s, terwijl helemaal niet duidelijk was of dit wel effect
had? Het was de bedoeling van de wetgever dat de veiligheidszorg voor de collectie
onderdeel zou zijn van de beleidscyclus voor een duurzaam beheer en behoud van de
rijkscollectie. Echter het onderzoek concludeert dat hiervan vaak geen sprake is,
hoe gaat de Minister dit bewerkstelligen? Waarom heeft dit voorheen gefaald en wat
gaat er nu veranderen? Is er een plan om ervoor te zorgen dat musea van elkaar kunnen
leren met betrekking tot het hanteren van veiligheid, aangezien de musea qua aanpak
veel van elkaar verschillen? In het onderzoek wordt de volgende wetstekst aangehaald:
«Een instelling met een wettelijke taak baseert het planmatig beleid voor het beheer
van de cultuurgoederen of verzamelingen op een actuele analyse van de stand van het
beheer». Hoe ziet de Minister dat voor zich als in voorgaande onderzoeken, zowel als
in dit huidige onderzoek, is gebleken dat een aanzienlijk deel van de musea niet beschikt
over een toereikende actuele analyse van de stand van het beheer? Wat gaat de Minister
doen om ervoor te zorgen dat de musea die summiere risicoanalyses hebben, deze uitbreiden,
voor zowel kleinschalige als grote musea? Deze leden vragen wat de Minister gaat doen
met de aanbevelingen in het rapport.
Kamerstuk 32 820, nr. 333
Deze leden zijn positief over de voordracht van de Corsocultuur en het Zomercarnaval
in Rotterdam voor de representatieve lijst van het UNESCO-verdrag. De leden vragen
of de huidige coronacrisis gevolgen heeft voor het samenstellen van het nominatiedossier.
Zo ja, welke gevolgen zijn dat? Daarnaast onderschrijven deze leden het belang van
het levend houden van volkscultuur en immaterieel erfgoed, zoals de bloemencorso’s.
Kamerstuk 32 820, nr. 323
Deze leden constateren dat de Minister de motie van de leden Laan-Geselschap en Bergkamp4 niet heeft uitgevoerd. Heeft de Minister ook gekeken naar mogelijkheden van wegbewijzering
voor fietsers, zodat we op die manier toch tegemoet komen aan de wens om de zichtbaarheid
van ons UNESCO werelderfgoed te vergroten? Zo nee, op welke manier gaat de Minister
dit bij provincies en gemeenten aankaarten? Tevens vragen deze leden wanneer zij dit
gaat doen.
Kamerstuk 32 820, nr. 321
Voornoemde leden hechten veel waarde aan de bescherming van erfgoed uit de Tweede
Wereldoorlog. Ze zijn dan ook blij met de vele initiatieven die verschillende ministeries
in Nederland ondersteunen en de verschillende herinneringscentra die in Nederland
bestaan. Ook zijn de leden blij om te lezen dat de bezoekersaantallen van de verschillende
herinneringscentra de afgelopen tijd zijn gestegen, waarmee het laat zien dat de Tweede
Wereldoorlog nog steeds een belangrijke plek inneemt binnen onze samenleving en dat
we aandacht blijven houden voor de gebeurtenissen die destijds hebben plaatsgevonden.
Heeft de Minister een overzicht van de verschillende leeftijdscategorieën van bezoekers
van deze herinneringscentra? Zijn er bepaalde doelgroepen die moeilijker worden bereikt
door de verschillende initiatieven? Zo ja, welke doelgroepen zijn dat en welke initiatieven
neemt de Minister om alle doelgroepen in Nederland te bereiken? De leden onderschrijven
de stelling van de Minister dat er zoveel mogelijk verhalen over de Tweede Wereldoorlog
verteld moet worden en dat er ook aandacht komt voor de verhalen over de Nederlandse
collaboratie. In dat licht heeft de Minister er in 2018 voor gekozen om de Muur van
Mussert aan de lijst van rijksmonumenten toe te voegen. De leden vragen echter welke
objectieve maatstaven er zijn om bepaalde gebouwen of overblijfselen aan te wijzen
als rijksmonument? Op welke manier worden hier historici van bijvoorbeeld het NIOD5 bij betrokken aangezien niet elk gebouw of overblijfsel meteen een monument is als
het enige connectie heeft met de Tweede Wereldoorlog? De leden lezen eveneens dat
de Minister, samen met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
de rijksbouwmeester gevraagd heeft om een leidraad op te stellen voor de omgang met
rijksmonumenten. Is deze leidraad inmiddels gereed? Zo nee, wanneer kan de Kamer deze
dan verwachten? Ook vragen deze leden op welke manier er hierin ook samenwerking wordt
gezocht met bijvoorbeeld het NIOD maar ook universiteiten, in het bijzonder departementen
die zich toeleggen op de Tweede Wereldoorlog, om hierbij input te leveren. De leden
lezen dat de Minister 2,5 miljoen euro beschikbaar stelt voor onderhoud en restauratie
van Joodse begraafplaatsen. Hiervoor ontwikkelen het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap
en het Ministerie van OCW een plan. Is dat plan al gereed? Zo ja, kan deze gedeeld
worden? Zo nee, wanneer kunnen we dit plan verwachten, zo vragen voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
met betrekking tot erfgoed. Deze leden hebben hierover een aantal vragen.
Kamerstuk 32 820, nr. 351
De leden prijzen de inzet van de Minister «op het vertellen van verhalen van, voor
en door de samenleving» als een aanvullend middel om erfgoed te beschermen. In dit
verband vragen deze leden in te gaan op de Petitie Nationaal Knooppunt Oral History,
die op 7 april 2020 aan de Kamer is aangeboden. Deze leden onderschrijven de stelling
van de initiatiefnemers van deze petitie, dat «oral history» van groot belang is voor
onze hedendaagse geschiedschrijving en ons cultureel erfgoed. Wel zouden deze leden
ervoor willen pleiten een Nederlands woord voor dit begrip te hanteren. De initiatiefnemers
van de petitie constateren dat een goede ondersteunende nationale infrastructuur ontbreekt.
Materiaal wordt niet goed opgeslagen. Bestaande bronnen zijn moeilijk toegankelijk
en kennis wordt fragmentarisch opgebouwd en weinig gedeeld. De petitie wordt ondersteund
door stads- en streekmusea, regionale en plaatselijke archieven, wetenschappelijke
instituten/universiteiten en maatschappelijke initiatieven. De leden vragen de Minister
nader in te gaan op het aangehaalde pleidooi voor een nationaal knooppunt «Sprekende
geschiedenis».
De Minister stelt in haar brief dat er (voorlopig) geen aanwijzingsprogramma nodig
is voor het gebouwde erfgoed van na 1965. Dit wordt vooral gemotiveerd met de opmerking
dat er nog weinig bedreigingen zijn voor het erfgoed uit deze periode. Anders dan
de Minister constateert een landelijke erfgoedvereniging als het Cuypersgenootschap,
dat de bouwkunst uit de periode 1965–1985 wel degelijk sterk in gevaar is. Niet alleen
kerken en kunstwerken in de openbare ruimte, voorbeelden die de Minister noemt, zijn
kwetsbaar. Regelmatig krijgt het Cuypersgenootschap meldingen over de sloop of verminking
van bijzondere schoolgebouwen, kantoren, overheidsgebouwen en wooncomplexen. Juist
door een gebrek aan bescherming en waardering verdwijnt dit erfgoed in hoog tempo.
Slechts enkele gemeenten zijn bezig met beleidsontwikkeling voor het erfgoed van deze
periode, zoals Den Haag, Utrecht en Amsterdam. In Zoetermeer en Almere spelen ook
kleinere alternatieven. Incidenteel zijn er onder andere in Den Bosch, Hilversum,
Helmond en Leeuwarden enkele monumenten uit deze periode aangewezen. Een gemeentelijk
vangnet voor de echt iconische gebouwen is er op de meeste plekken niet. Er is al
redelijk wat verdwenen, maar de sleutelwerken van (internationaal) beroemde architecten
als Hertzberger, Van Eyck, Maaskant en Blom bestaan grotendeels nog. De afgelopen
jaren heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een beperkte selectie uit het
erfgoed van de Wederopbouw, de periode 1945–1965, aan de rijksmonumentenlijst toegevoegd.
Ook voor de periode 1965–1985 is een inventarisatie van iconische voorbeelden van
groot belang, juist omdat die periode voor veel mensen nog niet tot de verbeelding
spreekt. De leden vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot die inventarisatie.
Nu is het nog mogelijk om het erfgoed van deze periode echt goed te beschermen. Over
vijf of tien jaar zal er vermoedelijk veel verdwenen zijn. De leden vragen of de Minister
bereid is om op korte termijn in ieder geval de belangrijkste gebouwen te beschermen
en aan te geven wat daarbij de criteria zijn.
Kamerstuk 32 820, nr. 332
De voornoemde leden constateren met de Minister, dat de Collectie Nederland nooit
af is. Terecht wil de Minister voorkomen dat cruciale elementen hiervan naar het buitenland
verdwijnen. Hiervoor is het beschermen van cultureel erfgoed, ook in particulier bezit,
van het grootste belang. Met de Minister constateren deze leden dat het terughoudend
aanwijzingsbeleid wat betreft beschermde cultuurgoederen hierin tekortgeschoten is.
De Minister stelt terecht, dat transparante en zorgvuldige procedures voor de beoordeling
van particuliere cultuurgoederen, gebaseerd op deskundigheid en onafhankelijkheid,
essentieel zijn voor het aanwijzingsbeleid. Kan de Minister in dit verband het verschil
toelichten tussen een terughoudend aanwijzingsbeleid en een selectief aanwijzingsbeleid,
zoals zij dat voorstaat?
De Minister constateert dat de Collectie Nederland in de loop van de tijd verrijkt
is dankzij vele schenkingen van particulieren. In dit verband onderkennen de voornoemde
leden, dat bescherming van cultureel erfgoed door de overheid nooit allesomvattend
kan zijn en nooit de passie van de particuliere verzamelaar kan vervangen. Terecht
constateert de Minister dat particulieren vaak vooruitlopen op het verzamelbeleid
van musea en altijd een grote bijdrage hebben geleverd aan het behouden van cultuurgoederen
voor Nederland.
De Minister constateert dat we veel bijzondere cultuurgoederen in bezit van particulieren
niet kennen, omdat die nooit worden tentoongesteld en nooit zijn aangewezen als beschermd
cultuurgoed. Toch worden we nog regelmatig verrast door culturele vondsten. De leden
constateren dat kennis en kunde van conservatoren, collectiemedewerkers en onderzoekers
onontbeerlijk zijn om culturele vondsten te kunnen doen. Op welke wijze worden die
geborgd, zo vragen deze leden.
De aan het woord zijnde leden steunen het voornemen van de Minister om een vaste,
onafhankelijke commissie in te stellen, die een visie ontwikkelt op de samenstelling
van de beschermde cultuurgoederen in particulier bezit in het licht van de Collectie
Nederland. Vooruitlopend op het instellen van deze adviescommissie hanteert de Minister
ook niet langer de huidige beleidsregel waarop het terughoudende aanwijzingsbeleid
geënt was. De Minister creëert hiermee direct ruimte voor een betrokken invulling
van haar verantwoordelijkheid. Tot de implementatie van het nieuwe beleid en tot de
installatie van de vaste commissie zal de Minister zich van geval tot geval laten
adviseren door een onafhankelijke en deskundige ad-hoc commissie over eventuele aanwijzing
van beschermde cultuurgoederen. De leden vragen om hoeveel gevallen per jaar het naar
verwachting zal gaan.
De commissie-Pechtold stelt voor de particuliere eigenaar van een aangewezen cultuurgoed
of verzameling een passende tegenprestatie (op maat) te bieden. De commissie noemt
in dit verband overheidsbijdrage aan de beveiliging en verzekering van het cultuurgoed
of een gunstige toepassing van de fiscale kwijtscheldingsregeling op grond van de
Successiewet, maar te denken valt ook aan ondersteuning bij consolidatie of restauratie.
De leden vragen in welke mate particuliere eigenaren gebruik maken van de bestaande
faciliteiten. Ook vragen deze leden concreet op welke wijze particuliere eigenaren
worden betrokken bij de vormgeving van «een passende tegenprestatie».
Kamerstuk 32 820, nr. 333
De leden waarderen de inzet van de Minister om de corsocultuur voor te dragen als
immaterieel erfgoed voor de Representatieve Lijst van het UNESCO-verdrag. Nederland
kent een rijke corsotraditie, met een levende cultuur, gedragen door lokale gemeenschappen.
Deze leden betreuren het dat alle corso’s met bloemen en fruit in de nazomer als gevolg
van de coronamaatregelen dit jaar moesten worden afgelast. Aan alle fondsen is gevraagd
coulant om te gaan met toegekende subsidies voor culturele activiteiten, die als gevolg
van de coronacrisis niet kunnen doorgaan. Wat is de stand van zaken, zo vragen de
leden. De Minister meldt, dat ter ondersteuning van het beoefenen van immaterieel
erfgoed in 2019 een brede regeling is gestart bij het Fonds voor Cultuurparticipatie.
Daar kunnen gemeenschappen, verenigingen, gildes et cetera een aanvraag doen voor
het behoud en de ontwikkeling van hun erfgoed. Wat zijn de eerste ervaringen met deze
regeling, zo vragen de voornoemde leden.
In de erfgoedsector wordt 40% tot 60% van het werk gedaan door vrijwilligers. Met
praktische ondersteuning kan dat werk worden vergemakkelijkt. De leden herinneren
aan de motie van het lid Geluk-Poortvliet6, waarbij de Kamer de regering verzocht te onderzoeken hoe de mogelijkheden voor opleiding
of kennisverdieping, juridische en bestuurskundige ondersteuning bij bestuurstaken
of hulp bij het doen van fondsaanvragen voor vrijwilligers kunnen worden versterkt.
Bij brief van 23 mei 20197 meldde de Minister dat zij een verkenning was gestart naar effectieve en efficiënte
manieren om erfgoedvrijwilligers in hun directe omgeving, op lokaal en regionaal niveau,
te laten ondersteunen door professionals. Wat is de stand van zaken, zo vragen deze
leden.
Kamerstuk 32 820, nr. 323
Bij motie van het lid Geluk-Poortvliet c.s.8 heeft de Kamer de regering verzocht in overleg te treden met het Nederlands Fotomuseum
(NFM) en de Erfgoedinspectie om te bepalen wat er nodig is om het fotografisch erfgoed
adequaat te behouden en te presenteren. De Minister heeft de Kamer de nota van de
Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed van 2 oktober 20199 toegezonden, waarbij de inspectie reageert op het actieplan van het Nederlands Fotomuseum.
De inspectie stelde voor om inhoudelijk in te stemmen met het actieplan.
Kan de Minister nader toelichten wat zij precies bedoelt met de volgende zin: «De
omvang en de tijd van de inhaalslag kan binnen vijf jaar indien het museum de ambities
bijstelt op basis van het advies van de inspectie»? Deze leden lezen in het advies
van de inspectie: «Het NFM dient hierbij prioriteit te geven aan de uitvoering van
de inhaalslag, zodat het beheer van de collectie voldoet aan de normen in de Erfgoedwet.
Het verbeteren van de basisregistratie en de conservering van de depotcollectie binnen
de aangegeven termijn van 5 jaar is noodzakelijk om vermissingen en verval van de
collectie tegen te gaan. Ook is het van belang dat het NFM achterstanden in de digitale
ontsluiting van de collectie wegneemt, conform het kabinetsbeleid om collecties voor
het publiek digitaal toegankelijk te maken.» Zij vragen of de Minister kan onderbouwen,
dat het Nederlands Fotomuseum met de toegezegde subsidieverhoging voldoende middelen
heeft om zijn wettelijke taken uit te voeren.
De Minister schrijft, dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) momenteel
een aanwijzingsprogramma kerkelijke interieurensembles ontwikkelt. De RCE overlegt
daarover met kerkelijke organisaties, Museum Catharijneconvent en Bond Heemschut.
Het aanwijzingsprogramma vormt een aanvulling op de toonbeeldenlijst van interieurs,
die in beheer is bij de RCE. De aan het woord zijnde leden vragen wat de stand van
zaken is.
De leden zijn van mening, dat het van groot belang is voor de ontwikkeling van de
muziekcultuur, dat bladmuziek, geluidsopnamen en archieven van musici en componisten
toegankelijk blijven. De verantwoordelijkheid voor het behoud en de ontsluiting van
muzikaal erfgoed in Nederland is nog steeds versnipperd. Daarom herinneren deze leden
aan de motie van het lid Geluk-Poortvliet c.s.10 en de motie van het lid Geluk-Poortvliet11, waarbij de Kamer de regering verzocht, in overleg met de betrokken instellingen
te onderzoeken op welke wijze het behoud en de ontsluiting van het muzikaal erfgoed
in Nederland kan worden bevorderd. Deze leden vragen wat de stand van zaken is in
het bedoelde overleg.
Kamerstuk 32 820, nr. 321
In de meidagen van 2020, bij de herdenking van 75 jaar bevrijding, realiseert iedereen
zich de waarde van het vertellen van de verhalen over oorlog en bevrijding. Als gevolg
van de coronamaatregelen was het bezoek van herdenkingen en historische plaatsen dit
jaar uitgesloten. De Minister stelt terecht dat samenleving en overheid er samen voor
zorgen dat de verhalen verteld blijven en betekenisvolle plekken zichtbaar en toegankelijk
zijn.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed constateert dat er sprake is van een rijk
en omvangrijk bestand aan erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog en dat dit erfgoed goed
wordt beschermd. Wel constateert de RCE een aantal lacunes. Terecht wijst de RCE erop,
dat het niet altijd alleen gaat om bescherming van het monument zelf, maar vooral
«om een respectvolle omgang en betekenisgeving».
De Minister kondigt aan dat zij in overleg met de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties de rijksbouwmeester heeft gevraagd om een leidraad op
te stellen voor de omgang met rijksmonumenten die het Rijksvastgoedbedrijf beheert
en wil afstoten. Deze leidraad kan mogelijke ongerustheid wegnemen en helpen bij het
vinden van een passende toekomstige bestemming van het gebouw. Wat is de stand van
zaken, zo vragen de leden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
op de agenda van het schriftelijk overleg evaluatie erfgoed. Deze leden hebben hierover
nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden hebben met belangstelling kennisgenomen van de aangekondigde maatregelen
voor erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog. De achterliggende verhalen van dit erfgoed
herinneren ons aan de onschatbare waarde van vrijheid, rechtszekerheid en tolerantie.
De recente berichten over anti-homo incidenten wijzen ons op het belang van het doorgeven
van deze verhalen. Deze leden zijn daarom positief over de vrijgemaakte budgetten
voor Joods en militair erfgoed. De budgetten zullen bijdragen aan het behoud van dit
erfgoed, waardoor ook toekomstige generaties kunnen putten uit de achterliggende verhalen.
Bij het selectief beschermen van erfgoed bestaat het risico dat er een geïdealiseerd
beeld ontstaat van het verleden. Wat betreft de Tweede Wereldoorlog, verdienen niet
alleen de verzetsdaden maar ook de collaboratie een plek in ons collectieve geheugen.
Hierdoor behoudt het erfgoed zijn waarschuwende functie. Deze leden vinden het daarom
goed dat het Oranjehotel samen met de Muur van Mussert op de lijst van Rijksmonumenten
komt te staan. Wat betreft de ontwikkeling van een visie op de Atlantikwall, hebben
deze leden nog enkele vragen. Welke belanghebbenden worden hierbij betrokken? Tevens
vragen zij of hierbij ook buitenlandse partijen worden betrokken om tot een ontwikkelingsvisie
van het gehele landschap te komen, zoals de verkenning aanbeveelt.
De leden hebben zorgen over de naleving van de Archiefwet BES12. Caribisch Nederland kent geen openbare voorzieningen voor cultureel erfgoed en tot
voorkort waren belangrijke delen van de Caribische archieven niet gedigitaliseerd.
De leden constateren daarom dat niet iedere Nederlander toegang heeft tot zijn of
haar familiegeschiedenis. Kan de Minister aangeven of de Caribische archieven inmiddels
volledig gedigitaliseerd en digitaal toegankelijk zijn? Kan de Minister daarnaast
toelichten welke stappen er worden ondernomen om de archieven ook fysiek toegankelijk
te maken? Daarnaast blijkt dat voor delen van Caribische archieven eventuele aanvullende
maatregelen te laat zijn. Door gebrekkige faciliteiten zijn archieven in vlammen opgegaan
of zijn zodanig aangetast dat zij nauwelijks te raadplegen zijn. Welke maatregelen
zijn er op korte termijn mogelijk om verdere schade te voorkomen? Kan de Minister
aangeven of zij bereid is concrete ondersteuning te bieden in het realiseren van veilige
archiefruimten in Caribisch Nederland? De leden vragen of de Minister haar antwoord
kan toelichten.
De leden hebben met belangstelling kennisgenomen van de beleidsreactie op het rapport
van de Adviescommissie Bescherming Cultuurgoederen. Deze leden vinden het van belang
dat voorkomen wordt dat onvervangbare kunstobjecten zomaar uit Nederland kunnen verdwijnen,
zoals recent gebeurde met een zeer waardevolle tekening van Rubens die door prinses
Christina op een veiling werd aangeboden. Vanwege het nog te voeren plenaire debat
over dit rapport houden deze leden het op dit punt hierbij.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken voor het
schriftelijk overleg evaluatie erfgoed. Zij hebben daar nog een aantal vragen over.
Gevolgen coronacrisis
De coronacrisis heeft op dit moment al grote economische gevolgen. Experts waarschuwen
voor de kans op een -meer langdurige- economische teruggang. De leden vragen of de
Minister een beeld heeft van de gevolgen van de coronacrisis voor de erfgoedsector
en welke stappen zij heeft gezet en gaat zetten om deze sector te ondersteunen. Verschillende
groepen uit de erfgoedsector hebben inmiddels aan de bel getrokken. Zo heeft de stichting
molens in Kinderdijk een oproep gedaan voor een noodfonds erfgoed.13 De leden vragen of de Minister de angst van de stichting deelt dat mooie ambachten
verdwijnen door deze crisis. Is de Minister bereid met het gevraagde noodfonds te
komen? Zo ja, hoe gaat ze dit vormgeven? Is de Minister bekend met het bericht «Historische
vloot dreigt door corona te kapseizen».14 Schepen uit de historische «bruine vloot» dreigen hun historische certificaten te
verliezen door toedoen van de huidige crisis. De leden horen graag van de Minister
wat zij gaat doen voor deze unieke vloot. Al eerder trokken de voornoemde leden aan
de bel over de gevolgen van de coronacrisis voor de archeologie, de antwoorden op
de schriftelijke vragen waren voor deze leden erg onbevredigend. De grote archeologische
opgravingsbedrijven zien nu een omzetdaling van naar schatting 30 procent, de verwachting
is dat in het najaar dit tot nog grotere problemen zal leiden. De leden zijn teleurgesteld
dat de Minister niet bereid is de TOGS15-regeling open te stellen voor archeologische bedrijven zoals die werkzaam onder SBI16-code 7220. Is de Minister bereid deze codes alsnog toe te voegen aan de bestaande
regeling eventueel door de steun slechts te beperken tot getroffen bedrijven. Eén
van de manieren waarop de overheid de erfgoedsector kan ondersteunen is het naar voren
halen van projecten. Zijn er reeds rijksprojecten -zoals projecten van Rijkswaterstaat-
naar voren gehaald? Kan de Minister een inventarisatie geven van projecten van de
rijksoverheid die nog vooruit kunnen worden gehaald zodat de erfgoedsector kan worden
ondersteund?
Nederland kent vele bedrijven en instellingen die zich richten op een breed publiek
betrekken bij het erfgoed. Hun werkzaamheden zijn hard geraakt door de huidige crisis.
De leden vragen hoe de Minister deze bedrijven en instellingen ondersteunt of gaat
ondersteunen. Zij vragen of de Minister voorwaarden voor haar eigen subsidies voor
erfgoed voor een breed publiek zo kan aanpassen dat ook aanvragen die aansluiten bij
de nieuwe 1,5 meter samenleving in aanmerking kunnen komen.
Kamerstuk 32 820, nr. 351
In deze brief stelt de Minister dat «Uit de verkenning archeologie blijkt dat publieksparticipatie
in de archeologie nog in de kinderschoenen staat. Wel is sprake van een positieve
trend.» De leden vragen de Minister of zij de mening deelt dat structurele aandacht
en regelingen nodig zijn om te zorgen dat de publieksparticipatie in de archeologie
wordt versterkt. Zo ja, welke stappen wil de Minister hiervoor zetten?
In september 2018 werd de motie van het lid Beckerman c.s.17 over een breder publiek betrekken bij archeologie aangenomen. Eerder gaf de Minister
aan dat in het kader van de uitvoering van deze motie ze via het Fonds voor Cultuurparticipatie
archeologieparticipatie ondersteunt met een bedrag van in totaal 900.000 euro. Hoeveel
aanvragen zijn inmiddels gedaan voor dit fonds? Hoeveel aanvragen zijn gehonoreerd?
Zij vragen of de Minister bekend is met de kritieken op dit fonds vanuit de archeologische
sector omdat velen zijn uitgesloten van aanvragen.
De Minister noemt Portable Antiquities of the Netherlands (PAN) als een voorbeeld
hoe een breed publiek betrokken kan worden bij de archeologie. In juli 2019 werd de
motie van de leden Beckerman en Belhaj18 aangenomen over een onderzoek hoe het project PAN kan worden voortgezet. In de brief
inzake stand van zaken moties en toezeggingen met betrekking tot cultuur19 gaat de Minister in op de uitvoering van deze motie. De leden zijn verheugd dat de
Minister stelt dat het haar intentie is om de huidige gang van zaken zoveel mogelijk
voort te zetten en ze daarnaast kijkt naar eventuele uitbreiding van de werkwijze
van PAN naar de vrijwilligers in de maritieme archeologie. Deze brief dateert van
november 2019, kan inmiddels al meer duidelijkheid worden gegeven over de voortzetting
van PAN? Zo nee, op welke termijn kan dit wel, zo vragen de voornoemde leden.
De Minister concludeert in deze brief «het huidige bestand van archeologische rijksmonumenten
bevat enkele lacunes» en dat «toezicht, handhaving en instandhouding van archeologische
rijksmonumenten om aandacht vragen». Het valt de leden echter op dat de Minister (nog)
geen stappen zet om toezicht, handhaving en instandhouding te verbeteren. Klopt deze
constatering? Ook vragen zij welke stappen de Minister wel wil zetten.
Kamerstuk 32 820, nr. 332
De leden danken de Minister voor haar beleidsreactie op het rapport van de commissie-Pechtold
en de koerswijziging van terughoudend naar betrokken. De leden concluderen dat het
met één schriftelijk overleg moeilijk is recht te doen aan de inzet van de commissie
en de Minister. De leden vragen of zowel het rapport en de beleidsreactie voor een
volgend debat geagendeerd kunnen worden. Voorts vragen deze leden of de commissie-Pechtold
om een reactie is gevraagd op de beleidsreactie van de Minister.
Kamerstuk 32 820, nr. 346
De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed constateert ten aanzien van de veiligheidszorg
voor rijkscollecties dat «het planmatig beleid als geheel niet samenhangend en overzichtelijk
is ingericht, waardoor ook de relatie met getroffen of te treffen maatregelen ontbreekt.»
Zij concluderen dat «door de tekortkomingen in het planmatig beleid is het feitelijk
beheers niveau van veiligheidsrisico’s echter niet verifieerbaar.» De inspectie adviseert
de Minister om enkele aanvullende voorwaarden te stellen aan de wettelijke norm voor
het planmatig beleid voor de veiligheidszorg. De leden merken op dat de Minister echter
geen aanvullende voorwaarde stelt in haar beleidsreactie. Klopt dit en zo ja is de
Minister alsnog bereid aanvullende voorwaarden te stellen, zo vragen de voornoemde
leden.
Kamerstuk 32 820, nr. 331
Met de motie van het lid Beckerman c.s.20 werd de regering onder andere opgeroepen de Erfgoedwet met de sector en betrokkenen
breed te evalueren. De leden danken de Minister voor haar reactie op deze motie en
het reeds in gang zetten van onderzoeken. De leden missen echter een antwoord op de
vraag hoe het veld betrokken wordt bij de evaluatie en zouden de Minister willen vragen
hier alsnog op in te gaan.
Kamerstuk 32 820, nr. 321
De voornoemde leden danken de Minister voor haar visie erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog.
De leden concluderen dat het met één schriftelijk overleg moeilijk is recht te doen
aan de inzet van de commissie en de Minister. De leden vragen of zowel de visie als
de onderliggende rapportages voor een volgend debat geagendeerd kunnen worden.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het van groot belang dat er ook in deze
tijd van coronacrisis aandacht is voor cultuur en erfgoed in ons land. Het is van
belang dat we nu zorgen dat de culturele infrastructuur behouden blijft, zodat we
daar ook in de toekomst van kunnen blijven genieten. Met het oog daarop is het ook
van belang dat het onderhoud en de restauratie van ons cultureel erfgoed doorgang
blijft vinden en dat het gemis aan (publieks)inkomsten niet leidt tot onherstelbare
schade aan de cultuur- en erfgoedsector. Deze leden vragen wat het beeld van de Minister
is op dit punt. Ziet zij problemen ontstaan in de erfgoedsector? Eveneens vragen deze
leden hoe de Minister eraan kan bijdragen dat deze sector door de crisis komt en klaar
is voor toekomst.
De leden maken zich zorgen over de eigen bijdrage voor de rijkssubsidie voor monumenten
(SIM). Bij toekenning van deze subsidie geldt de voorwaarde dat een eigen bijdrage
van 50/40 procent wordt toegevoegd door de monumenteigenaar. Normaliter is dit een
terechte en adequate voorwaarde, maar op dit moment kan het opbrengen van de eigen
bijdrage problematisch zijn. Oplossing zou zijn dat voor het jaar 2020 de eigen bijdrage
van de monument-eigenaar als voorwaarde voor de SIM vervalt, of dat het percentage
van de eigen bijdrage verlaagd wordt. Na vragen van de voornoemde leden heeft de Minister
ook bij het recente debat over het steunpakket voor de culturele sector aangegeven
dat ze naar de eigen bijdrage zou kijken. Kan de Minister hier nader op ingaan? Is
de Minister bereid om de voorwaarde omtrent de eigen bijdrage tijdelijk aan te passen?
Tevens vragen deze leden welke andere mogelijkheden zij ziet om ervoor zorg te dragen
dat het onderhoud van monumenten ook in deze tijd doorgang vindt.
De leden lezen in de beleidsreactie op de verkenningen van enkele erfgoedthema’s dat
de Minister geen aanwijzingsprogramma nodig acht voor het gebouwde erfgoed van na
1965. De leden plaatsen hier vraagtekens bij. In hun ogen is er wel degelijk sprake
van bedreigingen voor het erfgoed uit deze periode. Dit blijkt ook uit signalen van
erfgoedverenigingen. Deelt de Minister deze zorgen en is zij bereid om nader te kijken
naar beschermingsmaatregelen voor het gebouwde erfgoed van na 1965?
De leden vragen of de Minister een beeld kan geven van de stand van zaken omtrent
het opstellen van kerkenvisies door gemeenten. Komt dit goed van de grond? Zijn er
knelpunten? In dit kader vragen de leden specifiek aandacht voor kerkinterieurs. Zij
vragen hoe het staat met de ontwikkeling van het aanwijzingsprogramma voor kerkelijke
interieurensembles.
Inbreng van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie hebben enkele vragen inzake de evaluatie van het erfgoed.
Zij vinden het erg belangrijk dat het Nederlands erfgoed behouden blijft. Het erfgoed
maakt ons bewust van onze geschiedenis en laat ons zien waar wij vandaan komen. Er
zijn voorbeelden van monumenten die verpauperen, een eigenaar kan namelijk niet verplicht
worden om een monument te onderhouden. Hoe zorgt de Minister ervoor dat er monumenten
niet in verval raken? Voornoemde leden zien erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog als
een erg belangrijk onderdeel van onze samenleving. Het erfgoed zorgt ervoor dat we
deze tijd niet vergeten. De Minister investeert in het Mondriaanfonds en investeert
in de Canon van Nederland. Wordt er besproken wat er met de investering gedaan gaat
worden en heeft het ministerie hier invloed op?
Verder hebben zij nog een tweetal vragen naar aanleiding van de uitzending van Zembla.
Waarom is de Atlas Munnicks Van Cleeff niet verkocht aan een culturele instelling
en waarom zegt de Minister-President dat de Utrechtse musea geen geld hadden terwijl
de musea aangeven dat er nooit geïnformeerd is?
Tot slot telt de Wbc-lijst21 weinig Oranjestukken. Om deze reden is de Stichting Historische Verzameling van het
Huis Oranje-Nassau in het leven geroepen met als doel dat de Oranjestukken bij elkaar
zouden blijven. Er zitten drie bestuursleden in de stichting. Tot slot vragen zij
of het klopt dat de drie bestuursleden mogen besluiten wat er met een Oranjestuk gebeurt
en wat de Minister hiervan vindt.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.