Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijke overleg over COVID-19 Update stand van zaken
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 381 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 27 mei 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 7 april 2020 over COVID-19 Update stand van zaken (Kamerstuk 25 295, nr. 219).
De vragen en opmerkingen zijn op 17 april 2020 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 26 mei 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van paragraaf 11
«Financiën in de zorg« uit de brief COVID-19 Update stand van zaken (Kamerstuk 25 295 nr. 219), over de maatregelen die zorgverzekeraars momenteel nemen om zorgverleners en de
verschillende zorgsectoren overeind te houden. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
1.
De leden van de VVD-fractie vinden het optreden van de zorgverzekeraars in de crisis
rondom het coronavirus bewonderenswaardig. De inzet van de zorgverzekeraars om de
continuïteit van de zorg te waarborgen op korte en op lange termijn stemt hen positief.
Van 1 maart tot 1 juni 2020 willen zorgverzekeraars de zorgaanbieders die in financiële
problemen dreigen te komen ondersteunen door middel van een liquiditeitsbijdrage of
een continuïteitsbijdrage. Is de Minister in gesprek met zorgverzekeraars over het
matchen van de trajecten omtrent de bijdragen vanuit de steunmaatregelen en het in
de toekomst weer opstarten van de reguliere zorg? Hoe wordt nagedacht over de transitie
van het noodsteunpakket van de zorgverzekeraars naar het weer opstarten van de reguliere
zorg?
A:
Uiteraard ben ik in gesprek met de zorgverzekeraars over de steunmaatregelen, daarin
wordt ook de relatie gelegd met het opstarten van zorg, maar ook met het zoveel als
mogelijk doorleveren van de reguliere zorg.
De NZa is, in overleg met mij en partijen, al bezig om te kijken hoe de reguliere
zorg weer kan worden opgestart en op verscheidene plekken gebeurt dit ook al. Het
steunpakket en de transitie staan dan ook niet los van elkaar maar worden juist tezamen
bekeken. Voor de continuïteitsbijdrage geldt dat deze niet hoeft te worden terugbetaald
maar bij vaststelling van de voorlopige continuïteitsbijdrage wordt wel rekening gehouden
met de reguliere productie gedurende de maanden dat deze van toepassing is. Ook de
eventuele hogere productie daarna wordt deels verrekend met de continuïteitsbijdrage.
2.
De maatregelen die zorgverzekeraars getroffen hebben, gelden voor zowel gecontracteerde
als ongecontracteerde zorgaanbieders, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Kan de
Minister aangeven wat de verhouding is tussen het aantal gecontracteerde en het aantal
ongecontracteerde zorgaanbieders dat reeds gebruik heeft gemaakt van de steunmaatregelen?
Kan hij tevens deze verhoudingen enige tijd nadat de maatregelen van kracht zijn gegaan
opnieuw inzichtelijk maken?
A:
In hun brief van 5 april jl. hebben zorgverzekeraars aangegeven dat zorgaanbieders
in bepaalde branches die écht niet kunnen wachten tot mei omdat de financiële nood
hoog is, onder bepaalde voorwaarden vanaf 14 april jl. (gecontracteerde zorgaanbieders)
en vanaf 22 april jl. (niet-gecontracteerde zorgaanbieders) gefaseerd een vooruitbetaling
konden aanvragen op de continuïteitsbijdrage. Hieronder ziet u de aantallen zorgaanbieders
die een aanvraag hebben ingediend of toegekend hebben gekregen. De vooruitbetalingsregeling is gesloten op vrijdag 8 mei jl. Zorgaanbieders kunnen vanaf 15 mei gefaseerd de continuïteitsbijdrage aanvragen. Deze
fasering wordt momenteel uitgewerkt.
Sector
Aantal
Aantal
Gecontracteerd
Ongecontracteerd
Fysiotherapie
1.135
37
Mondzorg
139
353
Overige sectoren
325
34
Totaal geaccepteerde contracten/ingevulde vragenlijsten
1.599
424
3.
De leden van de VVD-fractie lezen dat zorgverzekeraars vanaf mei aan zorgaanbieders
een continuïteitsbijdrage aanbieden om financiële problemen op te vangen die ontstaan
door het wegvallen van de zorg aan hun patiënten. Die bijdrage staat open voor gecontracteerde
en ongecontracteerde aanbieders. Gelet op de uitzonderlijke situatie begrijpen deze
leden dit. Hoe kan de Minister bevorderen dat na de coronacrisis afspraken over kwaliteit,
doelmatigheid en betaalbaarheid ook met ongecontracteerde zorgaanbieders kunnen worden
gemaakt? Dat is relevant omdat zorggeld nu ingezet zal worden om ook ongecontracteerd
zorgaanbod in stand te houden, waarvan bekend is dat deze over het algemeen minder
doelmatig is en minder transparant is over de kwaliteit van zorg. Het is een brede
wens om contractafspraken tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars te bevorderen
en het is bekend dat een heel aantal (kleinere) aanbieders dat nu geen contract heeft,
dat wel graag zou willen.
A:
In mijn brief van 9 november 20181 is uiteengezet welke maatregelen het kabinet neemt om contractering van zorg te bevorderen
en om niet-gecontracteerde zorg tegen te gaan. Afspraken over goede, betaalbare en
toegankelijke zorg worden in de regel vastgelegd in contracten tussen verzekeraars
en aanbieders. In mijn brief van 9 november 2018 heb ik aangegeven dat zowel de zorgaanbieder
als de zorgverzekeraar contractsvrijheid hebben. De zorgplicht begrenst de contractsvrijheid
van de zorgverzekeraar: hij moet voldoende zorgaanbieders contracteren om aan zijn
zorgplicht te kunnen voldoen. Tegelijk geldt ook dat hij niet meer zorgaanbieders
hoeft te contracteren dan noodzakelijk.
In de Hoofdlijnenakkoorden 2019–2022 voor de Wijkverpleging2en GGZ3hebben partijen afspraken gemaakt om het contracteerproces sterk te verbeteren en
de inspanningen die zorgverzekeraars daarvoor moeten leveren, zodat het voor meer
partijen een voorkeursoptie wordt om voor een contract te kiezen. Niet als doel op
zich, maar om te borgen dat noodzakelijke zorg voor alle mensen beschikbaar, van goede
kwaliteit en betaalbaar is. Partijen inclusief het kabinet beschouwen het als ongewenst
dat de afgelopen jaren, met name in de sectoren wijkverpleging en GGZ, de omvang van
de niet-gecontracteerde zorg is toegenomen.
In deze hoofdlijnenakkoorden is tevens afgesproken dat de NZa deze afspraken zal monitoren.
Op 10 april jl. heb ik u de laatste monitors van de NZa over het contracteerproces
in de wijkverpleging en de GGZ4 toegezonden met de toezegging dat ik later met een beleidsreactie kom op de monitors.
Daarin zal ik ook ingaan op de positie van kleine(re) aanbieders. Hierop vooruitlopend
komt uit de monitors naar voren dat het contracteerproces geleidelijk verbetert. Zo
is voor het eerst sinds 2017 meer dan de helft van de aanbieders in de wijkverpleging
tevreden over het contracteerproces. Ook in de ggz gaat het proces van contractering
beter dan in 2019. Maar er zijn ook nog verbeteringen mogelijk en nodig, zowel op
het proces van contractering als op de inhoud van de contracten.
In de hoofdlijnenakkoorden Wijkverpleging en GGZ is de afspraak gemaakt dat als het
aandeel niet-gecontracteerde zorg ondanks de inspanningen niet daalt, (na een gezamenlijke
analyse van aard en oorzaak) verdergaande aanpassingen in wet- en regelgeving noodzakelijk
zijn om het onderscheid tussen de vergoeding van niet-gecontracteerde versus gecontracteerde
zorg te verhelderen dan wel te versterken. Er is nog geen daling zichtbaar ten opzichte
van het referentiejaar.
Zoals ik eerder aan uw Kamer heb aangegeven, doe ik een wetsvoorstel hieromtrent binnenkort
aan uw Kamer toekomen.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken graag van de mogelijkheid gebruik een aantal verduidelijkende
vragen te stellen over dit deel van genoemde brief (paragraaf 11).
4.
De leden van de CDA-fractie begrijpen van aanbieders dat zij veel papieren moeten
overleggen dan wel aan extra eisen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de
continuïteitsbijdrage. Hoe weegt de Minister deze stellingname van de instellingen
en kan hij hier eens op reflecteren? Tevens horen genoemde leden van grote instellingen
die voor meerdere zorgverzekeraars en gemeenten werken dat zij met elke zorgverzekeraar
en elke gemeente apart moeten overleggen c.q. afspraken moeten maken. Kan de Minister
hier zorgen voor een meer eenduidig beleid?
A:
De afgelopen periode is voor de verschillende domeinen de uitwerking ter hand genomen
van regelingen om de extra kosten die zorgaanbieders maken als gevolg van de coronacrisis
te compenseren en om de financiële zorgen die zorgaanbieders als gevolg van de crisis
ervaren zo veel mogelijk weg te nemen. De nadere uitwerking van onder andere de wijze
waarop gemaakte kosten moeten worden verantwoord, is momenteel gaande. Dat gebeurt
in samenspraak met onder andere vertegenwoordigers van in de verschillende domeinen
opererende zorgaanbieders. Zorgverzekeraars hebben afgesproken zoveel mogelijk een
uniforme methode te hanteren. Van belang hierbij is het vinden van de juiste balans:
verantwoording in enige vorm en mate is vanzelfsprekend nodig maar er moet zeker ook
oog zijn voor de administratieve lasten die als gevolg hiervan bij zorgaanbieders
kunnen optreden. In de gesprekken hierover met alle hierbij betrokken partijen maak
ik mij sterk om die balans zo goed mogelijk te vinden. Een specifiek aandachtspunt
daarbij is het feit dat aanbieders met een zorgaanbod dat onder meerdere domeinen
valt met verschillende verantwoordingsregimes te maken krijgen. Dat gold ook vóór
de coronacrisis voor deze groep aanbieders maar dat neemt niet weg dat ik mij inspan
om waar mogelijk eenduidigheid in de verantwoordingsregimes na te streven en andere
partijen oproep om dat ook te doen.
5.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister stelt dat een belangrijke voorwaarde
is om in aanmerking te komen voor de continuïteitsbijdrage-regeling dat de zorgaanbieder
geen aanspraak maakt op relevante rijksregelingen in het kader van de coronacrisis
(behalve eventueel voor het deel omzetdaling dat mogelijk resteert na aftrek van de
vergoeding door de regeling van zorgverzekeraars).
Genoemde leden begrijpen deze zienswijze, maar vragen aan de Minister hoe wordt omgegaan
met de samenloop van de regelingen. Zijn de zorgverzekeraars of de Minister voornemens
dit te controleren? Hoe gaan zij dit doen?
A:
In hun brief van 5 april jl. hebben zorgverzekeraars de zorgaanbieders geïnformeerd
over de continuïteitsbijdrage–regeling. Zorgverzekeraars hebben in deze brief aangegeven
dat deze regeling open zal staan voor alle zorgaanbieders (met of zonder zorgcontract)
die zorg verlenen die valt onder de basisverzekering of de aanvullende zorgverzekering
en die voldoen aan de nog uit te werken voorwaarden. In deze brief staat ook vermeld:
«Een belangrijke voorwaarde om in aanmerking te komen voor deze regeling is dat de
zorgaanbieder geen aanspraak maakt op relevante Rijksregelingen in het kader van de
coronacrisis, behalve voor het deel omzetdaling dat mogelijk resteert na aftrek van
de vergoeding door de regeling van zorgverzekeraars.»
Zorgaanbieders kunnen dus net als andere ondernemers ook gebruik maken van de Rijksregelingen,
als zij aan de voorwaarden van de betreffende regelingen voldoen. Belangrijk hierbij
is wel dat de financiële afspraken met zorginkopers voorliggend zijn aan de Rijksregelingen,
hetgeen betekent dat zorgaanbieders worden geacht zich in eerste instantie te wenden
tot deze zorginkopers en met hen te bezien of zij financiële ondersteuning kunnen
krijgen. Dit is ook relevant voor een beroep op (een van) de Rijksregelingen, daarbij
moet een zorgaanbieder immers onder meer een adequate inschatting geven van het voorziene
omzetverlies. De ondersteuning vanuit een zorginkoper dempt het omzetverlies en moet
worden meegenomen bij een aanvraag voor (een van) de Rijksregelingen. Doet een zorgaanbieder
dit niet of niet adequaat dan leidt dit op een later moment tot (forse) verrekeningen
van de ontvangen bijdrage vanuit (een van) de Rijksregelingen.
6.
Een groep mensen krijgt nu bijstand via de gemeente, indien zij als zzp-er in de zorg
werken. De leden van de CDA-fractie vragen of dat samen zou kunnen vallen met de continuïteitsbijdrage
van zorgverzekeraars. Hoe wordt hier mee omgegaan?
A:
Er zijn afspraken gemaakt met zorginkopers (zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten)
over de ondersteuning van zorgaanbieders tijdens de coronacrisis. Zorgaanbieders worden
geacht zich voor ondersteuning in eerste instantie te wenden tot deze zorginkopers
en met hen te bezien of zij financiële ondersteuning kunnen krijgen. Als dat niet
het geval is, óf als hiermee het inkomen onder het sociaal minimum blijft, kunnen
zelfstandige zorgaanbieders in aanmerking komen voor de Tijdelijke overbrugginsregeling
zelfstandig ondernemers (Tozo), mits zij ook voldoen aan alle andere voorwaarden voor
deze regeling (https://krijgiktozo.nl/).
Voor het indienen van een aanvraag kunnen zelfstandig ondernemers vervolgens terecht
bij hun woongemeente.
Voor zelfstandig ondernemers die reeds nu al gebruik maken van de Tozo geldt dat als
zij op een later moment nog ondersteuning van een zorginkoper ontvangen zij dit conform
de inlichtingenplicht moeten melden aan de woongemeente, deze ondersteuning kan immers
van invloed zijn op het recht op of de hoogte van de uitkering uit de Tozo.
7.
De leden van de CDA-fractie lezen dat Zorgverzekeraars Nederland een drempelbedrag
van 250 euro gaat hanteren. Kan de Minister toelichten waarom voor dat bedrag gekozen
is?
A:
De verzekeraars hebben gekozen voor een drempelbedrag omdat de regeling administratief
complex is en daarmee ook duur is in de uitvoering. Een drempelbedrag zorgt ervoor
dat verzekeraars niet voor kleine bedragen moeten gaan uitkeren. Zorgverzekeraars
hebben inmiddels wel besloten de drempel te verlagen naar 50 euro. Dit vind ik een
goede zaak en vind ik redelijk. Uiteraard geldt deze drempel niet voor de vergoedingen
voor geleverde zorg.
8.
Genoemde leden vragen hoe over de informatie van de regelingen van de zorgverzekeraars
gecommuniceerd zal worden, met name richting de individuele zorgverleners. Deze leden
merken aan de vragen die zij krijgen dat veel zorgverleners nog niet op de hoogte
zijn van de plannen van de zorgverzekeraars.
A:
ZN communiceert vooral via de brancheverenigingen en ook via hun eigen website. Daarnaast
communiceren individuele zorgverzekeraars ook met zorgaanbieders over hoe de verschillende
regelingen zijn uitgewerkt.
9.
Begrijpen de leden van de CDA-fractie het voorts goed dat de kosten voor de continuïteitsbijdrage
uit de reserves van de zorgverzekeraars komen? Welke afspraken zijn hier met zorgverzekeraars
over gemaakt?
A:
Zorgverzekeraars zullen de continuïteitsbijdrage betalen uit hun reguliere middelen,
dat zijn opbrengsten uit de nominale premie en vereveningsbijdragen en waar nodig
ook uit hun reserves.
10.
De leden van de CDA-fractie vragen of door zorgverzekeraars begroot is hoeveel in
totaal nodig is om acute liquiditeitsproblemen bij zorgaanbieders te voorkomen. Welk
bedrag is daar nu vanuit de reserves beschikbaar voor gesteld? Kan de Minister aangeven
wat dit kan gaan betekenen voor de zorgverzekeringspremie die de verzekerde volgend
jaar (2021) aan zijn zorgverzekeraar moet betalen? Voorts vragen genoemde leden of
inzichtelijk is hoeveel financiële middelen gereserveerd zijn voor de uitgestelde
«normale» ziekenhuiszorg, huisartsenzorg enzovoorts die in de komende periode ook
weer opgepakt dienen te worden? Hoe wordt in dit verband omgegaan met de risicoverevening
in dit lopende jaar en volgend jaar?
A:
Een deel van de zorgaanbieders kan in liquiditeitsproblemen komen omdat zij geen of
veel minder zorg kunnen verlenen dan normaal, terwijl hun kosten doorlopen. Zorgverzekeraars
gaan hier op twee manieren mee om. Ten eerste hebben zorgverzekeraars afspraken gemaakt
met zorgaanbieders over het sneller declareren en uitbetalen van declaraties voor
verleende zorg. Ten tweede konden zorgaanbieders in bepaalde branches onder bepaalde
voorwaarden voorafgaand aan de continuïteitsbijdrage tot en met 8 mei jl. een vooruitbetaling
aanvragen. Vanaf 15 mei jl. kan inmiddels gefaseerd de continuïteitsbijdrage aangevraagd
worden. De continuïteitsbijdrage heeft tot doel de continuïteit van de zorg nu en
straks te borgen, en is een bijdrage die zorgaanbieders ontvangen die door de crisis
tijdelijk geen of weinig zorg kunnen leveren. Tegenover deze continuïteitsbijdrage
staat dat zorgverzekeraars voor inhaalzorg minder dan het gebruikelijke tarief betalen.
De steun aan zorgaanbieders leidt dus niet bij voorbaat tot extra uitgaven en zijn
door de zorgverzekeraars dus ook niet apart begroot.
De coronacrisis gaat gepaard met een verandering in de zorgverlening. Op de korte
termijn vindt er minder reguliere zorgverlening plaats terwijl er juist extra zorg
aan COVID-19-patiënten is en extra kosten worden gemaakt voor niet-COVID-19-patiënten
zoals kosten voor persoonlijke beschermingsmiddelen. Later in het jaar zal er waarschijnlijk
extra inhaalzorg zijn. Net als de zorgverlening zal daarmee de financiering veranderen.
Op korte termijn minder declarabele uren en een continuïteitsbijdrage. Later in het
jaar mogelijk extra inkomsten vanwege inhaalzorg. Op dit moment is er nog geen zicht
op de omvang van elk van deze posten en dus ook niet op de gevolgen van de coronacrisis
voor de premie. Voor de uitgestelde «normale» ziekenhuiszorg is ook nog geen bedrag
geraamd. Er wordt op dit moment wel hard gewerkt om inzicht te krijgen in alle kosten.
Maar pas later dit jaar (of zelfs nog later) zal bezien kunnen worden of en hoeveel
extra geld verzekeraars gaan uitgeven aan deze crisis en welke financiële middelen
zij daarvoor precies zullen gebruiken en wat dit doet met de premie.
De risicoverevening compenseert zorgverzekeraars ex ante voor gezondheidsverschillen
in de populatie en zorgt op die manier voor een gelijk speelveld tussen verzekeraars.
De voorspelde kosten voor 2020 zullen vanwege de uitbraak van COVID-19 minder goed
overeenkomen met de werkelijke kosten in 2020. Het gaat hierbij voornamelijk om niet-acute
zorg die niet meer wordt geleverd of wordt uitgesteld naar een later moment. Niet
alle verzekeraars zullen in dezelfde mate te maken krijgen met uitstel en/of afstel
van de reguliere zorg en met extra zorgproductie ten behoeve van COVID-19-patiënten.
Het is op dit moment nog onduidelijk wat de consequenties precies zijn voor het lopende
jaar.
Ook in 2021 zal de uitbraak van COVID-19 effect hebben op de risicoverevening. Veel
van de kenmerken in de risicoverevening zijn gebaseerd op declaraties in het voorgaande
jaar. Uitstel van zorg kan bijvoorbeeld effect hebben op of iemand wel of niet in
een Diagnose Kosten Groep of een Fysiotherapie Diagnose Groep valt. Ook is op dit
moment onzeker hoe de zorgkosten voor 2021 eruit gaan zien. Is er bijvoorbeeld nog
veel inhaalzorg? Dit brengt onzekerheid met zich mee voor de doorrekening en werking
van de risicoverevening.
Het effect op de risicoverevening 2021 is sterk afhankelijk van de duur van de COVID-19
uitbraak, hoe snel de reguliere zorg weer kan worden opgestart en hoe lang er sprake
is van «inhaalzorg». Daarom onderzoekt het Ministerie van VWS, samen met ZN en het
Zorginstituut Nederland, de gevolgen van de COVID-19 uitbraak voor de risicoverevening
en daarmee samenhangend de verschillende beleidsopties. Hierover zal eind mei gesproken
worden tijdens het bestuurlijk overleg risicoverevening, maar ik verwacht dat er niet
eerder dan in de zomer een besluit kan worden genomen over de definitieve vormgeving
van het risicovereveningsmodel 2021, waarover ik u in september zal informeren.
11.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister inzicht heeft in wat voor de lange
termijn nodig is om de continuïteit van zorg en ondersteuning te borgen in de Wet
langdurige zorg (Wlz).
A:
Antwoorden 11 en 12 gecombineerd
12.
Indien de Minister deze cijfers nu niet inzichtelijk kan maken, kan hij dan aangeven
wanneer hij de Kamer hier wel over kan informeren?
A:
In de langdurige zorg zijn vier maatregelen genomen die toezien op het bieden van
financiële zekerheid en de continuïteit van zorg, zowel tijdens als na de coronacrisis.
Deze maatregelen worden op hoofdlijnen genoemd in de brief die ZN op 23 maart jl.
aan alle aanbieders in de langdurige zorg heeft toegestuurd5. De genoemde maatregelen zijn tijdelijk en hebben betrekking op: 1) het op peil houden
van de liquiditeit; 2) het compenseren van omzetderving; 3) het vergoeden van extra
kosten als gevolg van de coronacrisis; 4) het versoepelen van de verantwoordingseisen.
Deze maatregelen zien toe op het voorkomen van financiële problemen bij zorgaanbieders
als gevolg van de uitbraak van het coronavirus.
De maatregelen compensatie omzetderving en vergoeding extra kosten voor zorgaanbieders
van Wlz-zorg in natura worden door de NZa uitgewerkt in een beleidsregel. De NZa verwacht
de beleidsregel in mei te kunnen publiceren. In de opdrachtbrief die op 16 april 2020
door het Ministerie van VWS aan de NZa is gestuurd wordt de NZa gevraagd om bij de
uitwerking in dit beleid een aantal uitgangspunten te hanteren6. Dit geeft zorgaanbieders meer inzicht in wat van hen verwacht wordt. ZN heeft op
dezelfde dag met een brief deze uitgangspunten onder de aandacht gebracht bij aan
alle zorgaanbieders in de langdurige zorg7. Om een juiste betaling en verantwoording mogelijk te maken is aan zorgaanbieders
gevraagd om hier nu al rekening mee te houden. Voor cliënten met een pgb geldt dat
zij niet-geleverde zorg door mogen betalen, zodat voor hen de zorgcontinuïteit geborgd
is. Indien budgethouders meer of vervangende zorg in moet zetten als gevolg van het
coronavirus kunnen zij hiervoor een toeslag aanvragen bij het zorgkantoor.
Voordat het coronavirus in volle omvang om zich heen sloeg, raamde de NZa in de zogenoemde
Maartbrief het tekort op het Wlz-kader bij een reguliere productie op € 550 miljoen.
Het kabinet heeft in de Voorjaarsnota de benodigde middelen vrijgemaakt, zodat het
tekort kon worden opgelost. De compensatie omzetderving voor zorg in natura en het
doorbetalen van niet-geleverde uren door budgethouders wordt binnen de reguliere contracteerruimte
vergoed tot maximaal de omzet die zou zijn gerealiseerd zonder uitbraak van het coronavirus.
Het Wlz-kader is daarmee ook toereikend om zorgaanbieders in voorkomende gevallen
te compenseren indien er sprake is van omzetderving op hun Wlz-productie door de coronacrisis.
Daarnaast worden de extra kosten als gevolg van de uitbraak van het coronavirus buiten
de contracteerruimte om vergoed. Er is nog geen inzicht in de omvang van deze kosten.
In de beleidsregel zal de NZa uitwerken wat de procedure en voorwaarden zijn om in
aanmerking komen voor deze regeling. Hieruit kan dan ook worden afgeleid wanneer de
omvang van de meerkosten bekend wordt. Met bovengenoemde maatregelen borg ik de continuïteit
van zorg en ondersteuning in de Wlz.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister van VWS d.d. 7 april 2020 waarin hij in paragraaf 11 onder meer ingaat
op de maatregelen die zorgverzekeraars momenteel nemen om zorgverleners en verschillende
zorgsectoren overeind te houden. Vooropgesteld wordt dat deze leden positief gestemd
zijn door het feit dat alle zorgverzekeraars gezamenlijk tot één brede continuïteitsbijdrage-regeling
zijn gekomen, die zowel voor gecontracteerde als ongecontracteerde zorgaanbieders
geldt en voor zorg die gedekt wordt door de basisverzekering en de aanvullende zorgverzekeringen.
Wel hebben deze leden nog enkele vragen over de berekening van de bijdrage, de loopduur
en de toekomstige verrekening van eventuele inhaaleffecten.
13.
De leden van de D66-fractie lezen allereerst dat de hoogte van de continuïteitsbijdrage
een percentage van naar verwachting 65–80% van de normaal door zorgverzekeraars vergoede
omzet is. Het definitieve percentage per sector is daarbij afhankelijk van de vaste
kosten en de mate waarin de zorgverlening in de sector toch doorgang kan vinden, zo
begrijpen deze leden. Kan de Minister nader toelichten hoe men tot deze bandbreedte
is gekomen en op basis van welke aannames en onderbouwingen het definitieve percentage
zal worden berekend? Wordt hierbij de mogelijkheid ingebouwd om het percentage tussentijds
te herzien als de bijdrage in een sector te laag blijkt te zijn?
A:
ZN heeft op 1 mei 2020 bekend gemaakt de continuïteitsbijdrage-regeling te hebben
vastgesteld. Zorgaanbieders ontvangen de continuïteitsbijdrage voor het deel van de
omzet dat daalt door de coronacrisis. De bijdrage is gebaseerd op de normale omzet
die zorgverzekeraars zouden vergoeden uit de basisverzekering en aanvullende verzekeringen.
Van de omzet die is weggevallen krijgen zorgaanbieders een percentage vergoed. De
zorgverzekeraars hebben, met steun van onafhankelijke partij Gupta Strategists, een
percentage per sector vastgesteld. Voor de meeste zorgaanbieders ligt dit percentage
tussen de 75% en 87% (van die omzet die is weggevallen). Dit geldt voor zorgaanbieders
met een omzet tot 10 miljoen euro. Zorgaanbieders die ondanks deze regeling toch in
financiële problemen dreigen te komen, kunnen contact opnemen met de prefererente
zorgverzekeraars (hardheidsclausule).
Voor zorgaanbieders met een omzet boven de 10 miljoen euro zullen zorgverzekeraars
met die zorgaanbieders maatwerkafspraken maken.
14.
Kunnen aanbieders van het persoonsgebonden budget (pgb) ook een beroep doen op deze
regeling?
A:
Nee. zoals ik u in mijn brief van 7 april 20208 heb laten weten, heb ik op 7 april 2020 aparte afspraken met ZN gemaakt over een
pakket maatregelen voor budgethouders en zorgverleners. Deze maatregelen geven budgethouders
duidelijkheid over de inzet van het pgb in deze crisis. Het betreft een tijdelijke
verruiming van de pgb-regeling waardoor de zorgcontinuïteit wordt geborgd. Dit geldt
voor de budgethouder en voor de zorgaanbieder. Daar waar de zorg niet geleverd kan
worden, wordt de zorgaanbieder wel uitbetaald. Deze maatregelen zijn in overeenstemming
met de maatregelen die voor de zorgaanbieders in zorg-in-natura ook van kracht zijn.
Bij de totstandkoming van de afspraken is de NZa ook nauw betrokken geweest.
15.
Daarnaast vragen deze leden in hoeverre de Minister kan garanderen dat de continuïteitsbijdrage
samen met de relevante rijksregelingen voor zorgaanbieders voldoende zal zijn om het
hoofd boven water te kunnen houden.
A:
De continuïteitsbijdrage is bedoeld om zorgaanbieders te compenseren voor een lagere
omzet als gevolg van de coronacrisis, zodat zij niet in financiële problemen komen
als gevolg van de coronacrisis. Aanbieders die naast de continuïteitsbijdrage aanvullende
financiële steun nodig hebben, bijvoorbeeld omdat een deel van hun inkomsten niet
uit de basisverzekering of aanvullende verzekering komt, kunnen – mits zij aan de
voorwaarden voldoen – in aanmerking komen voor de financiële noodregelingen vanuit
de rijksoverheid. Zo wordt de continuïteit van zorg voor de korte en langere termijn
geborgd. De NZa houdt toezicht op de uitvoering van de zorgplicht door zorgverzekeraars.
Het is echter niet uit te sluiten dat er zorgaanbieders zijn die uiteindelijk toch
failliet gaan, bijvoorbeeld omdat zij er al voor de corona-uitbraak financieel slecht
voor stonden.
16.
De leden van de D66-fractie lezen voorts dat de continuïteitsbijdrage betrekking heeft
op de maanden maart tot en met juni 2020. Hoe lang de grote invloed van het coronavirus
blijft, is echter nog ongewis. Liggen er al scenario’s klaar voor een langere looptijd
van de regeling?
Zo ja, in hoeverre kunnen de percentages dan door zorgverzekeraars worden gehandhaafd,
gelet op hun eigen financiële positie?
A:
Zorgverzekeraars hebben aangeven dat de regeling verlengd kan worden als dat nodig
is. Bij een eventuele verlenging worden ook de voorwaarden op basis waarvan de bijdrage
wordt verstrekt, opnieuw beoordeeld. Omdat nog niet bekend is of dit ook nodig is,
kan op dit moment nog niets gezegd worden of deze percentages ook na juni 2020 blijven
gelden.
17.
Genoemde leden vragen bovendien of de kans reëel is dat als de coronacrisis langer
voortduurt, Zorginstituut Nederland de verzekeraars op grond van artikel 3.23 Besluit
zorgverzekering een extra bijdrage zal verstrekken.
A:
Artikel 3.23 Besluit Zorgverzekering gaat over extra bijdrage in geval van catastrofes,
ook wel catastroferegeling genoemd. Aangezien de uitbraak van Covid-19 door de WHO
is bestempeld als een pandemie, en pandemieën onder de catastroferegeling vallen,
kunnen verzekeraars een beroep doen op deze regeling. Het gaat daarbij om een extra
bijdrage uit het vereveningsfonds bovenop de vereveningsbijdrage voor een individuele
zorgverzekeraar als blijkt dat de catastrofeschade van het catastrofejaar en het daaropvolgende
kalenderjaar boven een bepaalde drempel komt. Het gaat daarbij om uitgaven voor de
zorg aan COVID-19-patiënten op grond van bestaande prestaties, alsmede uitgaven op
basis van de nieuwe prestatie meerkosten corona. De continuïteitsbijdrage valt niet
onder de catastrofekosten en daarmee buiten de catastroferegeling. Er is nog geen
zicht op of er zorgverzekeraars zijn die de drempel gaan passeren en een verzoek gaan
indienen voor de extra bijdrage.
18.
De leden van de D66-fractie lezen tot slot dat de continuïteitsbijdrage voor zover
mogelijk zal worden verrekend met de productie gedurende de looptijd van de bijdrage
en met de eventuele hogere productie als gevolg van inhaaleffecten daarna. Dat laatste
lijkt genoemde leden buitengewoon ingewikkeld om vast te stellen. Hoe ziet de Minister
dit zelf voor zich, en hoe denkt hij zo goed als mogelijk te kunnen voorkomen dat
dit zal leiden tot juridische procedures?
A:
Zorgverzekeraars hebben op 1 mei 2020 de uitwerking van de continuïteitsbijdrage-regeling
gepresenteerd. Al eerder gaven zij aan dat de continuïteitsbijdrage die zorgaanbieders
ontvangen, niet hoeft te worden terugbetaald. Zorgaanbieders die na de crisis weer
hun normale (volledige) omzet hebben, krijgen deze volledig vergoed conform de afspraken
die ze daarover hebben gemaakt met de zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars verwachten
wel dat zorgverleners waar mogelijk inhaalzorg gaan leveren. Alleen zo is er voldoende
capaciteit om de wachtlijsten niet onnodig te laten oplopen. Op het moment dat zorgaanbieders
de niet-verleende zorg gaan inhalen bovenop de reguliere zorg, geldt daarvoor een
aangepaste vergoeding. Dat is ook logisch omdat anders dubbel betaald zou worden voor
zorg en de zorgkosten (en dus de zorgpremies) verder zouden stijgen. Zorgverzekeraars
leggen dit uit op hun website9.
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de in paragraaf
11 van de brief beschreven maatregelen die zorgverzekeraars momenteel nemen om de
zorgverleners en de verschillende zorgsectoren overeind te houden. Deze leden hebben
naar aanleiding hiervan onderstaande opmerkingen en vragen.
19.
De leden van de SP-fractie zijn er blij mee dat er financiële regelingen worden getroffen
om zorgaanbieders financieel overeind te houden in de huidige coronacrisis. Deze leden
vinden het niet meer dan logisch dat voor deze partijen nu een begin van een oplossing
komt, aangezien zij voor veel van de bestaande regelingen niet in aanmerking komen
maar wel zwaar getroffen worden door de maatregelen. Dat er een regeling komt van
de zorgverzekeraars is natuurlijk ook in het belang van de zorgverzekeraars zelf.
Als immers te veel zorgaanbieders failliet gaan, kunnen zij niet meer voldoen aan
hun zorgplicht, en indien mensen die nu zorg nodig hebben deze niet krijgen en hun
problemen daardoor verergeren, zal immers ook de benodigde zorg duurder worden. Wel
hebben genoemde leden een aantal vragen over de inzet van deze regelingen. Zo vragen
deze leden of de Minister een specifieker overzicht per zorgsector kan geven van de
regelingen waar zorgaanbieders gebruik van kunnen maken.
A:
Antwoorden vragen 19 en 20 gecombineerd
20.
De leden van de SP-fractie constateren dat de Minister voor het sociaal domein een
regeling heeft opgesteld. Kan hij verduidelijken hoe die regeling voor gemeenten en
zorgaanbieders eruitziet?
Moeten zorgaanbieders die te maken hebben met meerdere gemeenten, verschillende afspraken
per gemeente maken of is er één regeling die voor alle gemeenten en voor alle zorgaanbieders
geldt?
A:
Zorgaanbieders die declareren op basis van de Zorgverzekeringswet of de aanvullende
verzekering kunnen de zorg die gerelateerd is aan corona in rekening brengen.
Dit kan door het in rekening brengen van reguliere prestaties. Daarnaast zijn er twee
door de NZa vastgestelde prestaties, één prestatie voor «meerkosten» en één prestatie
«continuïteitsbijdrage» waarop zorgaanbieders in overleg met hun zorgverzekeraar aanspraak
kunnen maken. Op basis van de voorhangbrief die op 15 april aan uw Kamer10 is gestuurd heeft de NZa concept- beleidsregels opgesteld, die ter consultatie aan
het veld zijn voorgelegd. Op 23 april jl. is de «aanwijzing van de Minister voor Medische
Zorg meerkosten en continuïteitsbijdrage vanwege het coronavirus in curatieve en forensische
zorg aan de NZa», in de Staatscourant gepubliceerd.11 De NZa heeft de (beleids)regels op 1 mei jl. gepubliceerd. Deze zijn geldig vanaf
1 maart 2020. De continuïteitsbijdrage betreft een vergoeding voor de doorlopende
kosten zoals loonkosten, kosten voor vastgoed en overige vaste kosten. Variabele kosten
vallen niet onder de prestatiebeschrijving.
Vanaf 14 april konden (gefaseerd) verschillende groepen zorgverleners voor deze continuïteitsbijdrage
een vooruitbetaling aanvragen bij de zorgverzekeraars.
ZN heeft op 1 mei 2020 bekend gemaakt de continuïteitsbijdrage-regeling te hebben
vastgesteld. Zorgaanbieders ontvangen de continuïteitsbijdrage voor het deel van de
omzet dat wegvalt door de coronacrisis. De bijdrage is gebaseerd op de normale omzet
die zorgverzekeraars zouden vergoeden uit de basisverzekering en aanvullende verzekeringen.
Van de omzet die is weggevallen krijgen zorgaanbieders een percentage vergoed. De
zorgverzekeraars hebben, met steun van onafhankelijke partij Gupta Strategists, een
percentage per sector vastgesteld. Voor de meeste zorgaanbieders ligt dit percentage
tussen de 75% en 87% (van die omzet die is weggevallen). Dit geldt voor zorgaanbieders
met een omzet tot 10 miljoen euro. Vanaf 15 mei 2020 kunnen de eerste zorgsectoren
een aanvraag indienen. Om de administratieve verwerking goed te kunnen doorlopen,
stelt ZN een schema op met daarin de data waarop de verschillende zorgsectoren een
aanvraag kunnen indienen.
Zorgaanbieders die ondanks de continuïteitsbijdrage-regeling toch in financiële problemen
dreigen te komen, kunnen contact opnemen met de prefererente zorgverzekeraars (hardheidsclausule).
Voor zorgaanbieders met een omzet boven de 10 miljoen euro zullen zorgverzekeraars
met die zorgaanbieders maatwerkafspraken maken.
In de langdurige zorg zijn vier maatregelen genomen die betrekking hebben op het bieden
van financiële zekerheid en de continuïteit van zorg, zowel tijdens als na de coronacrisis.
Deze maatregelen worden op hoofdlijnen genoemd in de brief die ZN op 23 maart jl.
aan alle aanbieders in de langdurige zorg heeft gestuurd12. De genoemde maatregelen zijn tijdelijk en hebben betrekking op: 1) het op peil houden
van de liquiditeit; 2) het compenseren van omzetderving; 3) het vergoeden van extra
kosten als gevolg van de coronacrisis; 4) het versoepelen van de verantwoordingseisen.
Deze maatregelen zien toe op het voorkomen van financiële problemen bij zorgaanbieders
als gevolg van de uitbraak van het coronavirus.
De NZa is aan de hand van de op 16 april jl. verstuurde opdrachtbrief inmiddels voortvarend
aan de slag met de beleidsregel. Beoogde publicatiedatum ligt in mei. In de beleidsregel
neemt de NZa een rekenregel op waarmee de compensatie omzetderving wordt bepaald.
Deze is voor alle zorgaanbieders in de langdurige zorg gelijk. De compensatie bedraagt
in beginsel het verschil tussen de verwachte omzet in een situatie zonder corona minus
de gerealiseerde productie. De verwachte omzet zonder corona wordt berekend door de
dagomzet in februari 2020 te vermenigvuldigen met het aantal dagen van de omzetdervingsperiode.
De Wlz-uitvoerders hebben de ruimte om de uitkomst van de rekenregel te corrigeren
op basis van aanbieder specifieke omstandigheden.
Voor het sociaal domein hebben het Rijk en de VNG afspraken gemaakt over het bieden
van financiële zekerheid en ruimte aan zorgorganisaties en professionals.13
Kern van de afspraken:
– Financiering van de zorgaanbieders wordt doorgezet op het niveau van voor de coronacrisis.
Verantwoording van zorgaanbieders richting gemeenten zal na afloop plaatsvinden op
basis van de feitelijk gerealiseerde kosten die een aanbieder heeft gemaakt. Als de
gerealiseerde kosten aanzienlijk afwijken van de financiering van de omzet moet daarover
worden afgerekend.14
– Gemeenten worden door het Rijk gecompenseerd voor de directe meerkosten die zij aan
hun aanbieders betalen ten behoeve van de extra maatregelen vanwege corona. Het Rijk
en de VNG zijn nu in gesprek over de exacte definitie van meerkosten en de wijze van
compensatie.
– Voor de zomer gaan het Rijk en gemeenten in gesprek over de compensatiemogelijkheden
van de effecten die optreden na afloop van de crisis.
Deze richtinggevende afspraken tussen het Rijk en de VNG gelden eenduidig voor alle
gemeenten en aanbieders.
Instellingen moeten deze afspraken wel in de praktijk brengen per gemeente/regio,
aangezien zij ook per gemeente/regio een contract hebben afgesloten.
De bovengenoemde afspraken met zorginkopers zijn voorliggend aan andere afspraken,
hetgeen betekent dat zorgaanbieders worden geacht zich in eerste instantie te wenden
tot deze zorginkopers en met hen te bezien of zij financiële ondersteuning kunnen
krijgen. Als zorgaanbieders daarna nog financiële ondersteuning nodig hebben (bijvoorbeeld
omdat een deel van hun inkomsten komt uit eigen betalingen waarvoor zij geen steun
ontvangen van een zorginkoper) dan kunnen zij – net als andere ondernemers – bezien
of zij in aanmerking komen voor (een van) de Rijksregelingen.
21.
Tevens vragen genoemde leden hoe de regeling werkt voor zorgaanbieders die wijkverpleging
aanbieden. Moeten zij eveneens met de verschillende zorgverzekeraars waar zij contracten
mee hebben ook verschillende afspraken maken, of geldt ook hier één regeling die standaard
is?
A:
Van de zorgverzekeraars heb ik begrepen dat zij het mogelijk maken om voor de continuïteitsbijdrage
één keer een aanvraag via het VECOZO-portaal te doen, voor alle verzekeraars tezamen.
Dat kan niet zonder enig papierwerk, maar dat wordt tot een minimum beperkt.
22.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie hoe gemeenten de financiële regeling gaan
oppakken. Wat gebeurt er als sommige gemeenten de regeling niet of onvoldoende oppakken?
Wordt in dat geval dan ingegrepen en wordt dit gemonitord? Kan de Minister dit toelichten?
A:
Signalen over gemeenten die de afspraken niet of onvoldoende oppakken worden in eerste
instantie bij de VNG belegd. Zij nemen contact op met de betreffende gemeente. Het
Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd ondersteunt de VNG hierbij.
Signalen kunnen via verschillende kanalen bij de VNG landen. Ik houd daarbij wel de
vinger aan de pols.
23.
De leden van de SP-fractie constateren dat de Kamer de afgelopen maanden veel heeft
gedebatteerd over de financiële tekorten in het sociaal domein. Kan de Minister aangeven
hoe de budgettekorten in de jeugdzorg en Wmo 2015 – waar veel gemeenten mee kampen
– samenhangen met de financiële regeling? Krijgen gemeenten met hogere tekorten op
hun budget meer compensatie of is dat niet het geval?
A:
Er wordt onderzoek gedaan naar de noodzaak van structureel extra financiële middelen
voor de jeugdzorg. Dit onderzoek wordt aan het einde van dit jaar opgeleverd.
De financiële regelingen in verband met corona staan geheel los van dit onderzoek.
Het Rijk compenseert gemeenten voor de directe meerkosten die zij aan hun aanbieders
betalen ten behoeve van de extra maatregelen vanwege corona.
24.
De leden van de SP-fractie lezen dat de zorgverzekeraars voor de verschillende sectoren
in de curatieve zorg hebben aangegeven hoe de continuïteit van zorg op korte en langere
termijn geborgd zal worden. De hoogte van de continuïteitsbijdrage is een percentage
van naar verwachting 65%-80% van de in normale omstandigheden door zorgverzekeraars
vergoede omzet, waarbij dit percentage afhankelijk is van de vaste kosten in een bepaalde
zorgsector en de mate waarin de zorgverlening in de sector ondanks de huidige situatie
toch doorgang kan vinden. Deze leden lezen in een interview in Zorgvisie dat onderzoeksbureau
Gupta zal bekijken welke percentages passend zijn.15 Begrijpen deze leden het goed dat de percentages per zorgsector zullen kunnen verschillen?
Op basis waarvan worden de definitieve percentages precies vastgesteld? Zorgverleners
kunnen eventueel al een vooruitbetaling aanvragen. Hoe wordt hiermee omgegaan indien
Gupta op een later moment lagere percentages vaststelt? Tevens vragen deze leden hoe
de zorgverzekeraars precies omgaan met de financiering van de zorg die nu wordt uitgesteld,
maar die op een later moment alsnog wordt verleend.
A:
ZN heeft op 1 mei 2020 bekend gemaakt de continuïteitsbijdrage-regeling te hebben
vastgesteld.16 Zorgaanbieders ontvangen de continuïteitsbijdrage voor het deel van de omzet dat
wegvalt door de coronacrisis. De bijdrage is gebaseerd op de normale omzet die zorgverzekeraars
zouden vergoeden uit de basisverzekering en aanvullende verzekeringen. Van de omzet
die is weggevallen krijgen zorgaanbieders een percentage vergoed. De zorgverzekeraars
hebben, met steun van onafhankelijke partij Gupta Strategists, een percentage per
sector vastgesteld. Voor de meeste zorgaanbieders ligt dit percentage tussen de 75%
en 87% (van die omzet die is weggevallen). Dit geldt voor zorgaanbieders met een omzet
tot 10 miljoen euro. Zorgaanbieders die ondanks deze regeling toch in financiële problemen
dreigen te komen, kunnen contact opnemen met de prefererente zorgverzekeraars (hardheidsclausule).
Voor zorgaanbieders met een omzet boven de 10 miljoen euro zullen zorgverzekeraars
met die zorgaanbieders maatwerkafspraken maken.
Vooruitbetalingen die nu gedaan zijn, zijn bedoeld om aanbieders niet in liquiditeitsproblemen
te laten komen. Een vooruitbetaling die nu al gedaan wordt door zorgverzekeraars zal
verrekend worden met de uit te betalen continuïteitsbijdrage. De continuïteitsbijdrage
hoeft daarna niet terugbetaald te worden. Bij de definitieve vaststelling van de continuïteitsbijdrage
zullen verzekeraars wel rekening houden met de inhaalzorg die de zorgaanbieder levert.
25.
De leden van de SP-fractie vragen of nog een keer duidelijk kan worden toegelicht
welke partijen voor de regelingen in aanmerking komen, wat deze partijen moeten doen
om aanspraak te maken op deze regelingen, hoe deze partijen moeten gaan aantonen dat
zij ervoor in aanmerking komen en hoe na afloop de verantwoording eruit moet zien.
Genoemde leden vragen hoe zorgaanbieders over de regelingen worden geïnformeerd en
of het duidelijk is wat de regeling nu behelst. Zij ontvangen namelijk signalen van
individuele hulpverleners dat niet duidelijk is wat nu precies is afgesproken.
A:
Gecombineerd met antwoord op vraag 26
26.
De leden van de SP-fractie lezen dat dit bijvoorbeeld geldt voor de fysiotherapie.
Deze leden vragen of het klopt dat de regeling niet alleen uitsluitend voor de verzekerde
zorg is die praktijken aanbieden, maar ook voor bijvoorbeeld het gedeelte van de onderneming
dat fitness aanbiedt. Voorts vragen zij of kan worden toegelicht hoe dit zich verhoudt
tot de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS)-regeling.
Daarnaast vragen deze leden welke eisen zorgverzekeraars stellen bij het voorkomen
van gedwongen ontslagen en hoe moet worden omgegaan met werknemers met onzekere contracten
(oproepkrachten, nulurencontracten). Wat is precies de getroffen regeling voor zzp’ers
en tot welk loket moeten zij zich wenden?
A:
Zorgaanbieders kunnen de zorg die gerelateerd is aan corona in rekening brengen. Dit
kan door het in rekening brengen van reguliere prestaties. Daarnaast zijn er twee
door de NZa vastgestelde prestaties, één prestatie voor de meerkosten en één prestatie
voor een continuïteitsbijdrage waarop zorgaanbieders aanspraak kunnen maken. Op basis
van de voorhangbrief die op 15 april aan uw Kamer is gestuurd heeft de NZa concept-
beleidsregels opgesteld, die ter consultatie aan het veld zijn voorgelegd. Op 23 april
2020 is de aanwijzing aan de NZa verstuurd. De NZa heeft de (beleids)regels op 1 mei
2020 gepubliceerd. Deze hebben terugwerkende kracht tot en met 1 maart 2020.
Op de website van de NZa worden FAQ’s gepubliceerd die duidelijkheid geven over de
beleidsregels.
De praktische uitwerking van de regelingen loopt nog, maar zorgverzekeraars communiceren
hier al wel over, via ZN. ZN communiceert vooral via de branchevereveningen, maar
ook via hun eigen website. Daarnaast communiceren individuele zorgverzekeraars ook
met zorgaanbieders over hoe de verschillende regelingen zijn uitgewerkt. Zowel zorgaanbieders
met èn zonder een contract kunnen een beroep doen op de regelingen. Een aanvraag voor
de bijdrage kunnen zorgaanbieders indienen via het VECOZO-portaal.
Deze regelingen gelden alleen voor onder de Zorgverzekeringswet verzekerde zorg en
zorg die wordt vergoed op basis van de aanvullende verzekering. Dit betekent dat omzetderving
op andersoortige activiteiten (zoals fitness) hier niet onder vallen. Zorgaanbieders
worden gevraagd om eerst met de zorgverzekeraar te bezien of via hen steun te krijgen
is voor het onderdeel van de omzetderving uit verzekerde zorg. Met de dan resterende
omzetderving kunnen deze ondernemers vervolgens bezien of zij in aanmerking komen
voor (een van) de Rijksregelingen, zoals de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid
(NOW) of de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS).
Als voorwaarde voor de continuïteitsbijdrage wordt gesteld dat de zorgaanbieder zich
maximaal inspant om zowel op de korte als op de langere termijn zijn bestaande capaciteit
in stand te houden, zowel voor wat betreft personeel als voor middelen in de meest
ruime zin van het woord. Dit betekent ten aanzien van personeel dat de zorgaanbieder
in zijn rol als werkgever géén ontslag op grond van bedrijfseconomische redenen zal
aanvragen voor zijn werknemers gedurende de periode waarin de zorgaanbieder de continuïteitsbijdrage
ontvangt.
Tot slot vraagt u welke regeling precies getroffen is voor zelfstandig ondernemers.
Zelfstandig ondernemers in de zorg worden net als andere ondernemers geacht om eerst
met de zorgverzekeraar te bezien of via hen steun te verkrijgen is. Als het inkomen
– ook na deze steun – onder het sociaal minimum blijft dan kunnen deze ondernemers
in aanmerking komen voor de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers
(Tozo). Deze maatregel is onderdeel van het noodpakket banen en economie dat het kabinet
op 17 maart jl. heeft aangekondigd. De Kamer is hierover geïnformeerd per brief van
27 maart jl. en tijdens het wetgevingsoverleg van 14 april jl. is de regeling besproken.
De Tozo is op 21 april 2020 gepubliceerd in het Staatsblad17 en de dag daarna in werking getreden, met terugwerkende kracht tot en met 1 maart
2020.
27.
Deze leden vragen tevens waarop het drempelbedrag van 250 euro is gebaseerd en of
alle fysiotherapeuten hier wel aan kunnen voldoen. Zij vragen of deze eis aangepast
kan worden zodat het geen onnodige drempel opwerpt voor kleinere praktijken.
A:
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 7.
28.
De leden van de SP-fractie vragen of zorgaanbieders die ondanks de continuïteitsbijdrage
nog steeds omzetverlies lijden, aanspraak kunnen maken op andere regelingen zoals
de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo) of de Tijdelijke
Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW). Op welke manier wordt de continuïteitsbijdrage
verrekend als tijdens de inhaalslag na afloop hogere productie plaatsvindt? Wordt
hierbij rekening gehouden met de hogere zorgvraag als gevolg van corona?
A:
Ja, zorgverleners kunnen gebruik maken van de andere overheidsregelingen indien zij
vanwege het resterende omzetverlies nog steeds aan de voorwaarden voldoen.18 De continuïteitsbijdrage heeft tot doel de continuïteit van de zorg nu en straks
te borgen, en is een bijdrage die zorgaanbieders ontvangen die door de crisis tijdelijk
geen of weinig zorg kunnen leveren. Tegenover deze continuïteitsbijdrage staat dat
zorgverzekeraars voor inhaalzorg minder dan het gebruikelijke tarief betalen. De percentages
voor de continuïteits-bijdrage en de vergoeding voor inhaalzorg variëren per zorgsector.
Op de website van Zorgverzekeraars Nederland staan een praktische uitwerking en ook
voorbeelden.
29.
De regelingen gaan ook gelden voor ongecontracteerde zorgaanbieders, die een soort
van tijdelijk contract moeten afsluiten met de zorgverzekeraars. Hoe gaat dit precies
in het werk, zo vragen de leden van de SP-fractie. Komen alle ongecontracteerde zorgaanbieders
voor deze regeling in aanmerking? Wat voor contract moeten ze precies afsluiten en
welke eisen brengt dit precies voor deze partijen met zich mee?
A:
In hun brief van 5 april jl. hebben zorgverzekeraars de zorgaanbieders geïnformeerd
over de continuïteitsbijdrage–regeling. Zorgverzekeraars hebben in deze brief aangegeven
dat deze regeling open zal staan voor alle zorgaanbieders (met of zonder zorgcontract)
die zorg verlenen die valt onder de basisverzekering of de aanvullende zorgverzekering
en die voldoen aan de nog uit te werken voorwaarden. De regeling staat dus ook open
voor zorgaanbieders zonder contract.
Zorgaanbieders in bepaalde branches die écht niet konden wachten tot mei omdat de
financiële nood hoog was, konden (onder bepaalde voorwaarde) vanaf 14 april (gecontracteerde
zorgaanbieders) en vanaf 22 april (niet-gecontracteerde zorgaanbieders) gefaseerd
een vooruitbetaling aanvragen. Het gaat om zorgaanbieders die actief zijn in de branches:
eerstelijns laboratoria, mondzorg, kraamzorg, fysiotherapie, oefentherapie, ergotherapie,
wijkverpleging, zittend ziekenvervoer en zelfstandige behandelcentra in de medisch
specialistische zorg.
Niet-gecontracteerde zorgaanbieders die gebruik willen maken van de regeling continuïteitsbijdrage
zullen een betalingsovereenkomst moeten ondertekenen die bij de regeling hoort. De
betaalovereenkomst is nadrukkelijk geen zorgovereenkomst maar noodzakelijk om gebruik
te kunnen maken van de regeling continuïteitsbijdrage. Er is nog geen definitieve
versie van de overeenkomsten beschikbaar.
30.
De regelingen van de zorgverzekeraars lopen in eerste instantie tot eind juni. Wanneer
wordt besloten dat deze regeling verlengd wordt? Deze leden vragen waar dit besluit
precies vanaf hangt. Waarom zijn de steunmaatregelen vooralsnog in duur beperkt tot
30 juni, terwijl nu al te voorzien is dat de effecten van de coronapandemie op de
ggz het gehele jaar 2020 (en mogelijk ook daarna) groot zullen zijn en een toename
in de zorgvraag te verwachten is?
A:
Hoe lang de continuïteitsbijdrage-regeling nodig gaat zijn is nu nog niet te zeggen.
Hij is geldig tot 30 juni 2020. Aangezien nog niet bekend is hoe lang de crisis gaat
duren, is het nog te vroeg om iets te zeggen over een mogelijke verlenging.
31.
De leden van de SP-fractie vragen of de regeling zoals deze nu is vormgegeven genoeg
is om de ggz-sector voldoende te steunen, aangezien de ggz nu de hardste klappen lijkt
te krijgen.19 De ggz heeft vijf financieringsstromen. Alle partijen behalve de zorgverzekeraars
hebben gezamenlijk afspraken gemaakt. Waarom doen de zorgverzekeraars hier niet aan
mee? Waarom wijken de maatregelen die de zorgverzekeraars nemen zo af van de afspraken
die er nu liggen betreffende andere financieringsstromen? Zou het niet beter zijn
als er één regeling komt waar alle partijen achterstaan? Hoe verhoudt het percentage
van 65–80% zich tot het gegeven dat voor de ggz bijna alle kosten (bijvoorbeeld huur-
en personeelskosten) gewoon doorlopen en vaak hoger zijn dan deze 65–80%, en tot het
feit dat de marges in de ggz al jaren klein zijn, er op dit moment minder doorverwijzingen
zijn en tot het feit dat in veel ggz-instellingen de zorg gewoon doorloopt waarbij
momenteel juist vaak meer kosten worden gemaakt dan in de normale situatie? De leden
van de SP-fractie vragen of de Minister het met hen eens is dat de nu voorgestelde
regeling niet voldoende is, aangezien veel partijen de variabele kosten niet in dergelijke
(door de zorgverzekeraars verwachte) mate kunnen drukken en juist ook op langere termijn
ggz-zorg gegarandeerd moet blijven. Genoemde leden vragen of de Minister van plan
is extra maatregelen te nemen voor partijen waarvoor deze regeling niet voldoende
is en om daarmee de ggz-zorg overeind te houden.
A:
De maatregelen die vanuit de verschillende domeinen worden genomen bevatten op hoofdlijnen
dezelfde elementen: er wordt voorzien in een vergoeding van meerkosten van de zorgverlening
in verband met corona, een vergoeding voor gederfde omzet en maatregelen in de sfeer
van bevoorschotting om de liquiditeitsproblemen van zorgaanbieders te voorkomen. Daarnaast
trekken financiers binnen hun respectievelijke domeinen zo veel mogelijk met elkaar
op: binnen het sociaal domein bijvoorbeeld (Wmo2015 en Jeugdwet) hebben gemeenten,
verenigd in de VNG, en het Rijk afspraken gemaakt over de uitwerking van de financiële
regelingen.
20
Wat betreft het domein van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de aanvullende verzekering
heeft ZN op 1 mei 2020 bekend gemaakt de continuïteitsbijdrageregeling te hebben vastgesteld.
Zorgaanbieders ontvangen de continuïteitsbijdrage voor het deel van de omzet dat daalt
door de coronacrisis. De bijdrage is gebaseerd op de normale omzet die zorgverzekeraars
zouden vergoeden uit de basisverzekering en aanvullende verzekeringen. Van de omzet
die is weggevallen krijgen zorgaanbieders een percentage vergoed. Vanwege de afwijkende
bekostigingssystematiek werken zorgverzekeraars voor de ggz aan een aangepaste regeling,
die rekening houdt met de kenmerken van de bekostiging in de ggz. Zorgverzekeraars
benadrukken dat ook de ggz-sector op hun steun kan rekenen. De inspanningen zijn maximaal
en er op gericht de ggz-sector zo snel mogelijk te informeren over deze aangepaste
regeling. Zorgaanbieders die ondanks deze regeling toch in financiële problemen dreigen
te komen, kunnen contact opnemen met de prefererente zorgverzekeraars (hardheidsclausule).
De NZa houdt toezicht op de uitvoering van de zorgplicht door zorgverzekeraars, ook
tijdens deze coronacrisis.
Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie
De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben met belangstelling de brief
gelezen over onder andere de maatregelen die zorgverzekeraars nemen om zorgverleners
en verschillende zorgsectoren overeind te houden. Deze leden hebben een aantal vragen
ter verduidelijking, die zij hieronder bondig delen.
32.
Deze leden ontvangen graag een overzicht van welke maatregelen per sector zijn genomen
en per wanneer. Kan de Minister tevens een overzicht geven van de reeds uitgekeerde
bedragen? Kan daarnaast een overzicht gegeven worden van zorginstellingen waarvan
een verzoek om vooruitbetaling, versnelde uitbetaling, compensatie of continuïteitsbijdrage
is afgewezen? Kan een overzicht per sector gegeven worden van de percentages van de
omzet waarop de continuïteitsbijdrage is gebaseerd?
Tevens vragen deze leden hoe dit percentage wordt vastgesteld en door welke onafhankelijke
derde partij dit wordt gedaan.
A:
Voor een overzicht van de maatregelen die per sector zijn genomen alsmede de vraag
over de percentages en hoe deze zijn vastgesteld, verwijs ik u naar het antwoord op
vraag 20.
Een overzicht van reeds uitgekeerde bedragen is er niet. Ik heb ook geen overzicht
van afwijzingen. Verzekeraars zijn verantwoordelijk voor het geven van voorschotten.
33.
De leden van de fractie van de PvdA vragen of de Minister kan toelichten hoe bij het
bepalen van de toekenning van een voorschot wordt bepaald of sprake is van acute nood.
Hoeveel instellingen en zorgbedrijven zal naar schatting de continuïteitsbijdrage
onvoldoende zijn om een faillissement te voorkomen?
A:
De vooruitbetalingsregeling was bestemd voor zorgaanbieders die werken in de branches:
eerstelijns laboratoria, mondzorg, kraamzorg, fysiotherapie, oefentherapie, ergotherapie,
wijkverpleging, zittend ziekenvervoer en zelfstandige behandelcentra in de medisch
specialistische zorg die echt acuut in financiële problemen kwamen en niet konden
wachten tot de continuïteitsbijdrage in mei. De vooruitbetaling kon online worden
aangevraagd (VECOZO) en wordt verrekend met de continuïteitsbijdrage. Het is aan zorgaanbieders
zelf om hun financiële situatie te beoordelen en te beslissen of zij de vooruitbetaling
aanvragen.
De continuïteitsbijdrage is bedoeld om zorgaanbieders te compenseren voor een lagere
omzet als gevolg van de coronacrisis, zodat zij niet in financiële problemen komen
door deze crisis. Met de continuïteitsbijdrage wordt de toegankelijkheid van zorg
voor de korte en langere termijn geborgd. Het is echter niet uit te sluiten dat er
instellingen zijn die uiteindelijk toch failliet gaan, bijvoorbeeld omdat zij er al
voor de corona-uitbraak financieel slecht voor stonden. Hoeveel dat er zijn is nu
niet te zeggen.
Het is hierbij goed om op te merken dat zorgverzekeraars zorgplicht hebben. Dit betekent
dat zij, ook in geval van een faillissement, ervoor moeten zorgen dat hun verzekerden
toegang hebben tot de zorg die zij nodig hebben. Wanneer meer aanbieders en mogelijk
ook groepen aanbieders in financiële problemen komen kan dit risico’s met zich meebrengen
voor de zorgplicht. Ook als het gaat om aanbieders die stuk voor stuk niet essentieel
zijn voor de zorgplicht, kunnen zij dat collectief wel zijn. De NZa is zich hier ook
van bewust en neemt dit nadrukkelijk mee in het toezicht op de zorgplicht. Het is
goed dat zorgverzekeraars met deze continuïteitsbijdrage zich maximaal inzetten om
faillissementen te voorkomen en aan hun zorgplicht te voldoen.
34.
Wat betekent de COVID-19 crisis voor het afsluiten van de nieuwe contracten? Voorts
vragen genoemde leden hoe voorkomen wordt dat opnieuw niet alle contracten op tijd
zijn afgesloten. Wordt overwogen om bestaande contracten een jaar te verlengen, zo
nee waarom niet? Hoe groot wordt de omvang van de maatregelen door zorgverzekeraars
geschat? Tevens vragen deze leden welk deel daarvan zorg betreft die later ingehaald
en verrekend kan worden en bij welk deel het voor zorgverzekeraars om extra kosten
gaat. Uit welke post op de begroting worden de maatregelen door zorgverzekeraars betaald?
A:
Ik heb inderdaad al signalen gekregen dat er vertraging zou kunnen ontstaan bij het
sluiten van contracten voor 2021. De inkoopcyclus is op 1 april jl. gestart en zou
in de komende maanden op gang moeten komen. Ik begrijp dat de prioriteit op dit moment
ergens anders ligt. Het is nog niet bekend of er bijvoorbeeld voor wordt gekozen bestaande
contracten een jaar te verlengen. Ik ga dit in het kader van de opschaling van de
reguliere zorg bespreken met partijen.
Er is nog geen schatting te geven van de omvang van alle maatregelen, hoeveel zorg
kan worden ingehaald en verrekend kan worden. Zorgverzekeraars maken afspraken met
zorgaanbieders over vergoeding van meerkosten en omzetverlies/vraaguitval als gevolg
van corona. De vergoedingen door verzekeraars worden zichtbaar in het Financieel Beeld
Zorg bij de begrotingsstukken van het Ministerie van VWS. Voor zover de Zvw-uitgaven
boven de eerdere ramingen uitkomen, zijn deze meeruitgaven in beginsel voor rekening
en risico van de zorgverzekeraars. Meerkosten als gevolg van corona kunnen zorgverzekeraars
inbrengen in de catastroferegeling op grond van art. 33 Zvw. We zijn in overleg met
zorgverzekeraars om zicht te krijgen op de budgettaire gevolgen van de COVID-19 crisis.
Onzekerheid over de duur en diepte van de gevolgen voor de zorg vormen een belemmering
om daarover thans uitspraken te kunnen doen.
35.
Welke maatregelen zijn mogelijk om premiestijging te voorkomen en in hoeverre 2021?
Hoeveel reserve is beschikbaar bij zorgverzekeraars om extra kosten ten gevolge van
de COVID-19 crisis op te vangen?
A:
Op dit moment is er nog geen zicht op de financiële gevolgen van de coronacrisis.
Er wordt hard gewerkt om die in kaart te brengen, maar dat zal waarschijnlijk nog
de nodige tijd duren.
Gelijktijdig wordt bezien welke mogelijke gevolgen er zijn voor de zorgpremies en
hoe daarmee om te gaan. De totaal aanwezige solvabiliteit bedroeg aan het einde van
2019 circa € 10 miljard. De Nederlandsche Bank stelt aan zorgverzekeraars eisen omtrent
de minimaal aan te houden reserves.
36.
Tevens willen de leden van de fractie van de PvdA graag weten of de Minister bereid
is de afspraken voor kleinschalige wooninitiatieven rondom de financiering van meerkosten
ten gevolge van het inzetten van extra zorg eenvoudiger vorm te geven. Deze leden
vragen of de Minister bereid is de eis van het laten meetekenen van een wettelijk
vertegenwoordiger tijdelijk op te schorten, aangezien dit een enorm complicerende
werking heeft vanwege het bezoekverbod. Tenslotte vragen deze leden of de Minister
tevens bereid is kleinschalige wooninitiatieven te compenseren voor het feit dat zij
na het overlijden van een bewoner geen nieuwe bewoner kunnen aannemen.
A:
In de afgelopen periode heeft het Ministerie van VWS, samen met de ketenpartijen,
een pakket met maatregelen getroffen zodat zorgcontinuïteit nu en in de toekomst gewaarborgd
blijft voor zowel budgethouder als zorgverlener, waaronder kleinschalige wooninitiatieven.
De nieuwe maatregelen zijn zo ingericht dat ze zoveel mogelijk aansluiten bij de reguliere
pgb-processen, zodat deze processen niet complexer en langer worden dan nodig is.
Het pgb is gebaseerd op het principe dat een budgethouder zelf zorg inkoopt en hiervoor
een contractuele relatie aangaat met een zorgaanbieder. Wanneer de budgethouder hiertoe
niet in staat is, zal de wettelijk vertegenwoordiger deze taken overnemen. Zodoende
is de rechtmatigheid van de besteding van zorggeld gewaarborgd. Het tijdelijk opschorten
van het meetekenen van de wettelijke vertegenwoordiger is hierom dan ook niet gewenst.
Voor een snelle indiening van een aanvraag voor extra kosten vanwege corona kan gebruik
worden gemaakt van digitale oplossingen. De leden vragen of ik bereid ben kleinschalige
wooninitiatieven te compenseren wanneer bewoners overlijden en er geen nieuwe bewoners
aangenomen kunnen worden. Ik ga bij deze vraag ervan uit dat de leden pgb-gefinancierde
woonvormen bedoelen. Ik realiseer mij dat de getroffen pgb-maatregelen geen oplossing
bieden voor het inkomstenverlies dat ontstaat als een pgb-houder overlijdt en het
tijdelijk niet mogelijk blijkt deze plaats op te vullen. Daarom verken ik met verschillende
betrokken partijen of en zo ja hoe kleinschalige wooninitiatieven hiervoor – wat betreft
de zorgkosten – gedurende de coronacrisis gecompenseerd kunnen worden.
37.
De leden van de fractie van de PvdA vragen of de Minister bereid is binnen de ongecontracteerde
zorg het cessieverbod waarbij betaling aan de zorgverlener via de cliënt loopt tijdelijk
buiten werking te stellen.
A:
In hun brief van 5 april jl. hebben zorgverzekeraars aangegeven dat zij afspraken
hebben gemaakt met zorgaanbieders over het sneller declareren en uitbetalen van declaraties
voor verleende zorg. Daardoor worden in de maand april honderden miljoenen versneld
aan de sector uitbetaald, waarmee een bijdrage is geleverd aan voldoende liquiditeit.
In hun brief van 25 maart jl. hebben zorgverzekeraars aangegeven dat het aanvraagproces
voor machtigingen waar mogelijk nog verder wordt versneld en dat controles gepast
worden ingezet, rekening houdend met de genomen crisismaatregelen zodat zorgtaken
nu niet onnodig worden belemmerd.
Zorgverzekeraars hebben niet aangegeven daarnaast ook het cessieverbod buiten werking
te willen stellen. Ik zie op dit moment geen aanleiding daarover met verzekeraars
in gesprek te gaan. Indien zich al een probleem voor verzekerden zou kunnen voordoen
met het cessieverbod, kunnen verzekerden ervoor kiezen een gecontracteerde zorgaanbieder
in de arm te nemen. Dan hebben zij de garantie dat de rekening door de zorgverzekeraar
vergoed wordt.
38.
Kan de Minister toelichten hoe gemeenten gecompenseerd worden voor de extra kosten
die zij momenteel maken? Tenslotte, kan de Minister inzicht bieden in de verschillende
maatregelen die worden getroffen door gemeenten, of deze verschillen wenselijk zijn
en zo nee, op welke manier deze uniform kunnen worden ingevoerd?
A:
Gemeenten worden door het Rijk gecompenseerd voor directe meerkosten die zij aan hun
aanbieders betalen ten behoeve van de extra maatregelen vanwege corona. Het Rijk en
de VNG zijn nu in gesprek over de definitie van meerkosten en de wijze van compensatie.
Deze richtinggevende afspraken tussen Rijk en de VNG gelden eenduidig voor alle gemeenten
en aanbieders. Om de administratieve lasten zo laag mogelijk te houden, pleiten het
Rijk en de VNG voor uniformiteit bij het doorvoeren van deze richtinggevende afspraken
bij gemeenten en aanbieders.
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
maatregelen die zorgverzekeraars nemen om zorgaanbieders te ondersteunen in paragraaf
11 van de brief. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
39.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn er positief over gestemd dat afspraken zijn
gemaakt met zorgverzekeraars voor zorgaanbieders die zorg leveren onder de Zorgverzekeringswet
(Zvw) en over het pgb, en dat hiermee zorgaanbieders in staat worden gesteld om op
zowel op korte als op lange termijn continuïteit van de zorg en ondersteuning te borgen.
Genoemde leden vinden het belangrijk dat de vergoeding van de huidige kosten toereikend
is om deze continuïteit te borgen. Deze leden vinden het dan ook van het grootste
belang dat voorkomen wordt dat instellingen fors moeten bezuinigen omdat de maximale
vergoeding van 85% voor bijvoorbeeld de ggz-instellingen ontoereikend blijkt te zijn.
Deelt de Minister de opvatting dat ggz-instellingen nagenoeg geen mogelijkheid hebben
om te besparen op hun variabele kosten, omdat de kostenstructuur van ggz-instellingen
zich kenmerkt door voornamelijk vaste kosten die op dit moment gewoon doorlopen en
het onwenselijk is te bezuinigen op personeelskosten?
A:
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 31.
40.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben begrepen dat zorgverzekeraars de zorgaanbieders
oproepen om zich stap voor stap te melden en alleen bij acute financiële nood, om
zo te voorkomen dat kwetsbare aanbieders langer moeten wachten.21 Daarentegen roept bijvoorbeeld het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
(KNGF) alle fysiopraktijken op om op 14 april een continuïteitsbijdrage van 70% aan
te vragen.22
Genoemde leden vragen de Minister hoe hij samen met de zorgverzekeraars en brancheorganisaties
wil voorkomen dat kwetsbare aanbieders door overvraging van de zorgverzekeraars te
lang moeten wachten op de vergoeding.
A:
Zorgverzekeraars deden hun uiterste best de aanvragen voor de vooruitbetalingsregeling
zo snel mogelijk af te handelen en riepen zorgaanbieders op om enkel van de vooruitbetalingsregeling
gebruik te maken als acute financiële nood heerst. Er hebben zich bij de uitvoering
van de vooruitbetalingsregeling geen vertragingen voorgedaan als gevolg van onverwacht
hoge aantallen aanvragen voor een vooruitbetaling.
41.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat nog enige onduidelijkheid bestaat
over de vraag wat «binnen en buiten» de omzet en vergoeding valt. Kan de Minister
toelichten hoe aanvragen van ongecontracteerde zorgaanbieders worden behandeld waarbij
wordt gewerkt met hogere tarieven (oftewel: met hogere eigen bijdragen van patiënten)
dan wel met geheel eigen betalingen indien patiënten niet aanvullend verzekerd zijn,
zo vragen deze leden. Is nu voldoende geborgd dat ook ongecontracteerde aanbieders
een beroep kunnen doen op de continuïteitsbijdrage?
A:
In hun brief van 5 april jl. hebben zorgverzekeraars aangegeven dat de continuïteitsbijdrage–regeling
open staat voor alle zorgaanbieders (met of zonder zorgcontract) die zorg verlenen
die valt onder de basisverzekering of de aanvullende zorgverzekering en die voldoen
aan de nog uit te werken voorwaarden.
Zorgaanbieders ontvangen de continuïteitsbijdrage voor het deel van de omzet dat daalt
door de coronacrisis. De bijdrage van de zorgverzekeraars is gebaseerd op de normale
omzet die zorgverzekeraars zouden vergoeden uit de basisverzekering en aanvullende
verzekeringen. Eigen bijdragen vallen buiten de regeling van de zorgverzekeraars.
Zorgaanbieders zonder contract worden bij deze regeling op dezelfde manier behandeld
als zorgaanbieders met een contract.
42.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister nader toe te lichten waarom
de steunmaatregelen vooralsnog beperkt zijn in duur tot 30 juni, terwijl nu al te
voorzien is dat de effecten van de coronapandemie op het gehele jaar 2020 (en mogelijk
ook daarna) groot zullen zijn?
A:
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 16.
Vragen en opmerkingen van de 50PLUS-fractie
De leden van de fractie van 50PLUS hebben enkele vragen over de maatregelen die zorgverzekeraars
momenteel nemen om zorgverleners en verschillende zorgsectoren overeind te houden.
De coronacrisis heeft een grote impact op zorgverleners en zorgsectoren. Genoemde
leden zijn erg blij dat er nu een regeling komt voor deze groep.
43.
De leden van de fractie van 50PLUS hebben nog wel een aantal vragen over de continuïteitsbijdrage.
Ten eerste is de continuïteitsbijdrage naar verwachting 65–80% van de in normale omstandigheden
vergoede omzet. Wat wordt gezien als normale omstandigheid? Hoe wordt dit berekend
bij zorgaanbieders die kortgeleden zijn begonnen? Ten tweede hebben genoemde leden
een vraag over de besteding van deze bijdrage. Mag de zorgaanbieder zelf bepalen waaraan
hij de continuïteitsbijdrage zal besteden?
A:
ZN heeft op 1 mei 2020 bekend gemaakt de continuïteitsbijdrage-regeling te hebben
vastgesteld. Zorgaanbieders ontvangen de continuïteitsbijdrage voor het deel van de
omzet dat wegvalt door de coronacrisis. De bijdrage is gebaseerd op de normale omzet
die zorgverzekeraars zouden vergoeden uit de basisverzekering en aanvullende verzekeringen.
Van de omzet die is weggevallen krijgen zorgaanbieders een percentage vergoed. De
zorgverzekeraars hebben, met steun van onafhankelijke partij Gupta Strategists, een
percentage per sector vastgesteld. Voor de meeste zorgaanbieders ligt dit percentage
tussen de 75% en 87% (van die omzet die is weggevallen). Dit geldt voor zorgaanbieders
met een omzet tot 10 miljoen euro. Zorgaanbieders die ondanks deze regeling toch in
financiële problemen dreigen te komen, kunnen contact opnemen met de prefererente
zorgverzekeraars (hardheidsclausule). Voor zorgaanbieders met een omzet boven de 10 miljoen euro
zullen zorgverzekeraars met die zorgaanbieders maatwerkafspraken maken. De zorgaanbieders
mogen de bijdrage besteden aan zaken die nodig zijn om de continuïteit van zorg te
borgen. Als voorwaarde wordt gesteld dat de zorgaanbieder zich maximaal inspant om
zowel op de korte als op de langere termijn zijn bestaande capaciteit in stand te
houden, zowel voor wat betreft personeel als middelen in de meest ruime zin van het
woord.
44.
Ten derde hebben deze leden een vraag over de financiering van de extra persoonlijke
beschermingsmiddelen. Worden de materialen vergoed door middel van het financieren
van de gemaakte kosten of krijgen de zorgaanbieders een vast bedrag dat zij kunnen
besteden?
A:
De kosten van extra persoonlijke beschermingsmiddelen behoren tot de meerkosten als
gevolg van de COVID-19 crisis waarover zorgaanbieders afspraken kunnen maken met zorgverzekeraars,
zorgkantoren en gemeenten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier